de Ruyter
Limburgse mijn - een onderaardse stad
met een oppervlak als Imsterdam
Om hef zwarte goud
Zware stilie heerst onder het plafond,
ter dikte van enkele Domtorens
T~\AAR STAAN WE DAN OP DE LOS VLOER, waar met oorverdovend
lawaai volle kolenwagens de liftkooi aan de voorzijde verlaten om
onmiddellijk aan de achterzijde door lege vervangen te worden. De wagens
zoeken hun weg over het gewirwar van rails en af en toe kunnen we
slechts door een snelle sprong het vege lijf redden. Vier verdiepingen telt
de liftkooi en op drie daarvan staan al weer lege wagens gereed om in
snelle vaart naar de diepte te verdwijnen. Wij zullen in het vierde com
partiment moeten plaats nemen en we hebben nog maar even tijd om de
vele indrukken te verwerken, die we opdeden sinds we een kwartier ge
leden de poort van de O.N.-I. binnen stapten. En natuurlijk ook om te wen
nen aan het idee, dat we binnen een paar minuten door een plafond ter
dikte van een heel stapeltje Domtorens gescheiden zullen zijn van alles,
wat ons op dit ondermaanse lief en dierbaar is.
het lawaai is
EEN tippelaar, die nu eens een
heel aparte wandeling wil
de maken, zou in Geleen
het .aardoppervlak .in .beneden
waartse richting kunnen verlaten
om dan, al wandelend door onder
aardse gewelven, tenslotte aan de
andere zijde .van Limburg, .bij
Kerkrade, weer aan de oppervlak
te te komen.
Tussen deze twee plaatsen is de
bodem doorsneden door de gan
gen van de steenkolenmijnen. Dag
en nacht zwoegen hier de mijn
werkers in het zweet huns zwar
ten aanschijns, daar ver beneden
het .golvende .Limburgse .land
schap, om de kostbare steenkool
uit haar verborgen schuilhoeken
te voorschijn te brengen.
Onze speciale verslaggever
daalde af in de mijn Oranje Nas
sau I bij Heerlen en hij zal onze
lezers in twee artikelen iets ver
tellen over het leven van de on
deraardse stad, die we mijn noe
men en over het zware werk van
mannen die in de Ingewanden der
aarde hun dagelijks brood .ver
dienen.
mogelijik nog erger dan
boven Ook hier stoten kolen'ka pretjes
met donderend geweld tegen elkaar, als
zo naar de kooi worden gedirigeerd. Het
enige verschil is, dat hier de volle kar
ren naar binnen en de lege naar buiten
worden gereden.
Een stad
Een paar luchtdeuren openen en
sluiten zich en daar staan we in de
steengang, de hoofd verkeersweg van
deze ondergrondse stad. Een stad ja,
want de mijn Maurits b.v. heeft een
zelfde oppervlakte als de stad Am
sterdam en de steengang van d«
O.N.-I. strekt zich alleen naar het
Zuiden al uit over een lengte van
5^> km.
Deze gang loopt horizontaal en snijdt
dus vele kolen lagen, want de lagen
zandsteen, leisteen, bruinkool en steen
kool. die zich in het geologisohe tijdiperk
batterij omgegespt
ziit met een rubbersnoer een lamp be
vestigd, zodat we links en rechts schij
nend onze omgeving kunnen verkennen.
