cvclclam
onze jeuqó-p&qin& f
I AVONTUUR IN
EEN VERTEUJNG DOOR ARIÈN BUITENHUIS
ENzoudt u t aandurven?"
„Waarom niet?" hield ik mij
groot, „zo'n heksentoer zal *t toch wel
niet zijn? Als je een tijdlang 'n com
pagnie gecommandeerd hebt. dan.."
„Tja." luidde het antwoord, „maar
dit is heel wat anders, dit vraagt inzicht
en tact. Enfin: probeert u 't maar."
•Daar stond ik dan. schijnbaar zo held
haftig en zelfverzekerd. Dit werd m'n
vuurdoop.
't Gesprek kon gevoerd zijn bij de
strategische taakverdeling, vlak voor
-de opmars in de richting van 't vijan
delijk kamp. langs onbekende wegen,
omringd door allerlei dreigende geva
ren. En werkelijk heb ik later aan een
dergelijke situatie gedacht, als de ge-
■beurtenissen van die middag me weer
voor de geest kwamen. Doch neen,
waarde lezer, verwacht nu geen relaas
van 'n onderzoekingstocht in ten of an
der vreemd werelddeel, geen verhaal
ook over ondoordringbare oerwouden
•met 'n heirleger wilde dieren en met
giftige dampen, die, elk op ljun wijze,
u de ad^m benemen. Evenmin 'n keten
van lotgevallen, zó intens benauwend,
dat verlossing schier niet meer moge
lijk schijnt.
Hoe zou dat ook kunnen? Develdam
toch ligt ergens in ons veilige vader
land en bezit zelfs geen unieke verza
meling opgezette junglebewoners. Zo
nu en dan wordt ge er. al wandelend,
-bewierookt met zeer duidelijk te defi-
-nléren geuren, die bovendien als ..zeer
•gezond" plegen aangeduid te worden,
't Is alzo gans geen oord van verschrik
kingen. ja. met veel goede wil is 't dorp
-zelfs „aardig" te noemen. Maar zij, die
zich tot zulk een hoogte kunnen opwer
ken, wonen er niet En toch beleefde
tk mijn „avontuur" hier. t Heeft in geen
enkele krant gestaan, maar 't staat in
m'n ziel gegrift. Een raseeht ontdek-
-kiogsreiziger kan geen scherper herin
nering meedragen aan z'n meest fan
tastische lotgevallen dan ik aan m'n
©eveldamse ervaringen..
'Van t bekoorlijke dorp is u nu reeds
t een en ander bekend, t Bezat ook
nog een eeuwenoude toren, aan welks
-bouw de bemoeiingen van een zekere
'graaf Diederik de Zoveelste niet vreemd
geweest moeten zijn. Uit te zoeken was
-dat niet meer: alle oorkonden, die er
mogelijk melding van hadden kunnen
maken, waren trondig opgeruimd, waar
schijnlijk in de 17e eeuw volgens 'n his
toricus. Waaróm hij dat vermoedde, kon
geen mens u vertellen en 't interesseer
de ook niemand. Tegen die toren lagen
de lage daken gevlijd, uit de verte ge
zien tenminste, want van dichtbij beke
ken ging veel van dat dichterlijke ver-
ker met fonkelende blikken 't draaierig
toneel zou hebben overzien, in veld
heershouding staande c>p de tweede en
laatste trede van de hardstenen school-
stoep. Immers: hij stond er op, dat de
ze ceremonie zich tienmaal per week
onder zijn leiding in volmaakte orde
voltrekken zou met volledige medewer
king van zijn onderbevelhebbers, het ge
zamenlijk personeel Hij 2ei niets,
kéék op elke manier, waarop 't een
mens gegeven is z'n ogen te gebruiken.
