De beliehting
2
ZONDAGSBLAD II AUGUSTUS 1951
KORT VERHAAL VAN FERDINAND LANGEN
T K ben niet zo erg gesteld op fami-
liefeestjes. Maar mijn neef Leen-
dert is er dol op. Alles wat zich
maar tot een feest laat organiseren,
grijpt hij aan. En omdat wij een t»-
melijk uitgebreide familie hebben, is
hij voortdurend in de weer. Meestal
weet ik mij, wat zijn plannen betrelt,
door een soort resolute schuchterheid
wel op een afstand te houden. Maar
een keer kon ik hem mijn medewer
king toch niet geheel ontzeggen. Dat
was, toen het zijn eigen vader en
moeder, mijn oom en tante dus, be
trof. Zij zouden hun vijf-en-dertig
jarig huwelijksfeest vieren en ik be
greep dat dat toch wel iets was, dat
men niet zomaar kon laten passeren.
Ik deed dus mee.
Nu had mijn neef Leendert voor
deze gelegenheid iets zeer bijzonders
verzonnen. Een soort schimmenspel,
gespeeld door levende wezens, waar
voor tien leden van onze familie wer
den aangewezen. Hoe mijn neef Leen
dert zich dit spel voorstelde, kan ik
niet tot in de finesses uitleggen, want
het is mi) nooit helemaal duidelijk
geworden. „Maar het voornaamste",
zei hij tegen mij, „is de belichting.
En daarvoor zorg jij."
,.Wat moet het voor een belichting
zijn?" vroeg ik.
„Een raadselachtige", zei hij, „een
geheimzinnige, een spookachtige. Een
belichting als in een droom, begrijp
je?"
„Hoe kom ik daaraan?" vroeg ik
„Dat zal ik je vertellen", antwoord
de hij, „het is heel eenvoudig. Luis
ter goed. Je neemt zout. Je neemt
spiritus. Je doordrenkt het zout ge
heel met spiritus en daarna steek je
het aan. Je krijgt een blauw gele
vlam. En kijk dan eens in een spie
gel. Je zult er uit zien als een geest."
„Goed", zei ik, „ik zal spiritus ne
men en zout. Maar hoeveel van elk?"
Mijn neef Leendert dacht na. „Dat
weet ik niet precies", zei hij na een
tijdje. „Misschien een kilo zout en
een fles spiritus, misschien twee kilo
zout en twee flessen spiritus. Ik weet
het niet. Maar het moet ongeveer een
half uur blijven branden. Dat is ge
noeg. Je moet het vooraf maar eens
proberen."
Een paar dagen voor de heuglijke
dag begon ik voorbereidingen te tref
fen om mijn aandeel in de feest
vreugde naar behoren te kunnen ver
vullen. Ik kocht vijf kilo zout en vijf
flessen spiritus en spoedde mij daar
mee naar mijn kamer. Ik bewoonde
in die tijd de bovenste kamer van
een groot huis in een vrij drukke
straat. Ik wachtte tot het donker was
om het effect van de verlichting be
ter te kunnen beoordelen. Toen ein
delijk de schemering zo diep was ge
vallen dat ik nauwelijks meer de om
trekken van de voorwerpen in mijn
kamer zag, begon ik een grote kom,
die ik midden op de tafel had gezet,
te vullen met een kilo zout en een
fles spiritus. Ik stak dit mengsel aan
en er ontwikkelde zich een grote gele
vlam. Ik keek in de spiegel en het
bleek dat mijn neef Leendert inder
daad de waarheid had gesproken. Ik
zag er uit als een erg ondervoede
geest.
Na ongeveer tien minuten te heb
ben gebrand werd de vlam zwakker
en zwakker en na een kwartier was
hij zo goed als uit. Daar mijn belic.i-
ting voor mijn neef Leenderts schim
menspel. volgens zijn zeggen, onge
veer een half uur moest duren, pro
beerde ik het nog eens opnieuw met
een dubbele hoeveelheid. Twee maal
zoveel zout en twee maal zoveel spi
ritus. Ik kreeg nu een veel grotere
vlam, die hoog opschoot en vrij veel
hitte verspreidde Toen ik zo nog een
kwartier aan de gang was, viel mijn
oog toevallig op de verlichte etala
ges aan de overkant van de straat.
