ECCE MATER
s
ZONDAGSBLAD 17 MAART 1951
toen kw&m 't BeRicht uit
„Bij huis blijven hoor!"
Bevelend klonk van binnen moe
ders stem haar wegstuivende jong
ste achterna. Toen er niet direct ant
woord kwam, onderstreepte zij het
nog eens:
„Japie! hoor je me?"
„Ja moe," klonk het overtuigend
van buiten.
Moeder lichtte haastig het hete
strijkijzer op, dat zij even stil had
laten staan en keek geërgerd naar
een lichtbruine vlek op het Zondagse
overhemd van haar man.
„Die jongen toch! Je komt ogen
te kort met zo'n woelwater om je
heen. 't Zal een rust zijn als hij
naar school kan."
Japie was inmiddels al op straat
met zijn autoped en speurend gingen
kijn donkere kijkers naar links en
Tommie was nog nergens te zien.
Vanmorgen hadden zij samen ge
speeld en eerlijk-om-beurten gereden
met de nieuwe autoped, die hij, Ja
pie, gisteren op zijn verjaardag ge
kregen had.
Bij het huis van Tommie rinkelde
hij heftig met de glanzende bel, die
zijn vader vanmorgen nog op het
stuur had gezet.
„Net een echte fiets nou, hé Pa?"
had hij trots gevraagd en rinkelend
waren ze de hele morgen de straat
heen en weer gejakkerd.
Ongeduldig schraapte hij met de
punt van zijn schoen over de trot
toirtegels.
Wat een nare meid! Stond ze daar
te gapen en zei maar niets. De zo
felbegeerde lofprijzing wilde maar
niet over die stijf gesloten lippen ko
men. Toen kon hij zich niet langer
inhouden. Zijn eigendom losjes heen
en weer rijdend schoot hij een vol
gende pijl af:
„Hij is veel mooier dan de jouwe!**
Minachtend krulde zij haar lippen
en na een ogenblik gezwegen te heb
ben, snibde ze terug:
„Poeh, 't is nietes. Hu, wat een
ding zeg! Hij is rood."
„Nou, wat zou dat?"
„Wel, blauw moete ze zijn", en met
een hooghartig gebaar wees zij naar
de hare, die ..hier en daar nog de
oorspronkelijke lichtblauwe kleur ver
toonde.
„En, vervolgde zij eigenwijs, zo
fijn als die van mijn, rijdt er geen
een!"
Dat was een uitdaging die Japie
niet onbeantwoord kon laten en re
gelrecht raapte hij de toegeworpen
handschoen op.
„Rijen om het hardst?" stelde hij
grimmig voor.
Even daarna beenden zij naast el
kaar over het trottoir.
Japie zette alles op alles, hij voel-
KORT VERHAAL
Door Arie van Mullem
Maar nu kwam Tommie niet te
voorschijn en Japie duwde zich lang
zaam verder over de grijze tegels van
het trottoir. Trots bekeek hij onder
het rijden zijn langverbeide bezit.
Knalrood was de glanzende lak en
met gele biezen afgezet. De felle zon
nestralen weerkaatsten in het vernik
kelde stuur.
Zag tie nou Willie maar, bedacht
hij grimmig; dat verwaande nest
liep altijd te pronken met haar au
toped. Hij zou ze nu wel eens naast
elkaar willen zetten; wat een ogen
zou ze opzetten, als ze die van hem
zag!
Ze had altijd wat ook. Pas nog,
toen hij haar vertelde van zijn grote
broer Piet, die helemaal in Korea
zat en korporaal was geworden, had
ze daar fel minachtend om gelachen.
„Onze Jaap is sersjant, had ze ge
zegd, dat is veel en veel hoger. Hij
hep grote medallies gehad en een
paard enne...."
„Pats!" Hij had deze twijfel aan
de grootheid van zijn broer niet kun
nen verdragen en er pardoes opge
slagen zodat ze huilend het tuinhekje
doorrende naar haar moeder. Een
dag of wat had hij haar daarom ge
meden, maar nu keek hij toch weer
naar haar uit.
Even later reed hij op de hoek van
de straat bijna tegen haar op. Tri
omfantelijk stopte hij en keek haar
uit de hoogte aan.