Dan verstomde't lawaai, 't legde zich
als 'n langzaam afnemende storm; ten
slotte was t stil. akelig stil. Daarop
strekte zijn rug zich en achter deze
aanvoerder marcheerde de schoolcom-
pagnie sectiesgewijze naar binnen. El
ke deur verslond een te groot aantal
leergierigen om int lokaal daarachter
hun uren uit te zitten, lijdelijk of astrant,
al naar 't geviel. En buiten was de rust
neergedaald: mussen en spreeuwen na
men net plein weer in bezit en vulden
met vredig gesjilp en gekwetter de ont
stane leegte Met het precieus sluiten
der hoofddeal ren als laatste handeling
brak mijnheer elke gemeenschap met
niet. Scbijn-
de buitenwereld
Deze middag ging 't
baar zeer zelfbewust liep ik
hoogste klas, die niet eens pogingen
deed tot de zo zeer gewenste formatie
te geraken. Ter bemoediging Duisterde
de collega van 4 hardop: „De Filistij
nen over u!" toen Tc langs zijn klas
stapte Dat maakte me des te verbete-
ner. Met één sprong stond ik op trede
twee. Gedachtig aan de wijze lessen van
onze opvoedkundeleraar. dat we nim
mer moesten trachten te „imiteren",
waagde ik me niet aan 't experiment
te „kijken", zoals nu eigenlijk behoorde
te geschieden. Om meer dan één re
den „keek" ik zelfs helemaal niet Een
grote, weidse armzwaai kwam in de
plaats^ van de adelaarsblik en ziedaar.,
tot m'n eigen grote verbazing volgde de
schare gewillig m'n terugtredende ge
stalte. Daar gingen we, op weg naar
't onbekende en juist daardoor steeds
weer lokkende avontuur. Intussen werk
te de bekoring daarvan sterker op de
klas dan op mij, wat ook alleszins be
grijpelijk is. Verwonderlijk rustig gin
gen ze t lokaal in. Toen ik de deur
dichtdeed, zat er zelfs geen één achter,
constateerde ik snel, bijna teleurgesteld
in m*rfefijr' J
Nu
doen, zo op de
gaat t natuurlijk precies als" altijd!"
Was er eigenlijk wel iets anders dan
anders? 't Hele stel zat ten slotte, al
dreigende stap in de richting
Deze week is de Lente echt gekomen
had
leren, eigenlijk alles.
•Op 't pleintje voor de toren werd drie
maal 's jaars onder grote belangstelling
en dorpshilariteit de brandspuit buproefd:
Meestal deed ie 't. maar in 't tegen
overgestelde geval was de pret er zeker
•niet minder om. ook al kwam zo'n toe
stand de burgervader zeer zorgelijk
voor. wat deze magistraat nog dagen
lang aan te zien was. Daar stond ook
•de school, zoals 't behoort En onder
één der gemartelde linden vond 't ge
sprek plaats, dat zulke angstige voor
gevoelens bij me opriep; daar gordde
»k mij aan tot de komende strijd. Ik
zag m'n patroon op zijn fiets stappen:
die was weg en zijn klas was vanmid
dag voor mij, „de nieuwe". Net pas
seerde de burgemeester. Minzaam groet
te hij. Zijn bolrond gezicht glans
de. de spuit had dan ook vorige week
perfect gewerkt Ik dacht er nog even
aan, dat de brave man t vanmiddag
wel gemakkelijker zou hebben dan ik
'in „de leeuwenkuil".
En dan klonk 't signaal: de torenklok
sloeg „half" en daar had je ze, de
schoolbevolking; schreeuwend en gillend
trachtte zc zich „klasgewijze te forme
ren", wat na veel vergeefse pogingen
ten slotte gedeeltelijk gelukte, 't Zou
ten zeerste het misnoegen hebben opge
wekt van m'n chef, die dan wis en ze-
van enkele weifelaars een beslissing
waarschijnlijk verhaast
Of ze nu ook op hun goede plaatsen
neergestreken waren, was voor mij een
vraag en voor hen een weet. Dit nu te
gaan uitzoeken leek me een zeer penie-
bele kwestie. Als ze rustig bleven op
de plaats, Wl—
volle vrede
pig leek 't daarop.
Mijnheer had de leesboeken op de
banken reeds klaar laten leggen, t Was
huis. Actie genoeg; als 't
de klas oversloeg, dacht ik. Daar gin
gen we dus. Jan opende de rij, deed t
nog tamelijk verdienstelijk ook. Wim
trachtte gelijke tred te houden met z'n
voorganger. Griet leefde zich dusdanig
in de situatie van dikke Tom in, dat
ze deswege hikkend steken bleet Po
gingen om weer los te geraken bleken
even vergeefs als die van Tom, wat z'n
vastgeklemd hoofd betrot Dus kreeg
snel Kobus de beurt, maar hoe ernstig
deze zich ook opmaakte om z'n talen
ten te tonen, 't ging niet "t Was ook
stom van me: de stakker stotterde en
aangezien slechts *n heel enkel verhaal
uit schoolboekjes zich bijzonder leent
voor 'n hakkelexperiment, maar t on
derhavige wel allerminst, móest Kobus
zich onfeilbaar te pletter lezen op de
woordenmassa's, die als torenhoge rot
sen voor hem opdoemden.
