Fru Ingeborg Flansen KAMERPRESIDENTE EN ADVOCATE ZILVERGRIJS haar, een paar scherpe verstandige ogen en een vastberaden mond, daar zit Fru Ingeborg Hansen, de voorzitster van de Deense Landsting of Eerste Kamer, tegenover ons. Ze vindt het kennelijk wel aardig, dat die Hol landse journaliste de drie trappen naar haar advocatenkantoor is opge klommen om met haar, als enige Kamerpresidente ter wereld een praatje te maken. „Ik heb nu ruim een jaar de Voorzitterszetel gehad en ga die nu juist weer afstaan voor een jaartje. Ziet u, de minister van Sociale Zaken K. K. Steincke, die reeds in 1933 een grote rol speelde bij de sociale hervormingen in ons land, wil zijn politieke loopbaan gaan beëindigen. Het is zijn illusie dit te doen als voorzitter van de Kamer, een functie die hij vele jaren bekleed heeft. Ik ruim hem gaarne mijn plaats in, al hoop ik het volgend jaar weer tot dit ambt geroepen te worden". „Wat is wel het meest opmerkelij ke voor U geweest in dit jaar?" „Ik geloof, dat het mijn mooiste ogenblik was toen onze vrouwelijke minister van Justitie Helka Petersen, haar maidenspeech hield. Zij is lid van de Liberale Partij en was voor dien rechter". „Staat elk beroep voor een vrouw in Denemarken open?" Een paar verwonderde ogen kijken me aan: „Ja zeker, er zijn vanzelf sprekend mensen, die in bepaalde posities liever geen vrouwen zien, maar elke vrouw is vrij om het vak te kiezen, dat ze wil en heeft een behoorlijke kans om carrière te maken als ze haar werk goed doet". „En de gehuwde vrouw?" „Werkt als ze er lust in heeft. Niemand bemoeit zich daar mee. Wij vinden, dat elk zijn leven moet inrichten zoals hij of zij dat verant woord vindt. Er zijn hier zeer veel gehuwde werkende vrouwen". „En de kinderen?" „Ook dat is een zaak, die ieder voor zich moet oplossen. We hebben hier in Kopenhagen ongeveer 60 crè- 5-lemeloaart Glorieus is Hij ons voorgegaan; deed al Uw heemlen openstaan, de weg is vrijgegeven; met Hem, Die god'lijke Piloot, is er een doortocht door de dood naar U in 't eeuwig leven. O God, bereid me daaglijks voor om, laatst' en zwaarste branding door, bij U te mogen landen; zeilree te liggen voor de reis, de koers gericht naar 't Paradijs, en 't stuur in Zijne handen. Nu al Uw heemlen openstaan, maak mij bereid om heen te gaan, van dag tot dag U nader, tot zich mijn heimwee heeft vervuld als 't laatst geheim mij wordt onthuld en 'k bij U thuis ben, Vader. Nu al Uw heemlen openstaan, Heer, wakker het verlangen aan de zeilen los te vouwen, •gereed voor d' allerlaatste reis, als Gij me roept naar 't Paradijs Uw heerlijkheid te schouwen. Geef mij blijmoedig heen te gaan, als wijd Uw heemlen openstaan, verlangend uit te varen om U te zien, zoals Gij zijt, als G'Uw verborgen heerlijkheid aan mij zult openbaren. A. WAPENAAR. ches, waar 2000 babies onderge bracht kunnen worden en ongeveer 350 kleuterscholen, met een accommo datie voor ongeveer 17000 kinderen. Dat is ongeveer 5 pet. van alle kin deren hier tussen 2 en 7 jaar. Voor alle kinderen is bij lange na geen plaats en de moeder die een werk kring buitenshuis wil of moet heb ben, zal dus zelf een oplossing die nen te vinden". „Hoelang bent u al in de politiek?" „Pas twintig jaar", antwoordt de nu 65-jarige, ik weet zelf niet hoe ik er toe kwam, maar op een gege ven ogenblik moest ik wel mee gaan doen. Ik koos de sociaal-democrati sche partij en werd 5 jaar later lid van de Eerste Kamer". „Heeft u speciale onderwerpen, die uw belangstelling hebben?" Energiek schudt het grijze hoofd Als leider van een Ned. Herv. Zon dagsschool met bijna 500 