Bij het werk in de pijler kan deze mo
derne mijnlamp aan de voorzijde van do
helm worden vastgehaakt en dan heeft
de mijnwerker dus de handen vrij, ter
wijl de stralenbundel van de lamp elke
beweging van het hoofd volgt
Ook de draaglampen hebben tegen
woordig een batterij in die voet en alleen
enkele opzichters gebruiken nog de met
een vlam brandende veiligheidslamp van
Davy, omdat zij daarmee de aanwezig
heid van mijngas kunnen constateren. In
de O.N- I is vrijwel geen mijngas aan
wezig en daarom kan onze trein ook
worden getrokken door een elect rinohe
locomotief Af en toe spatten vette, blau
we vonken van de bovenleiding en dat
zou in andere mijnen te gevaarlijk zijn
Daar worden dan ook locomotieven ge
bruikt die lopen op cylinders met sa
mengeperste lucht, wat veel duurder is
Wlie nu denkt, dat we op onze tocht
door de steengang een waar labyrint van
gangen zullen passeren, heeft het tooh
mis Het gedeelte van een pijler, dat is
afgewerkt wordt met stenen gevuld en
afgesloten Wlas de 'kolenlaag sleohts dun
dan Iaat men het afgewerkte gedeelte
instorten. Dit moet met veel beleid ge
beuren, want schade aan gebouwen op
de oppervlakte moet door de mijnen wor-
De wanden van de steengang strekken
zich dan ook vrijwel ononderbroken uit
en de tocht is tamelijk eentonig Langs
de wand loopt een enorme", zwarte buis
Dat is de persluchtleiding, die haar ver
takkingen heeft tot in de verste uithoe
ken van de mijn, want met de samenge
perste lucht worden de afibouwkamers
aangedreven, waarmee de houwers de
steenkool losmaken.
Een plaag
In sommige momenten heeft het
leven iets van een versnelde film.
Een mens staat het dan ietwat be
duusd aan te zien, omdat hij de veel
heid van de elkaar razend snel op
volgende nieuwe indrukken niet kan
verwerken. Zo ging het ons nu ook.
Ie komt de poort binnen op je eigen
ichoenen en met dat ouwe, trouwe
loedje op je hoofd. In de linkerzak
de lucifers en rechts de sleutelbos,
vulpen in Je vestjeszak en blocnote
in de binnenzak.
Maar dan begint het: kennismaking
met de bedrijfsingenieur en met die inge
nieur, die ons tot gids zal strekken in
hel te ontdekken domein. Blik op een
plattegrond van de mijn, vergezeld van
technische toelichting Poedelnaakt in
een badkamer, onzeker friemelend aan
enkele onhandelbare, grauwe kleding
stukken Temidden van een stroom van
mijnwerkers op weg naar de schaoht,
nog wat onwennig klotsend door de gang
op de lompe schoenen met metalen neu
zen, een iets te wijde helm op het hoofd,
die dartele bofckesprongen maakt op
onze lokken. Nu stokt de film even, maar
Lang zal het niet duren Een luid belge
rinkel overstemt de daverende herrie
van de los vloer en kondigt het volgende
bedrijf al aan
Door de eindeloos lange steengang ratelen de kolentreintjes, die het zwarte
goud van de pijler naar de schacht vervoeren. Dit is een trein van de mijn
Maurits, waar de locomotiefjes op samengeperste lucht lopen. Rechts boven
langs het plafond loopt de persluchtleiding.
Naar beneden
Zacht suizend schiet dc kooi naar be
neden Tegenover ons staan twee mijn
wet kers, gehuld in hetzelfde uniform,
dat wij dragen. We proberen net te kij
ken, of het ons dagelijks work is om
enkele honderden meters onder het" aard
oppervlak te verdwijnen, maar hun Iet
wat verbaasde blikken ontnemen ons
meteen de illusie, dat deze poging is
geslaagd.
Wij blijven angstvallig in het midden
van de kooi staan, want de voor- cn
achterzijde zijn open en de wanden ven
ds schacht lijken met reuzeenelheid naar
boven te solueten. Het suizen in de oren
verdwijnt na enkel» slikbewegingen en
de voorspelling over rare oapriolen, die
de maag by het dalen zou maken, blij
ken gelukkig niet in vervulling te gaan-
Een zachte stoot en de tocht ls voor
bij. We staan hier in een grote hol en
van het Carboon hebben gevormd, zijr,
door de bewegingen van de aardkorst
gebroken en geplooid- Van deze gang
uit kan men dius op verschillende plaat
sen de steenkoollagen binnen dringen
De eindeloze, duistere ruimte van ae
steengang. waarin slechts bier en daar
een lichtpuntje gloort, lokt niet uit tot
een wandeling We beihoeven dan ook
niet te wandelen, want volgens de
„dienstregeling" vertrekt om negen uur
een lege trein naar het Zuiden. Het is
nu vyf minuten voor negen en de bijna
150 wagens staan al in het gelid.
