GEBED
St. oriódacf
Gezondheidszorg
SANCTA THEOLOGIA
ft
tfi pd
ZONDAGSBLAD
21 APRIL 1951
lïiiiiSeiir I
Toen
naar Europa kwam
HIJ DIENDE ZICHZELF AAN ALS „SLAAF VAN CHRISTUS"
Om met de deur in huis te vallen:
drie uitdrukkingen, en gelieve al
vorens verder te lezen bij voor
keur zachtjes in je zelf te zeggen
wat je daarbij denkt.
Eerste uitdrukking: „onder dienst".
Tweede: „diender"
Derde: „dienstknecht; dienstbode;
dienstmeid".
GEDAAN wat ik vroeg? Accoord,
dan zal ik me misschien niet al
te erg vergissen als ik je min of
meer bloemrijke definities aldus
gekuist weergeef. „Onder dienst" is
een gedwongen, allesbehalve genoege-
lijke onderbreking van je vrijheid
een beroep uit te oefenen of voor te
bereiden, waarbij je op schijnbaar
zinloze en eventueel gevaarvolle
wijze wordt belast met weinig dank
bare taken als daar zijn wachtjes
kloppen, soldaatje spelen of soldaat
zijn. Daarnevens is de „diender"
een genummerde politie-agent, die
zich vrij onaangenaam hoort toege
sproken worden ofschoon hij deze
naam toch wel de voorkeur geeft
boven „klabak" of „smeris", welke
uitdrukkingen kennelijk scheldwoor
den zijn, hetgeen bij „diender" nog
niet volledig vast staat. En eindelijk:
De Lente breekt door
„Dienstknecht" met bijbehorende
vrouwelijke namen, vormt een ver
ouderd begrip. Weigerden de jongelui
in een zeer meelevende plattelands
gemeente al niet jaren terug om
psalm 123 te zingen? „Gelijk een
knecht ziet op de hand zijns heren
om nooddruft te begeren..." ze
namen bet eenvoudig niet.
Zodat we concluderend kunnen
vaststellen dat alles wat met „die
nen" te maken heeft in een ontzet
tend slecht blaadje staat, en in een
beschaafde maatschappij niet thuis
hoort.
Tl/IET deze conclusie is een cirkel
gesloten. Want eeuwen geleden,
toen het God behaagde om Paulus
voet aan Europese wal te laten zet
ten, vond hij daar een maatschappij,
waarin eveneens het begrip „dienen"
pils volkomen minderwaardig werd
beschouwd. De grote wijsgeer, die
toen ofschoon reeds eeuwen gele
den gestorven het menselijk den
ken richtte, Plato, had immers
gezegd, dat geen mens gelukkig kon
wezen, als hij een ander moest die
nen. En hij had bij die gelegenheid
niet het sterke Griekse woord voor
„slaaf-zijn" gebruikt, maar het zach
tere en huiselijkere begrip „aan
tafel dienen", waarmee aangeduid
wordt een vrijwillig aanvaarde taak
ten aanzien van anderen. Maar zelfs
dat werd als smaad gevoeld. Griek
zijn betekent „vrij zijn", slaaf zijn
Js helemaal willoos wezen, maar
vrije dienst is ook altijd nog iets
minderwaardigs, dat niet bij
beschaafde mensen past. Het is wel
veel zeggend, dat de huidige Paulus-
herdenkingen gevierd worden in een
maatschappij, die al even afwijzend
tegenover de dienstbaarheid staat,
als die Griekse samenleving. Als hij
zelf het oordeel van millioenen ver
nemen kon, zou hij zeker moeten
menen dat zijn zending mislukt was.
Want christen zijn betekent voor
Paulus dienaar zijn, met alle denk
bare schakeringen van dat begrip.
Hij dient zichzelf aan als „slaaf van
Christus". Daarmee wil hij uitspre
ken, dat hij een „Heer" bezit, die
hem met geweld gevangen nam en
hem in Zijn dienst stelde. Ik wilde
dat men dit toch eens goed begreep.
