BROODWINNING
3>e ZES
IS61 UJWV IZ OVTOSOVONOZ
ZONDAGSBLAD 21 APRIL 1951
veertiende totdat ik in dienst ging ta
bak van gekregen. En ik zou er niet
meer aan kunnen wénnen trouwens
„Als je maar wilt!"
„Goeddan wil ik niet! Wat zit er
eigenlijk ook voor toekomst in dat ouwe
spul niks!"
„D'r zit voor jou en voor Sjaantje
een broodwinning in," hield Thomas hem
voor. Bijna sarcastisch voegde hij er nog
aan toe: „Als jullie er je handen maar
es voor uit de mouwen wilden ste
ken!"want hij voelde zich gegriefd.
Het zat 'em niet in Jan alléén, nee,
evengoed in Sjaantje. In de afgelopen
twee jaar had die d'r schoonouwelui wél
goed genoeg gevonden, om nu en dan
bij aan te kloppenMaar óóit es een
handje hèlpen in de zaak ho maar!
dat scheen haar te min!
Nee, Jan praatte niet alleen namens
zichzelf, toen hij zich ook verder nog
geringschattend over de winkel uit-
het't Is een bijna helemaal verlo
pen zaak," smaalde hij en dat had
Sjaantje tegen Merie ook al eens gezegd,
herinnerde Thomas zich. Je kon dus
makkelyk aanvoelen, uit welke hoek die
wind woei!
Een beetje bedaard van z'n drift,
moest Thomas echter toegeven, dat ze
niet helemaal ongelijk hadden. Jammer
genoeg niet
De winkel zag er nu lang zo floris
sant niet meer uit als in die feestdagen.
Vuile kisten met aardappels, met arme
lijke kropjes sla, met kool en kroten
stonden nu weer in de kale etalage
De rekken en bakken langs de uitgesla
gen mui en, de toonbank die Thomas zelf
vervaardigd had, en de gebarsten ce
menten vloer, dit alles maakte een ar
moedige indruk, die nieuwe klanten eer
der afstootte, dan aantrok
't Zou echter gemakkelijk genoeg wat
op te knappen zijn, dacht Thomas. Maar
hijzèlf werd er te oud voor
Ja dót was het hij werd te oud!
Naar de zeuven en zestig liep ie nou al!
't Werd hoog tijd, dat er voor hem een
jónge kracht kwam in de zaak.
D£4rom was hij zo blij, zo uitgelaten
blij geweest, toen Jèn weerom kwam!
En ddérom had hij ook niet op een paar
centen willen kijken toen!Thomas
verwachtte niet anders of nü kon ge
beuren, wat hem al méér dan eens was
voorgesteld door z'n oudste dochter, die
in Zwijndrecht met een tuinder was ge
trouwd
Jan en Sjaantje in de zaak! Dan kon
den hij en Merie gaan inwonen bij die
dochter, daar in Zwijndrecht. Zo God
wilde, zouden ze dan nog een p&£r jaar
tjes kunnen genieten van een rustige
oudedag
Maar nou stak Jan, op wie hij zo ge
wacht had, hem een stok tussen 't
wiel
Als 't aan Thomas alléén had gelegen,
dan had hij daarna subiet stappen on
dernomen om de zaak te verkopen.
Wat had het voor zin, de winkel langer
aan te houden? Ja, was hij er nou nog
maar éérder uitgestapt. Ter wille van
z'n Jan had hij zich geen offers hoeven
getroosten, dat bleek nu!
Hijzelf met z'n ouwe body kon het óók
niet meer aan, het trekken naar de
veiling 's morgens vroeg, en het sjou
wen met een volle handkar de klanten
langsAls Jan 'em nou nog es ge
holpen had
Moest je nèt denken! Meneer wou
alleen werken als chauffeur! Dat zat
hem niet mee overigens. Hij was ten
slotte een poosje te werk gesteld ge
weest in een garage maar d&t werd
niks, dat werk verstond hij niet.
