GEBED St. oriódacf Gezondheidszorg SANCTA THEOLOGIA ft tfi pd ZONDAGSBLAD 21 APRIL 1951 lïiiiiSeiir I Toen naar Europa kwam HIJ DIENDE ZICHZELF AAN ALS „SLAAF VAN CHRISTUS" Om met de deur in huis te vallen: drie uitdrukkingen, en gelieve al vorens verder te lezen bij voor keur zachtjes in je zelf te zeggen wat je daarbij denkt. Eerste uitdrukking: „onder dienst". Tweede: „diender" Derde: „dienstknecht; dienstbode; dienstmeid". GEDAAN wat ik vroeg? Accoord, dan zal ik me misschien niet al te erg vergissen als ik je min of meer bloemrijke definities aldus gekuist weergeef. „Onder dienst" is een gedwongen, allesbehalve genoege- lijke onderbreking van je vrijheid een beroep uit te oefenen of voor te bereiden, waarbij je op schijnbaar zinloze en eventueel gevaarvolle wijze wordt belast met weinig dank bare taken als daar zijn wachtjes kloppen, soldaatje spelen of soldaat zijn. Daarnevens is de „diender" een genummerde politie-agent, die zich vrij onaangenaam hoort toege sproken worden ofschoon hij deze naam toch wel de voorkeur geeft boven „klabak" of „smeris", welke uitdrukkingen kennelijk scheldwoor den zijn, hetgeen bij „diender" nog niet volledig vast staat. En eindelijk: De Lente breekt door „Dienstknecht" met bijbehorende vrouwelijke namen, vormt een ver ouderd begrip. Weigerden de jongelui in een zeer meelevende plattelands gemeente al niet jaren terug om psalm 123 te zingen? „Gelijk een knecht ziet op de hand zijns heren om nooddruft te begeren..." ze namen bet eenvoudig niet. Zodat we concluderend kunnen vaststellen dat alles wat met „die nen" te maken heeft in een ontzet tend slecht blaadje staat, en in een beschaafde maatschappij niet thuis hoort. Tl/IET deze conclusie is een cirkel gesloten. Want eeuwen geleden, toen het God behaagde om Paulus voet aan Europese wal te laten zet ten, vond hij daar een maatschappij, waarin eveneens het begrip „dienen" pils volkomen minderwaardig werd beschouwd. De grote wijsgeer, die toen ofschoon reeds eeuwen gele den gestorven het menselijk den ken richtte, Plato, had immers gezegd, dat geen mens gelukkig kon wezen, als hij een ander moest die nen. En hij had bij die gelegenheid niet het sterke Griekse woord voor „slaaf-zijn" gebruikt, maar het zach tere en huiselijkere begrip „aan tafel dienen", waarmee aangeduid wordt een vrijwillig aanvaarde taak ten aanzien van anderen. Maar zelfs dat werd als smaad gevoeld. Griek zijn betekent „vrij zijn", slaaf zijn Js helemaal willoos wezen, maar vrije dienst is ook altijd nog iets minderwaardigs, dat niet bij beschaafde mensen past. Het is wel veel zeggend, dat de huidige Paulus- herdenkingen gevierd worden in een maatschappij, die al even afwijzend tegenover de dienstbaarheid staat, als die Griekse samenleving. Als hij zelf het oordeel van millioenen ver nemen kon, zou hij zeker moeten menen dat zijn zending mislukt was. Want christen zijn betekent voor Paulus dienaar zijn, met alle denk bare schakeringen van dat begrip. Hij dient zichzelf aan als „slaaf van Christus". Daarmee wil hij uitspre ken, dat hij een „Heer" bezit, die hem met geweld gevangen nam en hem in Zijn dienst stelde. Ik wilde dat men dit toch eens goed begreep. Zo nu en dan duiken ook nu weer vrij bewogen discussies op over de vraag of men „Heer", „Heere" of „Here" moet schrijven. Deze debat ten zijn ongetwijfeld ernstig gemeend, maar de twistenden ont gaat klaarblijkelijk het wezen der Zaak. Niet op de wijze waarop wij een naam schrijven of uitspreken komt het aan, maar op onze verhou ding tot Hem die deze naam van „Heer" draagt. De