De beliehting 2 ZONDAGSBLAD II AUGUSTUS 1951 KORT VERHAAL VAN FERDINAND LANGEN T K ben niet zo erg gesteld op fami- liefeestjes. Maar mijn neef Leen- dert is er dol op. Alles wat zich maar tot een feest laat organiseren, grijpt hij aan. En omdat wij een t»- melijk uitgebreide familie hebben, is hij voortdurend in de weer. Meestal weet ik mij, wat zijn plannen betrelt, door een soort resolute schuchterheid wel op een afstand te houden. Maar een keer kon ik hem mijn medewer king toch niet geheel ontzeggen. Dat was, toen het zijn eigen vader en moeder, mijn oom en tante dus, be trof. Zij zouden hun vijf-en-dertig jarig huwelijksfeest vieren en ik be greep dat dat toch wel iets was, dat men niet zomaar kon laten passeren. Ik deed dus mee. Nu had mijn neef Leendert voor deze gelegenheid iets zeer bijzonders verzonnen. Een soort schimmenspel, gespeeld door levende wezens, waar voor tien leden van onze familie wer den aangewezen. Hoe mijn neef Leen dert zich dit spel voorstelde, kan ik niet tot in de finesses uitleggen, want het is mi) nooit helemaal duidelijk geworden. „Maar het voornaamste", zei hij tegen mij, „is de belichting. En daarvoor zorg jij." ,.Wat moet het voor een belichting zijn?" vroeg ik. „Een raadselachtige", zei hij, „een geheimzinnige, een spookachtige. Een belichting als in een droom, begrijp je?" „Hoe kom ik daaraan?" vroeg ik „Dat zal ik je vertellen", antwoord de hij, „het is heel eenvoudig. Luis ter goed. Je neemt zout. Je neemt spiritus. Je doordrenkt het zout ge heel met spiritus en daarna steek je het aan. Je krijgt een blauw gele vlam. En kijk dan eens in een spie gel. Je zult er uit zien als een geest." „Goed", zei ik, „ik zal spiritus ne men en zout. Maar hoeveel van elk?" Mijn neef Leendert dacht na. „Dat weet ik niet precies", zei hij na een tijdje. „Misschien een kilo zout en een fles spiritus, misschien twee kilo zout en twee flessen spiritus. Ik weet het niet. Maar het moet ongeveer een half uur blijven branden. Dat is ge noeg. Je moet het vooraf maar eens proberen." Een paar dagen voor de heuglijke dag begon ik voorbereidingen te tref fen om mijn aandeel in de feest vreugde naar behoren te kunnen ver vullen. Ik kocht vijf kilo zout en vijf flessen spiritus en spoedde mij daar mee naar mijn kamer. Ik bewoonde in die tijd de bovenste kamer van een groot huis in een vrij drukke straat. Ik wachtte tot het donker was om het effect van de verlichting be ter te kunnen beoordelen. Toen ein delijk de schemering zo diep was ge vallen dat ik nauwelijks meer de om trekken van de voorwerpen in mijn kamer zag, begon ik een grote kom, die ik midden op de tafel had gezet, te vullen met een kilo zout en een fles spiritus. Ik stak dit mengsel aan en er ontwikkelde zich een grote gele vlam. Ik keek in de spiegel en het bleek dat mijn neef Leendert inder daad de waarheid had gesproken. Ik zag er uit als een erg ondervoede geest. Na ongeveer tien minuten te heb ben gebrand werd de vlam zwakker en zwakker en na een kwartier was hij zo goed als uit. Daar mijn belic.i- ting voor mijn neef Leenderts schim menspel. volgens zijn zeggen, onge veer een half uur moest duren, pro beerde ik het nog eens opnieuw met een dubbele hoeveelheid. Twee maal zoveel zout en twee maal zoveel spi ritus. Ik kreeg nu een veel grotere vlam, die hoog opschoot en vrij veel hitte verspreidde Toen ik zo nog een kwartier aan de gang was, viel mijn oog toevallig op de verlichte etala ges aan de overkant van de straat. Er groepten daar talrijke mensen sa men en ik dacht dat er iets te doen was. Ik begaf mij naar het raam. Tot mijn grote ontsteltenis zag ik dat de straat voor mijn huis vrijwel zwart stond van mensen. En ze ke ken allemaal naar boven, naar mijn kamer. Ik zag ze druk gebaren ma ken en ze