uikerziekte
KAAGWEEK- VOORVALLETJE
TOT EEN TROUWDAG
ZONDAGSBLAD 18 AUGUSTUS 1951
(Van onze medische medewerker
7E was een forse dame van even in
de vijftig; wat gebogen rug, blauw
paars gelaat. Men zou denken, dat ze
wel eens een borreltje dronk, maar
niets was minder waar dan dat. Ze
was een goede ziel met hart voor de
zaak, die zij meer dreef dan haar man
met zijn eigenaardige opvattingen
over negotie, met nemen van risico's
en andere perikelen uit het bedrijfs
leven. Als hij onverantwoordelijke in
kopen gedaan had, zat zij er erg mee
en probeerde het juridisch mogelijke
door verstandig en rustig overleg ge
daan te krijgen.
Het verwonderde me dan ook niets,
dat zij mét klachten over vermoeid
heid, lusteloosheid en pijn in de benen
op mijn spreekuur kwam. Ze had
platvoeten, dat wist ik. Ik combineer
de deze met het lange staan achter
de toonbank, terwijl ze bovendien met
een werkster gedurende een paar da
gen der week, de huishouding moest
doen. En dan, als je hard moet wer
ken om de eindjes aan elkaar te
knopen en tegelijk uit moet kijken
of je man geen rare bokkensprongen
maakt, moét je wel doodop worden.
Haar tranen welden overvloedig op
terwijl ze mij haar klachten vertelde.
(Vervolg van pag. 2)
WAS ZIJN LEVEN
cloellocó
„Ik heb geprobeerd om te bidden."
Het kwam er aarzelend uit, als een be
kentenis. „Maar weet je wat ik vind?
Toen ik gezond was, wou ik er niet van
weten, en om nou te geloven, nou er
toch niks meer aan me op te lappen is,
lijkt me., ja, hoe zal ik het zeggen.,
net als een dienstweigeraar, die z'n ei
gen komt melden als hij invalide is ge
worden."
Piet klemde plots zijn lippen stijf op
een en zijn gezicht vertrok door de
snijdende pijnen in zijn gesloopte
lichaam.
Met deernis zag Leendert hem aan.
Van de jonge sterke kerel was inder
daad niet veel meer over dan een hope
loos wrak.
Maar lag dit wrak niet vlak voor de
veilige haven?
Toen het gezicht van de lijder na de
£ijnaanval zich weer ontspande, vroeg
eendert aarzelend:
„Piet, lees je wel eens in de Bijbel?'
Piet knikte en wees naar het Bijbeltje,
dat op het nachtkastje lag.
Leendert nam het op en bij het openen
viel zijn oog op het schutblad waarop
met stijve letters geschreven stond: ..bij
het verlaten der Zondagsschool uitge
reikt aan Pieter Graafland".
Ja, dat was weer een hele tijd geleden
dat ze samen op de Zondagsschool gin
gen. Hun wegen waren wel erg uiteen
gelopen en nu door hun werken op de
zelfde fabriek weer wonderlijk samen
gekomen.
Hij bladerde door het weinig gebruikte
Bijbeltje tot hij gevonden had wat hij
„Luister eens wat hier staat: Het ge-
krookte riet zal Hij niet verbreken en de
rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen.
Kijk, dat zijn nou van die waardeloze
dingen voor ons. mensen; wij smijten
ze weg. Maar God bekijkt ze met andere
ogen als wij. Waarom zou anders de
Goede Herder juist dat ene afgedwaalde
schaap gaan zoeken?.. En hier staat:
Ik ben gevonden van hen, die naar Mij
niet vraagden; Ik ben gevonden van de
genen, die Mij niet zochten.."
Leendert praatte maar door. Zo vrij
moedig had hij nog nooit met Piet ge-
Siroken over deze dingen. Het scheen
sof alle beschroomdheid door een on
zichtbare hand weggevaagd was.
Tenslotte gingen zijn ogen echter on
der het spreken in de richting van het
klokje, dat op het nachtkastje stond en
meteen rees hij op.
„Nou ga ik naar huis jö. Jij maakt
Je anders veel te druk en dan slaap je
vannacht niet"
Piet weerde hem met een handbewe
ging af.
„Kom je nog eens gauw terug?'
„Ja ja, graag hoor! Nou, het beste
Piet en sterkte!"
Piets moeder liet hem uit en even la-
£?r liep Leendert met een hoofd vol ge-
achten weer op de dijk.