naam spreekt uit, dat Hij ons overmeesterde zoals een romeins legio.ensoldaat ergens ter wereld mannen, vrouwen en kinde ren buit maakte en als slaven naar zijn keizer sleepte- De naam ver klaart dat deze Eigenaar restloos over ons te beschikken heeft en ons volledig opeist. De naam legt er ech ter óók de nadruk op, dat deze Heer ons juist omdat we zijn verover de, gekochte, betaalde eigendom zijn bewaart en beschermt. Zo wordt het geheel der begrippen „Slaaf Heer" tot een eretitel. Men laat zich gewillig leiden door de bevelen van de gezaghebbende meester: zijn wil is wet. En vanuit dit nieuwe leven met zijn wonder lijke vreugde en vrede ontdekt men, dat men feitelijk zo pas recht vrij is. Vroeger scheen men wel vrij, maar men sloofde zich in feite af in de dienst der zonde, der ongerechtig heid, der begeerten en des doods. Maar in Christus is men vrij gewor den. Vrij juist omdat men slaaf Paulus 'weet nog méér over het begrip „dienst". Wanneer hij hier over nadenkt, begint hij zeker niet met over zijn eigen geval te spreken of dat zelfs maar als uitgangspunt te Gij weet o Heer, wat mij te wachten staat, Want Gij bepaalt voor ons den loop der dingen; Gij weet de pijn van mijn herinneringen, Gij weet ook, wanneer 't licht weer schijnen gaat. Van U ontving ik vele zegeningen, Maar nu Gij mij beproeft naar Uwen raad, Is 't of 't vertrouwen mij verlaat En moede twijfel 't hart komt binnendringen. O Heer, ontferm U over mij en laat Blijmoedig mij-aanvaarden ook het kwaad, Al zou 'k geen lichtstraal zien en 't duister mij omringen, Zo geef mij kracht Uw lof te blijven zingen Met liefde, die geen twijfel overlaat, Onwrikbaar, als een trouw soldaat. nemen. Hij denkt dan aan Gods Zoon, die ofschoon Hij de Here is (kijk, nu laat ik voor de onderschei ding die uitgangs-e maar staan, of schoon ik niet zou weten welke eer bied er in moest schuilen om het ouderwets te schrijven, net alsof God niet boven de tijden uitgaat) niet gekomen is om Zichzelf door slaven of zelfs maar op voet van vrijwilligheid te laten dienen, maar die de vrijwillige slavernij op zich neemt om zijn leven te geven als loskoopsom voor velen. Je moet me nu maar vergeven dat de beelden dooreen gaan dwarrelen: ik citeer immers slechts wat de Bijbel zeggen wil. Jezus Christus komt als geboren slavenkind in de wereld om de door Hem gevangen genomen slaven vrij te kopen door Zijn offerande. Jezus Christus stelt Zich onvoorwaardelijk ter beschikking Gods, zelfs wanneer het met Hem in de dood moet gaan, om zó te doen wat geen mens op brengt: God gehoorzaam te zijn tot de laatste snik. En zo draagt Hij de straf op onze gewaande vrijheidslust, die zelve in wezen slavernij des doods was. Terwijl de door Hem ver loste gelovigen slechts één verlangen kennen: hun Heer te dienen. Men zou nu mogelijk bij Paulus een volgende stap verwachten: dit, dat hij pleitte voor de afschaffing WORDT GEVIERD DOOR PADVINDERS IN ALLE WERELDDELEN ER is misschien wel geen dag aan te wijzen, die zo algemeen door alle padvinders wordt gevierd als Sint-Jorisdag, 23 April. Die datum vernieuwen zij hun beloften. Op gevelstenen e.d., zoals b.v. te GiessenRijswijk (N.B.), komt Sint- Joris nogal eens voor. In bovenge noemde plaats vertoont de steen de heilige, gezeten te paard, terwijl hij met zijn lans een vurige draak, die ruiter en paard bedreigt, doorboort. Volgens de legende toch moet St. Joris, die aanvankelijk prins George heette en uit Capadocië afkomstig was, al zeer jong tot ridder zijn geslagen. Op het plechtig moment, dat hij de ridderslag