Zo nu en dan duiken ook nu weer
vrij bewogen discussies op over de
vraag of men „Heer", „Heere" of
„Here" moet schrijven. Deze debat
ten zijn ongetwijfeld ernstig
gemeend, maar de twistenden ont
gaat klaarblijkelijk het wezen der
Zaak. Niet op de wijze waarop wij
een naam schrijven of uitspreken
komt het aan, maar op onze verhou
ding tot Hem die deze naam van
„Heer" draagt. De naam spreekt uit,
dat Hij ons overmeesterde zoals een
romeins legio.ensoldaat ergens ter
wereld mannen, vrouwen en kinde
ren buit maakte en als slaven naar
zijn keizer sleepte- De naam ver
klaart dat deze Eigenaar restloos
over ons te beschikken heeft en ons
volledig opeist. De naam legt er ech
ter óók de nadruk op, dat deze Heer
ons juist omdat we zijn verover
de, gekochte, betaalde eigendom
zijn bewaart en beschermt. Zo
wordt het geheel der begrippen
„Slaaf Heer" tot een eretitel.
Men laat zich gewillig leiden door
de bevelen van de gezaghebbende
meester: zijn wil is wet. En vanuit
dit nieuwe leven met zijn wonder
lijke vreugde en vrede ontdekt men,
dat men feitelijk zo pas recht vrij
is. Vroeger scheen men wel vrij,
maar men sloofde zich in feite af in
de dienst der zonde, der ongerechtig
heid, der begeerten en des doods.
Maar in Christus is men vrij gewor
den. Vrij juist omdat men slaaf
Paulus 'weet nog méér over het
begrip „dienst". Wanneer hij hier
over nadenkt, begint hij zeker niet
met over zijn eigen geval te spreken
of dat zelfs maar als uitgangspunt te
Gij weet o Heer, wat mij te wachten staat,
Want Gij bepaalt voor ons den loop der dingen;
Gij weet de pijn van mijn herinneringen,
Gij weet ook, wanneer 't licht weer schijnen gaat.
Van U ontving ik vele zegeningen,
Maar nu Gij mij beproeft naar Uwen raad,
Is 't of 't vertrouwen mij verlaat
En moede twijfel 't hart komt binnendringen.
O Heer, ontferm U over mij en laat
Blijmoedig mij-aanvaarden ook het kwaad,
Al zou 'k geen lichtstraal zien en 't duister mij omringen,
Zo geef mij kracht Uw lof te blijven zingen
Met liefde, die geen twijfel overlaat,
Onwrikbaar, als een trouw soldaat.
nemen. Hij denkt dan aan Gods
Zoon, die ofschoon Hij de Here is
(kijk, nu laat ik voor de onderschei
ding die uitgangs-e maar staan, of
schoon ik niet zou weten welke eer
bied er in moest schuilen om het
ouderwets te schrijven, net alsof
God niet boven de tijden uitgaat)
niet gekomen is om Zichzelf door
slaven of zelfs maar op voet van
vrijwilligheid te laten dienen, maar
die de vrijwillige slavernij op zich
neemt om zijn leven te geven als
loskoopsom voor velen. Je moet me
nu maar vergeven dat de beelden
dooreen gaan dwarrelen: ik citeer
immers slechts wat de Bijbel zeggen
wil. Jezus Christus komt als geboren
slavenkind in de wereld om de door
Hem gevangen genomen slaven vrij
te kopen door Zijn offerande. Jezus
Christus stelt Zich onvoorwaardelijk
ter beschikking Gods, zelfs wanneer
het met Hem in de dood moet gaan,
om zó te doen wat geen mens op
brengt: God gehoorzaam te zijn tot
de laatste snik. En zo draagt Hij de
straf op onze gewaande vrijheidslust,
die zelve in wezen slavernij des
doods was. Terwijl de door Hem ver
loste gelovigen slechts één verlangen
kennen: hun Heer te dienen.
Men zou nu mogelijk bij Paulus
een volgende stap verwachten: dit,
dat hij pleitte voor de afschaffing
WORDT GEVIERD DOOR PADVINDERS IN ALLE WERELDDELEN
ER is misschien wel geen dag aan
te wijzen, die zo algemeen door
alle padvinders wordt gevierd als
Sint-Jorisdag, 23 April. Die datum
vernieuwen zij hun beloften.
Op gevelstenen e.d., zoals b.v. te
GiessenRijswijk (N.B.), komt Sint-
Joris nogal eens voor. In bovenge
noemde plaats vertoont de steen de
heilige, gezeten te paard, terwijl hij
met zijn lans een vurige draak, die
ruiter en paard bedreigt, doorboort.