De storm bulderde nog met onvermin
derde kracht om hem heen, maar hij
lette er nauwelijks op.
Een uurtje geleden had hij hier ook
gelopen, vechtend tegen de storm en te
gen de bitterheid in zijn hart om wat
le noemde: z'n stukgeslagen levens
werkkring op de fabriek precies in het
plan van zijn Hemelse Vader?
Leenderts ogen gingen naar boven,
waar wolkenflarden langs de hemel
Joegen.
„Here, zeg Gij het maar en breng me
■aaar waar Gij werk voor me hebt!'
en ERFELIJKHEID
Ik had met haar te doen. Ze kon er
niet meer tegen op. Het was als hoor
de zij het onheilspellende gerommel
van een kaderende lawine: haar man
en haar zaak, zij ziek op bed.' Ik keek
nog eens naar haar benen en voeten.
Neen, de pijnen zoals zij die aangaf,
waren toch niet helemaal typisch voor
doorgezakte voeten. Ik stelde nog
verschillende vragen over dorst, eet
lust, vermagering, jeuk, ogen en vele
andere onderwerpen waardoor ver
schillende orgaansystemen de revue
passeerden. Haar levensomstandighe
den kon ik niet veranderen, dat stond
vast. Het enige wat ik wel doen kon,
was, haar lichamelijk en geestelijk
zo fit mogelijk trachten te maken.
Het onderzoek viel erg mee. Aan
hart, longen en buikorganen vond ik
geen afwijkingen van betekenis. De
urine bevatte echter een paar procent
suiker. Ze was zeer verbaasd en vroeg
me, hoe ze daaraan kwam. De mens
wil de samenhang der dingen door
schouwen en vraagt naar directe en
aanleidende oorzaken. Haar vraag
werd mijnerzijds door een wedervraag
beantwoord: „Heeft u familieleden,
natuurlijk geen aangetrouwden, die
suikerziekte hebben? Een broer, een
zuster, een oom, een tante? Aan welke
ziekten zijn uw ouders gestorven?"
Door de snelle ontwikkeling van de
erfelijkheidsleer zijn verschillende in
wendige ziekten in het centrum der
belangstelling gekomen. Een van die
ziekten is de suikerziekte. Door het
aanleggen van stambomen en verder
systematisch onderzoek heeft men
kunnen aantonen, dat bijna de helft
van alle patiënten met suikerziekte
één of meer familieleden met suiker
ziekte heeft. Een moeilijkheid bij het
onderzoek is, dat suikerziekte zich
meestal op middelbare leeftijd of nog
later pas meldt. Niet alle familieleden
bereiken deze leeftijd. Men ontmoet
daarom niet zelden patiënten, die aan
vankelijk opgegeven hebben, dat er
geen suikerziekte in de familie voor
komt, doch later op deze mededeling
terugkomen, omdat juist bij een broer
of zuster ook suikerziekte ontdekt is.
Ook kan een van de ouders overlijden
voordat de suikerziekte zich gemani
festeerd heeft, terwijl de aanleg toch
overgedragen is op de kinderen.
Daar de erfelijkheid een van de be
langrijkste oorzaken voor het ontstaan
van suikerziekte is, kan men in het
algemeen zeggen, dat iemand met de
aanleg om suikerziekte te krijgen ge
boren wordt. Hebben beide ouders
suikerziekte, dan zullen alle kinderen,
als zij lang genoeg leven, suikerziekte
De groentenmarkt van Sammeisbiug (Z.H.)
krijgen. Heeft slechts één van de
ouders, b.v. de vrouw, deze ziekte, dan
rekent men dat 4 van de 10 kinderen
suikerziek zullen worden, als in de
familie van de vrouw suikerziekte voor
komt, ook al is hijzelf vrij. Suikerzieke
patiënten zouden allen moeten trou
wen met partners uit families, waarin
de erfelijke aanleg voor suikerziekte
geheel ontbreekt. Mettertijd zou dan
deze ziekte verdwijnen. In de familie
van onze patiënte was een tante over
leden aan suikerziekte. Patiënte heeft
een krap dieet gekregen, waarbij haar
lichaamsgewicht geleidelijk afnam. Ze
heeft zich geheel hersteld en kon met
dieet, zonder inspuitingen van insuline,
haar stofwisselingsstoornis bedwingen.