De meesten keken naar me met 'n
uitdrukking in d'r ogen van „hoe krijg
je 't in je hoofd?" De belangstelling
slonk zienderogen, 't begon roeriger te
worden. Wat nou, dacht ik. Wist ik nu
maar. wieWacht helemaal achteraan
zat Henk. de gevreesde, in z'n straf
bank. Ziin bewegingen waren van dien
aard, dat ik gevoelde, dat er iets op
komst was. Ten koste van alles moest
dat gevaar snel bezworen worden.
„Henk, jij" en m'n wijsvinger priem
de in zijn richting. „Tact en inzicht"
had mijnheer gezegd. Dat heb je of je
hebt t niet peinsde ik, terwijl Henk
las. En hoe? Reusachtig gewoon. Hij
was er helemaal in. Toen 'k stick urn
op m'n horloge keek, kreeg ik zin om
maar door te blijven gaan met Henk
als voorlezer, maar de rooster zei:
„Over 5 minuten rekenen"..
„Boeken in de kast, rekenwerk voor,"
gelastte ik, toen de 5 minuten om wa
ren. Met 'n zucht nam de klas afscheid
van de hinkende kameraden, die stuk
voor stuk terechtkwamen onder de lek
kende gootpijp en we lieten Truus ach
ter, middenin die grote waterplas op 't
binnenplaatsje. De klas zoemde van ge
noegen. Ik zoemde mee.'t ging toch
zeker magnifiek! Tc Voelde me net als
iemand, die voor 't eerst een onbekend
pad inslaat en dan ieder ogenblik wat
verwacht, maar 't kómt niet.
t Zelfvertrouwen stijgt met iedere
stap. er dreigt zelfs gevaar enigszins
nonchalant te denken aan wat nog ko
men kan, tenzij een of ander voorteken
nog bijtijds tot waakzaamheid maant,
'k Zag ineens blikken van verstandhou
ding wisselen, ik voelde, dat er iets in
de lucht hing, maar wat was 't? Zou
ik 't nog vóór kunnen zijn? Zou. te
laat kwam ik tot de ontdekking van het
feit, dat ik ongewapend stond tegenover
deze plotselinge aanval. Was 't nog
maar 'n strijd tegen 'n zichtbare vij
and geweest, manr 't gevaar loerde ach
ter de omhooggeslagen bovenkleppen
der banken. Nu begreep ik ook plotse-
(Zie vervolg op pag. 5)
Opstandingskracht en
Hemelvaartsvrucht
Beker van goud en email, door c
ptaten-Generaal aan De Ruyter ve
ttrd na de tocht naar Chatham.
en welke de uitnemende
grootheid Zijner kracht zij aan
•ons, die geloven, naar de wer
king der sterkte Zijner macht,
•die Hij gewrocht heeft, in Chris
tus, als H\j Hem uil de dodexx
heeft opgewekt en Hem heeft
■gezet tot Zijn rechterhand in de
hemel.
Et. 1:19. 20.
Wvierden pas Pasen en hopen
volgende week 's-Heren hemel
vaart te gedenken. Maar kennen wij
nu ook waarlijk de schatten in deze
hei Is feiten geschonken? Paulus acht
het niet overbodig de Efeziërs die
toch door God waren wedergeboren
en gebracht tot het geloof in Christus
nadrukkelijk te wijzen op de be
tekenis van deze feiten als bron van
hun leven en grond voor hun hoop.
Hij dankt God voor de genade aan de
gelovige Efeziërs geschonken en bidt
(lat ze mogen weten, gelovig inzien, hoe
groot het heil is hun nu reeds in Chris-
tus geschonken en hoe groot de rijk
dom is van de heerlijkheid der erfenis
die hun straks ten volle zal worden
uitgedeeld.