schreeuwden iets, maar ik kon niet verstaan wat. Vrij spoedig drong het tot mij door wat er gaande was. Die mensen be neden in de straat moesten menen dat er in mijn kamer brand was uit gebroken Omdat zij zo laag stonden en mijn kamer zo hoog lag, zagen zij alleen die vlam in mijn donkere kamer oplichten. Het moet, «van be neden af gezien, een angstwekkend gezicht zijn geweest. Ik deed het raam open en ik wilde de mensen in de straat toeroepen dat zij zich niet ongerust behoefden te maken. Er was geen enkel gevaar bij. Maar waarschijnlijk dachten die mensen op dat ogenblik dat ik uit het raam wilde springen. Ik hoorde gegil en geschreeuw van verscheide ne kanten. Eerst kon ik niet verstaan wat er geroepen werd. maar einde lijk drong toch iets tot mij door. „De brandweer", hoorde ik schreeu wen,^ „de brandweer komt er al „Er is helemaal geen brand", riep ik. „Hij komt al", schreeuwde men van beneden, „hij komt al!" Men wees de straat uit. Inderdaad, in de verte hoofde ik de brandweer al aan komen loeien. Dat is ook wat moois, dacht ik, wat een drama. En dat allemaal om Leendert zijn geheimzinnige verlich ting te bezorgen. Weinige minuten later hoorde ik de brandweerlieden al de trap op stor men En enige ogenblikken later stonden er drie, vier stoere mannen in mijn kamer. „Er is niets aan de hand", zei ik. „Wat is dat?" vroeg een van de brandweermannen, naar de talel knikkend, waar nog altijd, hoewel al weer erg afgezwakt, de vlam brandde „Een familiefeestje..." begon ik uil te leggen. En ik trachtte hem een helder beeld te geven van mijn neef Leendert en zijn plannen. Hij keen mij begrijpend aan. „Er is geen ont ploffingsgevaar bij?" vroeg hij ten slotte nog. „Nee", antwoordde ik, „het brandt in een gewone open schaal. Er kan niets ontploffen." Daarmee was de brandweerman blijkbaar tevreden gesteld. „In orde", zei hij en hij trok met zijn manschap pen weer af. Ik hoorde ze de trap aflopen en de buitendeur sluiten. Ik zuchtte opge lucht. maar op het zelfde ogenblik stootte ik met een onhandige bewe ging de kom waarin het zout nog steeds brandde, van de tafel. Het met spiritus doordrenkte zout verspreidde zich over de vloer en in een oog wenk stond mijn vloermat in de vlam Een panische schrik overviel mij. Ik wierp het raam ten tweede ma le open en ik riep naar beneden: „Brand! Brand!" Op dat moment stapten de brandweerlieden juist weer in hun auto. De man die mij te woord had gestaan, hoorde mij en stak zijn hand omhoog. Hij riep iets dat ik niet verstaan kon. Het werd mij duidelijk dat hij mijn schreeu wen als een grapje opvatte. Enkele Ca weg, Satan! Matth. 4:10. JEZUS is verzocht geweest. In het worstelstrijdperk van het wereld kampioenschap bleek Hij de sterkste te wezen. De drie machtige aanvallen van de boze kon Hij afslaan. Satan begon van beneden af, bij de plat- zinnelijke, gr of-stoffelijke behoefte. De honger is een scherp zwaardlüii ex-gemterneerden kunnen er van meepraten. Jezus heeft deze machtige eis van het lichaam kunnen afreageren naar God. De mens leeft niet alleen van aards, maar ook door hemels brood, Gods Woord. Dan volgt de tweede verzoeking, die op een ander, een geestelijk vlak iigt. Zie, daar in de diepte al die mensen; zij hebben be hoefte iets of iemand te aanbidden, zij zoeken surrogaat voor hun religio siteit. Welnu, wees voor hen de vlie gende mens en Uw woord zal gezag hebben voor de massa. Maar Jezus, ofschoon Hij van boven was, zocht het in de nederste delen, in een stal, een kribbe, een kruis, in de nederigheid van hart; Hij wilde God niet magisch een machtsdaad afdwingen, om er voor de mensen mee te pronken. Het gezag van Zijn woord wilde Hij ont lenen aan de zuivere klaarheid van Zijn Gode gehoorzame ziel. Nog ho ger stijgt de verzoeker. De laatste aan val is de gevaarlijkste. Zij knoopt aan by messiaanse tendenties. ,fién knie mensen beneden, die de hele ge schiedenis met aandacht hadden ge volgd, begonnen al te lachen en met hun hoeden te zwaaien, telkens als ik „Brand!" riep. Toen reed de brandweerauto met een luid geloei weg. Het vuur in mijn kamer greep snel om zich heen. Het had de divan al aangetast. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik was radeloos. Tenslotte hol de ik een étage naar beneden, waar de telefoon was en belde vandaar de brandweer maar weer op. „Waar is er brand uitgebroken, zegt u?" vroeg de man aan de ande re kant van de lijn. „Oosterstraat 15", antwoordde ik. „Maar daar is juist een wagen heen!" „Hij is al weer weg! En nu is er pas brand!" Een ogenblik stilte aan de andere kant van de lijn. Toen: ,.Loos alarm is strafbaar. Weet u dat?" „Ja zeker weet ik dat. Schiet u val voor mij en ik geef U de Konink rijken der wereld en al hun heerlijk heid.'' De wil tot de macht! Wat een ver zoeking! Hoe zoet ts het, boven aan te staan en te kunnen gebieden, over anderen te beschikken, zich te laten bedienen. Deze verzoeking houdt eigenlijk de andere ook in. Wie de macht bezit, heeft ook het brood, het vlees en ook het gezag waarvoor men zich buigt, want in deze wereld betekent macht recht. Jezus echter wil liever zwak zijn, om Gods macht in Zijn zwakheid te openbaren. Hij knielt alleen voor God en is zo de Sterkste en Overwinnaar. Wij werpen een blik op deze wereld. Wat is zij ziek! Zij doet mij denken aan een oude marmeren knikker of een antieke Chinese porseleinen kom, vol kleine barstjes. Wat een barsten lopen door deze wereld, wat een con flicten in de loop der historie. Dat die kom nog niet in scherven uit elkaar is gevallen dankt zij aan Gods lank moedigheid. Nu zijn er een paar nieu we barsten bijgekomeh; ik denk aan de 38ste breedtegraad, het Perzisch oliegeschil, de Nw.-Guineakwestie etc. Het gaat weer om het materialistische, brood en vlees.... om het ideologische, het gezag, vooral als wij denken aan de controverse RuslandAmerika en om de macht, het imperiale. Satan lacht: bij de mensen heeft hij succes met zijn drie kikvorsen. Deze alstublieft wat op. De vlammen slaan al door het dak!" Het duurde vrij lajig voor de brand weer weer kwam. Ze konden het maar niet geloven. En in de tijd, dat ik op de brandweer wachtte, tracht te ik zelf te blussen wat er te blus sen viel. Maar dat was onbegonnen werk. Ik stond al gauw in een vuur zee, waaruit ik mij ternauwernood kon redden en waarbij ik een paar flinke brandwonden opliep. Toen ze er dan eindelijk weer waren, de brandweerlieden, was van de hele verdieping waarop mijn ka mer lag, weinig meer te redden. Het brandde schoon uit. Ik moest mijn intrek nemen bij vrienden. Hoe het met die belichting tenslotte uitgevallen is bij mijn neef Leenderts schimmenspel, kan ik niet zeggen. Toen het feestje gevierd werd, moest ik nog het bed houden vanwege mijn brandwonden. Maar het zal wel een mooie belichting ge worden zijn, denk ik. onreine geesten, Apoc. 16:13, verdam pen als halitosis uit de muil der sata nische drieëenheid en verpesten de ■wereldatmospheer. Als dat zo is, moe ten ook wij, gij en ik, in zo'n bedor venheid ademen? Merken wij er iets van in Ons leven? Ik beken, het heeft mij meer dan eens benauwd. Drie oerkrachten, oerdriften, waarmee wij allen, de een meer, de ander minder, te maken hebben. Laat mij het eens psychologisch zeggen: Freud sprak van de libido en leidde alles daar van af en daarheen terug. Jung was gees telijker en ruimde voor de ideologi sche en religieuze aspiraties de grote plaats in het mensenleven; Adler zocht de oplossing in de wil tot de macht, die bij ieder drijfveer is. Ik geloof, dat dit drietal niet te scheiden is; zij