Nu hebben natuurlijk verschillende
lezers met één of meer suikerzieke
familieleden een brandende vraag op
het hart: „Wat kunnen we doen om
het ontstaan van suikerziekte tegen te
gaan?" Uit het nauwkeurig onderzoek
van tweelingen, die precies op elkaar
leken, is duidelijk gebleken, dat vet
zucht het ontstaan van suikerziekte
bevordert. Met andere woorden: de
dikste van de tweelingen kreeg de
ziekte vaak vele jaren vroeger en in
ernstiger mate, dan de magere. Voor
kom vetzucht, eet matig, zorg voor
voldoende lichaamsbeweging en de
kansen om suikerziekte te krijgen zijn
aanzienlijk geringer.
Ooggeluigeverslag van een
Het gebeurde tijdens de Kaagweek.
Het weer was veelbelovend en de
eigenaars en huurders van de diver
se aan de Kaag liggende boten wa
ren gepakt en gezakt aangekomen om
getuige te zijn van de strijd, die er
weer vijf dagen lang gestreden zou
worden.
De bekenden hadden elkaar al be
groet en van het mooie weer maak
ten velen gebruik om zich door het
zonnetje te laten koesteren.
Op het weiland van boer Van Schie
kwamen de opvouwbare tuinstoelen
en de tuinparasols te voorschijn en
men verlustigde zich al in het idee
om weer eens heerlijk van al dat
landelijk gedoe te genieten.
Wat heb jij een lol.
Ja, ik hoor net dat maatregelen
zijn genomen tegen 't onderscheppen
van tele graaf berichten.
Tot goed begrip diene, dat de be
woners van de boten gebruik mogen
maken van het weiland; dat men
daar mag liggen zonnen en rondom
de tuinparasols worden de stoelen ge
schaard en de koffie of thee genoten.
Zo ook was het die Zaterdagmiddag
van de Kaagweek en de nieuwe aan
winsten van boer Van Schie, de jonge
varkens en kalveren, waren al be
keken en men was rustig „aan boord'*
gegaan om zich de avondboterham
te laten smaken.
Als men zo enige dagen, of soms
weken aan de Kaag woont, dan kan
men vaak onverwacht bezoek krijgen;
familie,vrienden en kennissen ko
men eens poolshoogte nemen en wil
len weten hoe het daar reilt en zeilt.
Maar niet alleen de mensen, ook het
„vee" laat zich niet onbetuigd; de
kalveren vinden het nodig juis/ *an
de waterkant hun dorst te lessen en
de varkens komen „neuzen" aan ta
fels en stoelen. Ze houden er erg van
zich eens heerlijk de huid te schuren
en ze gebruiken daartoe alles wat
zich op hun weg voordoet.
Zo kwam het ook dat op die be
wuste Zaterdagmiddag een tiental
biggen, de kleuterleeftijd wel ontwas
sen maar nog niet tot volle wasdom
gekomen, zich op weg begaf naar de
zo aanlokkelijk uitgezette tuinstoelen.
Ze schuurden zich eerst aan de paal
tjes die zij op hun weg vonden en
probeerden daarna hoe de stoelen het
wel zouden doen. Nu, die gaven niet
erg veel steun; een tuinstoel is voor
een big een vrij wankel ding, maar
ze probeerden het toch en weldra wa
ren een viertal van die jonge biggen
zidh heerlijk aan een stoel aan het
schuren.
Op een gegeven ogenblik bevond
zich een der biggen tussen het on
derstel van een stoel en kwam daar
klem te zitten. Dat was een eigenaar
dige gewaarwording, die het dier in
zijn nog zo jonge leven niet ervaren
had. Zijn eerste impuls was dan ook
om er vandoor te gaan en dat'deed hij
prompt met de stoel op zijn rug. Het
was geen gezicht!
De weinige toeschouwers lagen
krom van de lach, sloegen zich op
de knieën. Maar ook drong het di
rect tot hen door, dat hier hulp ge
boden moest worden. De eigenaar
van de stoel en een paar andere he
ren begaven zich op weg om het dier
te ontzetten. Maar dat was gauwer
gezegd dan gedaan; het beest kon
werkelijk voor- noch achteruit en
toen men het wilde pakken, gilde het
als eenvarken.