Volgens de legende toch moet St.
Joris, die aanvankelijk prins George
heette en uit Capadocië afkomstig was,
al zeer jong tot ridder zijn geslagen.
Op het plechtig moment, dat hij de
ridderslag ontving, beloofde hij de
strijd te zullen voeren tegen donkerte
en duisternis, onzedelijkheid en on
reinheid.
Eens, wanneer hij een samenkomst
te Lydda bezoekt, hoort hij tot zijn
ontzetting, dat de stad een contract
heeft afgesloten met een draak, volgens
welke overeenkomst aan het wrede
mieter jaarlijks tiert meisjes moeten
worden uitgeleverd en het lot bepaalt
op de vergadering, Wie dit zullen zyn.
Ridder George besluit dan het on
dier te doden. Hij gelooft door God
te zijn geroepen tot dit vreselijk duel.
Wanneer hij na lang speuren eens op
een vroege morgen het ondier ontdekt,
rijdt hij het vastberaden tegemoet.
Om zijn tegenstander te verpletteren,
stoot de draak een rotsblok in de
richting van St. Joris, maar de steen
ploft, zonder schade te hebben aan
gericht, neer in een ravijn.
In de ongelijke kamp wordt Joris'
paard buiten gevecht gesteld en de
berijder gedwongen te voet het twee
gevecht voort te zetten. Na dagen
strijdens verslappen de aanvallen van
het monster en tenslotte weet Sint
Joris het de genadeslag te geven.
Anderen weten te verhalen van de
beeldschone Cleodelinde, die door het
lot was aangewezen tot prooi van de
draak. Ze zou op het laatste moment
zijn gered door Sint-Joris. Wanneer
de inwoners van Lydda zien, dat
George's geloof in de strijd heeft over
wonnen, laten zij zich dopen. De dap
pere prins wordt onder de naam van
St. Joris later een beroemde heilige
en de schutspatroon der redders.
Eertijds twijfelde niemand aan de
waarheid van dit verhaal, maar later
rijmde men:
„Sint-Joris heeft, als wordt vermeld,
Een felle draak terneer geveld,
Een maagd verlost uit diens geweld,
Die dappere Sint-Joris!
Maar menigeen 'wat droeve zaak!
Schept nu in twijf'len boos
vermaak.
En zegt: Sint Joris en de draak
Zijn geen tweeën en historisch.
Er is op aarde nooit zo'n beest
En evenmin zo'n Sint geweest
Wel hopen wij voor 'fr-minst,
mijn vrinden,
Dan men er een Maagd moog'
vinden!"
van alle aardse dienstbaarheid en
slavernij. Hij zou dat ook zeker kun
nen doen vanuit de oud-testamenti-
sche visie, die in Israël geen slaver
nij duldt. Maar Paulus gaat niet zo
lijn-recht te werk. Zijn conclusies
liggen altijd wat hoger dan wij in
onze haastige drift zouden wensen.
Want lees nu eens Colosse 3 vers 22
en Efeze 6 vers 5 Daar krijgen slaven
en meesters beiden de vermaning om
recht christelijk te leven
De slaven blijven daarbij slaaf, maar
ze worden het in de eerste plaats als
„slaaf van Christus". Niet hun mees
ter heeft hen meer te commanderen,
maar de Heer der heren houdt hen
onder Zijn bevel. En deze Opper
heer vraagt van hen om hun aardse
meester met vreze en beven in een
voud des harten gehoorzaam te zijn.
Maar tegelijk vraagt dezelfde Opper
heer aan de meesters om deze sla
ven niet langer als tweede-rangs-men-
sen te beschouwen maar als naas
ten en medemensen. Zij moeten
begrijpen dat zij aan hun Heer ver
antwoording hebben af te leggen of
ze wel wezenlijk als christelijke
heren hun slaven hebben behandeld.
Alle hoogmoed, alle hardvochtigheid,
elke willekeur en tyrannie wordt
daarmee buiten de deur gesloten.
]I/|ISSCHIEN vindt iemand dat
maar een povere oplossing; men
zou Paulus meer revolutionnair wil
len hebben. Misschien herinnert
iemand zich bovendien wel dat nog
in de vorige eeuw mannen als Da
Costa geijverd hebben tegen de af
schaffing van de slavernij, en meent
hij dan uit een en ander te mogen
opmaken dat het christendom toch
feitelijk verschrikkelijk conservatief
is. Maar hij slaat alle planken mis.
