uikerziekte KAAGWEEK- VOORVALLETJE TOT EEN TROUWDAG ZONDAGSBLAD 18 AUGUSTUS 1951 (Van onze medische medewerker 7E was een forse dame van even in de vijftig; wat gebogen rug, blauw paars gelaat. Men zou denken, dat ze wel eens een borreltje dronk, maar niets was minder waar dan dat. Ze was een goede ziel met hart voor de zaak, die zij meer dreef dan haar man met zijn eigenaardige opvattingen over negotie, met nemen van risico's en andere perikelen uit het bedrijfs leven. Als hij onverantwoordelijke in kopen gedaan had, zat zij er erg mee en probeerde het juridisch mogelijke door verstandig en rustig overleg ge daan te krijgen. Het verwonderde me dan ook niets, dat zij mét klachten over vermoeid heid, lusteloosheid en pijn in de benen op mijn spreekuur kwam. Ze had platvoeten, dat wist ik. Ik combineer de deze met het lange staan achter de toonbank, terwijl ze bovendien met een werkster gedurende een paar da gen der week, de huishouding moest doen. En dan, als je hard moet wer ken om de eindjes aan elkaar te knopen en tegelijk uit moet kijken of je man geen rare bokkensprongen maakt, moét je wel doodop worden. Haar tranen welden overvloedig op terwijl ze mij haar klachten vertelde. (Vervolg van pag. 2) WAS ZIJN LEVEN cloellocó „Ik heb geprobeerd om te bidden." Het kwam er aarzelend uit, als een be kentenis. „Maar weet je wat ik vind? Toen ik gezond was, wou ik er niet van weten, en om nou te geloven, nou er toch niks meer aan me op te lappen is, lijkt me., ja, hoe zal ik het zeggen., net als een dienstweigeraar, die z'n ei gen komt melden als hij invalide is ge worden." Piet klemde plots zijn lippen stijf op een en zijn gezicht vertrok door de snijdende pijnen in zijn gesloopte lichaam. Met deernis zag Leendert hem aan. Van de jonge sterke kerel was inder daad niet veel meer over dan een hope loos wrak. Maar lag dit wrak niet vlak voor de veilige haven? Toen het gezicht van de lijder na de £ijnaanval zich weer ontspande, vroeg eendert aarzelend: „Piet, lees je wel eens in de Bijbel?' Piet knikte en wees naar het Bijbeltje, dat op het nachtkastje lag. Leendert nam het op en bij het openen viel zijn oog op het schutblad waarop met stijve letters geschreven stond: ..bij het verlaten der Zondagsschool uitge reikt aan Pieter Graafland". Ja, dat was weer een hele tijd geleden dat ze samen op de Zondagsschool gin gen. Hun wegen waren wel erg uiteen gelopen en nu door hun werken op de zelfde fabriek weer wonderlijk samen gekomen. Hij bladerde door het weinig gebruikte Bijbeltje tot hij gevonden had wat hij „Luister eens wat hier staat: Het ge- krookte riet zal Hij niet verbreken en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen. Kijk, dat zijn nou van die waardeloze dingen voor ons. mensen; wij smijten ze weg. Maar God bekijkt ze met andere ogen als wij. Waarom zou anders de Goede Herder juist dat ene afgedwaalde schaap gaan zoeken?.. En hier staat: Ik ben gevonden van hen, die naar Mij niet vraagden; Ik ben gevonden van de genen, die Mij niet zochten.." Leendert praatte maar door. Zo vrij moedig had hij nog nooit met Piet ge- Siroken over deze dingen. Het scheen sof alle beschroomdheid door een on zichtbare hand weggevaagd was. Tenslotte gingen zijn ogen echter on der het spreken in de richting van het klokje, dat op het nachtkastje stond en meteen rees hij op. „Nou ga ik naar huis jö. Jij maakt Je anders veel te druk en dan slaap je vannacht niet" Piet weerde hem met een handbewe ging af. „Kom je nog eens gauw terug?' „Ja ja, graag hoor! Nou, het beste Piet en sterkte!" Piets moeder liet hem uit en even la- £?r liep Leendert met een hoofd vol ge- achten