de GROOTSTE KR UGER - anecdotes 4 ZONDAGSBLAD 28 JULI 1951 Van de oorspronkelijke Nu vindt men er bloeiende akkers en trotse boerderijen Maar ook een oorlogskerkhof met 25000 witte kruisen is nief veel meer over IN oude tijden vormde de Peel een ethnografische grens. Enerzijds ontstonden bij de rivieren of beekjes of vruchtbaarder stroken grond als oudste plaatsen: Weert, Asten, Hel mond, Boxmeer, enz., terwijl parallel aan deze rij, een nauwere kring ont stond met als dorpen Liesscl, Deurne, Bladel enz. Hier was de bodem nage noeg alleen voor schapenteelt ge schikt. In een studie over de Peel, verschenen in 1922, van de hand van P. A. Schendeler, wordt dit gebied de grens genoemd tussen Brabant en Gelder en wordt niet de Maas als zodanig aangemerkt. Ten Zuiden van Vierlingsbeek, van de Maas tot de Peel, vormde de woeste streek met zandverstuivingen de grens. Hier was dus niemandsland en ieders land, waarin men voetje voor voetje bin nendrong, de meest moerassige plek ken vermijdend. Nog herinnert hier aan de Nederlandse zegswijze: ,,een mijl op zeven", in de betekenis van: „langs een grote omweg"; dit was oorspronkelijk ,,van Meyel op Seve- num". De weg tussen beide dorpen eiste zes a zeven uur, ofschoon de rechte afstand slechts drie uur is. Door het overtollige water, dat geen uitweg vond op de laagste plaatsen, ontstonden in de Peel sombere plas sen, alzo een streek uitermate ge schikt voor het leveren van stof voor sagen en legenden. Deze spraken van moerassen, waar in de duivel huisde, van zwart-zwal- pende wateren, die hun kleur hadden te danken aan het vuil van het daagse pak van de hellevorst, dat in deze poelen werd gewassen. Van reuzen, die er hun woonplaatsen hadden en op bepaalde momenten, waarop de jonge reusjes wat lui uitgevallen wa ren, dezen naar de Maas stuurden, om de rivier uit te graven. Het heu velachtig Peelterrein zou dan ontstaan zijn door de modderbrokken, die van hun klompen vielen, wanneer ze thuis gekomen, dit schoeisel aan hun schop pen afkrabden. Wie de adelaarsvaren, die op enkele plaatsen in de Peel groeit, met een scherp mes afsnijdt, zal op de schuine snijvlakte een door de cellen gevorm de adelaarsfiguur opmerken. Een maal, zo profeteert de volksmond, zal dan ook in dit gebied de Duitse ade laar ondergaan. Er is veel veranderd De soms wel enkele hectaren grote waterplassen in het Peelgebied beho ren thans tot het verleden. De grieze- lig-smalle paadjes, die tussen de ge vaarlijke moerassen doorvoerden, doch alleen maar door de enkelen, die immer in deze omgeving hadden gewoond, werden betreden, hebben E laats gemaakt voor moderne ver- eerswegen, dank zij vooral ook het werk der Ned. Heide Maatschappij. En de oude benaming „Peel" (moe ras) is niet meer karakteristiek. Uit de bloeiende akkers en frisgroe ne weiden duiken thans trotse boer derijen op. Voor dertig jaar werd hier, waar #enmaal ruige heiden en „vliezen" ïondiepe, moerassige wateren) domi neerden door minister Van IJsselsteyn de eerste spade in de grond gestoken, voor de stichting van een bloeiend dorp naar hem genoemd. Sinds is de suizelende stilte van het Peellandschap verdwenen en la waait en rumoert er de bezige drukte van bedrijvigheid van allerlei aard. Nieuwe interesse Zal ons land in de toekomst niet al te zeer van de invoer van steenkolen afhankelijk worden, dan moet ook worden omgezien naar nieuwe exploi tatiemogelijkheden van het zwarte goud in de Nederlandse bodem. Aanvankelijk had men het oog ge richt op het kolenbekken te Vlodrop, doch deze plannen heeft men laten varen. Voorts ligt er in de Achterhoek nog een veld van beperkte hoeveel heid. Vele grote kolenreserves bezit ons land niet. Thans heeft men het oog laten val len op de Peel, waar reeds in het tijd vak 19071916 verscheidene diepe bo ringen zijn verricht. Deskundigen be weren, dat het niet overbodig zou zijn