„'k Heb een autoped gehad", be
gon hij, toen zij zwijgend vóór hem
bleef staan. „Voor me ferjaardag."
Willie deed een stapje dichterbij
en bekeek met critische blikken het
flonkerding.
eenvoudig hoedje van woJviff met
laatasiebewerking en een kwaal
ran bel zeilde materiaal.
Eerst een bloempje voor Moeder
A AST het „Ecce homo" van de
lijdensweken neemt het „Ecce Ma
ter" „Zie Uw Moeder" van Gol
gotha een belangrijke plaats in de
lijdensgebeurtenissen in.
Carmen Sylva heejt eens gezegd: het
schoonste woord op het wereldrond is
„moeder"; geen schoner woord uit kin
dermond dan „moeder". Ongetwijfeld
zou Jezus het daarmee eens geweest
zijn. Hij had zijn moeder hartelijk lief
en toen het uur gekomen was dat Hij
van haar afscheid moest nemen op het
kruis, gaf Hij haar het allerbeste wat
h\j geven kon: een hart, een menselijk
hart.
Niets anders had Hij te geven. Hij
had nooit veel bezeten en was altijd als
een behoeftige door het land gegaan.
Landerijen bezat Hij niet, akkers of
huizen kon Hij zijn eigendom met noe
men. Maar het enige wat Hij haar
geven kon schonk Hij haar: een levend
mens, Johannes, tot wie Hij zei: „Zie,
uw Moeder!"
Johannes heeft haar mee naar huis
genomen en de legende vertelt, dat zij
nog twaalf jaar samen hebben ge
woond. Over dit samenzijn heeft Jan
H. Eekhout een kort, maar veelzeggend
vers geschreven:
„De scheemring en de stille hof der
rozen
en ergens zacht een stem die zegt:
[„Mijn kind",
donker en zacht; en na een kleine poze
een jonge stem, die antwoord vindt:
„Moeder". Zwaar drijven geuren. Ster-
[ren stijgen,
trekken hel voort over Jeruzalem.
Een verre vogel roept, schaduwen
zijgen
De eerste stent herneemt: „Spreek mij
[uan Hem."
Ik weet niet, of Johannes werkelijk
„jong" was, in die dagpn toen hij
Maria in huis nam, zoals Jan Eekhout
zegt. Maar als dit het geval geweest is,
wat een zegen dan voor Johannes om
Maria als zijn moeder in huis te heb
ben!
Al te vlug komt de tijd, dat wij onze
moeder moeten missen, en als zij heen
gegaan is, valt er een deur achter ons
dicht, die niet meer opengaat. Moeder
betekent vertrouwelijkheid, Moeder
houdt in hervorming, de band aan het
verleden. Moeder is een samenbinden
de kracht onder de kinderen, en nie
mand kan beter twisten verzoenen,
karakters, die anders zouden botsen,
tot elkander brengen. Zolang moeder
leeft en bidt en spreekt, zullen er
minder verloren zoons zijn.
Twee kluizenaars uit de woestijn
hadden eens samen de gelijkenis van de
Verloren Zoon gelezen. „Heerlijk", zei
de een, „dat beeld van de oude vader,
en dat andere van de verdoolde jongen
en dat derde van de zelfvoldane en
de zijn hoofd gloeien van inspanning.
Hij was niet zo bedreven in deze
sport als Willie, die al een jaar lang
op haar autoped gereden had. Hij
had het een enkel keertje op een ge
leende moeten leren. Maar er stond
te veel op het spel dan dat hij het
zo maar zou opgeven. Nijdig trapte
zijn been telkens achteruit en van
pure inspanning perste het puntje van
zijn tong tussen zijn saamgeknepen
lippen door. Afwisselend elkaar de
voorrang betwistend, stoven zij over
de tegels.
Plotseling stapte iemand een huis
uit, vlak voor Willie die, slepend
met haar voetje over het trottoir, te
vergeefs trachtte bijtijds te stoppen
en opbotste tegen de mijnheer die
zich, achteruit steigerend, maar net
staande wist te houden.