Er waren chauffeurs te véél, zeiden
ze op de Arbeidsbeurs, waar Jan bijna
dagelijks heengingMaar Jan kon
wèchten, zei ie; hij had een behoorlijke
soldij ontvangen, en hij trok overbrug-
gingsgeldJa, het werd de jongelui
wel gemakkelijk gemaakt tegenwoor
dig
Intussen begon 't zachtjes aan weer
winter te worden. De ouwe Thomas
sjokte nog maar wat voort in de oude
sleur. Hij wou er graag genoeg mee op
houden, en intrekken bij z'n dochter
maar 't was door Merie, dat ie er nog
niet het byltje bij neergooide
Merie was niet makkelijk. Ze had zich
wat in het hoofd gezet, en daar kon hij
met z'n gefoeter, èl z'n geklaag en
al zijn onwilligheid niet tegenop
„Thomas! Hóór ie niet!" zo begon ze
steevast iedere ochtend te roepen, nadat
in 't stfkke donker de wekker was af
gelopen. ,,'t Is tyd! Je mot naar de vei
ling!"
„Jalaat Jan nou maar es gaan"
bromde hy vaak terug.
„Onzin!" was het dan. „Jan en Sjaan
tje komen heus nog wel tot andere ge
dachten, maar déze paar weken moet je
't nog volhouden
't Feest was voorby alweer mAén-
denmaar nog éne keer had Tho
mas IJdo er toen plezier in gehad,
z'n ouwe groentewinkel een aantrek
kelijk aanzien te geven.
Expresseiyk had hy op de veiling
een paar kistjes méér gekocht van de
grote, dof wijnrode Jonathans en van
de warmgele Cox' oranjes-appels, die
meestal te duur bleken voor zijn soort
van klanten.
Ah, 't was een fleurig gezicht ge
weest toen het mooiste uit zgn win
kelvoorraad. op crêpe papier in de na
tionale kleuren, te prijken lag in de
schoongeschrobde etalage! Mens! mens!
t leek wel een chique fruitzaak uit het
winkelcentrum, inplaats van zgn terug
gelopen, verarremoeide volkszaakje
En daar was 't nog niet eens by ge
bleven. Het mooiste was geweest wat
de buurtbewoners voor elkaar hadden
gebracht!een erepoort, een heel
gevaarte met bloemen, en vlaggen,
hadden ze opgebouwd voor de winkel
deur. j,Welkom Thuis!" stond daar met
grote letters op te lezen
Zo'n feest, het kón niet anders,
kostte je geld. Welnu, in die dagen had
Thomas maar niet op een paar centen
willen kijkenZ'n Merie maakte
nogal wat bezwaren niet geheel ten
onrechte, 't was wóér. Ze hadden rede
nen te over, om ook in d'r ouwe dag
nog zuinig te blgven
Maar nu hun enige zoon weer naar
huis kwam, moest het maar es wat
kunnen lijen, vond Thomas toen. En
Sjaantje, die met hun Jan, kort voor
diens vertrek naar Indië, de bruiloft
had gevierd, en die van Merie toen een
kamer en de halve zolder in gebruik
had gekregen ja die Sjaantje was
helemaal op Thomas' hand!
Niks geen wonder overigens!
Meer dan twee jaar hadden ze hem
moeten missen, die jongen!In
dienst gegaan, als oorlogsvrgwilli-
gerfZowaar nog chauffeur gewor
den bovendien!
Wat hun Jan in die twee jaar had
meegemaakt in een legerauto, en
vaak onder een kogelregen, hollebolde-
rend door Sumatra en Java! ja, dat
was héél wat anders, dan met een
groentekarretje langs de huizen leu
ren!Dat wou de ouwe Thomas
best geloven!
Jan had nooit veel zinnigheid gehad
in de winkel. Hg was big geweest toen
hg de kans kreeg, d'r uit weg te lo
penMaar nóu kwam hy dus terug.