treden gecoördineerd op en ge subordineerd aan de overste dezer wereld, het klavier, dat hij bespeelt. Doel van deze overdenking is, dat gij u zelve niet verliest door slechts aandacht te hebben voor wercldac- tualiteiten, maar ook zult luisteren naar hetgeen de hemelse radio, Gods Woörd, u heeft te zeggen over uw eigen leven. Immers, de barsten van uwe levens, o mensen, vallen samen met die vele barsten van de grote wereldknikker. Juist door de barsten in ons ziele- leven ziet deze wereld er zo scherve- rig uit. Wij kunnen slechts genezen worden door de Pottenbakker, die zich daartoe voor ons op Golgotha aan scherven heeft laten slaan en die als de Opgestane na Pasen ons Goddelijke Nardus schenkt. «111™™=» Ga weg, satan I ZONDAGSBLAD 11 AUGUSTUS 1951 7 4 onze jeuqö-p&qin& 4 oe ZICaboutzr KAMERHEER VAN DE KON NG WERD 'Zilverbaard Opeens., klonk e netje. heel fijn stem- 1® Verbaasd keek kabouter Zilverbaard op.„Hé", dacht hij, „wie is dat nu..? Wie roept er mijn naam?" „Hier ben ik.." zei 't stemmetje weer.. „Hier., vlak bij je baard." Kabouter Zilverbaard keek baard en., ja hoor.. Vlak bij klein elfje.. „Wié ben jij?" g hij aan 't elfje.. wat kom je het elfje, ,„en ik kom je helpen", en ze zwaai- e vriendelijk met haar toverstafje. „Kom jij mij helpen?" vroeg Zilver- „Ja beek., ik zal zorgen dat jij ook met de baardenwedstrijd mee kan doen. Vanmiddag is die wedstrijd al". Zilverbaard schrok ervan.Vanmid dag al., en z'n baard was nog hele maal rood.. „Kom dan", zei het elfje„kom dan., je zal eens zien wat een mooie baard of je krijgt". Samen gingen ze naar de beek. „Zo" zei het elfje, „nu moet je je baard eens in het water steken. Zilverbaard ging op z'n knieën zitten en deed z'n vieze rode baard in het het elfje. „Ik kom je hel- HETGULZIGE MUISJE In de grote kast van opoe stond een stukje heerlijk spek, met een heel klein rose randje; écht iets voor een lekkerbek Wel, zó'n smulpaap was het muisje, dat eens, midden in de nacht, aan die kast met al dat lekkers stiekem een bezoekje bracht baard of je hebt". Ze raakte met haar toverstafje het water aan., telde een., twee., drie., en toen.. Nee maar., kabouter Zilver baard keek naar z'n baard en kon z'n ogen niet geloven. Wat een prachtige baard had hij nu.. Vroeger was hij helemaal van zilver en nu was hij van., goud och. och., wat een prachtige baard had hij nu. Hij schitterde in de Z°,?Ga nu maar gauw naar het paleis", zei 't elfje, „anders kom je te laat., daag ik ga weer weg" en ze spreid de haar mooie witte vleugeltjes uit en vloog weg. Kabouter Zilverbaard stond gauw op en liep naar het paleis. Onderweg liep hij haast tegen de bomen -* 1! baard te kijken. Toen hij bij het paleis was de kabouters al op een rijj. De stonden v, vedstrijd al begonnen, want koning Goud muts liep al 1 1"'1 ,..„w kijken. Hij was al bijna klaar. Gauw ging Zilverbaard ook in de rij staan. Toen de kabouters hem zagen begonnen ze weer te lachen. „Ha, ha... daar komt kabouter Roodbaard aan!" Maar ineens hielden ze op.. „Hé., hoe kon dat nou Hoe kon dat nu dat ka bouter Zilverbaard zo'n mooie gouden baard had?" Ze begrepen er niets van. Ze werden er stil van. Toen koning Goudmuts helemaal klaar was met het bekijken van alle baarden zei hij: „Kabouters.... Ik heb nu alle baarden gezien. De baard van kabouter Blauwmuts is de mooiste baard.... Daarom Plotseling hield hij op.. „Hé., wat een mooie baard is dat.die heb ik nog niet gezien", zei hij. „Kom jij eens hier". Bevend ging Zilverbaard naar de koning., hij werd haast verlegen. Geen wonder als je bij een koning moet ko- Toen de koning de baard had gezien zei hij: „Nee maar, zo'n mooie baard heb ik nog nooit in m'n leven gezien. Hij is nog mooier dan de mijne". Het was ook zo. De baard van de koning was erg mooi. maar