kinderen te Boskoop heb ik het stuk „Nieuwe mo gelijkheden voor de oude Zondagsschool" gelezen. De schrijver begint met de op merking, dat de lezers niet moeten den ken, dat het van een bepaald kerkge nootschap uittgaat. Ik vind het jammer, dat hij zich niet uitgeeft voor wie hij is. Niemand, die arbeidt tot heil van het kind: het te brengen tot Christus, be hoeft zijn naam of vereniging te ver zwijgen. Opbouwende critiek is altijd geoorloofd. Zelf heb ik het graag, als ik niet duidelijk genoeg verteld zou heb ben, dat de mede-leiders en -leidsters mij daarop attent maken of van gedach ten wisselen. De schrijver heeft critiek op het le ren en opzeggen en op het belonen der kinderen. Wij hebben dat allemaal nog en het werkt perfect. Verblijd met de beloning gaan de kinderen huiswaarts. Het versje van de Zondagsschool ligt bij velen nog in de herinnering op la- van nee. „Allround, is mijn belang stelling. Er is te veel, dat aandacht behoeft om me te specialiseren, hoe wel de positie van de vrouw in de maatschappij, me natuurlijk wel bijzonder aan het hart gaat. Zo ben ik enthousiast lid sinds vele vele jaren van de Vereniging voor Gelijk Staatsburgerschap. Nu heb ik het echter te druk met mijn President schap van de Kamer en mijn advo catenkantoor om me aan het vereni gingswerk te wijden". „En voor huishoudelijke zaken?" vragen we schuchter (Fru Ingeborg Hansen huwde in 1934 met de heer H. J. Madsen.) „Absoluut geen tijd", is het kordate antwoord. „Ik heb een uitstekende huishoudster en alles loopt op rolle tjes. Ieder moet werken naar zijn of haar gaven en de mijne liggen hier". Dan wordt er geklopt, er is een nieuwe cliënte; dat betekent een nieuw dossier, een nieuw punt om alle aandacht op te richten, een nieuw object voor de energie van Fru Hansen. tere leeftijd, als zij soms de Kerk al lang vergeten hebben. En niet alleen dat versje, maar ook de teksten, die geleerd worden. Van hoeveel belang is het, dat men verstandelijk geen vreem de is in het Woord van God. Ik denk aan de Emmaüsgangers. Ver standelijk kunnen wij het kind Gods liefde bijbrengen. Dan hebben wij niet aan te komen met holle woorden. Want Gods Woord, in liefde aan het kind ge bracht, is geen loze dop. Dat Woord, ge bracht in biddend overdenken, zal niet ledig wederkeren, naar de belofte des Heilands. Is het niet de kracht van jong en oud, die in dit werk arbeiden? Ziet niet achterwaarts naar de vrucht, maar let alleen op die belofte. Wij moeten met ons vertellen de kin deren meenemen; dat is niet verstan delijk redeneren, maar op het gevoel van het kind vertellen. Ik geloof, dat er vaak te weinig voorbereiding wordt gemaakt. Wij moeten de geschiedenis zien, willen wij deze aan de kinderen. die aan onze zorgen zijn toevertrouwd, kunnen vertellen. Wij moeten in de ver telling hun verbeelding meenemen. La ten wij nooit denken, dat wij, leiders of leidsters, het kunnen, maar alleen in biddend opzien het zaad van het Evan gelie zaaien. Niet de film zal heel de wereld opeisen voor de Heere. Niet het nieuwe zal het kunnen, evenmin als het oude, maar door des Heeren Woord en Geest! Laten wij bij al het nieuwe niet af wijken van het oude Woord. Opdat niet van hen, die wij moeten onderwijzen, gesproken wordt: Mijn volk gaat verlo ren, omdat het geen kennis heeft. On derwijst hen in de Schriften, want die zijn het, die van de Heiland getuigen, op dat we de weg der zaligheid leren ken nen. Geachte schrijver, het gaat niet om critiek, maar laten wij het oude niet vergeten. Hazerswoude C. de Jong Wij gaven de schrijver van het arti kel in ons