En dan gaat hij hen voorhouden in
een opeenstapeling van de sterkste
uitdrukkingen de grootheid van de
krachtdie God gewerkt heeft in
Christus als Hij Hem uit de doden
heeft opgewekt en Hem gezet heeft
aan zijn rechterhand in de hemel, als
of hij zeggen toil.- Denkt nu toch' niet
te klein van het heil aan u geschon
ken. Weet ge welke kracht daaraan
ten grondslag ligt en welke kracht
daarin werkt? Dezelfde kracht die
God gewerkt heeft toen H\j Christus
opwekte uit de dood. En dat is een
geweldige kracht! Daartoe moest eerst
de vijandige macht van zonde, duivel
en dood overwonnen worden. Toen
Christus opstond verrees Hij als de
Levensvorst. Daarin lag het bewijs dat
Hij aan het Goddelijk recht volkomen
had genoeg gedaan. Maar daarin lag
ook de verzekering dat het met de
heerschappij van die machten die
zij krachtens het oordeel Gods hadden
voorgoed uit is. En dat niet alleen.
Positief, het Leven en de Onverderfe
lijkheid is aan het licht gebracht.
Kortom, Christus is niet alleen ster
ker dan de dood gebleken, maar heeft
ook zijn doel van verzoening en ver
lossing bereikt. Hierin ligt het grote
verschil met enkele mensen, b.v. Laze-
rus, die wel werden opgewekt, maar
om dan later toch weer een prooi van
de dood te worden. Christus overwon
de dood, ontwapende hem. Nam weg
de zonde, de prikkel des doods. Dit
deed Hij als Christus, d.i. ambtelijk
door God daartoe aangesteld. Hij had
in opdracht de wereld te verlossen,
vrij te maken van de heerschappij der
verderfenis en te brengen onder de
heerschappij van genade. Van de taak
Hem opgedragen heeft Hij zich volle
dig gekweten, zijn doel volkomen be
reikt.
Daarom moest op Pasen Hemelvaart
volgen. Daarin besteeg Hij als Over-
winnaar Zijn troon, werd Hij gezet aan
de rechterhand Gods. Hij zit daar als
de Uitvoerder van Gods Raadsbeslui
ten. Daartoe is Hem gegeven alle
macht in hemel en op aarde. In Hem
werkt de Goddelijke kracht, die niet
rusten zal eer Hij de aan God ontzon
ken en door de zonde ontluisterde
wereld, gereinigd en vernieuwd, tot
God zal hebben teruggebracht. Eer
Hij het volle getal der uitverkorenen
zal hebben toegebracht, wedergeboren,
geheiligd en toebereid tot bewoners
van die nieuwe aarde, die in ongekende
schoonheid zal glanzen onder de nieu
we hemel: het nieuwe Jeruzalem.
Ziet gelovigen, toil Paulus zeggen,
die geweldige sterkte van Gods macht
werkt nu ook in u. Door die kracht
werd ge wedergeboren. Met minder
kon het niet. Zó erg tras uto dood.
Maar die kracht moet nu ook dóór
werken in u om tot de volle erfenis
toe te bereidenu er voor pasklaar te
maken. Door het geloot moet ge nu op
die kracht leren steunen en er uit
leven als dat „pasklaarmaken" door
zoveel strijd en moeite heen voltrok
ken wordt. Als ge de macht van zonde
en ongeloof nog zo in u voelt werken.
Als moeite en verdriet uw deel zijn.
Als de wereld u verlokt of bedreigt.
Als Satan u ten dode toe belaagt. Door
die kracht moet ge leren sterven aan
uzelf. Moet ge de strijd aanbinden
tegen de duistere zondemachten in uto
eigen leven en voorts overal waar gij
ze ontmoet. Navolgers Gods worden.
Strijden de goede strijd des geloofs, in
de geestelijke wapenrusting duivel en
anti-christelijke machten tegenstaan.
Niet versagen als wereld en Satan u
aangrimtnooit tot wapenstilstand be
reid zijn al wordt de strijd nog zo
zwaar.
Dit alles is alleen mogelijk als die
geweldige kracht Gods in ons werkt.
Maar daartoe is Christus nu juist ten
hemel gevaren. Vandaar stortte Hij
zijn Geest uit in de Kerk om die kracht
in de gelovigen kracht-dadig te maken,
en regeert Hij de wereld.
Laten we die kracht dan ook niet in
de weg gaan staan. Denk er wel om:
Door die kracht worden straks al Gods
vijanden, alle ongelovige en onboet
vaardige zondaars van de aarde ver
daan en hun deel zal zijn met de dui
vel er» zijn engelen in de eeuwige duis
ternis. Welgelukzalig alle bekeerde,
boetvaardige zondaars die de geloofs
gemeenschap met Christus zoeken om
van hun zonden verlost te worden: zij
worden in die kracht Gods bewaard
tot de eeuwige zaligheid.