Een groep mijnwerkers, op weg naar
het werk in de pijler, klimt in de kar
retjes en wij zoeken ook een plaatsje.
Prompt op tijd vertrekt de trein Stotend
en rammelend verdwijnen we in de dui
sternis van de steengang Boven hebben
een kolkend waterstroompje lopen „Dat
mijnwater is een plaag in de ON.-l",
zegt onze begeleider „en we hebben han
den vol werk om het weg te pompen.
El'ke minuut zugen we li kubieke meter
naar boven".
Om de 25 meter staat op de buis
met samengeperste lucht de afstand
tot de schacht aangegeven. We zijn
het cijfer 1750 al gepasseerd, vóór
we het eerste levende wezen in de
hoofdgalerij te zien krijgen. Een een
zame figuur staat daar bij het licht
van zijn koplamp de buis te teren.
Hij steekt zijn hand op bij wijze van
groet en blijft dan weer achter in
9tilte en duisternis.
id aan het kolen-
■ont. De brandende koplamp is aan
de helm gehaakt en de handen zijn
vrij voor het hanteren van de zware
afhouwhamer.
Tooh is die dluieternis in deze mm
minder erg dan in d'e andere- De boveat
leiding gaf gelegenheid hier en diaar con
lamp af to takken en deze lichtpuntjes
sbreklken zich als een processie van glim»
wormen door d'e hele gang uit. Als we
bijna vier km hebben gereden, staal de
trein even sti'I en mijn gids wenikt me
om uit te stappen. We gaan de steengang
verlaten, te voet od weg naar het kolen-
front
Op de plaats, waar we nu sta ligt
die kolenlaag een heel eind boven hg4
niveau van de steengang Er is dan ooft
een zgn. „opbraak" gemaakt, een kleine
schaoht met epn lift, die ons een veertig
tal meters omhoog voert naar een bus-
se rigalerij loodrecht op de steengang.
Enkele honderden meters verder looipt
weer zo'u galerij en tussen deze beide
gangen in is de afbouw van de kolenlaag
in volle gang
Voorlopig zien we daar eohter nog
niels van. maar de opzichter van de piy-
ler komt ons al tegemoet om ons naar
het terrein van de strijd te voeren Deze
galerij wordt gebruikt voor de aanvoer
van mijnhout en andere materialen, die
In de pijler nodig zijn. De gewonnen
kool wordt door de andere tussengalerij
naar de steengang afgevoerd.
Bij het schijnsel van onze lampen zoe
ken we onze weg over de oneffen vloer
van de tussengang, laags hoge stapels
hout, af en toe bukkend wanneer het
plafond lager wordt
Stilte drukt
Als het groepje stilstaat en niemand
mat zegt, merken we pas hoe stil het
hier is. Een zware, drukkende stilte, die
een benauwde beklemming teweeg brengt.
Hier, gebukt staande in deze donkere,
geheimzinnige ruimte, waar onze lampen
slechts een flauw schijnsel verspreiden
en grillige schaduwen op de wanden
tekenen, hier ervaren we heel even da
grimmige dreiging van deze onderaardse
wereld, die er in de hoofdgalerij nog zo
nuchter en onschuldig uitzag. Hier dringt
het tot ons door, dal millioenen kubieke
meters gesteente dreigend boven ons
hoofd hangen en dat de enge uitweg
naar de buitenwereld kilometers van. ons
verwijderd ie.