die van Zilver baard was veel mooier. Alle kabouters vonden dat ook. Toen zei de koning. „Kabouters, Nog nooit heb ik zo'n mooie baard gezien. Omdat kabouter Zilverbaard de mooiste baard van allemaal heeft, wordt hij mijn kamerheer." Toen de koning dat gezegd had, begonnen alle kabouters te juichen „Hoera!" riepen ze.. Hoera.. leve koning Goudmuts! leve Zilverbaard!" „Stilte", riep de koning... „Stilte.... We gaan nu feest maken Komen jullie allemaal maar in het paleis, dan gaan we eens lekker eten en pret maken." Allemaal riepen ze „Hoera!" en ze namen Zilverbaard op hun schouders. Toen gingen ze het paleis in. Het werd een prachtig feest en het was heel laat toen de kabouters naar huis gingen. Alleen Zilverbaard bleef in het paleis. Hij was nu immers kamerheer van de koning, met een mooi pakje aan en de blauwe muts met gouden kwast op z'n onze BRievenBus Hallo nichten en neven, Het is vacantietijd, dacht ik zo bij mezelf en dus zal ae postbode me deze week wel niet zoveel brieven brengen. Maar dat was mis. Er ligt weer een hele stapel klaar en daarom begin ik maar gauw met het beantwoorden. Eerst eventjes de namen van de meis jes en jongens, die dit keer de prijzen hebben gewonnen. De hoofdprijs is voor Aart Dubbeldam, terwijl Nickey Corten bach, Catrinus van Horssen, Sjaan Osseweijer en Bastiaan van Dub beldam de troostprijzen zullen krijgen. Gefeliciteerd!! De oplossing luidt: Antwerpen, Merwedekanaal, s.s., aa~ er, r.l„ da, an, procent, den, aa, ei. zalm, land, t. trompet, Amsterdam, Neder- ..d„ peer, e.k., naam, als, nap, Argentinië, pen, ovaal, Ceram, end, eer. der Zeg, Dittie Trouw en Margo Bie, wat moest ik lachen om jullie „ge^ dichten". Dat hebben jullii gemaakt. Dittie vroeg tegelijk Rustig kon hij daar genieten van die fijne lekkernij en hij at, na de tractatie, nog van restjes rijstebrij Maar.... owee, hij was té gulzig eo zijn buikje stond zó bol, dat hij niet meer door de deur kon van zijn huis, het muizenhol! „Wat moet ik nu toch beginnen," dacht het muisje" zal ik maar met de bel mijn vader wekken....? want, wie weet, speelt hu het klaar....!" Nu, dat deed het dikke muisje, maar zjjn hartje bonsde wat, wantals hü te lang moest wachten.... brrr.... hij dacht eens aan de kat.... Vader heeft toen met een zaagje gauw de ingang wat vergroot en reeds na een klein kwartiertje was zijn zoontje uit de nood! Toch nog even was de kater wakker, maar.... och kom, hij dacht, toen hij steeds dat zagen hoorde: „Snurkt de baas zo hard vannacht...?" Hij was te lui om te gaan kijken....; fijn maar voor de kleine muis, die nu veilig kon gaan slapen, in zijn bed, bü vader thuis. GOOS KAMPHUIS. Eventjes lachen WAT DENKEN JULLIE HIERVAN? Twee vrienden hadden samen een rij paard gekocht De één zei: „Nu zullen we het zo regelen: als ik rijd loop jij en als jij loopt rijd ik". „Best", zei de ander. Zouden jullie dat ook gezegd hebben? misschien val ik jullie dan wel zo tégen, dat je me nooit meer een briefje stuurt en dat wil ik niet ris kerenTja, Rietje van Breugel, als je vergeet je tekening op te sturen, dan kan ik er verder ook niets meer aan doen. Hoe oud is jouw broertje nu? In- p derdaad, Toos van Rietveld, je had me p een poosje in de steek gelaten. Gezellig, dat je weer mee doet. Leuk hè, Joke Dubbeldam, een poëzie-album, ik heb er 'ook nog een van vroeger en er staan '"'(heel wat mooie plaatjes in. Gijs Knij pers is een kunstenaar in de dop. Dit Reefje kan toch zo prachtig tekenen en —drieuren. Jü krijgt zeker wel hoge cijfers op je rapport voor tekenen. Gijs? Ik ben werkelijk nieuwsgierig, Ansje Hagendük. wat er van die pit zal worden. Houd je me op de hoogte? Het geeft niets hoor Bcrtje van Wageningen. dat je de op lossing niet helemaal kon vinden. Ik vind het even gezellig