weer op de dijk. De storm bulderde nog met onvermin derde kracht om hem heen, maar hij lette er nauwelijks op. Een uurtje geleden had hij hier ook gelopen, vechtend tegen de storm en te gen de bitterheid in zijn hart om wat le noemde: z'n stukgeslagen levens werkkring op de fabriek precies in het plan van zijn Hemelse Vader? Leenderts ogen gingen naar boven, waar wolkenflarden langs de hemel Joegen. „Here, zeg Gij het maar en breng me ■aaar waar Gij werk voor me hebt!' en ERFELIJKHEID Ik had met haar te doen. Ze kon er niet meer tegen op. Het was als hoor de zij het onheilspellende gerommel van een kaderende lawine: haar man en haar zaak, zij ziek op bed.' Ik keek nog eens naar haar benen en voeten. Neen, de pijnen zoals zij die aangaf, waren toch niet helemaal typisch voor doorgezakte voeten. Ik stelde nog verschillende vragen over dorst, eet lust, vermagering, jeuk, ogen en vele andere onderwerpen waardoor ver schillende orgaansystemen de revue passeerden. Haar levensomstandighe den kon ik niet veranderen, dat stond vast. Het enige wat ik wel doen kon, was, haar lichamelijk en geestelijk zo fit mogelijk trachten te maken. Het onderzoek viel erg mee. Aan hart, longen en buikorganen vond ik geen afwijkingen van betekenis. De urine bevatte echter een paar procent suiker. Ze was zeer verbaasd en vroeg me, hoe ze daaraan kwam. De mens wil de samenhang der dingen door schouwen en vraagt naar directe en aanleidende oorzaken. Haar vraag werd mijnerzijds door een wedervraag beantwoord: „Heeft u familieleden, natuurlijk geen aangetrouwden, die suikerziekte hebben? Een broer, een zuster, een oom, een tante? Aan welke ziekten zijn uw ouders gestorven?" Door de snelle ontwikkeling van de erfelijkheidsleer zijn verschillende in wendige ziekten in het centrum der belangstelling gekomen. Een van die ziekten is de suikerziekte. Door het aanleggen van stambomen en verder systematisch onderzoek heeft men kunnen aantonen, dat bijna de helft van alle patiënten met suikerziekte één of meer familieleden met suiker ziekte heeft. Een moeilijkheid bij het onderzoek is, dat suikerziekte zich meestal op middelbare leeftijd of nog later pas meldt. Niet alle familieleden bereiken deze leeftijd. Men ontmoet daarom niet zelden patiënten, die aan vankelijk opgegeven hebben, dat er geen suikerziekte in de familie voor komt, doch later op deze mededeling terugkomen, omdat juist bij een broer of zuster ook suikerziekte ontdekt is. Ook kan een van de ouders overlijden voordat de suikerziekte zich gemani festeerd heeft, terwijl de aanleg toch overgedragen is op de kinderen. Daar de erfelijkheid een van de be langrijkste oorzaken voor het ontstaan van suikerziekte is, kan men in het algemeen zeggen, dat iemand met de aanleg om suikerziekte te krijgen ge boren wordt. Hebben beide ouders suikerziekte, dan zullen alle kinderen, als zij lang genoeg leven, suikerziekte De groentenmarkt van Sammeisbiug (Z.H.) krijgen. Heeft slechts één van de ouders, b.v. de vrouw, deze ziekte, dan rekent men dat 4 van de 10 kinderen suikerziek zullen worden, als in de familie van de vrouw suikerziekte voor komt, ook al is hijzelf vrij. Suikerzieke patiënten zouden allen moeten trou wen met partners uit families, waarin de erfelijke aanleg voor suikerziekte geheel ontbreekt. Mettertijd zou dan deze ziekte verdwijnen. In de familie van onze patiënte was een tante over leden aan suikerziekte. Patiënte heeft een krap dieet gekregen, waarbij haar lichaamsgewicht geleidelijk afnam. Ze heeft zich geheel hersteld en kon met dieet, zonder inspuitingen van insuline, haar stofwisselingsstoornis bedwingen. Nu hebben