Het christendom is méér revolution
nair dan elke revolutie. Een revolu
tie laat hoogstens één klasse van
slaaf tot heer worden, en een ande
re van heer tot slaaf. Maar Christus
wijst ons onze verantwoordelijkheid
aan binnen elk sociaal-maatschappe
lijk bestel. Het verschil is ondertus
sen in de practijk wel voelbaar ge
worden. De aardse slavernij is vrij
wel afgeschaft al moeten we dat
ook weer niet te hard zeggen. Maar
de mens is niet vrijer geworden.
Zelfs niet door meer vrije tijd, die
hem vaak geketend heeft aan aller
lei leeg vermaak, en hem tot nico
tine-, spel-, sport- of filmslaaf maak
te, om van ergere vormen maar te
zwijgen. Pas daar waar een mens in
dienstbetrekking tot Christus komt te
staan door Hem gekocht en door
Hem verlost en vrijwillig anderen
dienen wil, krijgt het leven zin.
Ook voor dienstknechten en dienst
boden.
Ook voor dienders.
Ook als we „onder dienst" zijn.
St Joris ea de draak. Naar eea lies co
S6S P«
5
(Van onze medische medewerker)
IN ons land verlaten elke dag ettelijke
millioenen mannen en vrouwen
hun woonsteden om zich op diverse
arbeidsvelden te verenigen. Ieder
brengt daar met zich mee zijn eigen
lichamelijke en geestelijke gesteldheid,
gepaard aan invlceden van afkomst en
een bepaald sociaal milieu. In som
mige bedrijven, waar men in de buiten
lucht werktis het contact op het
arbeidsveld gering, in andere daaren
tegen is er in meer of minder grote
fabrieksruimten, waar men plaatsen
naast elkaar aan de lopende band be
zet, een nauw persoonlijk contact. Deze
arbeid in groepsverband brengt zijn
eigen eisen en moeilijkheden met zich
mee, waartegen niet iedereen opge
wassen is.
In de tweede plaats heeft men te
maken met de omgeving, die aan een
bepaald bedrijf eigen is. De arbeiders
kunnen blootgesteld zijn aan uiteen
lopende temperatuursverschillen, ver
giftige invloeden van gassen en stof
fen, schadelijke stralenwerking, groot
lawaai, enz. Het werken in een stof
fige of vochtige, slecht geventileerde
ruimte laat niet na invloed op het
gestel uit te oefenen. Kortom bij de
gezondheidszorg voor het bedrijfsper-
soneel doet zich een aantal vraag
stukken van psychologische, genees
kundige en hygiënische aard voor, die
in de ene werkplaats weer heel anders
zijn dan in de andere.
In de derde plaats moet het gewone
ziekteverzuim, ik bedoel daarmee ver
zuim door ziekten, die niets met het
beroep te maken hebben, in ogen
schouw genomen worden. De laatste
jaren is men de betekenis van de
arbeidsopbrengst steeds hoger gaan
aanslaan. Directie en regering trachten
de arbeidsproductiviteit steeds op te
voeren. Dit brengt vaak een al maar
verder gaande specialisatie, al of niet
met steeds ingewikkelder wordende
machines, met zich mee. Het arbeids
proces is soms zo samengesteld gewor
den, dat een arbeider, die uitvalt door
ziekte en niet vervangen kan worden,
ook het werk van anderen remt of
belemmert. Het zijn dan ook vaak niet
de arbeiders of artsen, doch bepaalde
industrieën, die het eerst een doelmatig
georganiseerde gezondheidszorg van
IN HET BEDRIJF
het bedrijf in het leven geroepen
hebben.
Wil de bedrijfsarts zijn functie naar
behoren kunnen verrichten, dan moet
hij zich een grondige kennis van het
bedrijf eigen maken. Hij moet zich op
de hoogte stellen van alle werkruimten
en localiteiten. Alle machines, werk
tuigen en stoffen, die in het arbeids
proces voorkomen, moeten hem be
kend zijn. Hij moet technisch inzicht
bezitten en goed met mensen kunnen
omgaan. Hij moet zelfstandigheid en
een mate van onafhankelijkheid bezit
ten, zodat hij de vertrouwensman kan
zijn van werkgevers en werknemers.