zomaar een briefje van je te krijgen. Zeg Bertje, betekent Denk aan Kinders, dit is Martha Oudshoorn en zoals jullie kunnen zien, is dit nichtje van ons ziek. Zij ligt al héél lang in bed en het zal nog wel eventjes duren eer de dokter zegt: „Martha, je mag er eens eventjes uit". En zoals jullie mis schien allemaal wel weten, valt het niet mee, zo lang stil te moeten liggen. En nu ga ik jullie wat vra gen. Zouden jullie allemaal eraan mee willen helpen Martha een paar prettige dagen te bezorgen? Ik denk het haast wel. Hoe jullie dat moeten doen? Wel, schrijf haar eens een gezellig briefje of stuur haar een prentbriefkaart. Weet je, Martha is Maandag a.s. jarig en wat zou het een verrassing zijn als zij op die dag of de dagen, die er op volgen, een grote stapel post ont ving. Het adres is: Martha Ouds hoorn, Rotterdams Zeehospitium, Katwijk aan Zee...'.. Nichten en neven, kan ik op jullie rekenen? Afgesproken De meeste meisjes en jongens we ten wel, hoe ze deze puzzle moeten oplossen. Voor de nieuwelingen wil ik nog even vertellen hoe je het moet doen. Bij plaatje 1 zie je bij voorbeeld een stam staan, dan vul je bij cijfer 1 het woord stam in, enz. enz. Begrepen? Succes hoorl de naam Esdra iets bijzonders? Nikj hoor, Anna Corstanje, het verveelt rne nooit, jullie post te lezen. Integendeell Prettige vacantie Herman de Liegre Bohd. Hoe bevalt het kampleven? Nee, Ineke Schocman, ik ben nooit in Veenendaal geweest, maar wel in Arnhem en Rhe- nen. Prachtig is het daar hê?. Ik hoop. dat de foto's leuk zijn geworden. Koos Klijn stuurde me ook al een tekening, die ik erg fijntjes vond. Bedankt, joh! Wat heb jij moei postpapier, Jannie de Groot. En ik dank je voor je goede wen sen. Ik heb er echt zin in om met va cantie te gaan. maar dat duurt nog wel eventjes. Joke van der Wildt houdt niet zo erg van handwerken. Toch is het wel gezellig. Vond jij het ook zo moeilijk een hiel in een sok te breien? Dat kon ik. toen ik nog op school ging. haast niet geleerd krijgen. Het spijt me voor je Henk Troost maar wij hebben geen post zegelhoekje. Maar daarom maj je toch wel schrijven hoor. Een keurig rapport had jij. Leendert Vink. Wel zes achten, heb ik gezien. Goed zo! Vind je het ge zellig om te verhuizen, Bea Spijkerman? Het brengt anders wel een hele drukte met zich mee, vind je niet? Rietje Grent- zius vroeg me of ik al naar het strand ben geweest. Nou en of. Ik vind hei heerlijk na het zwemmen wat te liggen luieren. Dat zal jij deze week ook wel gedaan hebben, niet Albert Jongejan? Was het mooi weer? O. heet jü Evert Jansen, nieuwe neef. Ik kon er verleden week heus niet uit wijs worden. Mag je wel eens meerijden op de motor van je buurjongen of ben je daar nog te omtjat hij met vacantie gaat. pretfige dagen toewensen. Trouwens, dit geldt voor al m'n nichten en neven. En zoals elke week wil ik deze brie venbus weer besluiten met een hartelij* welkom aan onze nieuwelingetjes. Dit keer ziji\ het Dini van der Waals, Piet Dubbeldam, Leo Spaans, Miop Roden burg. Jes Hoeke. Guus Bout (zeg Gua. ik ken geen oom Piet hoor. wel een oom Karei», Henk Meüer, Frits van Berkel, Ria van Osnabrugge en Theo van Dijk. Kinders. tot de volgende week maar weer. Hartelijke groeten allemaal van Martha I Rekenkunst) es Vraag: Aan de voet van een linde boom zat een ondernemende slak, die 's nachts vier ellen hoog tegen de boom opklom. Over dag kroop ze weer twee ellen naar beneden. Terwijl ze zo voortging, was ze na 9 nachten aan de top van de boom gekomen. Hoe hoog is die boom nu? Antwoord: 20 ellen. Nu nog een: Vraag: Twee vaders en twee zonen schoten samen 3 hazen en toch ging ieder met een haas naar huis. Hoe kan dat? Antwoord: Het waren zoon, vader en grootvader.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 8