TS-X i i .-—r-j srr
ZO'N
MEVROUW
MEVROUW van de dominee is een
heel aardige mevrouw en een heel
lieve mevrouw. Als je er eens een
boodschap moet doen, geeft ze je^gl-
tijd een koekje of een zuurtje, mn
soms mag je binnen komen en plaat
jes kijken in een heel dik boek
O. ja, mevrouw van de dominee is
de liefste mevrouw van de hele we
reld.
Maar mevrouw van de dominee is
ook een bange mevrouw. Neen1 Schud
je nu je hoofd? Wil je het niet gelo
ven? Ze is ook niet bang in het don
ker. Eli ze durft wel door een weiland
met koeien lopen. En ze is niet bang
voor dieven en boze kerels. En ze
aait de grote hond van boer llarmsen
zo maar over zijn kop. Maar toeh is ze
bang.
Weet je waarvoor?
Neen?
Voor muizen! Voor die heel kleine
beestjes met hun lange staart en hun
glinsterende kraaloogjes. Daarvoor is
ze bang, vuurbang.
Weet je hoe dat komt?
Een keer was dominee weg en zij
alleen thuis. Hef was al avond, al don
ker. En een k'.ein muisje, dat in het
holletje onder de kamervloer woon
de, was ook alleen thuis- Het had zo'n
honger. Mevrouw at in de kamer een
oliebol. Die rook zo lekker en zo vers,
dat het muisje het in zijn holletje kon
ruiken. Toen werd zijn honger nog
gToter. Het stak zijn kopje voorzich
tig door het gaatje. Het snuf-snuffel
de met zijn spitse snuitje. Het trip
pelde heel zacht de kamer in, naar de
tafel, naar dat lekkere.
Mevrouw ging juist overeind. Ze
deed een paar grote stappen naar de
stopdoos- Haar grote schoen kwam
bijna op de kleine muis. Het muisje
kon nog juist bovenop die schoen
springen. Zijn pootjes kriebelden over
mevrouw haar kous.
Mevrouw schrok vreselijk van dat
gekriebel. Ze keek.O, een muis!
Ze sprong op zij. Ze riep: ,,Help!
Help!"
En daardoor werd mevrouw zo bang
voor muizen.
Ze durfde niet meer alleen in het
donker door het huis lopen. Dan moest
dominee mee. Als ze 's morgens in de
kamer kwam. keek ze eerst onder alle
stoelen en kasten. Maar dat is nu al
weer een hele poos geleden. Nu zijn
er geen muizen meer in de pastorie.
Die zijn allemaal gevlucht voor de
muizenvalletjes. Die hebben een ander
huis opgezocht, waar het niet zo ge
vaarlijk is.
Mevrouw 1s weer alleen thuis. Do
minee is op bezoek naar de zieke men
sen. Zij moet het eten koken. Ze roert
in de pannen. Ze pookt in de kachel.
Ze wil een turf op het vuur doen.
Maar de turfbak is leeg. O, dat is he
lemaal niet erg. Er is wel turf in het
Eventjes lachen
Voor de rechtbank.
Nieuw benoemde rechter (tot beklaag
de): „Hoe heet je?'
Beklaagde: „Ik kan wel zien dat u
een nieuwe bent, de anderen kennen mij
Bij de tandarts.
Stevige patiënt tot tengere tandarts:
„U trekt er zich maar niets van aan, als
Ik onder de behandeling soms begin te
vechten. Ik bedoel t zo kwaad niet."
schuurtje. En mevrouw is niet bang
meer, de muizen zijn allang weg. Zc
doet vlug de buitendeur op^n. Ze
steekt vlug het straatje over. Ze stapt
met een grote stap in het schuurtje.
Ze doet de turfbak helemaal vol. Stil!
Wat is dat? Hoort mevrouw wat?
Er ritselt iets in het hoekje van de
schuur. In dat hoekje ligt een berg
papier. Dat is nog van de pakjes van
Sinterklaas en Kerstmis. Ritsi rits,
rits! gaat het daar-
„Och", denkt mevrouw, „misschien
is het wel een vogeltje, dat honger
heeft. Of misschien wel een poesje dat
verdwaald is, of een hondje. Ik zal
eens kijken."