Trok men het aan de staart dan
wilde het natuurlijk vooruit (men kent
toch het gezegde, dat men een var
ken aan zijn staart moet trekken om
het vooruit te krijgen?) en hoe kreeg
men het achteruit? Als een varken
(in dit geval een big) in het nauw
zit, kan het lelijk bijten en dat ri
sico wilde men toch ook niet lopen.
Dus moest de stoel er maar aan ge
loven, die moest kapot. Men begon te
wrikken en al die tijd schreeuwde het
varken het maar uit, tot opeens de
vrijheid herwonnen was. De big was
vrij en ging aan de haal!
Het komische van het geval was
dat de andere biggen zich direct om
het slachtoffer schaarden als wilden
zij vragen hoe het toch met hem
gesteld was, en daarop draafde het
hele stel naar de boerderij terug. Het
geval was waard geweest op de ge
voelige plaat vastgelegd te worden,
maar hoewel de eigenaar van de stoel
over een filmcamera beschikte, was
het geen moment bij hem opgekomen
daarvan gebruik te maken. En toch
zou dit geval enig in zijn soort ge
weest zijnl w
ZONDAGSBLAD 18 AUGUSTUS 1951
5
M - MACHT
Gods macht in Christus
ten volle geopenbaard
NOOIT TOT INTIMIDATIE
MAAR ALLEEN TOT ONZE REDDING
WANNEER er ooit één begrip binnen
het tijdsverloop van een halve eeuw
gedevalueerd is, dan is dat wel het
woordje „Macht". Men moet dus welis
waar tot de middelbare leeftijd behoren
om deze waardeval persoonlijk te kun
nen vaststellen, maar anderzijds vinden
de jongeren zoveel van die ouwetjes
rond zich heen, dat ze gemakkelijk in
lichtingen kunnen verkrijgen over dat
wat Macht rond 1910 betekende. Laat me
dat zó zeggen: in het begin van deze eeuw
vormde „Macht" een glorieus, royaal,
glanzend begrip. „Macht" ontplooide
zioh met vaandels en festoenen, met
goudgetreste uniformen en schallende
fanfaremuziek. Feitelijk stond in die da
gen alles in het teken 1
grote mogendheden i
„Macht"
...1 Europa beheers
ten de wereld en legden overal hun wil
op. En in het rijk der wetenschappen
onderwierp de mens terrein na terrein
en schreed voort naar de zegepraal. Een
grenzenloos optimisme begeleidde daar
om alle machtsvertoon; ieder voelde
zich veilig en geborgen en elkeen was
overtuigd: „Mij kan niets gebeuren
wij hebben immers „Macht"!
Ik geloof niet dat iemand thans nog
zulke gevoelens koestert bij het verne
men van het woord „Macht". Integen
deel. wij worden door dit begrip beang
stigd en ter neer gedrukt: „Macht" is
een donker en dreigend ding geworden.
Het betekent dat we alle dag in gevaar
verkeren; dat elk moment een „over
macht" ons bedreigt. Bij dit woord den
ken we aan concentratiekampen, aan
verschroeiende oorlogen, aan ondergang
van de resten onzer beschaving en aan
de dood van onszelf en ons gezin. Wij
gruwen van hetzelfde woord, dat een
maal onze ouders en mogelijk dus
ook: onszelf met glanzende ogen naar
een vriendelijke toekomst deed staren.
Toch betekent deze devaluatie niet dat
In het verloop van deze eeuw het begrip
zelf zich wijzigde. Wel zijn onze persoon
lijke gevoelens veranderd, maar dat is
veeleer een gevolg van het feit dat we
destijds de „Macht" bezaten, en deze
thans aan andere werelddelen Azië
en Amerika hebben moeten afstaan.
Zelfs kunnen we vandaag verstaan dat
dezelfde blinde angsten, die zich nu van
ops meester maken, 'n veertig jaren te
rug de „in-boorlingen der onvolwaardige
landen en staatjes", de „heidenen" heb
ben bevlogen. Wat voor ons een gouden
tijdperk was, was voor hen eenzelfde
benauwenis als het heden voor ons.
Waarbij we vaststellen dat „Macht"
feitelijk iets heel griezeligs en gevaar
lijks is; hoogstens vandaag een vreugde,
maar zeker morgen een ramp. En nu
doen we een belangrijke stap verder:
daarom onderscheidt zich de bijbelse
„Macht" ook totaal van de onze, omdat
de eerste niet alleen denkt aan een ver
mogen, dat zonder enige uiterlijke be
lemmering zijn wil kan doorzetten, maar
bovendien aan zulk een vermogen, dat
handelt naar de opperste liefdewetten.