Er groepten daar talrijke mensen sa
men en ik dacht dat er iets te doen
was. Ik begaf mij naar het raam.
Tot mijn grote ontsteltenis zag ik dat
de straat voor mijn huis vrijwel
zwart stond van mensen. En ze ke
ken allemaal naar boven, naar mijn
kamer. Ik zag ze druk gebaren ma
ken en ze schreeuwden iets, maar ik
kon niet verstaan wat.
Vrij spoedig drong het tot mij door
wat er gaande was. Die mensen be
neden in de straat moesten menen
dat er in mijn kamer brand was uit
gebroken Omdat zij zo laag stonden
en mijn kamer zo hoog lag, zagen
zij alleen die vlam in mijn donkere
kamer oplichten. Het moet, «van be
neden af gezien, een angstwekkend
gezicht zijn geweest.
Ik deed het raam open en ik wilde
de mensen in de straat toeroepen dat
zij zich niet ongerust behoefden te
maken. Er was geen enkel gevaar
bij. Maar waarschijnlijk dachten die
mensen op dat ogenblik dat ik uit
het raam wilde springen. Ik hoorde
gegil en geschreeuw van verscheide
ne kanten. Eerst kon ik niet verstaan
wat er geroepen werd. maar einde
lijk drong toch iets tot mij door.
„De brandweer", hoorde ik schreeu
wen,^ „de brandweer komt er al
„Er is helemaal geen brand", riep
ik.
„Hij komt al", schreeuwde men
van beneden, „hij komt al!" Men
wees de straat uit.
Inderdaad, in de verte hoofde ik
de brandweer al aan komen loeien.
Dat is ook wat moois, dacht ik, wat
een drama. En dat allemaal om
Leendert zijn geheimzinnige verlich
ting te bezorgen.
Weinige minuten later hoorde ik de
brandweerlieden al de trap op stor
men En enige ogenblikken later
stonden er drie, vier stoere mannen
in mijn kamer.
„Er is niets aan de hand", zei ik.
„Wat is dat?" vroeg een van de
brandweermannen, naar de talel
knikkend, waar nog altijd, hoewel
al weer erg afgezwakt, de vlam
brandde
„Een familiefeestje..." begon ik uil
te leggen. En ik trachtte hem een
helder beeld te geven van mijn neef
Leendert en zijn plannen. Hij keen
mij begrijpend aan. „Er is geen ont
ploffingsgevaar bij?" vroeg hij ten
slotte nog.
„Nee", antwoordde ik, „het brandt
in een gewone open schaal. Er kan
niets ontploffen."
Daarmee was de brandweerman
blijkbaar tevreden gesteld. „In orde",
zei hij en hij trok met zijn manschap
pen weer af.
Ik hoorde ze de trap aflopen en de
buitendeur sluiten. Ik zuchtte opge
lucht. maar op het zelfde ogenblik
stootte ik met een onhandige bewe
ging de kom waarin het zout nog
steeds brandde, van de tafel. Het met
spiritus doordrenkte zout verspreidde
zich over de vloer en in een oog
wenk stond mijn vloermat in de vlam
Een panische schrik overviel mij.
Ik wierp het raam ten tweede ma
le open en ik riep naar beneden:
„Brand! Brand!" Op dat moment
stapten de brandweerlieden juist
weer in hun auto. De man die mij
te woord had gestaan, hoorde mij en
stak zijn hand omhoog. Hij riep iets
dat ik niet verstaan kon. Het werd
mij duidelijk dat hij mijn schreeu
wen als een grapje opvatte. Enkele
Ca weg, Satan!
Matth. 4:10.
JEZUS is verzocht geweest. In het
worstelstrijdperk van het wereld
kampioenschap bleek Hij de sterkste
te wezen. De drie machtige aanvallen
van de boze kon Hij afslaan. Satan
begon van beneden af, bij de plat-
zinnelijke, gr of-stoffelijke behoefte.