nog meer boringen te laten verrich ten, ten einde meer te weten te komen van onze steenkoolreserves. De Peel- steenkoollagen moeten zich bevinden tussen Swalmen Belfeld, Liessel en America en een oppervalkte beslaan van 250 km2. De lagen bevinden zich op een diepte van verscheidene hon derden meters. Het veld helt af van 659 m bij Swalmen tot 913 meter bij Helenaveen. Daarna duiken de lagen nog dieper weg, Westwaarts tot onder de bodem van de Noordzee om in Engeland weer op bereikbare diepte te komen. Cijferaars hebben berekend, dat hier nog wel voor een a twee eeuwen kolenvoorraad ligt, wat dus de natio nale behoefte zou kunnen dekken, Overblijfselen van het kasteel te Ast< wanneer de velden maar werden ge ëxploiteerd. Een dodenstad Is door bovengenoemde oorzaken, cultivering en ontdekking van steen kolenvelden, in de waardering van dit eertijds de oude Germaanse stammen angst en vreesaanjagende gebied, een grote verandering gekomen, in ander opzicht houdt een triest monument de herinnering levendig aan de gruwelen uit de laatste Wereldoorlog. Hier toch, in de vlakke nabijheid van het boven genoemde IJsselsteyn, rusten duizen den en duizenden doden. Het zijn allen Duitsers, die gedurende de oorlog 1940- '45 omgekomen zijn. De ongeveer 25000 witte kruisen rijen zich eindeloos aaneen en markeren een sombere be graafplaats op een onvruchtbare plek buiten het dorp: De Paardekop. En dagelijks verlengen zich de lu gubere dodenkruisen, omdat nog steeds uit alle delen van ons vader land de lijken van opgegraven Duit sers naar de Peel worden getranspor teerd. Alvorens ze hier evenwel, in daar toe speciaal geprepareerde zakken, worden begraven, tracht de Dienst Identificatie de lijken te identificeren. Uiteraard een zeer moeilijk werk, om dat het voorkomt, dat eenzelfde graf soms de stoffelijke resten van meer soldaten bevat, de identificatieplaat jes zijn verdwenen of in code zijn gesteld. Sinds 1 Juli j.l. is de begraafplaats voor ieder toegankelijk gesteld. Nu kunnen vrienden en familieleden zich vrij bewegen om het plekje te zoe ken, waar een dierbare kennis of ver want ter aarde is besteld. Doch ver- scheidenen zullen teleurgesteld huis waarts moeten keren, omdat de di verse opschriften op de houten kruisen „onbekend" hun toch niets hebben te zeggen! OPGEWEKT GEESTELIJK LEVEN TE INNSBRUCK Kerkelijke gemeente ter wereld Zou ook Nederland willen steunen? INNSBRUCK, dat een der mooiste steden ter wereld wordt genoemd, een stad is van ambtenaren en studenten, 100.000 inwoners telt en de hoofdstad is van Tirol, heeft een record op zijn naam staan, dat men in geen enkel reis boek zal vinden. De Evangelische ge meente Innsbruck is namelijk de groot ste ter wereld, althans wat oppervlakte betreft. Deze is niet minder dan 10.000 km2. De gemeente is naar zielental niet groot: slechts plm. 10.000. Temidden van de r.k. bevolking vormt de Evangelische gemeente echter een pittige, strijdbare Tijdens een bezoek aan deze stad vonden we de eerste predikant, Alfred Bolek, Richard Wagnerstrasze 4 te Inns bruck bereid wat over zijn gemeente te vertellen. Eigenlijk tegen onze verwach tingen in wij dachten aan Spanje en Italië verzekerde hij ons, dat de verhouding met de r.k. kerk goed is. Toen hij in 1946 zijn arbeid begon, werd de dienst ook bijgewoond door twee hoge vertegenwoordigers van de Er zijn nog meer typische verschijn selen, ook op praktisch gebied. De jeugd van beide kerken, kan het goed met el kaar vinden en komt dikwijls tezamen om over algemene vragen te spreken. „Tezamen vormen zij een gemeenschap pelijk front voor Christus", zo drukte ds. Bolek het uit. Dit alles neemt echter niet weg, dat het voor een Evangelische dikwijls moeilijk is een betrekking te krijgen, de r.k. wordt voorgetrokken, al komt het voor, dat ook Evangelischen goede posities verwerven. Zo zijn er in Tirol