ontving, beloofde hij de strijd te zullen voeren tegen donkerte en duisternis, onzedelijkheid en on reinheid. Eens, wanneer hij een samenkomst te Lydda bezoekt, hoort hij tot zijn ontzetting, dat de stad een contract heeft afgesloten met een draak, volgens welke overeenkomst aan het wrede mieter jaarlijks tiert meisjes moeten worden uitgeleverd en het lot bepaalt op de vergadering, Wie dit zullen zyn. Ridder George besluit dan het on dier te doden. Hij gelooft door God te zijn geroepen tot dit vreselijk duel. Wanneer hij na lang speuren eens op een vroege morgen het ondier ontdekt, rijdt hij het vastberaden tegemoet. Om zijn tegenstander te verpletteren, stoot de draak een rotsblok in de richting van St. Joris, maar de steen ploft, zonder schade te hebben aan gericht, neer in een ravijn. In de ongelijke kamp wordt Joris' paard buiten gevecht gesteld en de berijder gedwongen te voet het twee gevecht voort te zetten. Na dagen strijdens verslappen de aanvallen van het monster en tenslotte weet Sint Joris het de genadeslag te geven. Anderen weten te verhalen van de beeldschone Cleodelinde, die door het lot was aangewezen tot prooi van de draak. Ze zou op het laatste moment zijn gered door Sint-Joris. Wanneer de inwoners van Lydda zien, dat George's geloof in de strijd heeft over wonnen, laten zij zich dopen. De dap pere prins wordt onder de naam van St. Joris later een beroemde heilige en de schutspatroon der redders. Eertijds twijfelde niemand aan de waarheid van dit verhaal, maar later rijmde men: „Sint-Joris heeft, als wordt vermeld, Een felle draak terneer geveld, Een maagd verlost uit diens geweld, Die dappere Sint-Joris! Maar menigeen 'wat droeve zaak! Schept nu in twijf'len boos vermaak. En zegt: Sint Joris en de draak Zijn geen tweeën en historisch. Er is op aarde nooit zo'n beest En evenmin zo'n Sint geweest Wel hopen wij voor 'fr-minst, mijn vrinden, Dan men er een Maagd moog' vinden!" van alle aardse dienstbaarheid en slavernij. Hij zou dat ook zeker kun nen doen vanuit de oud-testamenti- sche visie, die in Israël geen slaver nij duldt. Maar Paulus gaat niet zo lijn-recht te werk. Zijn conclusies liggen altijd wat hoger dan wij in onze haastige drift zouden wensen. Want lees nu eens Colosse 3 vers 22 en Efeze 6 vers 5 Daar krijgen slaven en meesters beiden de vermaning om recht christelijk te leven De slaven blijven daarbij slaaf, maar ze worden het in de eerste plaats als „slaaf van Christus". Niet hun mees ter heeft hen meer te commanderen, maar de Heer der heren houdt hen onder Zijn bevel. En deze Opper heer vraagt van hen om hun aardse meester met vreze en beven in een voud des harten gehoorzaam te zijn. Maar tegelijk vraagt dezelfde Opper heer aan de meesters om deze sla ven niet langer als tweede-rangs-men- sen te beschouwen maar als naas ten en medemensen. Zij moeten begrijpen dat zij aan hun Heer ver antwoording hebben af te leggen of ze wel wezenlijk als christelijke heren hun slaven hebben behandeld. Alle hoogmoed, alle hardvochtigheid, elke willekeur en tyrannie wordt daarmee buiten de deur gesloten. ]I/|ISSCHIEN vindt iemand dat maar een povere oplossing; men zou Paulus meer revolutionnair wil len hebben. Misschien herinnert iemand zich bovendien wel dat nog in de vorige eeuw mannen als Da Costa geijverd hebben tegen de af schaffing van de slavernij, en meent hij dan uit een en ander te mogen opmaken dat het christendom toch feitelijk verschrikkelijk conservatief is. Maar hij slaat alle planken mis. Het christendom is méér revolution nair dan elke revolutie. Een