De honger is een scherp zwaardlüii
ex-gemterneerden kunnen er van
meepraten. Jezus heeft deze machtige
eis van het lichaam kunnen afreageren
naar God. De mens leeft niet alleen
van aards, maar ook door hemels
brood, Gods Woord. Dan volgt de
tweede verzoeking, die op een ander,
een geestelijk vlak iigt. Zie, daar in de
diepte al die mensen; zij hebben be
hoefte iets of iemand te aanbidden,
zij zoeken surrogaat voor hun religio
siteit. Welnu, wees voor hen de vlie
gende mens en Uw woord zal gezag
hebben voor de massa. Maar Jezus,
ofschoon Hij van boven was, zocht het
in de nederste delen, in een stal, een
kribbe, een kruis, in de nederigheid
van hart; Hij wilde God niet magisch
een machtsdaad afdwingen, om er
voor de mensen mee te pronken. Het
gezag van Zijn woord wilde Hij ont
lenen aan de zuivere klaarheid van
Zijn Gode gehoorzame ziel. Nog ho
ger stijgt de verzoeker. De laatste aan
val is de gevaarlijkste. Zij knoopt aan
by messiaanse tendenties. ,fién knie
mensen beneden, die de hele ge
schiedenis met aandacht hadden ge
volgd, begonnen al te lachen en met
hun hoeden te zwaaien, telkens als
ik „Brand!" riep. Toen reed de
brandweerauto met een luid geloei
weg.
Het vuur in mijn kamer greep snel
om zich heen. Het had de divan al
aangetast. Ik wist niet wat ik moest
doen. Ik was radeloos. Tenslotte hol
de ik een étage naar beneden, waar
de telefoon was en belde vandaar de
brandweer maar weer op.
„Waar is er brand uitgebroken,
zegt u?" vroeg de man aan de ande
re kant van de lijn.
„Oosterstraat 15", antwoordde ik.
„Maar daar is juist een wagen
heen!"
„Hij is al weer weg! En nu is er
pas brand!"
Een ogenblik stilte aan de andere
kant van de lijn. Toen: ,.Loos alarm
is strafbaar. Weet u dat?"
„Ja zeker weet ik dat. Schiet u
val voor mij en ik geef U de Konink
rijken der wereld en al hun heerlijk
heid.''
De wil tot de macht! Wat een ver
zoeking! Hoe zoet ts het, boven aan
te staan en te kunnen gebieden, over
anderen te beschikken, zich te laten
bedienen.
Deze verzoeking houdt eigenlijk de
andere ook in. Wie de macht bezit,
heeft ook het brood, het vlees en ook
het gezag waarvoor men zich buigt,
want in deze wereld betekent macht
recht. Jezus echter wil liever zwak zijn,
om Gods macht in Zijn zwakheid te
openbaren. Hij knielt alleen voor God
en is zo de Sterkste en Overwinnaar.
Wij werpen een blik op deze wereld.
Wat is zij ziek! Zij doet mij denken
aan een oude marmeren knikker of
een antieke Chinese porseleinen kom,
vol kleine barstjes. Wat een barsten
lopen door deze wereld, wat een con
flicten in de loop der historie. Dat die
kom nog niet in scherven uit elkaar
is gevallen dankt zij aan Gods lank
moedigheid. Nu zijn er een paar nieu
we barsten bijgekomeh; ik denk aan
de 38ste breedtegraad, het Perzisch
oliegeschil, de Nw.-Guineakwestie etc.
Het gaat weer om het materialistische,
brood en vlees.... om het ideologische,
het gezag, vooral als wij denken aan
de controverse RuslandAmerika en
om de macht, het imperiale.
Satan lacht: bij de mensen heeft hij
succes met zijn drie kikvorsen. Deze
alstublieft wat op. De vlammen slaan
al door het dak!"