Evangelische dokters, advocaten, hogere ambtenaren, gemeenteraadsleden, inge nieurs, kooplieden en fabrikanten. Actiei maar arm Molen te Liessel. nig zielen telt, bloeit het Chr. vereni gingsleven. Er zijn jeugdkringen, er is een Jonge Kerk voor de jongeren van 1825 jaar; ook de Evangelische studen ten hebben een eigen organisatie en komen éénmaal per week bijeen en be spreken levensvragen op Chr. basis. Ver der is er een Evangelische moederkring. De dames houden Bijbellezing en maken kleren voor de armen en vluchtelingen. De jeugd heeft 's zomers jeugdkampen en de gemeente een eigen ziekendienst. De gemeente bezit evenwel maar één kerk; die te Innsbruck. Verder worden er diensten gehouden in drie r.k. kerken, in scholen, in spinnerijen tot een totaal van 23 plaatsen. Godsdienstonderricht wordt op 48 plaatsen gegeven. Innsbruck alleen telt 1300 leerlingen en 200 studen ten; geheel Tirol 2143 leerlingen. Dit alles is niet alleen een dorre opsomming van cijfers, als men bedenkt, dat er in de gehele kerkelijke gemeente ongeveer 10.000 Evangelischen zijn. En in deze enorm uitgestrekte gemeente zijn slechts vijf dominees en zes mannelijke en vrouwelijke leraren Ds. Bolek legt niet de nadruk op het sombere gedeelte van zijn verhaal. Hij houdt er blijkbaar niet van om met de armoede van zijn gemeente te koop te lopen en niet in het minst met die van zichzelf. Wij voeren het gesprek in zijn eenvoudige werkkamer, waar een spreuk aan de muur hangt: Gottes Willen hat kein Warum. Wij vernemen slechts ter loops, dat hij zeer klein behuisd is met zijn gezin, dat een van achter het ijzeren gordijn gevluchte dominee bij hem in woont endat zijn salaris klein is. Wij vertellen hem maar niet, dat Neder landse jongelui er niet op zouden dur ven trouwenEn de dominee heeft enkele kinderen. De financiële moeilijkheden, waarin de gemeente verkeert, vinden hun oor zaak in de toestanden in de door de Sovjet Unie bezette gebieden. Uit deze landen zijn 2000 Evangelischen naar Tirol gevlucht. De ondersteuning, die zU van de regering krijgen, is niet voldoen de en de Kerk springt daarom bij. Ook voor de geestelijke verzorging van deze mensen, die in drie kampen leven, wordt gezorgd. Er worden diensten gehouden in het Duits, Hongaars en Frans; dikwijls ook orthodoxe diensten in het Russisch. Ds. Bolek, die Duitser van geboorte Js, heeft hierbij het voordeel, dat hij lange tijd in Polen heeft gestaan en de taal dus ook beheerst. Geen pessimist Deze vluchtelingen zijn zeer kerks, zo vertelde ds. Bolek, en moeten geholpen worden. De nood wordt steeds groter. „Wij kregen ondersteuning van de Lu therse wereldbond en de oecumenische vereniging in Amerika, nu ontvangen we iets van de I.R.O., die gaat liquideren. Maar wij zullen onszelf wel helpen." Neen, pessimistisch, kan men deze strij der niet noemen! Als hij vertelt van zijn werk, komt er iets naar voren, dat ons als Nederlan ders wel erg verbaast. Het is meei malen voorgekomen, dat ds. Bolek bij de be grafenis van een geloofsgenoot moest spreken. Dit kostte hem dan soms enige dagen! De verbindingen, heel anders dan wij in ons land gewend zijn, maken, dat men soms de dag, voorafgaande aan de teraardebestelling moet vertrekken en na afloop van de plechtigheid is er dan geen reisgelegenheid meer naar huis. Een auto heeft de dominee ondanks zijn uit gestrekte gemeente niet. Die kan er niet af. Maar ook de andere mannen en vrouwen, die als leraar, sociale verzorg ster of zelfs als predikant vechten voor de Evangelische gemeente in Tirol, be schikken niet over het eenvoudigste van alle vervoermiddelen: de fiets. De Kerk kan er geen gelden voor uittrekken. Holland is een land met veel fietsen en iedereen weet, hoe hij zijn karretje mist, als het eens met een lekke band in de gang staat. En doe het eens zonder! „Zouden de lezers van uw blad7" „Maar krijgen we die fietsen