Nijdig pakte hij uit tegen het
trillende meisje en toen Japie een
eind verder stilstond en omkeek,
zag hij haar wanhopig trekken aan
haar stuur dat door de schok over
dwars geschoten was. Snikkend ging
zij tenslotte onver rich terzake terug
-ö-
Nog natrillend van de doorgestane
emotie ging Japie langs een omweg
eveneens terug.
Er kwam toch een voldaan gevoel
over hem. Hij had haar bijgehouden,
ja, eigenlijk had hij het nog gewon
nen ook! Net goed voor die nare
medd, bedacht hij boosaardig, mis
schien werd haar autoped wel nooit
meer heel. En tegelijk gleed zijn
blik liefkozend over zijn eigen fon
kelnieuwe bezit.
Toen hij weer in hun eigen straat
gekomen was, herinnerde hij zich
plotseling weer de vermaning van
zijn moeder. Hij zag haar evenwel
niet staan, dus had ze hem nog niet
gemist. Opgelucht stepte hij verder
en zoemend gingen de banden weer
over de straat. Het was hier geas
falteerd en dat ging nog fijner dan
op het trottoir.
Gehoorzaam bleef hij nu in de
straat. Aan het einde draaide hij met
een grote boog om en dan ging het
weer zo hard als het kon. Hij zou
proberen zo hard te rijden, dat nie
mand hem bij kon houden. Ook Wil
lie niet met haar....
Verbaasd keek hij ineens naar het
hekje voor hun huis, dat knerpend
apen ging en waardoor een vreemde
mijnheer naar buiten kwam. Toen hij
vlak bij huis tot stilstand kwam zag
aij ineens wie het was. De dominee!
Japie keek hem na toen hij met
sedachtzame stappen verder ging.
Toen ging hij zelf nieuwsgierig naar
ainnen, nadat hij zijn autoped tegen
het schuurtje had gezet
Op de drempel van de kamer bleef
hij verbouwereerd staan. Moeder zat
aan de tafel, met het hoofd op haar
armen en haar lijf schokte van het
snikken. Vader, die anders veel la
ter thuis kwam, stond naast haar en
streek met zijn hand over haar hoofd.
Schoorvoetend kwam Japie nader
en bleef bij de tafel staan met een
vinger in zijn mond, onbewust dat
hij die oude gewoonte waarom hij
telkens uitgelachen werd, weer volg
de.
Vader keek hem ernstig aan, zo
ernstig, dat Japie verschrikt nadacht
over mogelijke stoutheden. Zou Wil
lie....?
(Vervolg op pag. 3)
kribbige oudste. Maar toch heb ik het
gevoel, dat er in deze gelijkenis iets
ontbreekteen moeder
„Broeder", antwoordde de ander, een
grijsaard, „indien er een moeder ge
weest was, zou er nooit een verloren
zoon geweest zijn!"
En Jezus, wetende dat het leven voor
de jonge Johannes gevaarlijk zou zijn,
zei tegen hem: „Zie, uw moeder!"
Laat mij deze korte meditatie ein
digen met het vers „Mijn moeder" van
René de Clercq.
„Mijn moeder was een heilige vrouw
O, daar ligt blijdschap in die rouw
Mijn moeder was heilig en rein en zoet
als de melk van haar borst.o mijn
moeder was goed!
En schoon, schoon oud! Niet een groef
[in haar wang,
haar ogen al ziel en haar woorden al
[zangl
Gij hoordet, gij zaagt haar, en vroegt,
[mijn vriend:
ach jongen, waar hebt ge zo'n moeder
[verdiend?
En toch, gij wist nog niet half wat zij
[deed
uit verborgen zorgen; hoe hard zij
[streed
in de nederigheid van haar weduwsrüart
met een roos op 't gelaat en een doorn
[in het hart!
Haar kinderen schonk zij het brood uit
[haar mond,
tot het laatste bloetf uit haar warme
[wond.
Mijn moederZoete gedachtenis,
beheers wat er goeds in mjjn leven is/"*
Antwerpen. Ds. A. G. Barkey Wolf.