revolu tie laat hoogstens één klasse van slaaf tot heer worden, en een ande re van heer tot slaaf. Maar Christus wijst ons onze verantwoordelijkheid aan binnen elk sociaal-maatschappe lijk bestel. Het verschil is ondertus sen in de practijk wel voelbaar ge worden. De aardse slavernij is vrij wel afgeschaft al moeten we dat ook weer niet te hard zeggen. Maar de mens is niet vrijer geworden. Zelfs niet door meer vrije tijd, die hem vaak geketend heeft aan aller lei leeg vermaak, en hem tot nico tine-, spel-, sport- of filmslaaf maak te, om van ergere vormen maar te zwijgen. Pas daar waar een mens in dienstbetrekking tot Christus komt te staan door Hem gekocht en door Hem verlost en vrijwillig anderen dienen wil, krijgt het leven zin. Ook voor dienstknechten en dienst boden. Ook voor dienders. Ook als we „onder dienst" zijn. St Joris ea de draak. Naar eea lies co S6S P« 5 (Van onze medische medewerker) IN ons land verlaten elke dag ettelijke millioenen mannen en vrouwen hun woonsteden om zich op diverse arbeidsvelden te verenigen. Ieder brengt daar met zich mee zijn eigen lichamelijke en geestelijke gesteldheid, gepaard aan invlceden van afkomst en een bepaald sociaal milieu. In som mige bedrijven, waar men in de buiten lucht werktis het contact op het arbeidsveld gering, in andere daaren tegen is er in meer of minder grote fabrieksruimten, waar men plaatsen naast elkaar aan de lopende band be zet, een nauw persoonlijk contact. Deze arbeid in groepsverband brengt zijn eigen eisen en moeilijkheden met zich mee, waartegen niet iedereen opge wassen is. In de tweede plaats heeft men te maken met de omgeving, die aan een bepaald bedrijf eigen is. De arbeiders kunnen blootgesteld zijn aan uiteen lopende temperatuursverschillen, ver giftige invloeden van gassen en stof fen, schadelijke stralenwerking, groot lawaai, enz. Het werken in een stof fige of vochtige, slecht geventileerde ruimte laat niet na invloed op het gestel uit te oefenen. Kortom bij de gezondheidszorg voor het bedrijfsper- soneel doet zich een aantal vraag stukken van psychologische, genees kundige en hygiënische aard voor, die in de ene werkplaats weer heel anders zijn dan in de andere. In de derde plaats moet het gewone ziekteverzuim, ik bedoel daarmee ver zuim door ziekten, die niets met het beroep te maken hebben, in ogen schouw genomen worden. De laatste jaren is men de betekenis van de arbeidsopbrengst steeds hoger gaan aanslaan. Directie en regering trachten de arbeidsproductiviteit steeds op te voeren. Dit brengt vaak een al maar verder gaande specialisatie, al of niet met steeds ingewikkelder wordende machines, met zich mee. Het arbeids proces is soms zo samengesteld gewor den, dat een arbeider, die uitvalt door ziekte en niet vervangen kan worden, ook het werk van anderen remt of belemmert. Het zijn dan ook vaak niet de arbeiders of artsen, doch bepaalde industrieën, die het eerst een doelmatig georganiseerde gezondheidszorg van IN HET BEDRIJF het bedrijf in het leven geroepen hebben. Wil de bedrijfsarts zijn functie naar behoren kunnen verrichten, dan moet hij zich een grondige kennis van het bedrijf eigen maken. Hij moet zich op de hoogte stellen van alle werkruimten en localiteiten. Alle machines, werk tuigen en stoffen, die in het arbeids proces voorkomen, moeten hem be kend zijn. Hij moet technisch inzicht bezitten en goed met mensen kunnen omgaan. Hij moet zelfstandigheid en een mate van onafhankelijkheid bezit ten, zodat hij de vertrouwensman kan zijn van werkgevers en werknemers. De grondslag van zijn