natuurlijk verschillende lezers met één of meer suikerzieke familieleden een brandende vraag op het hart: „Wat kunnen we doen om het ontstaan van suikerziekte tegen te gaan?" Uit het nauwkeurig onderzoek van tweelingen, die precies op elkaar leken, is duidelijk gebleken, dat vet zucht het ontstaan van suikerziekte bevordert. Met andere woorden: de dikste van de tweelingen kreeg de ziekte vaak vele jaren vroeger en in ernstiger mate, dan de magere. Voor kom vetzucht, eet matig, zorg voor voldoende lichaamsbeweging en de kansen om suikerziekte te krijgen zijn aanzienlijk geringer. Ooggeluigeverslag van een Het gebeurde tijdens de Kaagweek. Het weer was veelbelovend en de eigenaars en huurders van de diver se aan de Kaag liggende boten wa ren gepakt en gezakt aangekomen om getuige te zijn van de strijd, die er weer vijf dagen lang gestreden zou worden. De bekenden hadden elkaar al be groet en van het mooie weer maak ten velen gebruik om zich door het zonnetje te laten koesteren. Op het weiland van boer Van Schie kwamen de opvouwbare tuinstoelen en de tuinparasols te voorschijn en men verlustigde zich al in het idee om weer eens heerlijk van al dat landelijk gedoe te genieten. Wat heb jij een lol. Ja, ik hoor net dat maatregelen zijn genomen tegen 't onderscheppen van tele graaf berichten. Tot goed begrip diene, dat de be woners van de boten gebruik mogen maken van het weiland; dat men daar mag liggen zonnen en rondom de tuinparasols worden de stoelen ge schaard en de koffie of thee genoten. Zo ook was het die Zaterdagmiddag van de Kaagweek en de nieuwe aan winsten van boer Van Schie, de jonge varkens en kalveren, waren al be keken en men was rustig „aan boord'* gegaan om zich de avondboterham te laten smaken. Als men zo enige dagen, of soms weken aan de Kaag woont, dan kan men vaak onverwacht bezoek krijgen; familie,vrienden en kennissen ko men eens poolshoogte nemen en wil len weten hoe het daar reilt en zeilt. Maar niet alleen de mensen, ook het „vee" laat zich niet onbetuigd; de kalveren vinden het nodig juis/ *an de waterkant hun dorst te lessen en de varkens komen „neuzen" aan ta fels en stoelen. Ze houden er erg van zich eens heerlijk de huid te schuren en ze gebruiken daartoe alles wat zich op hun weg voordoet. Zo kwam het ook dat op die be wuste Zaterdagmiddag een tiental biggen, de kleuterleeftijd wel ontwas sen maar nog niet tot volle wasdom gekomen, zich op weg begaf naar de zo aanlokkelijk uitgezette tuinstoelen. Ze schuurden zich eerst aan de paal tjes die zij op hun weg vonden en probeerden daarna hoe de stoelen het wel zouden doen. Nu, die gaven niet erg veel steun; een tuinstoel is voor een big een vrij wankel ding, maar ze probeerden het toch en weldra wa ren een viertal van die jonge biggen zidh heerlijk aan een stoel aan het schuren. Op een gegeven ogenblik bevond zich een der biggen tussen het on derstel van een stoel en kwam daar klem te zitten. Dat was een eigenaar dige gewaarwording, die het dier in zijn nog zo jonge leven niet ervaren had. Zijn eerste impuls was dan ook om er vandoor te gaan en dat'deed hij prompt met de stoel op zijn rug. Het was geen gezicht! De weinige toeschouwers lagen krom van de lach, sloegen zich op de knieën. Maar ook drong het di rect tot hen door, dat hier hulp ge boden moest worden. De eigenaar van de stoel en een paar andere he ren begaven zich op weg om het dier te ontzetten. Maar dat was gauwer gezegd dan gedaan; het beest kon werkelijk voor- noch achteruit en toen men het wilde pakken, gilde het als eenvarken. Trok men het aan de staart dan wilde het natuurlijk vooruit (men kent toch het gezegde, dat