Het duurde vrij lajig voor de brand
weer weer kwam. Ze konden het
maar niet geloven. En in de tijd, dat
ik op de brandweer wachtte, tracht
te ik zelf te blussen wat er te blus
sen viel. Maar dat was onbegonnen
werk. Ik stond al gauw in een vuur
zee, waaruit ik mij ternauwernood
kon redden en waarbij ik een paar
flinke brandwonden opliep.
Toen ze er dan eindelijk weer
waren, de brandweerlieden, was van
de hele verdieping waarop mijn ka
mer lag, weinig meer te redden. Het
brandde schoon uit.
Ik moest mijn intrek nemen bij
vrienden. Hoe het met die belichting
tenslotte uitgevallen is bij mijn neef
Leenderts schimmenspel, kan ik niet
zeggen. Toen het feestje gevierd
werd, moest ik nog het bed houden
vanwege mijn brandwonden. Maar
het zal wel een mooie belichting ge
worden zijn, denk ik.
onreine geesten, Apoc. 16:13, verdam
pen als halitosis uit de muil der sata
nische drieëenheid en verpesten de
■wereldatmospheer. Als dat zo is, moe
ten ook wij, gij en ik, in zo'n bedor
venheid ademen? Merken wij er iets
van in Ons leven? Ik beken, het heeft
mij meer dan eens benauwd. Drie
oerkrachten, oerdriften, waarmee wij
allen, de een meer, de ander minder,
te maken hebben. Laat mij het eens
psychologisch zeggen: Freud sprak
van de libido en leidde alles daar van
af en daarheen terug. Jung was gees
telijker en ruimde voor de ideologi
sche en religieuze aspiraties de grote
plaats in het mensenleven; Adler
zocht de oplossing in de wil tot de
macht, die bij ieder drijfveer is. Ik
geloof, dat dit drietal niet te scheiden
is; zij treden gecoördineerd op en ge
subordineerd aan de overste dezer
wereld, het klavier, dat hij bespeelt.
Doel van deze overdenking is, dat
gij u zelve niet verliest door slechts
aandacht te hebben voor wercldac-
tualiteiten, maar ook zult luisteren
naar hetgeen de hemelse radio, Gods
Woörd, u heeft te zeggen over uw
eigen leven.
Immers, de barsten van uwe levens,
o mensen, vallen samen met die vele
barsten van de grote wereldknikker.
Juist door de barsten in ons ziele-
leven ziet deze wereld er zo scherve-
rig uit. Wij kunnen slechts genezen
worden door de Pottenbakker, die
zich daartoe voor ons op Golgotha aan
scherven heeft laten slaan en die als
de Opgestane na Pasen ons Goddelijke
Nardus schenkt.
«111™™=» Ga weg, satan I
ZONDAGSBLAD 11 AUGUSTUS 1951
7
4 onze jeuqö-p&qin& 4
oe ZICaboutzr
KAMERHEER VAN DE KON NG WERD
'Zilverbaard
Opeens., klonk e
netje.
heel fijn stem- 1®
Verbaasd keek kabouter Zilverbaard
op.„Hé", dacht hij, „wie is dat nu..?
Wie roept er mijn naam?"
„Hier ben ik.." zei 't stemmetje
weer.. „Hier., vlak bij je baard."
Kabouter Zilverbaard keek
baard en., ja hoor.. Vlak bij
klein elfje.. „Wié ben jij?"
g hij aan 't elfje..
wat kom je
het elfje,
,„en ik kom je helpen", en ze zwaai-
e vriendelijk met haar toverstafje.
„Kom jij mij helpen?" vroeg Zilver-
„Ja
beek., ik zal zorgen dat jij ook met
de baardenwedstrijd mee kan doen.
Vanmiddag is die wedstrijd al".
Zilverbaard schrok ervan.Vanmid
dag al., en z'n baard was nog hele
maal rood..
„Kom dan", zei het elfje„kom dan.,
je zal eens zien wat een mooie baard
of je krijgt". Samen gingen ze naar de
beek.
„Zo" zei het elfje, „nu moet je je
baard eens in het water steken.