Aan dat laatste bezwijkt onze „Macht",
die wel haar zin wenst door te drijven,
maar die nimmer bereid is die zan te
onderschikken aan de eer van God en
het heil van de naaste. Zie nog maar
even dat beeld van de .Macht" rond
1910 en rond 1950: ze is er op -uit om
eigen hanen koning te laten kraaien; om
te heersen over heel de wereldschijf en
zeer bepaald niet om te dienen.
HET is van het grootste belang om dit
vast te stellen, anders zullen we
voortdurend in conflict komen met tal
loze bijbelwoorden. We zullen de bedoe
ling ervan misverstaan, en we zullen
ons laten verleiden tot volkomen ver
keerde handelingen. Neem nu alleen
maar eens dit dat in Oud en Nieuw Tes
tament geregeld wordt gesproken over
de „Macht" van God. Wanneer wij dat
begrip benaderen met onze opvatting
van „Macht", betekent dit dat we een
volslagen verwrongen Godsbesohouwing
krijgen. God, de machtige beduidt dan
voor ons dat wij, kleine, machteloze
mensen, maar moeten afwachten wat
God over ons beslist. Hij speelt met ons
op een gelijke wijze als waarop een ver
wend en balsturig kind met zijn speel
goed omspringt. Misschien vertroetelt
dat kind z'n bezittinkjes een tijdje, maar
elk moment kan het de boel gaan afbre
ken het heeft daartoe immers de
„Macht". Zó komt God ons dan voor
?n laten we asjeblieft niet ontkennen dat
Hij voor millioenen mensen geen andere
functie schijnt te hebben. Met een mo
hammedaans fatalisme berusten ze daar
onder. Zijn duistere daden stellen hen
daarbij schijnbaar nog in het gelijk. „Zie
je nu wel", kunnen ze elk ogenblik uit
roepen, „Zie je nu wel. God heeft de
macht en Hij handelt volstrekt
willekeurig, die als aller Oppervoogd
deez' vernedert, dien verhoogt.."
Maar heel deze opvatting is er vol
strekt naast. God oefent Zijn
„Macht" maar niet blindelings en toe
vallig en in eigen belang uit. God stelt
alle „Macht" ten dienste van Zijn liefde
om te behouden en zalig te maken. Ze
ker, niets kan Zijn geweldige vermogen
weerstaan maar heel dat vermogen
wordt aangewend tot heil van het werk
Zijner handen. Of om het weer met een
versregel te zeggen: „Wat Zijne Liefde
wil bewerken, ontzegt Hem Zijn vermo-
De Bijbel zegt al deze dingen niet ab-
itract en niet in dorre theorieën. Oud en
Nieuw Testament worden niet moe om
ons met het heils-bandelen Gods bekend
te maken. We zien daarvan al iets in het
Oude Testament, waarin Gods „Macht"
vreugde en leed over Zijn volk doet ko
men om zó het grote plan der liefde te
voltooien. Maar deze geschiedenissen
zijn schaduwachtig en vaag vergeleken
bij de openbaring van Gods „Macht" in
Jezus Christus. In Hem blijkt voor God
werkelijk alles mogelijk te zijn: wonde
ren en tekenen bloeien als bloemen waar
Hij Zijn voetstappen zet. Zieken worden
genezen, doden worden opgewekt, zonda
ren worden gerechtvaardigd, duivelen
worden op de vlucht gejaagd. Maar al
deze machtsuitingen zijn ondergeschikt
aan het grote werk dat Hij aanvaardde.
Het is nooit een wapendemonstratie des
hemels; het is nooit een machtsvertoon
tot intimidatie van de aarde-bevolking;
het is enkel en alleen de weg tot red
ding.
Dat het dit is, brengt niet mede dat
we in ons eigen leven steeds en terstond
Gods „liefdevolle Macht" zullen ontdek
ken. De dingen liggen niet zo gladjes
dat we bij elke tegenslag meteen maar
een Bijbeltekst ter verklaring bij de
Kaasmarkt te Bodegraven.
hand hebben. We zullen veelmeer kans
lopen om ons te verzetten tegen menige
goddelijke machtsontplooiing, en opstan
dig te worden. We hebben daarbij vol
strekt geen behoefte aan Jobsvrinden,
die met allerlei angstig-mooie preekjes
komen aandragen, waarbij ze precies
verklarinkjes opdissen voor het ons
overkomen onheil. Een eeuw geleden
heeft Nicolaas Beets in zijn Camera
Obscura al de spot gedreven met het
preekheerlijke „Nut der Regenhoeden."