En nu zou hij er wel anders over
denken!
Hy had nu Sjaantje. En ze hadden in
tussen al een kind gekregen óók
een kind, dat hg alleen nog maar
kende van overgestuurde foto's
's Morgens om een uur of elf, jawel
hoor, daar was Jan thuis gekomen!
Netjes thuisgebracht. Met een speciale
autobus.
In z'n eerste uitgelaten vreugde had
de ouwe Thomas, midden tussen de
saamgestroomde buurtbewoners, in het
wilde weg geroepen en geschreeuwd en
met de lange magere staken van z'n
armen gezwaaid, tot ie niet meer
kón... tot ie óp was!
Héél die dag was er geen eind ge
komen aan het hoerageroep, en het
feliciteren.... en met het hele huis vol
mensen hadden ze tot in de nacht ge-
zóngen, gezóngenmèn nog toef
dat de muren ervan daverden!
Doch nu
Ja, nu was dat allemaal alweer voor
lag. Al méénden!
-8-
„Tt Ga zien, dat ik ergens een baan
als chauffeur vind", had Jan ver
klaard, toen hij de uniform weer tegen
t burgerpak had geruild.
„Zo zo"
Als do jongen voet bij stuk hield,
dan was dat eerlgk gezegd een lelijke
•treep door Thomas' rekeningZo
■oEn de winkel dan?" vroeg hg.
„Neevoel ik niks voor", wees
Jan van de hand. „k Heb or van m"n
Thomas dacht er het zgne van. Maar
goed, hg ging dan maar weer hy
ouwe ezel die ie was
Als hg goed luisterde, kon hy de
jongelui nog horen snorken terwgl
hgzèlf z'ri pet plantte op de weinige
grgze haren die hg nog bezat, en tei-wgl
hg z'n kale jas dichtknoopte, omdat het
bitter koud was in de donkere ochtend
lucht.
Hg sjorde de handkar de schuur uit,
de straat op, en ving dan maar weer
te duwen aan zoals hg z'n leven
ling al had lopen duwen tegen zwarig
heden!
Op één van die vroege, donkere och
tenden, toen er 's nachts een laag sneeuw
was gevallen, waar hg haast niet door
heen wist te komen, kwam ouwe Tho
mas te vallen, en lieten zgn handen de
wagen los
Men moest hem naar huis dragen, en
daar in de bedstee lag hg twee dagen
zo goed als bewusteloos
't Bleek een beroerte.
Ene dag moesten de klanten het stel
len zónder de bediening van ouwe Tho
mas Ydo, de groentemanEindelijk
was hem rust vergund. Hg was 't zich
echter niet eens goed bewust
Reeds de dag daaróp reed opnieuw
z'n bekende karretje, vol kisten met
aardappels, uien en winterpeen, door de
straten van de volksbuurt. Er liep een
bejaarde vrouw bij, die een sjaal om de
oren had geknoopt Thomas' vrouw!
en ze ging vergezeld van haar zoon
Jan, die nog leren moest waar de klan
ten woonden
Hg zou dat best leren!
Ach ja en een paar dagen later,
toen de ouwe, uitgeleefde en half ver
lamde Thomas weer wat bg z'n positie
ven kwam, was een van de éérste din
gen die hg mompelde:
„Hoehoe mot het nou met
met de zaak?
Z'n Merie en z'n schoondochter
Sjaantje, allebei die vrouwen waren erbij
aanwezig; Jan alleen niet, die was met
de kar de klanten langs. En Merie suste:
„Maak je dóór maar geen zorg over,
vaderJan en Sjaantje nemen nou
de zaak'k Heb 'et je immers wel
gezegd"
Het praten kostte Thomas grote in
spanning, z'n hele linkerzg bleef lam,
en z'n tong óók. Hy zei er niks op terug
zuchtte alleen maar
Waarom had Jan dat besluit niet wat
éérder genomen? ja, waarom had
Thomas éérst nog z'n rustige oude dag
eraan moeten opofferen?