De grondslag van zijn werk is de keu
ring en dat niet om minder goede
risico's buiten te sluiten. De bedrijfs
arts weet welke eisen aan lichaam en
geest gesteld worden. Hij moet beoor
delen, of de candidaat aan deze eisen
zal beantwoorden. Dit vereist een vol
ledig onderzoek van de gehele per
soon. Daarna komt de vraag in welke
tak van het bedrijf de candidaat ge
plaatst kan worden. Het gaat er altijd
weer om de juiste man op de juiste
plaats te brengen en zo mogelijk in
het productieproces in te schakelen.
Ook tijdens het dienstverband is na
kortere of langere perioden, al naar de
aard van het bedrijf, herkeuring nodig.
Het bedrijfsgeneeskundig spreekuur
is zeer belangrijk. Hier komen de ar
beiders klagen, dat het hem opge
dragen werk te zwaar is, of dat het
tempo te vlug is. Hier komen de chefs
en bazen als zij menen, dat iemand
niet zo goed werkt als voorheen. Zij
die lijden aan ziekten, die niet recht
streeks met het bedrijf verband hou
den, dienen zich tot hun huisarts te
wenden. Wel neemt de bedrijfsarts
maatregelen tegen eventueel in het be
drijf voorkomende infectieziekten. Hij
organiseert massale inentingen, neemt
hygiënische maatregelen enz. Natuur
lijk verleent hij eerste hulp bij onge
lukken en tracht zo veel mogelijk
omstandigheden te scheppen waardoor
ziekte en ongeval voorkomen worden.
Secure provincialen
Iemand uit Oudewater, die om
streeks 1850 eens in het grote Amster
dam was terecht gekomen en daar
goed uit zijn ogen had gekeken, wist
op een brief een precieze plaatsaan
duiding te geven:
„Aan M. V. in de Angelierstraat
voorbij de tweede dwarsstraat
naast een water en vuur neering
over zijn deur een ervie met
hooge boomen met een witte
muur er om te
Amsterdam".
Vooral het „ervie" met zijn witte
muur was nogal opvallend. Het kon
niet missen.
Ook voor dit adres, dat in het jaar
1859 te Harlingen werd aangeboden,
moest men goed op de hoogte zijn van
de locale toestanden.
„Aan de Kaste Lein dogter Onsje
bij de vrieze Palen over het
Zurusterveen haar Broeder is
een Wagemaker het is ook niet
zoo ver van de Oppende of zij
hebben ook 3 of 4 koeien en
ook een Paard".
Waarschijnlijk had de briefschrijver
veel op met de lieftallige Onsje, want
hij sleepte er alles bij om toch maar
vooral de brief bezorgd te krijgen.
ER zijn toeschouwers, die
menen dat je in de
volkswijk alle theologie
kunnen binnendringen. Ik
heb dat wel gepoogd,
maar wat
tegenover predikantsbe-
zoek. Elkaar afwisselend,
bijna elkaar aanvullend hebben
toen dat verhaal ver-
omtrent het begin
deze eeuw.
Er waren al vier kinde-
s? voor dat evangelisatie gastvrijer en bele
ft niets met de Koningin der zijn dan wie ook
ft wetenschappen te maken deur werd me voor
heeft. Daarom dat ze ook neus dichtgekwakt
ft wat uit de hoogte neerkij- het uitstoten van ee\
ft ken op dit hele bedrijf der diaanse oorlogskreet. Die den. Natuurlijk en bouen-
ft verkondiging temidden
ft der ontkerstenden geef
hen maar liever een
zwaarwichtig, diepzinnig
betoog dan al dat opper-
vlakkige gepraat....
teld; een verhaal, dat speelt moeder te schreien en zei:
„We hebben het niet
kunnen laten dopen... Toe
ga jij naar dominé
kwak-in-kwestie maakte
dat ik sindsdien dit huis
vermeed, net zo lang tot
een volkomen ongezochte
aanleiding me er toch
weer naar toevoerde, drie
Die 'zo denken zijn er jaren na die eerste inva-
naast; ze vertonen siepoging. Daar belde ik
dan en daar wachtte ik
dan en daar klopte mijn
hart bang en benieuwd.
deur
waren Peinzer en vraag hem
alle vier gedoopt gewor- hoe dat nu moet. Mis
schien wil hij het wel
blijdschap, thuis dopen...."