werk is de keu ring en dat niet om minder goede risico's buiten te sluiten. De bedrijfs arts weet welke eisen aan lichaam en geest gesteld worden. Hij moet beoor delen, of de candidaat aan deze eisen zal beantwoorden. Dit vereist een vol ledig onderzoek van de gehele per soon. Daarna komt de vraag in welke tak van het bedrijf de candidaat ge plaatst kan worden. Het gaat er altijd weer om de juiste man op de juiste plaats te brengen en zo mogelijk in het productieproces in te schakelen. Ook tijdens het dienstverband is na kortere of langere perioden, al naar de aard van het bedrijf, herkeuring nodig. Het bedrijfsgeneeskundig spreekuur is zeer belangrijk. Hier komen de ar beiders klagen, dat het hem opge dragen werk te zwaar is, of dat het tempo te vlug is. Hier komen de chefs en bazen als zij menen, dat iemand niet zo goed werkt als voorheen. Zij die lijden aan ziekten, die niet recht streeks met het bedrijf verband hou den, dienen zich tot hun huisarts te wenden. Wel neemt de bedrijfsarts maatregelen tegen eventueel in het be drijf voorkomende infectieziekten. Hij organiseert massale inentingen, neemt hygiënische maatregelen enz. Natuur lijk verleent hij eerste hulp bij onge lukken en tracht zo veel mogelijk omstandigheden te scheppen waardoor ziekte en ongeval voorkomen worden. Secure provincialen Iemand uit Oudewater, die om streeks 1850 eens in het grote Amster dam was terecht gekomen en daar goed uit zijn ogen had gekeken, wist op een brief een precieze plaatsaan duiding te geven: „Aan M. V. in de Angelierstraat voorbij de tweede dwarsstraat naast een water en vuur neering over zijn deur een ervie met hooge boomen met een witte muur er om te Amsterdam". Vooral het „ervie" met zijn witte muur was nogal opvallend. Het kon niet missen. Ook voor dit adres, dat in het jaar 1859 te Harlingen werd aangeboden, moest men goed op de hoogte zijn van de locale toestanden. „Aan de Kaste Lein dogter Onsje bij de vrieze Palen over het Zurusterveen haar Broeder is een Wagemaker het is ook niet zoo ver van de Oppende of zij hebben ook 3 of 4 koeien en ook een Paard". Waarschijnlijk had de briefschrijver veel op met de lieftallige Onsje, want hij sleepte er alles bij om toch maar vooral de brief bezorgd te krijgen. ER zijn toeschouwers, die menen dat je in de volkswijk alle theologie kunnen binnendringen. Ik heb dat wel gepoogd, maar wat tegenover predikantsbe- zoek. Elkaar afwisselend, bijna elkaar aanvullend hebben toen dat verhaal ver- omtrent het begin deze eeuw. Er waren al vier kinde- s? voor dat evangelisatie gastvrijer en bele ft niets met de Koningin der zijn dan wie ook ft wetenschappen te maken deur werd me voor heeft. Daarom dat ze ook neus dichtgekwakt ft wat uit de hoogte neerkij- het uitstoten van ee\ ft ken op dit hele bedrijf der diaanse oorlogskreet. Die den. Natuurlijk en bouen- ft verkondiging temidden ft der ontkerstenden geef hen maar liever een zwaarwichtig, diepzinnig betoog dan al dat opper- vlakkige gepraat.... teld; een verhaal, dat speelt moeder te schreien en zei: „We hebben het niet kunnen laten dopen... Toe ga jij naar dominé kwak-in-kwestie maakte dat ik sindsdien dit huis vermeed, net zo lang tot een volkomen ongezochte aanleiding me er toch weer naar toevoerde, drie Die 'zo denken zijn er jaren na die eerste inva- naast; ze vertonen siepoging. Daar belde ik dan en daar wachtte ik dan en daar klopte mijn hart bang en benieuwd. deur waren Peinzer en vraag hem alle vier gedoopt gewor- hoe dat nu moet. Mis schien wil hij het wel blijdschap, thuis dopen...." Want ze