Maar het was goed
In élk geval ging ouwe Thomas nu
toch de rust tegemoet Hierboven!
Want hy merkte best, dat z'n einde
nabij was
CSE3239
J7LKANA, Hanna en Peninna leefden
in de tijd van de richteren. Een
donker tijdvak in de geschiedenis van
het volk Israël. Telkens verwekt de
Here weer helden, die het volk van
de verdiende"ondergang redden. Voor
dat werk heeft God ook ingeschakeld
de kinderloze Hanna. Hij heeft haar
uitverkoren om te zijn de moeder van
de grote reformator Samuël.
Weer is Hanna op het jaarlijkse
offerfeest te Silo. Weer heeft Peninna
haar gekweld met haar bijtende spot.
En nu zoekt Hanna de plaats bij Gods
altaren, waar zij haar hart uitstort
voor de Here. Daar schreit en
schreeuwt zij al haar smart uit. Daar
maakt zij de Here haar verlangen be
kend om toch maar vruchtbaar te
mogen zijn voor de verlossing van Zijn
volk en de komst van de Messias.
Hoe leeft zij uit de belofte des
Heren. Hoor haar ontroerend pleiten
bij God. Door het geloof alleen komt
zij tot grote dingen. Als zij een kind
uit Gods hand ontvangt, is het dan om
haar belaagster Peninna te troeven?
Neen. Zij wijdt het kind gelovig aan
de dienst des Heren tot verlossing van
het volk. In het geloof heeft Hanna
geworsteld en overwonnen. Nu is de
bitterheid uit haar verdriet weg Nu
w haar ziel stil tot God. Wat is dat een
rijk leven.
Hanna gaat naar huis terug doch de
Strijd gaat met haar mee en ook de
spanningen van het huwelijksleven. De
sarrende houding van Peninna blijft,
die het niet verkroppen kan, dat
Hanna de grootste plaats in het hart
t;a« Elkana inneemt. Maar Hanna kan
het nu dragen.
Wij zien de verwording en de ver
wildering toenemen. Het kraakt in de
wereld rondom ons. We spreken van
de anti-christ, die komt, en voelen de
schokken van de eindstrijd. En wat
nog erger is: het verval en de afval
vreten ook voort in de Kerk. De liefde
van velen verflauwt. Het geloof is bij
velen niet meer dan een etiket. En
daar staat ons leven niet buiten.
Ook het leven van Hanna werd be*
trokken in de felle worsteling.
Jezus Christus zegt: Wees getrouw
en volhard tot het einde. Strijd de
goede strijd van het geloof. Verwacht
de grote Verlosser. De keerzijde is:
Wie met de Here tioist, zal verpletterd
worden.
Zalig wie volhardt tot het einde. Hij
ontvangt de kroon van het leven en
een nieuwe naam. Door geloof alleen.
Alphen a/d Ryn. W. WIJMA,
Lenleweelde in bollenland
Geheime vergadering.
13Dl uaus to u* iaeh/«ui
ZONDAGSBLAD 21 APRIL 1951
f onze jeuqó-p&qin&
A
Menen
kabouteró
Witbaard niet eens te horen. Daar
om ging Witbaard ook eens naar de
andere kabouters toe, maar ze bleven
allemaal stokstijf staan. „Jullie zijn
flauwerds" zei Witbaard om al
lemaal nèt te doen, of je me niet
hoort Maar toen streek er in
eens een vlinder neer op een van de
kabouters en lachtte: „Ha, die Wit
baard. Zie je dan niet, dat deze ka
bouters van steen zijn? Ze kunnen
nooit praten. De grote mensen hebben
ze nagemaakt en ze moeten hier alleen
maar staan, om de tuin leuk te maken!