Ze loopt voorzichtig naar het hoek
je, op haar tenen. Ze duwt het papier
op zij.
O-o-o-o!
Opeens vliegt er een beest langs
haar handen. Het trippelt over haar
schoenen. Het rent door de open deur
naar buiten. Het is bruin, met een
lange, kale staart. O. neen, het is niet
een muis, het is veel groter. Het is.,
een rat, een dikke rat.
O-o-o-o-o!
Mevrouw holt het schuurtje uit. Ze
rent de keuken in. Ze slaat de deur
dicht. Pats!
Ze draait de sleutel om. Ze holt ook
meteen naar de voordeur. Die doet ze
ook op slot. De grendel komt er voor.
Dan gaat ze op een stoel zitten. Ze
is wit om de nêus. Haar benen trillen.
En als ze eindelijk weer naar de ka
chel gaat, is die uitgegaan. O. en de
turfbak staat nog in het schuurtje.
Mevrouw durft hem niet te halen.
Ze snijdt boterhammen. Dan moe
ten ze die maar eten.
Het is twaalf uur. Dominee komt
thuis. Zijn schoenen zyn vuil van de
modder.
„Ik loop maar naar de achterdeur,"
denkt hij, „anders wordt alles zo vuil."
Maarde achterdeur is op slot.
Wat vreemd!
De dominee schrikt er van. Hij gaat
naar de voordeur. Maar die is ook op
slot. De grendel zit er voor. Dominee
schrikt nog erger. Hij drukt heel hard
op de bel. Ring-ring-ring!
Hjj wacht. Wat duurt het lang! Hij
belt nog eens.
Ring-ring-ring!
Hè, hè, daar komen stappen ean.
Dominee hoort de grendel weg schui
ven. De deur gaat een heel klein kier
tje open. Mevrouw gluurt er door.
..Gelukkig!" zegt ze. Ze begint te
huilen.
„Maar wat is er toch? Zijn er die
ven geweest, of inbrekers?" roept de
dominee.
„Nee, o, nee," snikt mevrouw, „er
was.een rat.in het schuurtje."
„Ha, ha!" lacht de dominee. „Ha, ha,
huil je daarom?" Wat is hij blij! Hij
gaat naar de keuken. Daar ziet hij de
boterhammen.
„Wat moet dat?" vraagt hij.
.,De kachel is uit en de turfbak
staat in het schuurtje", zegt mevrouw
en ze vertelt alles.
Dominee haalt hem gauw. Hij maakt
de kachel weer aan.
De hele week verder moet hij de
turf halen, want mevrouw durft het
niet te doen.
Zie je nu wel, dat het een bange
mevrouw is?
TJITS VEENSTRA.
Vaadaog weer eens een puzzle,
waarbij ie in de bokjes in moet vollen,
wal je op de tekening ziet. lulie weten
bet nog wel. Kijk maar naar nummer 1.
Daar is een album algebeeld. Nu vul
ie in de bokjes bet woord album in.
Gesnapt? Goed so. Succes boor.
onze BRievenBus
Aan al m'n nichten en neven,
Zeg meisjes en jongens, nu moeten jufl-
lie eens goed naar me luisteren en dan
hoop ik, dat jullie niet boos op Tante
Jos worden, maar mij begrijpen zullen.
Deze week ontving ik een heet stel aan
vragen voor het opsturen van zilver
papier. postzegels, sigarenbandjes en weet
ik naet al. Ik begrijp wel, dat julloe die
sparen voor goede dingen of voor eigen
plezier, maar jongens, heus, ik kan jul
lie aanvragen echt niet allemaal in de
krant zetten. Onze brievenbus is voor
correspondcntiehoekje bedoeld, en of
schoon ik jullie graag zou willen helpen,
het kan erg moeilijk. Aan één verzoek
wil ik echter voldoen. Het gaat hier om
oen ziek jongetje, dat nu al meer dan een
half jaar ziek is en niet thuis verpleegd
wondt. Wie stuurt hem eens een kaart of
een briefje? Zijn adres is P"et Ouwens,
Zeehospitum, zaal 60, Katwijk aan Zee.
Denken jullie deze week eens aan Piet?
Fijn zo. En dat is dan voorlopig het laat
ste verzoek. Zo jongens en nu de prijs
winnaars. Het zijn Oto Haspers. Alio
Ramp, Nellie van Lecnen en Marietje
Nobel. De oplossing was: schop, China,
ik, Aa, ankers, eed, tpnen, os, la, er en
van boven naar beneden sc. Chinees, hik
ken, on, paar, as. edele en nar.