voelden voor d,e ging en na eindeloos veel kerk toen nog wel. Hadden ze niet voor hun trouwen zelf belijdenis gedaan, en waren ze niet kerkelijk overgetrouwd? moeite kreeg hij de grote denker te pakken en deed zijn verzoek. Waarop met een de heilige theologie vaardig werd over de ge- meer verwantschap met rabbijnen en schriftgeleer den dan met discipelen en apostelen. Het is zelfs de vraag of ze ooit het Nieu- ging open we Testament verstaan daar stond hebben, dat immers éétL dezelfde baas worsteling betekent met van drie jaar de door de practijk der geleden. Een verkondiging opgeworpen man om te vragen. Ik ben waarlijk Goed, een arbeider had leerde en hem aldus deed Uit de VOLKSWIJK weinig vrij en Zondags- arbeid was schering en inslag, terwijl een moeder voor met vier kleuters zonder enige die stoere werkers, die met hun zwoegen en zwe ten ons land hebben groot - schilderen: bejaard nog te zeer aan het begin recht als een kaars. Eén van mijn werk om thans reeds met conclusies te komen aandragen, maar wel wil ik alvast uitspre ken dat menig schijnbaar louter dogmatisch onder werp door de dagelijkse ontmoeting met de onge lovigen in een nieuw le vend licht gezet wordt. En het is dus niet uit evan- gelisatorische oppervlak kigheid wanneer ik be weer, dat men zeer moet oppassen met de lijnrechte toepassing van de Heilige Theologie in de volkswijk. Men kan een uitnemend Godgeleerde zijn en nochtans in dit werk de paald gelegenheid gesteld is om de kerk plat te lopen. Maar er zijn gevallen loof zich op wijze uit dan in kerk be spreken: „Wel broeder, gij begeert dus de doop kleine?" „Jawel, zei de man. „En uw gade begeert zulks eveneens?"1 vorste de predikant ver- hulp thuis der. Jawel", zei de man ook niet be- opnieuw. „Dan," orakelde de de wijsgeer, „Dan, mijn vriend is dit kindeke ge doopt...." en zijn gelaat glansde van machtig theo- logisch zelfbehagen. Maar andere de man dacht „Hardstikke en bleef staan gemaakt. Staalblauwe ogen, zoek begrijp me asje- wachten of dominé^^als- een strenge mond, een haviksneus. En in die ogen zag ik de herkenning en dat maakte alles opeens stukken gemakkelijker. Nu kon ik meteen zeggen: blief goed, lieve lezer. Vier dreumessen kropen en wandelden rond toen nummer vijf verscheen. En daarmee werd het tob ben. Een ziekelijk zwak babytje, dat alle kwalen wat goed te maken heb, bij wist te vatten. Het was anders had u me drie jaar najaar toen het geboren geleden niet geweigerd....' Hij glimlache even; dan zei hij: ,Jden is een heer of men is het niet; kom werd en daarop volgde een strenge winter. Te koud en guur om met dit hulpeloze schepseltje aan meest onherstelbare brok- zaten we samen met moe ken maken. Gelijk dominé der de vrouw om de tafel Peinzer Iange jaren gele den deed. Getuige dit ver- Ergens staat een huis, waarin ik lang niet heb meeging. Hetgeen dominé niet deed, want hij herhaalde enkel en zijn stem streelde woord voor woord ,Jk zeg u, het kindeke is gedoopt...." De volgende dag is het kindje gestorven. Er zijn veel plaatsvervangertjes gekomen, maar gedoopt is er niet meer. En na meer dan veertig jaar ben ik de eerste predikant geweest, die weer mocht binnenko men. Misschien dat ik na vele bezoeken nog eens kan uitleggen het troost rijke dat mijn collega Peinzer bedoeld heeft. Ik vrees evenwel van niet, doen, en dat eens temeer nu ze wel zagen dat het Z££hièn geen blijvertje zou z*jn. schien zou zelfs Paulus verleden ge- Al wisten ze vooruit niet zoveel theologie niet kun- vatten WIJKPREDIKANT. Fel sloeg opeens de jjt koorts toe: het