men een var ken aan zijn staart moet trekken om het vooruit te krijgen?) en hoe kreeg men het achteruit? Als een varken (in dit geval een big) in het nauw zit, kan het lelijk bijten en dat ri sico wilde men toch ook niet lopen. Dus moest de stoel er maar aan ge loven, die moest kapot. Men begon te wrikken en al die tijd schreeuwde het varken het maar uit, tot opeens de vrijheid herwonnen was. De big was vrij en ging aan de haal! Het komische van het geval was dat de andere biggen zich direct om het slachtoffer schaarden als wilden zij vragen hoe het toch met hem gesteld was, en daarop draafde het hele stel naar de boerderij terug. Het geval was waard geweest op de ge voelige plaat vastgelegd te worden, maar hoewel de eigenaar van de stoel over een filmcamera beschikte, was het geen moment bij hem opgekomen daarvan gebruik te maken. En toch zou dit geval enig in zijn soort ge weest zijnl w ZONDAGSBLAD 18 AUGUSTUS 1951 5 M - MACHT Gods macht in Christus ten volle geopenbaard NOOIT TOT INTIMIDATIE MAAR ALLEEN TOT ONZE REDDING WANNEER er ooit één begrip binnen het tijdsverloop van een halve eeuw gedevalueerd is, dan is dat wel het woordje „Macht". Men moet dus welis waar tot de middelbare leeftijd behoren om deze waardeval persoonlijk te kun nen vaststellen, maar anderzijds vinden de jongeren zoveel van die ouwetjes rond zich heen, dat ze gemakkelijk in lichtingen kunnen verkrijgen over dat wat Macht rond 1910 betekende. Laat me dat zó zeggen: in het begin van deze eeuw vormde „Macht" een glorieus, royaal, glanzend begrip. „Macht" ontplooide zioh met vaandels en festoenen, met goudgetreste uniformen en schallende fanfaremuziek. Feitelijk stond in die da gen alles in het teken 1 grote mogendheden i „Macht" ...1 Europa beheers ten de wereld en legden overal hun wil op. En in het rijk der wetenschappen onderwierp de mens terrein na terrein en schreed voort naar de zegepraal. Een grenzenloos optimisme begeleidde daar om alle machtsvertoon; ieder voelde zich veilig en geborgen en elkeen was overtuigd: „Mij kan niets gebeuren wij hebben immers „Macht"! Ik geloof niet dat iemand thans nog zulke gevoelens koestert bij het verne men van het woord „Macht". Integen deel. wij worden door dit begrip beang stigd en ter neer gedrukt: „Macht" is een donker en dreigend ding geworden. Het betekent dat we alle dag in gevaar verkeren; dat elk moment een „over macht" ons bedreigt. Bij dit woord den ken we aan concentratiekampen, aan verschroeiende oorlogen, aan ondergang van de resten onzer beschaving en aan de dood van onszelf en ons gezin. Wij gruwen van hetzelfde woord, dat een maal onze ouders en mogelijk dus ook: onszelf met glanzende ogen naar een vriendelijke toekomst deed staren. Toch betekent deze devaluatie niet dat In het verloop van deze eeuw het begrip zelf zich wijzigde. Wel zijn onze persoon lijke gevoelens veranderd, maar dat is veeleer een gevolg van het feit dat we destijds de „Macht" bezaten, en deze thans aan andere werelddelen Azië en Amerika hebben moeten afstaan. Zelfs kunnen we vandaag verstaan dat dezelfde blinde angsten, die zich nu van ops meester maken, 'n veertig jaren te rug de „in-boorlingen der onvolwaardige landen en staatjes", de „heidenen" heb ben bevlogen. Wat voor ons een gouden tijdperk was, was voor hen eenzelfde benauwenis als het heden voor ons. Waarbij we vaststellen dat „Macht" feitelijk iets heel griezeligs en gevaar lijks is; hoogstens vandaag een vreugde, maar zeker morgen een ramp. En nu doen we een belangrijke stap verder: daarom onderscheidt zich de bijbelse „Macht" ook totaal van de onze, omdat de eerste niet alleen denkt aan een