Maar wie met zijn Bijbel leeft, blijf»
vertrouwen omdat GcJs handelen ons
ten goede zo oppermachtig gebleken is
Ln Jezus Christus. Wij berusten niet
dat is nooit en te nimmer een bijbels
begrip sla de concordantie maar op
en zie dat het woord zelfs niet in één
tekst te vinden is wij geloven in Je
zus Christus.
RA AAR er is nog iets anders,
4 we aandacht vragen voor dit veel
gebruikte en opnieuw weinig of niet be
grepen woord. De Bijbel bezigt het ook
op een wijze waarop wij het schijn
baar ook gebruiken: staten kunnen
„machten" zijn; regeringen kunnen
„macht" uitoefenen; en zelfs heeft de
gemeente een bepaalde „macht". Nu
moeten we dubbel oppassen: hoe gemak
kelijk verstaan we dat alles in onze ge
wone trant. Maar het is ondenkbaar dat
hetzelfde bijbelse woord in het ene ver
band anders zou moeten verstaan wor
den dan in het andere. De wereldlijke
heersers hebben wel „macht", maar ze
hebben ook deze te onderschikken aan
de liefdewil van God om te behouden.
En met ouders is het al niet anders.
Zeker, ook zij hebben volledige zeggen
schap over hun kinderen, maar dat be
tekent niet dat ze als tyrannen en dwin
gelanden mogen optreden. Hun woord is
wet maar een wet kan onwettig wor
den. De ervaring leert ons dat ouder
lijke edicten en bevelen vaak op den
duur een averechts resultaat hebben ge
boekt. „Jij zult naar de kerk gaan..",
heette het in hun jeugd en nu behoren
ze tot de wijde scharen der ontkersten
den. Dat kwam omdat de ouderlijke
macht misschien volkomen onbewust
méér in eigen belang dan uit liefde
handelde. „Wat zullen de mensen zeggen
als ze niet gaan" woog zwaarder dan
„Wat is het heil van mijn kind?" Naar
dat heil hebben ook de overheden te
vragen; om het heil van de onderge
schikte werd men werkgever, opzichter,
baas of welk ander machthebber.
Ook de Kerk heeft macht. Wee die
Kerk, als zij deze wereldlijk ziet, en met
wapengeweld gaat heersen. Als ze eigen
grootheid en praal wil uitbreiden. Dan
komen er kerken van goud, maar harten
van hout. Haar macht is dat ze met het
overweldigende Woord Gods mag predi
ken en zo dienen. En dan is ook haar
macht en we kunnen dat nu beter
vertalen door „Recht", dat ze weten
mag kind van God te zijn en deel te
hebben aan het geboomte des Levens,
waarvan Johannes spreekt.
Maar alle macht, die dierlijk alleen
uit is op eigen belang en zelfhandhaving
is niet van God maar van Satan. Daar
om is het zeer benauwend om in deze
tijden, waarin zo de boosheid heer-*
met macht bekleed te zijn. Benauwend
en heerlijk, want wat een kansen!
klaar gespeeld heeft om trapt totdat men als eerste enkel maar zoveel
hele Tour de France
voor met aanhang en da~. Om daarna
de eindstreep schiet, halige liefdesbetuigingen
een gelukkige liefde zijn zegt wat een rustdag i'
zoetjes onbeantwoord had gela-
pcr slot van rekening Lourdes te laten door- te keren en nergens
je gewone werk terug ten. Maar Sjaak heeft de
bloem geplukt, die zich i
altijd twee nodig, en hoe brengen en alle mannetjes-
denkt Sjaak nu over haar? putters
Dat is niet zo gemakkelijk
te zeggen, en dit te min
der naarmate de kerke- schiedschrijver
Grot te volgende match is aange-
loodsen waar een geestelij- broken. Zo is dat niet,
ke hen blijkens de ge- dat behoorde
aan te denken aleer de opdringerig hem aanbood.