over de grens?" informeerden wij. Bolek. „Men kan niet meer spreken over „steinreiche Hollander" maar wij ge loven niet. dat de Nederlandse geloofs genoten u in de steek zullen laten," zeg gen wij bij 't afscheid. „Das wër schön sein!" „Wiederschau'n. Herr Pfarrerl" ZONDAGSBLAD 28 JULI 1951 5 „kom juLLie om öie honö of om öie h&lsB&nöje?" PAUL KRUGER, de bekende president var. Transvaal, was niet alleen een gelovig en moedig man, maar ook was hij zeer gevat. Geen wonder dat over hem talrijke anecdotes in omloop zijn. Uit de rijke voorraad laten wij er hier enige volgen. Kruger was een smakelijk verteller. En hij was het best op dreef als het gesprek ging over jachtavonturen. In een gezelschap Hollanders vertelde hij eens hoe hij aanlegde op een leeuw. Een van de luisteraars zei wat angstig: Maar, president, als u nu eens mis geschoten had? Nou wat zou dat? Dan had de leeuw u verscheurd! Wel neen. als ik misgeschoten had, dan was de kogel in de bek, in plaats van tussen de ogen gekomen. Neen, President, we bedoelen, als u hem niet geraakt hadt. O! dan gaat je geweer bij ongeluk af, maar dan schiet je niet mis! Eens was Kruger geweldig boos. Want in een blad had iets gestaan wat niet helemaal waar was. Vroeg in de morgen werd de redacteur ontboden. Als gewoonlijk werd het gesprek op de stoep gevoerd. Als de Presidcni kwaad was. kon hij heel hard pratca schreeuwen zou een beter woord ge weest zijn. Woord voor woord konden de voorbijgangers hem dan ook verstaan. Eindelijk hoorden zij de redacteur wanhopig uitroepen: ..Maar President, wat moet ik dan doen?" „Skrjjf in jou krant dat jij gelieg het"' Na deze woorden stapte de President het huis in, en liet de verblufte -nan Te Johannesburg werd een synagoge gebouwd. De plechtige opening werd door Kruger persoonlijk bijgewoond. Bij die gelegenheid werd de President er aan herinnerd, dat hij voor de Christe lijke kerk twee stukken grond had afge staan en voor de synagoge slechts één. Met een ernstig gezicht antwoordde Kru ger zijn Joodse gastheren toen: ,Ja, maar die andere lui hebben twee testamenten en jullie maar één. Zo gauw jullie er ook twee hebben, krijgen jullie ook twee stukken grond". •0- De heer E. J. van Gorkom vertelde eens: „De vraag is menigmaal gesteld, of de President, die nooit anders dan zijn eigen taal sprak. Engels kon spreken of verstaan. In het begin van de negen tiger jaren bracht de President een be zoek aan de stad Heidelberg. Ik was daar voor zaken, en de oude landvorst, de heer Mare, vroeg mij of ik de toespraak van de President in het Engels zou willen vertolken. Bizonder aantrekkelijk vond ik die taak niet. want ik wist, dat de President dikwijls teksten aanhaalde, die zonder voorbereiding niet zo gemak kelijk te vertalen zijn. Ik nam de in vitatie evenwel aan en nam mij voor mijn best te doen. Aanvankelijk ging het goed, doch toen ik een zekere zin ver tolkt had, keek de President mij doos aan en zeide: „Dat hei ik nooit gese-nie'", waardoor mij duidelijk werd, dat de Pre sident. wat zijn taalkennis betrof, zich Het was meermalen voorgekomen bü het optreden van de President in de Eerste Volksraad, dat de heer S- W. Burger, als voorzitter, meningen uitte, die niet strookten met die van Kruger. Eens maakten de leden van de Volksraad een spoorreis langs de Krokodilrivier. Men naderde Rcssans Garcier, het eerste station op de Portugese spoorbaan. Men wees de President op de witte grenspaal en zeide tot hem: „Dit is hier de buiten kant van onze Republiek." Toen stond Kruger op, begaf zich door het rijtuig naar het balkon, waarop de heer Burger stond en, terwijl hij z'n jas uittrok, zei hij tot deze: „Nou Schalk, laat ons nou baklei, hier is ik niet meer Presirie-i hier is ik Paul Kruger". Op Nieuwjaarsdag van het jaar 1888 hield Kruger een publieke ontvangst in zijn woning; de eerste presidentale