Want ze voelden voor d,e ging en na eindeloos veel
kerk toen nog wel.
Hadden ze niet voor hun
trouwen zelf belijdenis
gedaan, en waren ze niet
kerkelijk overgetrouwd?
moeite kreeg hij de grote
denker te pakken en deed
zijn verzoek. Waarop met
een de heilige theologie
vaardig werd over de ge-
meer verwantschap met
rabbijnen en schriftgeleer
den dan met discipelen en
apostelen. Het is zelfs de
vraag of ze ooit het Nieu- ging open
we Testament verstaan daar stond
hebben, dat immers éétL dezelfde baas
worsteling betekent met van drie jaar
de door de practijk der geleden. Een
verkondiging opgeworpen man om te
vragen. Ik ben waarlijk
Goed, een arbeider had leerde en hem aldus deed
Uit de
VOLKSWIJK
weinig vrij en Zondags-
arbeid was schering en
inslag, terwijl een moeder voor
met vier
kleuters
zonder enige
die stoere werkers, die
met hun zwoegen en zwe
ten ons land hebben groot
- schilderen: bejaard
nog te zeer aan het begin recht als een kaars. Eén
van mijn werk om thans
reeds met conclusies te
komen aandragen, maar
wel wil ik alvast uitspre
ken dat menig schijnbaar
louter dogmatisch onder
werp door de dagelijkse
ontmoeting met de onge
lovigen in een nieuw le
vend licht gezet wordt. En
het is dus niet uit evan-
gelisatorische oppervlak
kigheid wanneer ik be
weer, dat men zeer moet
oppassen met de lijnrechte
toepassing van de Heilige
Theologie in de volkswijk.
Men kan een uitnemend
Godgeleerde zijn en
nochtans in dit werk de
paald
gelegenheid
gesteld is om de kerk
plat te lopen. Maar er
zijn gevallen
loof zich op
wijze uit dan in kerk be
spreken: „Wel broeder,
gij begeert dus de doop
kleine?" „Jawel,
zei de man. „En uw gade
begeert zulks eveneens?"1
vorste de predikant ver-
hulp thuis der. Jawel", zei de man
ook niet be- opnieuw. „Dan," orakelde
de de wijsgeer, „Dan, mijn
vriend is dit kindeke ge
doopt...." en zijn gelaat
glansde van machtig theo-
logisch zelfbehagen. Maar
andere de man dacht „Hardstikke
en bleef staan
gemaakt. Staalblauwe ogen, zoek begrijp me asje- wachten of dominé^^als-
een strenge mond, een
haviksneus. En in die ogen
zag ik de herkenning en
dat maakte alles opeens
stukken gemakkelijker.
Nu kon ik meteen zeggen:
blief goed, lieve lezer.
Vier dreumessen kropen
en wandelden rond toen
nummer vijf verscheen.
En daarmee werd het tob
ben. Een ziekelijk zwak
babytje, dat alle kwalen
wat goed te maken heb, bij wist te vatten. Het was
anders had u me drie jaar najaar toen het geboren
geleden niet geweigerd....'
Hij glimlache even; dan
zei hij: ,Jden is een heer
of men is het niet; kom
werd en daarop volgde
een strenge winter. Te
koud en guur om met dit
hulpeloze schepseltje aan
meest onherstelbare brok- zaten we samen met moe
ken maken. Gelijk dominé der de vrouw om de tafel
Peinzer Iange jaren gele
den deed. Getuige dit ver-
Ergens staat een huis,
waarin ik lang niet heb
meeging. Hetgeen
dominé niet deed, want
hij herhaalde enkel en
zijn stem streelde woord
voor woord ,Jk zeg u,
het kindeke is gedoopt...."
De volgende dag is het
kindje gestorven. Er zijn
veel plaatsvervangertjes
gekomen, maar gedoopt is
er niet meer. En na meer
dan veertig jaar ben ik de
eerste predikant geweest,
die weer mocht binnenko
men. Misschien dat ik na
vele bezoeken nog eens
kan uitleggen het troost
rijke dat mijn collega
Peinzer bedoeld heeft. Ik
vrees evenwel van niet,
doen, en dat eens temeer
nu ze wel zagen dat het Z££hièn
geen blijvertje zou z*jn. schien zou zelfs Paulus
verleden ge- Al wisten ze vooruit niet zoveel theologie niet kun-
vatten
WIJKPREDIKANT.