Hij, bij wie dit vluchtige gevoel
zich vastzet en tot een panische
angst groeit, behoeft geen mijnwer
ker of mijningenieur te worden. Hij
lijdt aan dieptevrees en zal de mijn
gaan haten als een monster, dat het
>p zijn leven heeft voorzien.
Maar we trekken verder en weldra
wordt de stilte verscheurd door het ooi-
verdovend geluid van dc afbouwhamora,
Rechts zien we op kniehoogte een smalle
doorgang, half versperd door buizen,
balken en ijzerwerk Diep in deze duis
tere koker, die ongeveer 25 meter lang
is cn nauwelijks een meter hoog, bewe
gen lichtpuntjes Op handen en voeten
wurmen we ons door de nauwe ojiening.
Het doel van onze tocht is bereikt.
Bijlage van de „Nieuwe Leidsche Couranf' van Zaterdag 28 April 1951
M1CHIEL ADRIAANSZ
„Door hem herleeft de vrijheid en de vreê
>ral toen hij een
vrachtvaart be
oefende. Zijn vermogen groeide aan en
langzamerhand begon hij tot de goed
gesitueerde burgers van Vlissingen te
lands groot
ste vloot
voogd zijn
vele portret
ten bewaard
gebleven.
Hiernaast
een reproduc
tie van bet
bekende
schilderij van
Ferdinand
VAN die jongen komt niets terecht!
Altijd vechten en smijten, overal
haantje de voorste, als er kattekwaad
uitgehaald wordt, een waaghals, die tot
in de toten klom tot boven op de bul
van de spits, wat moet van zo'n bengel
worden! Die groeit op voor galg en rad!
Zo zullen de mensen in Vlissingen wel
tot elkaar gezegd hebben, wanneer er
weer eens sprake was van Michiels
kwajongensstreken. Ze konden echter
niet van hem zeggen, dat hij ze achter
z'n elleboog had. Als hij 't een of ander
had uitgehaald, kwam hij er eerlijk
voor uit. Een ondeugd maar ik stel
me voor, een jongen om van te houden.
Hel ruime sop loltle
Voor de vaste wal was hij evenwel
niet geschikt, het ruime sop lokte hem
en toen hij ook uit de lijnbaan was weg
gejaagd, werd zijn wens vervuld: hij
kwam toen als hoogbootsman3jongen op
een van de schepen van de gebroeders
Lampsens. Het wa3 toen Augustus 1613
en Michiel was 11 jaar.
Nu kwam hij onder strenge discipli
ne, maar dit vond hij niet erg, hij was
nu in zijn element.
Drie jaren later eindigde het 12-jarig
bestand en begon de oorlog met Spanje
opnieuw. Prins Maurits lag met zijn le
ger in het Kleefse en daar diende de
14-jarige Michiel als kanonnier. Kort
daarna maakte hij deel uit van de be
zetting van Bergen op Zoom, dat dooi
de Spanjaarden belegerd werd. Van
zijn opgespaard geld had hij een paard
gekocht en met andere ruiters deed hij
uitvallen om de vijand schade toe te
brengen en buit te behalen.
Dit jaar was een kleine onderbreking,
want na het ontzet van de stad nam hij
weer dienst, nu op eert oorlogsschip.
Eens werd hij gevangen genomen en
naar Spanje gevoerd, maar met enkele
lotgenoten ontvluchtte hij en trok door
Frankrijk naar ons land.
Hij zei het krijgsleven vaarwel en
voer voortaan ter koopvaardij. Nu be
gon eerst recht zijn leven van reizen en
trekken naar de landen om de Atlan
tische oceaan en de Middellandse zee,
een leven vol avontuur en gevaar, waar
in De Ruyter gehard werd en gevormd
werd tot man.
Op 24-jarige leeftijd huwde hij met
Mayke Velders, die reeds binnen een
jaar overleed. Vijf jaar later hertrouw
de hij met Neeltje Engels.