Begrijp je?" Nu "ging kabouter Wit
baard een lichtje op en nèt toen de
vlinder weer verdwenen was, ging de
buitendeur open en kwam er een
klein meisje naar buiteif hollen. Wit
baard verschoot van schrik. Waar
moest hij zo gauw heen? Wegrennen
ging niet meer. Daarom bleef hij ook
maar doodstil staan, net als de zes ste
nen kabouters. Het meisje kwam bij
het grasperkje staan en zei: „Foei, wie
heeft die ene kabouter zo slordig neer
gezet? Ik zal dit eens even verande
ren..!" Ze pakte Witbaard op, die wit
van schrik was en zich zo stijf hield als
hij maar kon. Hij staarde net als- de
andere kabouters in het grasveldje
steeds naar één punt en bewoog zich
niet. Zijn hart bonsde verschrikke
lijk zou ze het ontdekken, dat hij
niet van steen was O wat
ging ze nu toch met hem doen
Het meisje zette hem zo dicht bij
het vijvertje neer, dat Witbaard bang
was, in het water te vallen. Gelukkig
maar, dat zij niet zag, dat er nu zeven
kabouters stonden in plaats van zes.
Ze ging nog even' op de schommel zit
ten en daarna verdween ze weer in
huis. Witbaard zorgde toen maar dat
hij weer zo gauw mogelijk in de grep
pel terecht kwam en hij rende, wat hij
rennen kon, om weer thuis te komen
Daar ging hij, in de oude eik eerst een
poosje op bed liggen, om van de schrik
te genezen. En hij nam zich voor, om
voortaan maar niet zo nieuwsgierig te
zijn.
Toen het meisje later naar school
ging keek ze wel even vreemd, omdat
de kabouter, die ze bij de vijver had
gezet, verdwenen was. Ze telde de an
dere: een, twee, drie, vier, vijf
ja, er waren er toch heus zes! Daar be
greep ze helemaal niets van! En
eerlijk gezegd weet ze nu nog niet, dat
de kabouter, die zij in de hand heeft
gehad, niet van steen was. Als ze dat
wèl had geweten, was ze er vast mee
naar huis gegaan. Want wie vindt het
niet leuk, om voor een levende ka
bouter te zorgen? Maar voor Witbaard
was het zo toch beter
OOM KAREL
onze BRievenBus
Beste nichten en neven.
Natuurlijk heb ik wel eens aardi
ge tekeningen gezien, maar nooit
eerder heb ik geweten, dat er meis
jes en jongens zijn, die zo goed met
kleurpotloden en penseel kunnen om
gaan. De meeste van jullie inzendin
gen (en het waren er heel, heel wat)
waren werkelijk bijzonder mooi. Het
was echt moeilijk de prijzen uit te
kiezen. Tenslotte hebben Oom Karei
en ik de hoofdprijzen toegekend aan:
Lietje Wassenaar, Kees Stehouwer en
Witbaard, de enige kabouter, die al
tijd vroeg uit de veren was, maakte
zijn ochtendwandelingetje. Hij liep
door de droge greppel, die uit het bos,
waar zijn huisje in een oude eik was
gemaakt, langs vele grote en mooie
huizen leidde, naar het dorp. Mensen
waren geen vrienden van Witbaard.
Als ze hem te pakken zouden krijgen,
nou. dan zou hij vast niet gauw
terug keren naar zijn huisje in het bos.
Nee, Witbaard moest niets van men
sen hebben en daarom bleef hij, als hij
een eindje ging wandelen, altijd maar
in de greppel. Daar kon hij nog gauw
genoeg wegkomen, als ze hem eens
achterna zouden zitten. Bijvoorbeeld
kon hij altijd binnenschieten bij zijn
vriend de veldmuis, die zijn holletje
steeds open had staan.
Het was nog vroeg; er waren nog
geen mensen op straat. De meesten la
gen immers nog in bed. Witbaard klau
terde behendig tegen de droge kant
op en keek heel voorzichtig, of er
niemand in de buurt was. Nee, hoor!