Fel sloeg opeens de jjt
koorts toe: het kleine leven
worstelde met de laatste
vijand. En toen begon
(Vervolg van pag. 1)
SLIEDRECHT
Het personeel in het baggerbedrijf,
dat nu beschikt over uiterst moderne
en comfortabele werktuigen, had het
vroeger niet zo gemakkelijk. In de
„goede tijden voor de oorlog" ploe
terde men van 's morgens vijf of zes
uur tot 's avonds zeven of acht uur.
Vooral de molenbaas, had soms een ge
haast leven: geen tijd om behoorlijk
te eten, en vaak gebeurde het, dat
hij 's avonds ongewassen in de kooi
Kroop. In de gulden tijd van de Zui
derzeewerken bleven de baggeraars
vier weken aan boord. Als men met
„de beurt" kwam, moest men de reis
zelf betalen. Tegenwoordig is dat ge
lukkig radicaal verbeterd. Nu gaat
men bijna elke week naar „moeders",
natuurlijk alleen, wanneer men in Ne
derland werkt.
De avonduren aan boord van de
molen geven tijd om gezamenlijk
(over de politiek natuurlijk!) te pra
ten, een kaartje te leggen, wat te
lezen of... te leren.
Over het algemeen is het leven aan
boord een zwaar en zwoegend werk.
Dag in, dag uit, in weer en wind-
Behalve wanneer de vorst in het
land regeert. Dan gaan de bagger-
werkers naar de dijk terug om te
wachten tot het wéér wat milder
wordt. Dan kan hij moeder de vrouw
wat helpen. Dat is voor mannen als
zij niet moeilijk. Aan boord moeten
zij hun huishoudelijk werk toch ook
doen. Op een baggermolen wordt
geen huispersoneel aangenomen.
Schoenen poetsen, aardappelen schil
len, de „kleine was", verstellen, stop
pen, dat zijn allemaal van die kar
weitjes, die de buitenaf-werker heus
wel kent.
Niet graag thuis?
In de loop der jaren zijn er al heel
wat publicaties verschenen over Slie-
drecht en zijn noeste arbeidersbevol
king. En in beschouwingen over het
Sliedrechtse grootbaggerbedrijf werd
wel eens de nadruk gelegd over het
vermeende gebrek aan huiselijkheid,
dat dan zou moeten blijken uit het
werken van de ingezetenen zowel in
Nederland als ver over 's lands gren
zen heen. Ook de Sliedrechtse mol
lenbaas of dekknecht, die zal gaan
werken in het buitenland, ver van de
dijk, kan zo echt verlangen naar de
huiselijkheid en de intimiteit van het
gezinsleven. Doch de omstandighe
den in het leven van die mensen wer
ken er aan mede, dat van sentimen
taliteit weinig blijk wordt gegeven.
Het is toch immers zo, dat het een
hele stap is, ook voor de mensen uit
de baggerwereld, om voor een paar
jaar van de dijk te gaan. Dat is geen
liefhebberij, maar harde noodzake
lijkheid! Het buitenland lokt, niet door
zijn gezelligheid, maar enkel en aL
leen door de betere loonvoorwaarden.
En dat verzoet ongetwijfeld veel,
maar verdoezelt toch geenszins het
feit, dat men voor jaren de band met
het gezinsleven móet verbreken. De
doorsnee-Sliedrechtenaar hangt even
zeer aan zijn gezin als de doorsnee-
Nederlander. En dan denken we ver
der aan de grote taak, die voor de
huisvrouwen van die „buitenafwer-
kers" is weggelegd. Zij immers heb
ben de verantwoordelijkheid voor de
opvoeding van het gezin, als de man
en vader voor lange tijd afwezig moet
zijn.
De gemeente Sliedrecht heeft veel
aan het baggerbedrijf te danken en
het is immer een reden van blijd
schap voor de ingezetenen, wanneer
één der Sliedrechtse baggerfirma's
weer „een putje" heeft gekregen- Dat
betekent werk, meest voor lange tijd.
En als het een opdracht in het bui
tenland geldt: deviezen en die kun
nen we best gebruiken.
Sliedrechts baggerbedrijf heeft in
de loop der jaren al heel wat
deviezen bij elkaar weten te brengen
en daar kunnen we trots op zijn!