Zondagsblad van 31 Maart j.l. inzage van 't bovenstaande. De heer H. Ph. Jansson Jr. gaf hierop.het vol gende antwoord: Laat ik mogen beginnen met de op merking, dat de heer de Jong blijk baar de „fijne nuance" niet gevoeld heeft, die achter de aanhef van nüjn door hem becritiseerde artikel schuil ging. Het is allerminst mijn bedoeling, mijn godsdienstige inslag te verzwijgen of te verdoezelen. Ik achtte het echter teneinde niemands gevoelens te kwet sen raadzamer aldus te beginnen: „Wanneer U een propagandistisch arti kel over de Zondagsschool van een be paald kerkgenootschap verwacht, zult U teleurgesteld worden". Ik heb allerminst de bedoeling gehad, de oude vertrouwde wijze van Zondags school-houden radicaal te veroordelen. Deze berust, wil het goed zijn, op te veel geestelijke aristocratie, dan dat men daar een lichtvaardig oordeel over zou mogen vellen. Echter moet er terde ge rekening mede worden gehouden, dat de Zondagsscholen in de grote steden met andere problemen te worstelen heb ben. Zij kunnen en mogen niet meer na laten de mogelijkheden, die film, radio, flannelboard enz. bieden te negeren. De Zondagsschool in de grote stad heeft de oude, wel eens platgetreden paden moeten verlaten en nieuwe we? gen moeten inslaan zonder evenwel het theocentrische element in hun evangelie verkondiging te verwaarlozen. Zij ver heugen zich echter in de bloei van die Zondagsscholen, waar men volgens oudere methoden nog te werk kan gaan. de neus, welke bij deze stand tevens smaller wordt. Moet de neus dus breder lijken, dan geen sterk zijlicht ge bruiken en andersom. Wanneer wij de lichtval en haar mogelijkheden vol doende beheersen, moeten wij proberen door de keuze van achtergrond, entou rage, enz. een geheel te ver krijgen. Zo is ook de plaat sing in het beeldveld en de stand van ons model van groot belang. De foto hierbij afgedrukt, laat zien dat foto's binnen vaak bijzonder aardige her inneringen kunnen inhou den. Een verjaardagsfoto, waar moeder en Fransje la ter met plezier naar zullen kijken! Voor deze rubriek kan ieder foto's ter beoordeling inzenden. Ook kan men de heer Jacobi vragen stellen en inlichtingen vragen. Voor vergoeding van porto- en administratiekosten sluite men 50 cent aan post zegels in. Men adressere aan de redactie met aandui ding „Fotorubriek." <:Portr&tlotocfrcili^y Een gebied, dat door ve len wordt geëxploreerd, is wel de portretfotografie bij kunstlicht en wij zullen hieraan dan ook een korte uiteenzetting wijden. Na tuurlijk geldt hier ook dat men nooit dichter bij mag komen dan 80 cm; bij boxen is dit mogelijk door een voorzetlens voor de lens te plaatsen. Het beeld, dat wij dan krijgen, is weliswaar nog te klein, maar dat kun nen wij dan uitvergroten. De lampstand De vorm van het gelaat kan sterke veranderingen ondergaan door de plaatsing van de lamp, bv. men kan door uitsluitend een lamp onder het gezicht te plaat sen een boefachtig uiterlijk geven aan elk willekeurig persoon, al heeft hij nog een zo net gezicht. Wij bereiken ditzelfde effect door, zoals men wel eens pleegt te doen bij kamperen, een zaklan taarn onder de kin te hou den om iemand schrik aan te jagen. Bij frontlicht op ooghoogte ontstaat een vlak, weinig plastisch gezicht. Dit zal in de meeste gevallen de karaktertrekken verflauwen of wegwerken. Bij een stand iets hoger dan de ogen ont staat een vrij normale ver lichting, die het gelaat in zijn juiste verhoudingen laat zien. Hierbij ontstaat een kleine schaduwwerking on der wenkbrauwen, neus en mond. Plaatsen wij de lamp erg hoog, dan ontstaat een sombere