ver mogen, dat zonder enige uiterlijke be lemmering zijn wil kan doorzetten, maar bovendien aan zulk een vermogen, dat handelt naar de opperste liefdewetten. Aan dat laatste bezwijkt onze „Macht", die wel haar zin wenst door te drijven, maar die nimmer bereid is die zan te onderschikken aan de eer van God en het heil van de naaste. Zie nog maar even dat beeld van de .Macht" rond 1910 en rond 1950: ze is er op -uit om eigen hanen koning te laten kraaien; om te heersen over heel de wereldschijf en zeer bepaald niet om te dienen. HET is van het grootste belang om dit vast te stellen, anders zullen we voortdurend in conflict komen met tal loze bijbelwoorden. We zullen de bedoe ling ervan misverstaan, en we zullen ons laten verleiden tot volkomen ver keerde handelingen. Neem nu alleen maar eens dit dat in Oud en Nieuw Tes tament geregeld wordt gesproken over de „Macht" van God. Wanneer wij dat begrip benaderen met onze opvatting van „Macht", betekent dit dat we een volslagen verwrongen Godsbesohouwing krijgen. God, de machtige beduidt dan voor ons dat wij, kleine, machteloze mensen, maar moeten afwachten wat God over ons beslist. Hij speelt met ons op een gelijke wijze als waarop een ver wend en balsturig kind met zijn speel goed omspringt. Misschien vertroetelt dat kind z'n bezittinkjes een tijdje, maar elk moment kan het de boel gaan afbre ken het heeft daartoe immers de „Macht". Zó komt God ons dan voor ?n laten we asjeblieft niet ontkennen dat Hij voor millioenen mensen geen andere functie schijnt te hebben. Met een mo hammedaans fatalisme berusten ze daar onder. Zijn duistere daden stellen hen daarbij schijnbaar nog in het gelijk. „Zie je nu wel", kunnen ze elk ogenblik uit roepen, „Zie je nu wel. God heeft de macht en Hij handelt volstrekt willekeurig, die als aller Oppervoogd deez' vernedert, dien verhoogt.." Maar heel deze opvatting is er vol strekt naast. God oefent Zijn „Macht" maar niet blindelings en toe vallig en in eigen belang uit. God stelt alle „Macht" ten dienste van Zijn liefde om te behouden en zalig te maken. Ze ker, niets kan Zijn geweldige vermogen weerstaan maar heel dat vermogen wordt aangewend tot heil van het werk Zijner handen. Of om het weer met een versregel te zeggen: „Wat Zijne Liefde wil bewerken, ontzegt Hem Zijn vermo- De Bijbel zegt al deze dingen niet ab- itract en niet in dorre theorieën. Oud en Nieuw Testament worden niet moe om ons met het heils-bandelen Gods bekend te maken. We zien daarvan al iets in het Oude Testament, waarin Gods „Macht" vreugde en leed over Zijn volk doet ko men om zó het grote plan der liefde te voltooien. Maar deze geschiedenissen zijn schaduwachtig en vaag vergeleken bij de openbaring van Gods „Macht" in Jezus Christus. In Hem blijkt voor God werkelijk alles mogelijk te zijn: wonde ren en tekenen bloeien als bloemen waar Hij Zijn voetstappen zet. Zieken worden genezen, doden worden opgewekt, zonda ren worden gerechtvaardigd, duivelen worden op de vlucht gejaagd. Maar al deze machtsuitingen zijn ondergeschikt aan het grote werk dat Hij aanvaardde. Het is nooit een wapendemonstratie des hemels; het is nooit een machtsvertoon tot intimidatie van de aarde-bevolking; het is enkel en alleen de weg tot red ding. Dat het dit is, brengt niet mede dat we in ons eigen leven steeds en terstond Gods „liefdevolle Macht" zullen ontdek ken. De dingen liggen niet zo gladjes dat we bij elke tegenslag meteen maar een Bijbeltekst ter verklaring bij de Kaasmarkt te Bodegraven. hand hebben. We zullen veelmeer kans lopen om ons te verzetten tegen menige goddelijke machtsontplooiing, en opstan dig te worden. We hebben