Zilverbaard ging op z'n knieën zitten
en deed z'n vieze rode baard in het
het elfje. „Ik kom je hel-
HETGULZIGE MUISJE
In de grote kast van opoe
stond een stukje heerlijk spek,
met een heel klein rose randje;
écht iets voor een lekkerbek
Wel, zó'n smulpaap was het muisje,
dat eens, midden in de nacht,
aan die kast met al dat lekkers
stiekem een bezoekje bracht
baard of
je hebt".
Ze raakte met haar toverstafje het
water aan., telde een., twee., drie.,
en toen.. Nee maar., kabouter Zilver
baard keek naar z'n baard en kon z'n
ogen niet geloven. Wat een prachtige
baard had hij nu.. Vroeger was hij
helemaal van zilver en nu was hij van.,
goud och. och., wat een prachtige
baard had hij nu. Hij schitterde in de
Z°,?Ga nu maar gauw naar het paleis",
zei 't elfje, „anders kom je te laat.,
daag ik ga weer weg" en ze spreid
de haar mooie witte vleugeltjes uit en
vloog weg.
Kabouter Zilverbaard stond gauw op
en liep naar het paleis. Onderweg liep
hij haast tegen de bomen -* 1!
baard te kijken.
Toen hij bij het paleis was
de kabouters al op een rijj. De
stonden
v, vedstrijd
al begonnen, want koning Goud
muts liep al 1 1"'1
,..„w kijken. Hij was al bijna
klaar. Gauw ging Zilverbaard ook in de
rij staan. Toen de kabouters hem zagen
begonnen ze weer te lachen. „Ha, ha...
daar komt kabouter Roodbaard aan!"
Maar ineens hielden ze op.. „Hé., hoe
kon dat nou Hoe kon dat nu dat ka
bouter Zilverbaard zo'n mooie gouden
baard had?" Ze begrepen er niets van.
Ze werden er stil van.
Toen koning Goudmuts helemaal
klaar was met het bekijken van alle
baarden zei hij:
„Kabouters.... Ik heb nu alle
baarden gezien. De baard van
kabouter Blauwmuts is de mooiste
baard.... Daarom
Plotseling hield hij op.. „Hé., wat
een mooie baard is dat.die heb ik
nog niet gezien", zei hij. „Kom jij eens
hier".
Bevend ging Zilverbaard naar de
koning., hij werd haast verlegen. Geen
wonder als je bij een koning moet ko-
Toen de koning de baard had gezien
zei hij: „Nee maar, zo'n mooie baard
heb ik nog nooit in m'n leven gezien.
Hij is nog mooier dan de mijne". Het
was ook zo. De baard van de koning
was erg mooi. maar die van Zilver
baard was veel mooier. Alle kabouters
vonden dat ook. Toen zei de koning.
„Kabouters,
Nog nooit heb ik zo'n mooie baard
gezien. Omdat kabouter Zilverbaard
de mooiste baard van allemaal heeft,
wordt hij mijn kamerheer."
Toen de koning dat gezegd had,
begonnen alle kabouters te juichen
„Hoera!" riepen ze.. Hoera.. leve
koning Goudmuts! leve Zilverbaard!"
„Stilte", riep de koning... „Stilte....
We gaan nu feest maken Komen
jullie allemaal maar in het paleis,
dan gaan we eens lekker eten en
pret maken."
Allemaal riepen ze „Hoera!" en ze
namen Zilverbaard op hun schouders.
Toen gingen ze het paleis in. Het werd
een prachtig feest en het was heel laat
toen de kabouters naar huis gingen.
Alleen Zilverbaard bleef in het paleis.
Hij was nu immers kamerheer van de
koning, met een mooi pakje aan en de
blauwe muts met gouden kwast op z'n
onze BRievenBus
Hallo nichten en neven,
Het is vacantietijd, dacht ik zo bij
mezelf en dus zal ae postbode me deze
week wel niet zoveel brieven brengen.
Maar dat was mis. Er ligt weer een
hele stapel klaar en daarom begin ik
maar gauw met het beantwoorden.