Hij kon zijn gang gaan en in een ogen
blik kroop hij onder een heg door, die
langs een tuin was aangelegd. Wit
baard keek zijn ogen uit! Wat een
bloemen! Wat een schitterende kleu
ren! Wat een mooie fontein! „Hé"
dacht Witbaard „Ik dacht, dat ik al
léén als kabouter zo nieuwsgierig was,
maar daar staan toch heus een paar
vrienden van me. Ik zal eens een praat
je met hen gaan maken".
Hij liep regelrecht naar het gras
veldje in het midden van de tuin, waar
zes kabouters doodstil stonden. De een
had een harkje in de hand, de ander
hield een klein sproeiertje vast, weer
een ander droeg een houweeltje op
de rug Witbaard ging naar dé
kabouter met het harkje en zei: „Goeie
morgen, beste vriend, je bent ook al
vroeg aan het werk, hè Doen die
grote mensen jou soms geen kwaad?
Hè, kan je niks terugzeggen, of ben je
soms moe
Maar de kabouter, die met het hark
je stond, zei geen woord. Hij bleef als
maar naar één punt kijken en scheen
Kees van der Kaaden, die binnenkort
een pakje zullen krijgen met nou
ja, dat zien jullie wel. De troostprij
zen gaan deze week naar: Daan Ho-
genbirk, Harrie Wcitering, Hansje
Hoogcrwerf, Loes de Jong, Emmy
Groen en Kees van Haaftcn.
En nu de brievenbus. Nel van
der Have kan haar postzegels stu
ren naar Piet Guley, Utrechts Jaag
pad 2c in Leiden, die aan alle nich
ten en neven postzegels vraagt, die
hij spaart voor mensen, die erg ziek
zijn. Wie doet er nog meer aan mee?
Kan jij zelf nog niet schrijven, Vic
toria Snijders? Als je 't wel kunt,
moet je me toch nog eens een brief
je sturen. Lief he, zo'n klein broer
tje, Lenie Sintmaartensdijk. Nellie
van Leenen heeft ook een lief zusje
gekregen, die Ankie heet. Zijn jij en
je broertje Dick er niet vreselijk
trots op? Je plaat was wel mooi,
Hildegard Hamburg, maar er waren
eerlijk nog mooiere van meisjes, die
even oud zijn als jij. Een ander keer
tje nog meer je best doen Hildegard.
Al vind je rekenen een naar vak,
Clazientje Paans je moet er toch
heus je best op doen. Beloof je dat?
Een aardig verhaal vond ik „Wat
het vlindertje hoorde en zag", dat
Janneke van Schothorst me stuurde.
Wat je voor gekheid moet neerpoten
om in het Zondagsblad te komen
Lonny van der Schee? Niets. Kijk
maar, je komt er zo ook wel in. De
nichtjes Janny de Jong en Jannie
Bongertman stuurden mij ieder een
zelfgemaakte gedicht. Keurig, hoor.
Neen, Nellie Broere de prijs was
voor een meisje, dat net zo heet
als jij. Moed houden maar, een an
der keertje ben jij weer eens aan de
beurt. Het antwoord op jouw raadsel
Cornelis van Lopik is geloof ik: om
dat hij niet door de muur kan zien.
Goed gedaan? Het beste met je oma
Ina Teeuw. Wil je haar de groeten
van mij doen? Het antwoord op het
raadsel van Jonnie Bijl is naar ik
meen de wieken van de molen. Leuk
Micke Kleywegt, dat jouw tante een
briefje voor je heeft geschreven. Toos
Rietveld ik zou graag een handwerk-
hoekje maken, maar daar hebben on-
Wu weer eens een kruiswoordraadsel.
Jullie welen wel. dat je in de bokjes de
gevraagde woorden moet invullen.