Wat was er in die tijd van de roerige,
Helemaal niet. De opvoeding in
het ouderlijk huis had vruchten gedra
gen. Zijn vader en moeder behoorden
tot de Calvinistische „kleine luyden",
die de onhandelbare Michiel in de Qe-
reformeerde leer, bij de Bijbel hadden
groot gebracht.
En toen de wilde haren cr bij hom
af waren, werd hij een man van vrome
eenvoud, ernstig on verstandig. Zijn ge
brekkige kennis had hij door zelfstudie
aangevuld. Zijn helder verstand had
hem geholpen om de zeevaartkundige
kennis machtig te worden, de theorie
die dc practijk steunde. Zo werd hij con
all-round zeeman. Bij zijn ondergeschik
ten was hij zeer gezien door zijn recht
vaardig, rustig en kalm optreden, al
kon hij soms driftig en kort aangebon-
Dat ondervond eens de Sant van Ma
rokko. De Ruyter was, als kapitein van
een koopvaarder, met handelsartikelen
drie dagreizen te paard het land inge
gaan. Bij de Sant aangekomen bood de
ze voor een stuk Engels laken een veel
te lage prijs. De Ruyter weigerde het
hiervoor te verkopen, zodat hét tot hoge
woorden kwam tussen hem en de Moor
se machthebber, daar deze dreigde het
met geweld te zullen nemen, ja zelfs
om hem gevangen te houden. Toen werd
De Ruyter boos en driftig riep hij uit:
„Was ik in mijn schip, gij zoudt mij
niet meer dreigen!" Hij hield vol en
bood aan het laken de Sant cadeau te
doen. want beneden de waarde wilde
hij het niet verkopen.
Deze standvastigheid trof de Sant, die
het betreurde, dat zo'n man Christen
was. Hij gaf nu toe en sloot vriend
schap met de Christen-schippec.
Jammer, dat zijn vrouw in 1650 stierf.
Twee jaar later huwde hij niet Anna
van Gelder, de weduwe van dé zeeka
pitein Jan Pouwelsz. Deze drong er bij
haar man op aan het gevaarvolle en
wisselvallige zeeleven vaarwel te zeg
gen en aan de wal te blijven, dan kon
den zij een rustig leven hebben. En
daar een vrouwenhaar sterker trekt dan
een kabeltouw, gaf De Ruyter toe.
Op 45-jarige leeftijd zou hij gaan ren-
Maar niet De Ruyter bepaalde zijn
levenslot, dit lag in Gods hand. In
plaats van een periode van rust, begon
een tijd, waarin hij zijn gaven heeft be
steed in dienst van zijn vaderland.
Want niet veel langer dan een half jaar
genoot hij van zijn nieuw huiselijk le
ven, toen de Staten van Zeeland een be
roep op hem deden.
De eerste Engelse oorlog was begon
nen en de Zeeuwse admiraliteit had het
oog geslagen op De Ruyter, die bekend
stond als een bekwaam zeeman en ou
der de matrozen de naam had van een
dapper aanvoerder. Veel zin had De
Ruyter er niet in om als vice-eomman-
deur een deeL van 's lands vloot te com
manderen. Zijn plannen werden er hele
maal door in de war gestuurd. Maar
het vaderland riep en dus.., maar dan
voor één zeetocht.
Alleen Gods hulp"
steeg de eenvoudige zeeman niet
naar het hoofd. Niet z ij n kunde, niet
z ij n beleid hadden tot de overwinning
geleid, maar, zoals hij schreef, het was
Gods hulp. die het werk „alsoo ge-
stiert" had, „sonder dat wij daer reden
van connen geven." Want hij was er
vrtn overtuigd, dat „als de almachtige
wil geven, dan
Rentenieren
Dit geloof leidde hem ook in het
volg van zijn leven, en nooit zou hij
zeegevecht beginnen, vóór dat hij e
in zijn kajuit Gods hulp en zegen
gevraagd.