De postbode heeft het d«ze keer wol
bijzonder druk gehad. Hij bracht me elke
keer een hele stapel brieven. Zo kreeg
ik een leuke brief van „Poppenmoeder-
tje en van Nettie Bijl. Zeg Annie Tim
merman en Ineke van Helden vinden
jullie het heus niet erg. dat ik niet aan
jullue vragen kan voldoctn? Nee? Fijn,
dan even goede vriendinnen. Jaap Schra.
vesande de oplossing van het raadsel is
dat een schoenmaker zijn stoeltje naar
een hond gooide, die een beentje pro
beerde te stelen. Goed gedaan? Mooi
vond ik je gele lisch Nellie Scherpenis-
se. Je kunt nu een kaart sturen aan Piet
Ouwens, Kees Colijn. Dank voor je brief
je. Ik vond het mopje echt leuk, Enk
Jan Kwakernaak. Enig, Toos Rietveld
lijkt me dat tuintje van jou. Misschien
kom ik er nog eens naar kijken. Natuur
lijk mogen jullie het samen doen Ellie
en CorTie van Poppel. Wat heb jij veel
vriendinnetjes Nellie van Ee. Hoe doe jij
dat Adrie Hommel in een pen klimmen?
Ik kan het heus niet. Zeg nichtje, die
voor haar kleine zusje sokjes breit en
haar moeder zo fijn met de afwas helpt,
hoe is jou aehernaam CorTie? Het beste
met je keelpijn Arie Hoorweg. Lie* he
zo'n klein zusje thuis Gerrie Srhrllins. Ik
vind jou een van m'n trouwste neven
Bertje van Wageningen en je hebt de
Chinees keurig gekleurd hoor. Ilrnk Cop-
pens ik zou heais niet weten hoe jij nu
morgen 20 jaar kan worden. Schrijf bet
Tenslotte kunnen wij weer heel wat
nieuwe nichtjes en neefjes een harte
lijk welkom toeroepen in onze kring.
Het zijn Chieleke van der Zwan, Bert
van Niet (die nog maar 4 jaar is),
Willie van Seventer. Ti wie en Cobi van
der Meer, Jamly Pluut, Lenie Bouw
meester. Joke van Berchum, Ada
Huurman. Ditty Trouw. Anneke An-
ceatuc. G. Stutvoet, Aad Karnen, Lijdie
t>an Plas. Corn, van der Munik en
Simon Rijsdijk. Ik hoef het eigenlijk
niet te zeggen, maar hoe groter onze
kring, hoe leuker, dus.... ullemaal
nogmaals hartelijk welkom.' Kinders,
prettige Zondag allemaal en fot de
volgende keer maar weer, jullie
TANTE JOS.
VERBORGEN JONGENSNAMEN
1 De hond liep achter de kar, elkeen
die t zag, had er medelijden mee.
2. Hoeveel vis wilt U hebben? Een
moot tong alstublieft.
3. Vroeger arden de mensen meer dan
tegenwoordig.
4. Elsa moet vandaag schoolblijven.
WETEN JULLIE HET?
Welke boog is altijd gespannen?
Wanneer stelen de dieven nietï
Welke katjes j
Hoe kan dat?
„En hoe dikwijls 'hebt die pijn?"
„O dokter, iedere vijf minuten!"
„En hoe lang duurt ze dan?"
„O, minstens een kwartier of zo!"
36. De Koningin was natuurlijk
hoogst verbaasd over de plotse
linge stilte en was juist op weg
naar de grote zalen, toen ze zo
moe werd, dat ze alles vergat en
vlug een gemakkelijke stoel op
zocht om evenk een dutje te doen.
37. Hoewel het verboden
het hof, geeuwde ze luid en
legde haar hoofd op het kussen
en sliep in. En al spoedig kon
men zelfs van de Koningin een
licht gesnurk horen. Wat zouden
de hofdames daar wel van zeggen.
Maar het gaf niets, want ook alle
hofdames waren in diepe rust en
snurkten nog veel harder.
38. In de keuken waren ze juist
bezig een verjaardagsschotel klaar
te maken. De jongste kok moest
even op de saus passen. Maar hij
dacht aan heel iets anders en
droomde er van zelf eens zo'n
prinselijk maal te krijgen.