Horixonlaal (van links naar rechts1.
trap: 6. het land. waar de man van bet
plaatje vandaan komt: 7. persoonlijk
voornaamwoord: 8. riviertje in Noord-
Brabant: 10. ijzeren voorwerpen, waar
mee schepen aan de zeebodem vastge
legd worden: 12. plechtige gelolte: 13.
bier zitten er tien van aan de beide
voelen; 15. tund; 16, do. re. mi. la. sol.
...si. do: 17. bijwoordje (verkorte vorm
van ..daar"). Verticaal (van boven naar
beneden1 1. vul in „SC"; 2. de man van
de tekening: 3. krampachtige aandoe
ningen hebben van het middenril: 4.
niet door 2 deelbaar: 5. stel. tweetal:
9. spil: 11. iemand van adel: 13. soort
speelgoed, waar je met een touwtje of
*weep naar slaat: 14. grappenmaker,
clown, grapjas.
ze neven ndets aan. Ik kan een jon
gen toch niet vragen een kleedje te
gaan borduren, wat jij? Gelukkig, dat
je al weer buiten mag wandelen Nel
lie Benard. Het beste er mee hoor.
Nog wel gefeliciteerd met de ver
jaardag van Fransje, Jannie Hartens-
veld. Ik ben wel wat laat, maar het
is even goed gemeend. Ik hoop C.
(Kees?) Mulder, dat jullie prettige
feestdagen zullen hebben. Ja, die ka
bouter Vinkefluit, Jaap van Herp was
een leuk kereltje, vind je niet?
Tenslotte wil ik jullie nog vertellen,
dat we weer heel wat nieuwe nichtjes
en neefjes er bij hebben gekregen. Het
zijn Piet van der Peyl, Anneliesje
Faasen, Nelly Slappendel. Tineke Bin
nendijk, Marijke Visser, Wim van der
Jagt, Lia de Zwart, 1de Jacobus
Engelsnia, Gerrie Schellius, Annie
Timmerman, Netty de Zeeuw, Leni
Hollaar, Erik Jan Kwakernaak, Wim
Tunis, Jozientje Kruythoff, Gerard
Taapkcn. Johan Visser, Bas Huisman,
Atie Dijkshoorn, Truusje Uyl, Corrie
de Kievit, Ansje Hagendijk en Nellie
van Ee. Blijven jullie allemaal trouw
meedoen? Afgesproken. Jongens en
meisjes, tot de volgende keer maar
weer, dag. TANTE JOS.
rtnóeó
THDRriRoosje
32. Doornroosje voelde, dat ze
plotseling erg duizelig begon te
worden en binnen enkele minu
ten kreeg ze zo'n slaap, dat ze
zomaar in slaap viel op het bed,
dat in de torenkamer stond.
„Alles gaat naar berekening, niet
waar poes Minet", kryste de boze
fee, die nu de kamer uitging en
de deur hard achter zich dicht
sloeg.
33. Tegelijkertijd gebeurde er
iets verwonderlijks in het paleis.
Allen werden plotseling erg sla
perig. De Koning, die juist in zijn
schatkamer de munten zat te tel
len, kon zijn ogen niet langer
open houden. Hij raakte aldoor de
tel kwijt en binnen enkele ogen
blikken zat hy op zyn stoel te
snorken.
34. In de grote zalen was het
een gestoei geweest van alle kin
deren, die hun schuilplaatsen op
zochten. Maar plotseling voelden
alle kinderen, dat Klaas Vaak
geweest was. En in hun schuil
plaatsen vielen ze allemaal in
slaap en vergaten, dat ze aan het
verstoppertje spelen waren.
35. De kanarievogels verbleek
ten van verwondering over de
plotselinge stilte en toen ze de
goudvissen vroegen wat die er
wel van dachten, kregen ze
slechts een slaapdronken „hmmm"
te horen. De muurklok, die altijd
zo vlijtig dag en nacht aan het
werk was, stond ook al stil.