stemming. De invloed van het licht op het oog In de eerst beschreven stand, dus op ooghoogte, kregen wij een vlak, weinig plastisch gezicht, maar ook de oogholte wordt vlak en op deze manier wordt dus bij iemand met diepe oog kassen of dikke oogleden dit euvel minder sterk weer gegeven. Staat de lamp iets hoger, dan komt de vorm van de oogleden iets sterker tot uit drukking en wordt de wenk brauw iets zwaarder. Bij nog hogere stand wor den de vormen nog sterker en bij puilende ogen wordt dit zelfs reeds overdreven sterk. Ook de ronding onder de wenkbrauwen wordt sterker, hetgeen vooral voor mooi gevormde dames koppen nog versterkt kan worden door deze ronding iets vet te maken met vase line. De mond Bij vlak licht op oog hoogte worden hoekige, uit stekende lippen vlakker en lijken dan ronder. Staat de lamp iets hoger, dan wordt de weergave meer normaal door de zwakke schaduwwerking welke dan ontstaat. Deze schaduw wordt sterker al naar gelang de lamp hoger staat. Ronde lippen kunnen hierdoor dus scherper ge maakt worden, waardoor zij fijner lijken. Wordt dit erg sterk doorgevoerd, dan krij gen wü dus een smal, spich tig gezicht met scherpe lippen: het type van een bits, scherp karakter. Verder merken wij nog even op dat, wanneer de lamp hoger staat, soms on danks de meer sombere, bitse uitdrukking de mond vriendelijker gaat lijken, doordat de schaduwwerking onder de bovenmondhoek zwaarder wordt, waardoor het lijkt of de mondhoek opgetrokken is, hetgeen im mers ook bij lachen het ge val is. Wij kunnen dus door de lampstand ook het gezicht meer of minder vriendelijk doen schijnen. De neus Deze lijkt bij de genoemde lampstanden steeds iets flauw, doordat wij practisch geen schaduwwerking van de neus krijgen. Plaatsen wij de lamp iets meer zijwaarts, dan ontstaat een zwakke schaduw op een kant van de neus, waardoor deze iets Bij sterk zijlicht, dus de lamp meer op zij, ontstaat een scherpe tekening van £aten wy het oude Volksgebruiken op HEMELVAARTSDAG De „blauwe bloem." EVENALS rond de andere jaarfees ten heeft het volksgeloof rond de Hemelvaartsdag heel wat legenden geweven. Eén er van is die van de wonder dadige blauwe bloem, die op Hemel vaartsdag, op een verborgen plekje stil staat te bloeien op de Hörselberg (Duitsland! Haar magische eigenschappen oe fenden op de bijgelovige Oosterburen grote aantrekkingskracht aan en de matineuze tochten naar genoemde berg om de toverplant te vinden, tel den talloze deelnemers. Geen wonder! De bloem vormde de sleutel tot de overdadige schatten, die in de steenrots waren verborgen. Amuletten tegen blikseminslag. Hemelvaartsdag valt steeds op Don derdag, de dag, die de oude Germa nen wijdden aan Donar of Thor, de dondergod. Deze reed op zijn bokken wagen, gewapend met een donderha- mer, langs de wolkenbaan, om met goed gemikte worp de wolken te tref fen met zijn „slaginstrument", zodat er de vonken afvlogen. Deze flitsen vormden de bliksem terwijl de dreu nende slagen de donder voorstelden. Tegen deze blikseminslag zocht reeds de Germaan zich te behoeden door afwerende middelen. Nog eeuwen later begaven velen uit de Zwabische dorpen zich op Hemelvaartsdag naar bos en veld, in prille morgen, om bloemen te plukken, die in schone schakeringen, tot kransen werden ge vlochten. Deze werden daarna aan de huisdeuren opgehangen om felle blik seminslag te weren. Nog andere „bloemkens" Op andere plaatsen, in Zuid-Duits- land vooral, stroomden grote groepen meisjes des nachts naar het veld, om er -Hemelvaartbloemkens te zoeken Ook zocht men wel de Aaronswor- tel om te weten te komen