ïieuwsjaarsreceptie. Onder de eerste be zoekers waren de klerken, werkzaam aan de Staats-secretarie. De president was in een leuningstoel gezeten, ge plaatst in een hoek van het vertrek Langs de wanden stonden tafels waarop kopjes en pierinkjes, glazen en schotels met koek, gebak of gelei enbottels met drank en met sodawater. Toen de laatste klerk zijn gelukwensen had afgestoken, stond de President op. bedankte in korte woorden voor de ge lukwensen en met een zwaai van de arm in de richting van de uitgestalde versnaperingen en met een ojijke klank in zijn stem. vervolgde hij: „Kom jullie om die hond, of kom jullie om die hals bandje?" „Daar is koek, daar is koffie en daar is drank ook". Onder luid gelach bedienden de kler ken zich van het aangebodene en dron ken op 's Presidents gezondheid Tenslotte nog een herinnering van heel andere aard. De President bracht een bezoek aan Kampen, waar te zijner eer een diner was aangericht, waarbij prof. Noordtzij als tafelvoorzitter fungeerde. Toen deze met gebed wilde gaan aan vangen, maakte Kruger ernstige bezwa ren, wijl hier zovele dames aan tafel zaten zonder deksel op het hoofd. Zó mocht men niet in het gebed gaan, vond hij. En op advies van Prof. Noordt2tj hebben de dames zich toen tijdens het gebed met het servet gedekt. Zo was aan het gebruik, dat in de omgeving van de President altijd gevolgd was, voldaan. De maaltijd kon beginnen. De Grote of St. Bavo-kerk te Haarlem Deze bekende kerk is een karakteristiek voorbeeld van Nederlandse Gothiek, een kruisvormige basiliek met ronde pijlers, een merkwaardig houten gewelf en een zeer grote kruistoren, die in 1519 gereed kwam, de kerk zelf in 1472. Van de andere bezienswaardige oude gebouwen in Haarlem noemen wij nog het Stadhuis (oudste gedeelte 13de eeuw), de Vleeshal (1602) en de Nieuwe of St. Anna-kerk (1613). Links op bovenstaande foto ziet men het standbeeld van Laurens Jansz. Coster, volgens de bekende overlevering uitvinder der boekdrukkunst. Dit beeld werd vervaardigd door Royer en dagtekent uit 1856. MERIETJE AAN DE LOPENDE BAND n/IERlETJE zit dus op 't gen? De fabriek. Ze rit daar kra' in de meesf letterlijke zin, tje? En feitelijk de staf gen dat zes t den domme" had ge- Dat de President een uitnemend stra teeg was is overbekend. Gedurende de jaren, die de grote Boerenoorlog vooraf gingen, verscheen geregeld op de begro ting een post, die „Geheime uitgaven" werd genoemd. De oppositie trachtte tel kens informatie van de regering uit te lokken hoe deze fondsen werden be steed en het sprak wel van zelf, dat de regering er weinig voor gevoelde die Informatie te verstrekken. Toen op een goede dag de President wederom ontzet tend was lastig gevallen stond hij op en hield een korte toespraak, die afdoende bleek. Hij zeide ongeveer het volgende: „Meneer die Voorzitter, ik verstaan nie, wat die geagte lede wil weet. As ik hulle vertel waarvoor die gelde gebruik word, dat blijf dat pos ni" langer eon gehei- want ze heeft haar plaats- Kdactie, je gevonden aan die ein- wijkpredikant met zijn deloze lopende band, die wekelijkse artikel klaar liggen en de machi ne stampt 'n keertje en zes netjes aangeklede tof- en meisjes jaloers naar PaP^er*j®s haar schoonheid die ze heus niet bemanteld fen toon spreidt. Daar r\jdt een fonkelende ato heel de lieve dag niets eens? Is de hele maat- fees rukken weer verder- anders doet dan toffees schappij niet één geweIdig op. Dat is alles. Dat is niet voor, en een droomheld naar haar toeschuiven. Ze raderwerk, dat al gecom- veel. En dat is veel te geleidt haar galant naar zit op een soort metalen pliceerder wordt; dat al weinig tegelijk. Want een het portier, terwijl de inkapselt onzichtbare draden? En dat alles dan niet krukje, kruising van tand- artsenstoel en middel eeuws martelwerktuig. Neen, nu zeg ik het al weer te agressief, net Antichrist, e< alsof de mensen