Hij heeft Merietje geno
men, zogoed als hij geen
„Neen" zei tegen lauweren
lijkc contacten tussen pre- toesprak: „Heren renners, ^cbreeën, aljeptjiie dan
dikanten en renners het i evr"""
sporadischer zijn. En met in di
Sjaak vallen die ontmoe- gen boven de materie uit
■- te klimmen hoger
hardlopers dan
van hardrenners. Sport
eist het uiterst? van een
Sport, dat
moeten terug- steeds hoger!" Hetgeen één seizoen lang trainen
gaan tot zijn doop en'daar der heren de opmerking n°9
heeft hij werkelijk geen ontlokte dat het in de hc-
weet van, terwijl we tot mei dus al net zo toeging
ize kerkelijke schande blijkbaar als in de Tour:
trainen, dat is
zoveel biefstukken per dag
zorgen dat je in vorm
blijft, en alles onderge-
moeten bekennen dat het alleen de klimmers hebben schikt maken
uitsmijters met
even veel animo en met
even weinig hart.
Ook daarover kan ik
niet boos zijn op Sjaak. U
moet dat goed begrijpen:
wij kunnen maar niet zo
drie op Sjaak aanleggen.
Wij zijn geen beroepsren
ners, al fietsen we elke dag
kantoor of
doopbezoek reeds twintig
lange jaren op zich heeft slotte
laten wachten. Of wacht theologen
eens: Sjaak is ook Zon
dagschoolleerling geweest,
maar toen hij op een kwa
de dag wegbleef, is nie
mand van het personeel theologie
zo actief geweest om eens
poolshoogte te gaan nemen
en dat telt dus ook al niet den.
mee, nog daargelaten dat Maar goed, wat en hoe
het herderlijk toezicht ten denkt Sjaak van en aan
aanzien van Zondagscholen Merietje? Achteraf beke-
en ae Klimmers neooen
kans. Hetgeen dan ten- grote doel: kampioen te f.
alle
zeggen
dtft er toch
nog heel wat
natuurlijke
dllt"ïo" lang Sjaak is een ster in op-
mogelijk te komstEn dat sterschap
blijven. Ik brengt verplichtingen mee:
wilde wel een "gen icvensstyl, waar
samen met wii geen va" heb-
Paulus, dat benï'aak moe' zgn num-
brengen, net zo goed
operazanger of een
dat stern-
elk gelovige zo intens
vuld was van tijn roeping hBL"dZl"„
als Sjaak talks in die dagen ?Z m"% 'tot
was. Maar tk moet "r ho-
laas
be-
i toevoegen dat Me-
zich al te vaak bepaalt tot ken t
rietje daardoor geen grote t>es
luttel woord omtrent historie ken, moet dat den-
ae Kerstdagen, als de ken niet veel om het lijf
dominé vanwege de veel- hebben gehad. Dat kan ook
heid der festiviteiten nau
welijks meer weet wat hij
zegt en enkel maar op zijn opperste bevelhebber was
ik de afloop der rij" kart
een gewenst i
verwazen tot
Niet dat ik Sjaak hier- ^ig detail-
constateer dat Sjaak
Predikant twee
vliedende krachten zijn en
dus niets niemendal van
van louter tropheeën.
elkaar Meen niet dat wielrennen Daar kan
"J-'- een gemakkelijk job is.
Geloof geen moment dat
elkaar afweten Op dat het uit niets anders bestaat
punt staat de Reformatie
nog achter by Rome, dat
het in 1948 toch maar
dan hierin dat men 's Zon-
op een fiets klautert
iet zo lang trapt en
een zuster zijnde, met zich
mee rond willen voeren.
En Goethe heeft die stum-
perd van een predikants
dochter uit dat
Duitse dorpje aan de kant
geschoven, omdat ze zijn
roeping in de weg stond.
diepe tra
gedie in schuilen, maar ik
ben overtuigd dat Merietje
zich getroost zou hebben,
erevlag.
Zo is Merietje tot een
trouwdag gekomen, wat
overhaast en wat over
stuur. Maar ze hebben
tenminste in heel wat
Kanis- sportbladen gestaan: Sjaak
Kleine rne>t viiri cf rn lpvt/Jo hniiilgo
met zijn stralende bruidje
en een erewacht van cou
reurs by de raadhuistrap-
pen Stralend, nu ja,
dat was maai 'n sierend
toevoegsel, dat er immers
bij behoort; ook kranten
papier is geduldig en voor
Sjaak deze din- foto's nooit je ware
gen had gezegd, of zelfs
WIJKPRED1KANT
Mooi plekje in one wijde waterland