of er een gezegend jaar te wachten stond. Het Hemelvaartsbloempje stond in de reuk van „geluksbloem" te zijn: wie het vond op eenzame bergtop of in het stille dal, was er zeker van nog in het komende jaar te trouwen. „Schitterende schatten" In de Scandinavische landen heerst nog het volksgeloof, dat op Hemel vaartsdag een draak, op een stille plek, al zijn schitterende schatten ten toon spreidt. „Vandaar, dat in ver scheidene legenden, waarin sprake is van mensen, die zich opmaken om verborgen schatten aan de dag te brengen, de Hemelvaartsdag wordt genoemd als de dag, waarop zij hun taak met goed gevolg kunnen vol brengen." „Gewijd water" In het algemeen dacht men, in oude tijden, dat water afwerende kracht bezat. Vandaar, dat dit element bij de animistische riten een grote rol speelt. Daarom trokken onze heidense voorvaderen naar de wonderdadige bronnen en putten op bepaalde da gen- Na de kerstening dezer landen schreef het Christendom de wonder kracht meer toe aan het wijwater, waardoor bron en put meer hun bete kenis verloren. Vooral aan de dauw werd magische kracht toegedacht. De alchimisten der Middeleeuwen, die met moei zaam speuren, het ware recept voor het goudmaken trachtten te vinden, zagen in de parelende dauwdrup van de vroege ochtend het oplosmiddel van de edelste metalen, van goud en platina. Het volksgeloof schreef aan de dauw genezende kracht toe, speciaal als mid del om zieke ogen te genezen. Men verzamelde het vocht, vooral op vroe ge Hemelvaartsdagmorgen: het z.g. „dauwtrappen" of „dauwslaan", dat nog in de provincie Noord-Brabant bestaat, ofschoon de uittocht uit de dorpen dan meer een elkaar tracteren bedoelt te zijn. De dauw schonk ook gezondmaken- ling, waarom met zo'n elan aan m'n opdracht gevolg was gegeven. De klas zat daar als „verschanst", 't Tevreden gezoem van straks was reeds overge gaan in 'n lawaaierig gedoe, waarin hier en daar ook de voeten al 'n rol gingen spelen, 't Geluid zwol steeds meer aan, 't dreigde me te zullen over spoelen. Ik voelde me warm worden, 't prikkelde onder m'n haren. Hoe be zwoer ik dit, hoe werd ik 't meester? En nog altijd zei ik niets. Enkele kleppen daalden geruisloos, zag ik: daar zaten de zwakkeren die 't niet langer uit konden houden blijkbaar. Zo nu en dan schoof uiterst voorzichtig vanachter 'n klep een hoofd te voor schijn om de toestand, die bepaald cri- de kracht en verleende onverganke lijke schoonheid. Hoe gaarne liet men zich met dauwdruppels besprenkelen, geschud van de Meidoorn, gedachtig aan het: Met dauw, die op de Meidoorn ligt, Mooi meisje was uw aangezicht. Wie 't doet en weer doet elke keer, Verliest haar schoonheid nimmer meer. (Vervolg van pag. 2) tiek werd, te verkennen, 't Moest niet lang meer duren ..Plotseling kwam toen ongedacht de ontknoping van het drama Iemand ('k heb nooit geweten, wie 't was) moet 'n onhandige beweging heb ben gemaakt: zijn klep viel omlaag met 'n nijdige knal, die alles over stemde. Even maar. doch 't was genoeg. Alsof er 'n wonder gebeurd was op 't laatste moment, vlak voor de te verwachten ontlading, zaten ze ineens allemaal keurig op hun plaatsen achter gesloten kleppen, speurend naar de oor zaak van deze blijkbaar zeer ongewone afwijking van de normale gang van za ken. Mijn dankbaarheid kende geen gren zen en mijn gelaat scheen dat te weer spiegelen. De loerende trekken op de gezichten vóór me vervaagden en gin gen na 'n blik op mij schier onmerk baar over in een beginnende prettinte- ling. En toen sprak ik. 