van 't fa- schaduwing va briek dat er om gedaan ste der tijden, hebben, en ik weet fifigjjjjflg kei ijk wel beter. De behoort boven de dingen te staan, zelfs als ze zijn gang bepalen ken van het rijk van de zijn vrijheid inperken. Hij vooraf- het laat- moet iets weten „Vanwaar" heen". Doch daarvan machine volledig de over- iveet Merietje niets. Er- hand gekregen heeft op de gens honderd, tweehon- meter chine welke Merietje be- mens? Kijk, daar kunnen derd meter hogerop wor- dient is waarlijk wel ver- antwoord ontworpen en uitgevoerd en dus dat krukje ook. Precies zo dat je het meeste werk kunt verwachten van degeen, die er op te zitten heeft. Dat meisje moet niet no deloos moe worden; dat moet gemakkelijk d'r ar beid kunnen verrichten; dat moet niet achterblij ven bij het dwingende rhythme van de machine, welke de band in bewe ging brengt; dat moet spe lenderwijs kunnen doen van zon en maun, vun uuy wat er van haar verwacht en nacht. Maar dit alles zen of kisten gestouwd zo gaat de dag voorbij, en trekken dan de wijde Zo gaat dag na dag voor- imposante beschouwingen beneden worden ze in do- len. wijden raken we toch de kern der zaken van Merietje niet wereld in. Maar dat meer. Sinds de mens ge- Merietje allemaal te vallen is, is zijn leven leerd. Zij moet enkel onderworpen ding, zij het mogelijk eerst chauffeur in zijn goudge- treste livrei hoofs buigt. Ze schenkt hun beiden een smachtende blik van het ender haar donkere tom- Waar- pers: gek worden ze daar van, dat weet ze, maar thuis wacht haar minnaar haar bij de rozenhaag.... Jongens en mannen, man nen en jongens Me- fees schep- rietje droomt. En onder- penderwijs wijl fladderen haar handen geschapen. over de machine, schert- Ergens der- sende vogeltjes, die al tig, vijftig maar zes veertjes, zes bonte veertjes laten val- wordt. Het is allemaal tot i de perfectie uitgekiend; at is er de eer en de verhindert hem nog niet het Woord te horen en begenadigd mens te n. Ja, óók de zijn. Hij kan verantwoor- benauwenis, want ergens, ergens klopt iets niet. En dat kleine nietige iets is dit dat een machine on danks alles het tempo blijft aangeven. Dat een mens en dat is toch de kroon der schepping, naar Gods beeld geschapen onderdanig geworden is aan het ding. Ben ik nu sentimenteel? Zijn we niet allemaal on dergeschikt aan de din- papiertjes, die de wisselingen kinderen en kinderlijke mensen boeien en verlok ken en daarmee uit. Na een week doet Me rietje dit spelenderwijs. Dat wil zeggen; ze doet haar werk zonder erbij te hoeven denken. Haar ge dachten zijn ver weg. Ze zijn bij die knappe vrjer van een chauffeur, die gevraagd heeft of ze van avond mee ging naar de bioscoop. Ze zijn bij die andere, even knappe jon gen waar ze gisteravond mee uit is geweest. Ze dwalen tussen /ilmcoulis- on werkelijke Daar danst Me- delijk werk verrichten maar juist dat kan Me rietje niet. Want Merietje is een te klein schakeltje in het grote proces van de arbeid. Ze is onmisbaar, maar tegelijk zo gemak kelijk te vervangen: een kind kan haar werk im mers doen! Ze heeft al leen maar te reageren op dat ene rijtje toffees dat sen op haar afsukkelt, nukkig wereld. voorwaarts gerukt door riètje en wordt bewonderd bij. Zo rijen zich ken en maanden aaneen. En aan het einde van elke werkdag staat een jongen te wachten, of een man. Daar gaat Merietje mee uit, tenminste Vrijdag en Zaterdag en Zondag en Maandag, want daarna is het geld meestal op en dan hangt ze in haar grij ze straat tegen een huis muur of zit, met wiebelen de, hoog-genylonde kou senbenen in een raamko zijn te sjansen. Uitdagend staan haar ogen, uitdagend is haar mond; ze lonkt van onder haar donkere wimpers. Toch heeft ze niets eigens; toch is ze zelf maar een toffee, een serieproduct van onze be schaafde twintigste eeuw... WIJKPREDIKANT.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 10