kleine leven worstelde met de laatste vijand. En toen begon (Vervolg van pag. 1) SLIEDRECHT Het personeel in het baggerbedrijf, dat nu beschikt over uiterst moderne en comfortabele werktuigen, had het vroeger niet zo gemakkelijk. In de „goede tijden voor de oorlog" ploe terde men van 's morgens vijf of zes uur tot 's avonds zeven of acht uur. Vooral de molenbaas, had soms een ge haast leven: geen tijd om behoorlijk te eten, en vaak gebeurde het, dat hij 's avonds ongewassen in de kooi Kroop. In de gulden tijd van de Zui derzeewerken bleven de baggeraars vier weken aan boord. Als men met „de beurt" kwam, moest men de reis zelf betalen. Tegenwoordig is dat ge lukkig radicaal verbeterd. Nu gaat men bijna elke week naar „moeders", natuurlijk alleen, wanneer men in Ne derland werkt. De avonduren aan boord van de molen geven tijd om gezamenlijk (over de politiek natuurlijk!) te pra ten, een kaartje te leggen, wat te lezen of... te leren. Over het algemeen is het leven aan boord een zwaar en zwoegend werk. Dag in, dag uit, in weer en wind- Behalve wanneer de vorst in het land regeert. Dan gaan de bagger- werkers naar de dijk terug om te wachten tot het wéér wat milder wordt. Dan kan hij moeder de vrouw wat helpen. Dat is voor mannen als zij niet moeilijk. Aan boord moeten zij hun huishoudelijk werk toch ook doen. Op een baggermolen wordt geen huispersoneel aangenomen. Schoenen poetsen, aardappelen schil len, de „kleine was", verstellen, stop pen, dat zijn allemaal van die kar weitjes, die de buitenaf-werker heus wel kent. Niet graag thuis? In de loop der jaren zijn er al heel wat publicaties verschenen over Slie- drecht en zijn noeste arbeidersbevol king. En in beschouwingen over het Sliedrechtse grootbaggerbedrijf werd wel eens de nadruk gelegd over het vermeende gebrek aan huiselijkheid, dat dan zou moeten blijken uit het werken van de ingezetenen zowel in Nederland als ver over 's lands gren zen heen. Ook de Sliedrechtse mol lenbaas of dekknecht, die zal gaan werken in het buitenland, ver van de dijk, kan zo echt verlangen naar de huiselijkheid en de intimiteit van het gezinsleven. Doch de omstandighe den in het leven van die mensen wer ken er aan mede, dat van sentimen taliteit weinig blijk wordt gegeven. Het is toch immers zo, dat het een hele stap is, ook voor de mensen uit de baggerwereld, om voor een paar jaar van de dijk te gaan. Dat is geen liefhebberij, maar harde noodzake lijkheid! Het buitenland lokt, niet door zijn gezelligheid, maar enkel en aL leen door de betere loonvoorwaarden. En dat verzoet ongetwijfeld veel, maar verdoezelt toch geenszins het feit, dat men voor jaren de band met het gezinsleven móet verbreken. De doorsnee-Sliedrechtenaar hangt even zeer aan zijn gezin als de doorsnee- Nederlander. En dan denken we ver der aan de grote taak, die voor de huisvrouwen van die „buitenafwer- kers" is weggelegd. Zij immers heb ben de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van het gezin, als de man en vader voor lange tijd afwezig moet zijn. De gemeente Sliedrecht heeft veel aan het baggerbedrijf te danken en het is immer een reden van blijd schap voor de ingezetenen, wanneer één der Sliedrechtse baggerfirma's weer „een putje" heeft gekregen- Dat betekent werk, meest voor lange tijd. En als het een opdracht in het bui tenland geldt: deviezen en die kun nen we best gebruiken. Sliedrechts baggerbedrijf heeft in de loop der jaren al heel wat deviezen bij elkaar weten te brengen en daar kunnen we trots op zijn!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 10