Eerst eventjes de namen van de meis
jes en jongens, die dit keer de prijzen
hebben gewonnen. De hoofdprijs is
voor Aart Dubbeldam, terwijl Nickey
Corten bach, Catrinus van Horssen,
Sjaan Osseweijer en Bastiaan van Dub
beldam de troostprijzen zullen krijgen.
Gefeliciteerd!!
De oplossing luidt: Antwerpen,
Merwedekanaal, s.s., aa~
er, r.l„ da, an, procent,
den, aa, ei. zalm,
land, t.
trompet,
Amsterdam, Neder-
..d„ peer, e.k., naam,
als, nap, Argentinië, pen, ovaal,
Ceram, end, eer.
der
Zeg, Dittie Trouw en Margo
Bie, wat moest ik lachen om jullie „ge^
dichten". Dat hebben jullii
gemaakt. Dittie vroeg
tegelijk
Rustig kon hij daar genieten
van die fijne lekkernij
en hij at, na de tractatie,
nog van restjes rijstebrij
Maar.... owee, hij was té gulzig
eo zijn buikje stond zó bol,
dat hij niet meer door de deur kon
van zijn huis, het muizenhol!
„Wat moet ik nu toch beginnen,"
dacht het muisje" zal ik maar
met de bel mijn vader wekken....?
want, wie weet, speelt hu het
klaar....!"
Nu, dat deed het dikke muisje,
maar zjjn hartje bonsde wat,
wantals hü te lang moest
wachten....
brrr.... hij dacht eens aan de kat....
Vader heeft toen met een zaagje
gauw de ingang wat vergroot
en reeds na een klein kwartiertje
was zijn zoontje uit de nood!
Toch nog even was de kater
wakker, maar.... och kom, hij dacht,
toen hij steeds dat zagen hoorde:
„Snurkt de baas zo hard vannacht...?"
Hij was te lui om te gaan kijken....;
fijn maar voor de kleine muis,
die nu veilig kon gaan slapen,
in zijn bed, bü vader thuis.
GOOS KAMPHUIS.
Eventjes lachen
WAT DENKEN JULLIE HIERVAN?
Twee vrienden hadden samen een rij
paard gekocht De één zei: „Nu zullen
we het zo regelen: als ik rijd loop jij en
als jij loopt rijd ik".
„Best", zei de ander.
Zouden jullie dat ook gezegd hebben?
misschien val ik jullie dan
wel zo tégen, dat je me nooit meer een
briefje stuurt en dat wil ik niet ris
kerenTja, Rietje van Breugel, als je
vergeet je tekening op te sturen, dan
kan ik er verder ook niets meer aan
doen. Hoe oud is jouw broertje nu? In-
p derdaad, Toos van Rietveld, je had me
p een poosje in de steek gelaten. Gezellig,
dat je weer mee doet. Leuk hè, Joke
Dubbeldam, een poëzie-album, ik heb er
'ook nog een van vroeger en er staan
'"'(heel wat mooie plaatjes in. Gijs Knij
pers is een kunstenaar in de dop. Dit
Reefje kan toch zo prachtig tekenen en
—drieuren. Jü krijgt zeker wel hoge cijfers
op je rapport voor tekenen. Gijs? Ik ben
werkelijk nieuwsgierig, Ansje Hagendük.
wat er van die pit zal worden. Houd je
me op de hoogte? Het geeft niets hoor
Bcrtje van Wageningen. dat je de op
lossing niet helemaal kon vinden. Ik
vind het even gezellig zomaar een briefje
van je te krijgen. Zeg Bertje, betekent
Denk
aan
Kinders, dit is Martha Oudshoorn
en zoals jullie kunnen zien, is dit
nichtje van ons ziek. Zij ligt al
héél lang in bed en het zal nog
wel eventjes duren eer de dokter
zegt: „Martha, je mag er eens
eventjes uit". En zoals jullie mis
schien allemaal wel weten, valt
het niet mee, zo lang stil te moeten
liggen. En nu ga ik jullie wat vra
gen. Zouden jullie allemaal eraan
mee willen helpen Martha een
paar prettige dagen te bezorgen?