'k Had ondertussen voor mezelf uit gemaakt, dat deze scène als 'n blijspel eindigen moest, nu de ondraagli'k snan- ning zo zeldzaam ongewoon was verbro ken. „Jongens en meisjes." oreerde ik onder algemene belangstelling voor wat ik daarover nou wel zou hebben te zeg gen, „ik weet echt niet. waar straks zo ineens die klep viel en 't kan me niet schelen ook, maar wel weet ik, dat 'k me bijna een ongeluk schrok. Hoe zou 't klinken, als al die kleppen nou eens tegelijk dichtvielen? Eens probe ren? Maar precies tegelijk dan, hoor!" Ze geloofden me eerst niet, maar toen 't eindelijk tot hen doorgedrongen was, dat ik 't meende, waren ze enthousiast. Ik weet, dat 't indruiste tegen alle „re gels", geschreven en ongeschreven. Ik had de dader moeten zoeken, ik had moeten toornen, ik had.Maar ik ver tikte 't: ik zou die lol hebben en., de baas blijven. Iets zei me, dat dit de manier was, nu en hier. Op de derde tel volgde 'n knetterend salvo als van 'n erecompagnie: geen enkele nakomer en toch was 't ongetwijfeld de eerste maal, dat ze voor zo iets de kans kre gen. 'k Maakte ze m'n compliment on der ademloze stilte. „En nou nóg een keer, maar dan zo, dat 'k niks hoor, anders denken ze, dat we hier de boel afbreken en we moe ten nog meer doen vanmiddag." 'k Heb de kleppen niet meer gehoord, we heb ben fijn gerekend en 't laatste kwartier was veel te kort voor 'n smokkelgeschie- denis uit de tijd van Napoleon. Toen we na schooltijd op de speel plaats kwamen, wandelden ze alle 48 zeer behoorlijk „geformeerd" achter de „nieuwe" aan. Waarschijnlijk zou mijn heer er tevreden over zijn geweest. Som migen zwaaiden nog even vertrouwelijk naar me, toen ze buiten het hek wa ren en ik knipoogde terug, 'k Had nooit gedacht, dat zo iets mogelijk zou zijn: aan mijn inzicht en tact had 't niet ge legen, bekende ik me zelf eerlijk. „En", was de andere morgen de eer ste vraag van Mijnheer. „Hoe was 't? U kon uw plezier zeker wel op?" „Nee, mijnheer," luidde m'n antwoord, mogelijk nog dubbelzinniger, ..na de eerste kennismaking is 't werkelijk vlot gegaan." Hij kéék, maar zei verder niets. Hij mocht informeren. We hadden 'n afspraakje, klas 7 en ik, maar toch. als. Nee, dót zouden ze me niet aandoen. Dit tailleur van grijs linnen ontwierp het Parijse huis Bruyère. Het jasje heeft lange aangesneden slippen, wel ke omhooggeslagen worden en met een knoop bevestigd zijn. DAT NOEMEN ZE EEN MOEDER!, in de kwestie te komen. Want de vrouwen van de zonen van deze wijkgenote i drama op zichzelf. s onbegrijpelijk zoveel lawaai niet c heb gezegd, ga jij nou maar op je eigen benen staaii; kosthuizen genoeg de wereld en ik kan dat 'pSJA", zei de vrouw, zó als ze mijn spreek kamertje binnenrolde, en ze pinkte weg een traan, die kennelijk aan de ge- garandeerd-zuivere bron nen van medelijden, barm hartigheid en Heilige Ver ontwaardiging óntsproten was. „Tsja, begrijpt u nou baar aangetrouwde doch- beste jongen, die Jan, hoe er zulke mensen kun- ters heeft. Dat er eens nen rondlopen? Dat noemt schoondochtertje een zich moeder, maar als dat moeder moet heten, nou dan weet ik het niet meer.. Zeg u nou zelf.. ijn hoofd mijn het helemaal niet. Want nou moet u horen; die vrouw heb onlangs een jongen gekregen en zo'n schat van 'n kind hè, wel negen pond, en precies zelfs Y rig z'n visie op een be- Y staande kwestie gegeven J* heeft. Het meest omslacli- Y tige verhaal pleegt immers Y altijd nog duistere passages te bevatten, zoals daar zijn Y citaten van mij onbekende Y buurvrouwen; venoijzvn- Y gen naar mij even onbe- 5* kende analoge gevallen en T toespelingen op mij nog- T maals onbekende nevenge- T beurtenissen. Bovendien: T