daarbij vol strekt geen behoefte aan Jobsvrinden, die met allerlei angstig-mooie preekjes komen aandragen, waarbij ze precies verklarinkjes opdissen voor het ons overkomen onheil. Een eeuw geleden heeft Nicolaas Beets in zijn Camera Obscura al de spot gedreven met het preekheerlijke „Nut der Regenhoeden." Maar wie met zijn Bijbel leeft, blijf» vertrouwen omdat GcJs handelen ons ten goede zo oppermachtig gebleken is Ln Jezus Christus. Wij berusten niet dat is nooit en te nimmer een bijbels begrip sla de concordantie maar op en zie dat het woord zelfs niet in één tekst te vinden is wij geloven in Je zus Christus. RA AAR er is nog iets anders, 4 we aandacht vragen voor dit veel gebruikte en opnieuw weinig of niet be grepen woord. De Bijbel bezigt het ook op een wijze waarop wij het schijn baar ook gebruiken: staten kunnen „machten" zijn; regeringen kunnen „macht" uitoefenen; en zelfs heeft de gemeente een bepaalde „macht". Nu moeten we dubbel oppassen: hoe gemak kelijk verstaan we dat alles in onze ge wone trant. Maar het is ondenkbaar dat hetzelfde bijbelse woord in het ene ver band anders zou moeten verstaan wor den dan in het andere. De wereldlijke heersers hebben wel „macht", maar ze hebben ook deze te onderschikken aan de liefdewil van God om te behouden. En met ouders is het al niet anders. Zeker, ook zij hebben volledige zeggen schap over hun kinderen, maar dat be tekent niet dat ze als tyrannen en dwin gelanden mogen optreden. Hun woord is wet maar een wet kan onwettig wor den. De ervaring leert ons dat ouder lijke edicten en bevelen vaak op den duur een averechts resultaat hebben ge boekt. „Jij zult naar de kerk gaan..", heette het in hun jeugd en nu behoren ze tot de wijde scharen der ontkersten den. Dat kwam omdat de ouderlijke macht misschien volkomen onbewust méér in eigen belang dan uit liefde handelde. „Wat zullen de mensen zeggen als ze niet gaan" woog zwaarder dan „Wat is het heil van mijn kind?" Naar dat heil hebben ook de overheden te vragen; om het heil van de onderge schikte werd men werkgever, opzichter, baas of welk ander machthebber. Ook de Kerk heeft macht. Wee die Kerk, als zij deze wereldlijk ziet, en met wapengeweld gaat heersen. Als ze eigen grootheid en praal wil uitbreiden. Dan komen er kerken van goud, maar harten van hout. Haar macht is dat ze met het overweldigende Woord Gods mag predi ken en zo dienen. En dan is ook haar macht en we kunnen dat nu beter vertalen door „Recht", dat ze weten mag kind van God te zijn en deel te hebben aan het geboomte des Levens, waarvan Johannes spreekt. Maar alle macht, die dierlijk alleen uit is op eigen belang en zelfhandhaving is niet van God maar van Satan. Daar om is het zeer benauwend om in deze tijden, waarin zo de boosheid heer-* met macht bekleed te zijn. Benauwend en heerlijk, want wat een kansen! klaar gespeeld heeft om trapt totdat men als eerste enkel maar zoveel hele Tour de France voor met aanhang en da~. Om daarna de eindstreep schiet, halige liefdesbetuigingen een gelukkige liefde zijn zegt wat een rustdag i' zoetjes onbeantwoord had gela- pcr slot van rekening Lourdes te laten door- te keren en nergens je gewone werk terug ten. Maar Sjaak heeft de bloem geplukt, die zich i altijd twee nodig, en hoe brengen en alle mannetjes- denkt Sjaak nu over haar? putters Dat is niet zo gemakkelijk te zeggen, en dit te min der naarmate de kerke- schiedschrijver Grot te volgende match is aange- loodsen waar een geestelij- broken. Zo is dat niet, ke hen blijkens de ge- dat behoorde aan te denken aleer de opdringerig hem aanbood. Hij heeft Merietje geno men, zogoed als hij geen „Neen" zei