Ik denk het haast wel. Hoe jullie
dat moeten doen? Wel, schrijf haar
eens een gezellig briefje of stuur
haar een prentbriefkaart. Weet je,
Martha is Maandag a.s. jarig en
wat zou het een verrassing zijn als
zij op die dag of de dagen, die er op
volgen, een grote stapel post ont
ving. Het adres is: Martha Ouds
hoorn, Rotterdams Zeehospitium,
Katwijk aan Zee...'.. Nichten en
neven, kan ik op jullie rekenen?
Afgesproken
De meeste meisjes en jongens we
ten wel, hoe ze deze puzzle moeten
oplossen. Voor de nieuwelingen wil
ik nog even vertellen hoe je het
moet doen. Bij plaatje 1 zie je bij
voorbeeld een stam staan, dan vul
je bij cijfer 1 het woord stam in,
enz. enz. Begrepen? Succes hoorl
de naam Esdra iets bijzonders? Nikj
hoor, Anna Corstanje, het verveelt rne
nooit, jullie post te lezen. Integendeell
Prettige vacantie Herman de Liegre Bohd.
Hoe bevalt het kampleven? Nee, Ineke
Schocman, ik ben nooit in Veenendaal
geweest, maar wel in Arnhem en Rhe-
nen. Prachtig is het daar hê?. Ik hoop.
dat de foto's leuk zijn geworden. Koos
Klijn stuurde me ook al een tekening,
die ik erg fijntjes vond. Bedankt, joh!
Wat heb jij moei postpapier, Jannie de
Groot. En ik dank je voor je goede wen
sen. Ik heb er echt zin in om met va
cantie te gaan. maar dat duurt nog wel
eventjes. Joke van der Wildt houdt niet
zo erg van handwerken. Toch is het wel
gezellig. Vond jij het ook zo moeilijk een
hiel in een sok te breien? Dat kon ik.
toen ik nog op school ging. haast niet
geleerd krijgen. Het spijt me voor je
Henk Troost maar wij hebben geen post
zegelhoekje. Maar daarom maj je toch
wel schrijven hoor. Een keurig rapport
had jij. Leendert Vink. Wel zes achten,
heb ik gezien. Goed zo! Vind je het ge
zellig om te verhuizen, Bea Spijkerman?
Het brengt anders wel een hele drukte
met zich mee, vind je niet? Rietje Grent-
zius vroeg me of ik al naar het strand
ben geweest. Nou en of. Ik vind hei
heerlijk na het zwemmen wat te liggen
luieren. Dat zal jij deze week ook wel
gedaan hebben, niet Albert Jongejan?
Was het mooi weer? O. heet jü Evert
Jansen, nieuwe neef. Ik kon er verleden
week heus niet uit wijs worden. Mag
je wel eens meerijden op de motor van
je buurjongen of ben je daar nog te
omtjat hij met vacantie gaat. pretfige
dagen toewensen. Trouwens, dit geldt
voor al m'n nichten en neven.
En zoals elke week wil ik deze brie
venbus weer besluiten met een hartelij*
welkom aan onze nieuwelingetjes. Dit
keer ziji\ het Dini van der Waals, Piet
Dubbeldam, Leo Spaans, Miop Roden
burg. Jes Hoeke. Guus Bout (zeg Gua.
ik ken geen oom Piet hoor. wel een oom
Karei», Henk Meüer, Frits van Berkel,
Ria van Osnabrugge en Theo van Dijk.
Kinders. tot de volgende week maar
weer. Hartelijke groeten allemaal van
Martha I
Rekenkunst) es
Vraag: Aan de voet van een linde
boom zat een ondernemende slak, die
's nachts vier ellen hoog tegen de
boom opklom. Over dag kroop ze weer
twee ellen naar beneden. Terwijl ze zo
voortging, was ze na 9 nachten aan de
top van de boom gekomen. Hoe hoog
is die boom nu?
Antwoord: 20 ellen.
Nu nog een: Vraag: Twee vaders en
twee zonen schoten samen 3 hazen en
toch ging ieder met een haas naar huis.
Hoe kan dat?
Antwoord: Het waren zoon, vader en
grootvader.