bestaat daar niet een oude T stelregel om ook de ande- T re partij te horen, alvorens T men zich conclusies vormt? T Maar onoverkomelijk moei- T lijk is het om zich uit te T spreken over een zaak, die slechts met een kreet in de T ruimte aan de orde gesteld Y wordt. Ik maakte dus een T opmerking in deze richting en vroeg: „Wat is er aan T de hand?'' gaat het over Sjaak Sjaak is grootheid moet u niet denken dat ze A om dat schaap wat geeft... Toen het een paar weken oud was, wou ze het weg doenEn toen zei mijn j$c Sjaak: „As je dat kind A wegdoet, geef het dan maar jjt aan mijnen toen j*r onbekende heeft hij het meegekregen avond stond hij zonen elk een kruising van feeks, nijdas, kat en hond Nu is het steeds lastig op hun hals halen is toch oordeel te vellen; wel een unicum. Gelukkig een soort legendarische ineens voor mijn neus met maar trouwens, doch voor figuur, want hij is al jaren de vrouw in elk geval een de wijk ramp. Niet alleen omdat ze nu bij geei gehoord?" wedervroeg vrouw. „Van me zoon z'n vrouw? Ik zeg maar dat ze zulke meiden niet los mochten laten rondlopen. Ze moesten ze allemaal in een gesticht zeiten, want nou zijn die pen er ma zonen een stap over de drempel mag doen, vanwege de uitslaan de ruzies die daarvan het gevolg zijn, maar boven dien ontvangt ze deze stoe re mannen op geregelde tijden in de eigen tenf om dat hunne echtgenoten het hazenpad hebben gekozen en de verlaten onbestorven weduwnaars tenslotte ook geen wachtlijst van op volgsters hebben aange legd. En waar nu juist zulk een kwestie lopende was met zoon vier die ik gemakshalve maar Jan noem meende ik de portée te snappen Uit de VOLKSWIJK dat kindNou vraag i de stad uit. Hij ik je toch: is dat nou een moet ergens moeder?" „Dus", probeer ik te con- herinner den des lands cluderen, zitten, en bij u?" het daar „Ja, ik zal gek wezen", goed hebben, «fl* &e vrouw. „Ik heb Werkelijk, ik huis had, ha+ kind, net m'n r ik kan niet tegen dat lawaai; je wilt toch niet de hele dag in huis zitten? Ik heb lang genoeg in de kleine kin deren gezetenNee, ik heb dat kind doodgewoon meteen teruggebracht naar de moeder, hè. Die zat daar aniZ'. i» een café, „Heef-u dat dan nog niet sprak: „O, je bedoelt •hoord?" wedervroeg de zn vrouw Ze pinkte de zoveelste traan weg, en keek me éven meewarig aan: ,^Nee, niet Jan. Die knul heb ik de vorige week het huis scha- uitgezet. Hij kwam me daar dupe met een meid aan, nou. Ik dacht: als hij het daar- reportages van zijn moeder, die me hoopvol stemde over z00n> deze oudste en kennelijk meest gelukkige en geluk te telg. Jemmer, het is dus ook met Sjaak mis. Hoe erg mis wordt me snel duidelijk want de vrouw vervolgt: „Sjaak is al em hele poos van z'n vrouw af. Ze hebben half jaar ruzie gehad, weet u. Ja, dat is toen nog bij mijn thuis zo angekomen, want ze maakte heibel met me, en van zulke meiden wil ik geen woord hebben, en van het een kwam het ander, en toen is ze er van doorgegaan en ik zei tegen Sjaak: „Stil laten gaan; die komt wel terug als het echt is", maar ze kwam niet terug en toen heb hij moedér laat kennis gekregen aan een vrouw nou dat is geen vrouw, en een moeder is heb dat kind gewoon naast haar gelegd op het tafeltje en ik heb gezegd: „Daar, een ieder mot zijn eigen pak maar dragen" wat? En toen ben ik gauw weer naar huis gegaan. Maar in de bus zag ik de schapen met d'r lammetjes bij zich, en wil je wel geloven dat ik heb zitten te grienen. Zo'n stom dier past nog op zijn jongen, maar zo'n :e aan hun lot dat AvontuuR in öeveLö&m

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 14