tegen lauweren lijkc contacten tussen pre- toesprak: „Heren renners, ^cbreeën, aljeptjiie dan dikanten en renners het i evr""" sporadischer zijn. En met in di Sjaak vallen die ontmoe- gen boven de materie uit ■- te klimmen hoger hardlopers dan van hardrenners. Sport eist het uiterst? van een Sport, dat moeten terug- steeds hoger!" Hetgeen één seizoen lang trainen gaan tot zijn doop en'daar der heren de opmerking n°9 heeft hij werkelijk geen ontlokte dat het in de hc- weet van, terwijl we tot mei dus al net zo toeging ize kerkelijke schande blijkbaar als in de Tour: trainen, dat is zoveel biefstukken per dag zorgen dat je in vorm blijft, en alles onderge- moeten bekennen dat het alleen de klimmers hebben schikt maken uitsmijters met even veel animo en met even weinig hart. Ook daarover kan ik niet boos zijn op Sjaak. U moet dat goed begrijpen: wij kunnen maar niet zo drie op Sjaak aanleggen. Wij zijn geen beroepsren ners, al fietsen we elke dag kantoor of doopbezoek reeds twintig lange jaren op zich heeft slotte laten wachten. Of wacht theologen eens: Sjaak is ook Zon dagschoolleerling geweest, maar toen hij op een kwa de dag wegbleef, is nie mand van het personeel theologie zo actief geweest om eens poolshoogte te gaan nemen en dat telt dus ook al niet den. mee, nog daargelaten dat Maar goed, wat en hoe het herderlijk toezicht ten denkt Sjaak van en aan aanzien van Zondagscholen Merietje? Achteraf beke- en ae Klimmers neooen kans. Hetgeen dan ten- grote doel: kampioen te f. alle zeggen dtft er toch nog heel wat natuurlijke dllt"ïo" lang Sjaak is een ster in op- mogelijk te komstEn dat sterschap blijven. Ik brengt verplichtingen mee: wilde wel een "gen icvensstyl, waar samen met wii geen va" heb- Paulus, dat benï'aak moe' zgn num- brengen, net zo goed operazanger of een dat stern- elk gelovige zo intens vuld was van tijn roeping hBL"dZl"„ als Sjaak talks in die dagen ?Z m"% 'tot was. Maar tk moet "r ho- laas be- i toevoegen dat Me- zich al te vaak bepaalt tot ken t rietje daardoor geen grote t>es luttel woord omtrent historie ken, moet dat den- ae Kerstdagen, als de ken niet veel om het lijf dominé vanwege de veel- hebben gehad. Dat kan ook heid der festiviteiten nau welijks meer weet wat hij zegt en enkel maar op zijn opperste bevelhebber was ik de afloop der rij" kart een gewenst i verwazen tot Niet dat ik Sjaak hier- ^ig detail- constateer dat Sjaak Predikant twee vliedende krachten zijn en dus niets niemendal van van louter tropheeën. elkaar Meen niet dat wielrennen Daar kan "J-'- een gemakkelijk job is. Geloof geen moment dat elkaar afweten Op dat het uit niets anders bestaat punt staat de Reformatie nog achter by Rome, dat het in 1948 toch maar dan hierin dat men 's Zon- op een fiets klautert iet zo lang trapt en een zuster zijnde, met zich mee rond willen voeren. En Goethe heeft die stum- perd van een predikants dochter uit dat Duitse dorpje aan de kant geschoven, omdat ze zijn roeping in de weg stond. diepe tra gedie in schuilen, maar ik ben overtuigd dat Merietje zich getroost zou hebben, erevlag. Zo is Merietje tot een trouwdag gekomen, wat overhaast en wat over stuur. Maar ze hebben tenminste in heel wat Kanis- sportbladen gestaan: Sjaak Kleine rne>t viiri cf rn lpvt/Jo hniiilgo met zijn stralende bruidje en een erewacht van cou reurs by de raadhuistrap- pen Stralend, nu ja, dat was maai 'n sierend toevoegsel, dat er immers bij behoort; ook kranten papier is geduldig en voor Sjaak deze din- foto's nooit je ware gen had gezegd, of zelfs WIJKPRED1KANT Mooi plekje in one wijde waterland

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 10