Geleek er niet op. dat hij nog
de
>rlog
deelneme
wilde naar huis. 't was hem op de "loot
niet zo heel goed bevallen. De schepen
waren in slechte staat en dan de jalou-
zie van de marine-kapiteins! Daar waa
zo'n eenvoudige koopvaardijschipper in
één slag eeu beroemd man geworden eu
plotseling boven hen allen geplaatst!
Waarom zou hij zich nog druk ma
ken? Met veel moeite werd hij overge
haald om zich nog éénmaal beschikbaar
te stellen, 't Ging lang niet alles ge
smeerd in deze tijd. toen hij diende on
der Tromp. Maar toch was zijn moedig
gedrag zó opgevallen, dat de Staten-Ge-
neraal hem dringend verzochten op de
vloot te blijven en de admiraliteit van
Holland en West-Friesland hem benoen»-
de tot vice-admiraal.
Wat zou De Ruyter doen? Hij dacht
er ernstig over na en vroeg toen om ec
verschoond van te worden, daar hij „na
zooveel zwervens" op 47-jarige leeftijd
werkelijk rust wilde nemen. Het waa
aan de overredingskunst van de jonge
raadpensionaris Jan du Witt te danken,
dat hij op zijn besluit terug kwam en
de benoeming aanvaardde. Van toen af
W83 hij voor goed aan 's lands vloot
verbonden.
We kunnen De Ruyter niet volgen- op
al zijn tochten, bij zijn gevechten in de
Noorse, tweede en derde Engelse oor
log, bij de strijd, die hij voerde tegen
de zeerovers in de Middellandse zee.
Tal van Christenslaven wist hij te red
den uit de handen der Moren, een aan
tal Hongaarse predikanten, die in ge
vangenschap waren geraakt, kocht hij
vrij.
Vooral beroemd is hij geworden in de
Vierdaagse zeeslag, toen hij op zijn ad
miraalschip „de Zeven provinciën" het
gevecht leidde, dat eindigde met de ne
derlaag van de Engelsen. Bij zijn te
rugkomst in de Hollandse haven worden
gedenkpenningen geslagen en verzen
gemaakt ter ere van ,.'t Heldenbeclt
dor dapperheid", de „standert-zuil van
't Vaderl3nt" de „Atlas van onwank'le
stand".
Zijn levensbeschrijver, Brandt
schreef: Diens „zeedighoit had geen be
hagen in dien menschelijken lof en hij
verstonL dat men Gode. indien er ieU
larbij het buide-
Laatste opdracht
ruste vloot naar de Middellandse zee
om de Fransen te bestrijden. Toen hij
bezwaren maakte voegde een van de
admiraliteitsheren hem toe: „Ik donK
niet, mijn heer, dat gij nu in uw oude
dagen begint bevreesd te worden en de
de vlag van de St;
en wagen
De Ruyter ging, maar keerde niet lo-
end weer. Bij Syracuse nam een vif-
ndelijke kanonskogel
Do Auyler's admiraalschip „De Zeven Provinciën" in gevecht met de Engelsen.
stierf
lange-
wachtte die biddond af. terwijl
de woorden van Psalm 03 hem versterk
ten: „O. God. Gij zijt mijn God, ik zoek
U in de dageraad, mijn ziel dorst naar
U. mijn vlees verlangt naar U, in een
land. dor en mat. zonder water.'
De „Schrik dos groten oceaans" word
mot grote praal begraven in do No nwe
Kerk te Amsterdam en Brandt dichtte*
Aanschouw den held, der Staten
rechterhand,
Den redder van 't vervallen Vaderland;
Die in één jaar twee grote
koninkrijken.
Tol driemaal toe de trotsche vlag
dèe strijken-t
Het roer der vloot, den arm daar
God mee slrèe
Door hem herleeft de vrijheid en
de vrê+
Dn. D. LANC1ED1JK.