ZONDAGSBLAD 17 MAART 1951
7
Kruiswoordraadsel
(voor de allerkleinsten)
Van links naar rechts: 1. de baas in
het kippenhok; 5. vruchtbare plek in do
woestijn, met palmbomen; 6. afkorting
van: ..Nederlands-Indië"; 7. inwoner van
Denemarken; 9. smal, nauw. krap; 10.
stuk, part, brok; 13. meisjesnaam; 14.
klein persoontje, dreumes, peuter.
Van boven naar beneden: 1. de uit
komst van 10x10; 2. strelen; 3 spil, loofc
wel het overblijfsel van wat gebrand
heeft»; 4 ontkenning; 8. met een eg hei
bouwland bewerken; 11 sterke boon^
soort; 12 dun stuk hout.
neke, ik heb er op het ogenblik geen
een, maar daarom blijven wij toch
wel goede vriendinnen, niet? Gerrie
Boer vindt „Jongleven" een mooie
naam voor ons kinderhoekje. Wij
wachten even af of er misschien nog
leukere namen komen. Ger. Ankie
Diseraad wenst oom Karei en mij
alvast vrolijke Paasdagen toe. Dank
je wel Ankie, ik hoop dat jij ook
prettige dagen zult hebben. Wat kan
jouw moeder prachtige gedichten m»-
ken, Irene van der Gaag. Ik heb
het vers met genoegen gelezen. Zo
Jan Bubberman, win jij nooit een
prijs. Ik heb werkelijk medelijden
met jou. Zeg Jan, als jij nu de vol
gende week net zo goed je best doet
als nu, heb je misschien meer ge
luk. Je kunt nooit weten. Wim den
Dekker versierde zijn oplossing met
een grappige tekening van Otje.
Leuk Wim. Rina den Otter schreef
me, dat ze al tante is. Voel je je
nu niet heel erg groot! Keurig Gijs
Kuypers vond ik de manier, waarop
jij jc oplossing hebt ingezonden. Ma-
rinus van Rotterdam had al evenzo
zijn best gedaan, maar zijn oplos
sing was fout. Jammer joh. Dat is
ook wat Ria Klandermans, dat jouw
broertje Bertje net een dag te laat
jarig is om naar school te mogen
gaan. Dan maar wachten tot volgend
jaar hè.
Zo meisjes en jongens, dat was
weer het einde van ons brievenhoek-
je. Jullie zijn natuurlijk erg nieuws
gierig wie deze week de prijzen heb
ben gewonnen. Het zijn Riek Meeder
en Vobie Kruk, terwijl Lenie Lan-
gelaar, Nellie de Vlieger, Willy van
Gils en Jaap Vonk een troostprijs
krijgen. O ja zeg, wil Ank van Stam
uit Bergschenhoek mij haar adres
opgeven? Haar is een prijsje toege
stuurd, maar het adres was niet
te vinden. Doe je het even Ank?
Meisjes en jongens, doe je best maar
weer op de volgende puzzle. Tot vol
gende week. TANTE JOS.
4 onze jeuqó-p&qin&
n bange ^Quuclje
HET is twaalf uur. De grote school
deuren zwaaien open, en kwette
rend en snaterend komen de kinde
ren naar buiten. Ruudje steekt alle
bei z'n armen in de hoogte en danst
uitgelaten de hoge stoep af. Wat is
het fijn buiten! Hij gaat wel erg
graag naar school. Hij vindt de som
men helemaal niet moeilijk. En hij
kan al prachtig met inkt schrijven.
Maar als je zolang binnen geweest
bent, is het toch heerlijk om weer
buiten te zijn. Om te stoeien, en héél
hard te lopen.
„Vangen, Ruud!" roept Gerrit de
Bruin. Hij gooit een grote bal. Ruud
je springt in de hoogte. Net mis! De
bal vliegt langs z'n hoofd, stuit op
de» stoep, en rolt dwars de straat
over. Ruudje er achter aan. Hij kijkt
niet eerst of er iets aan komt. Hij
steekt zo maar over. Oooh! Er piept
een rem. Een stem roept: „Pas op!"
Maar 't is al te laat! Vóór Ruudje
weet wat er gebeurt, zit hij plat op
straat. Een andere jongen zit ook op
straat, en een fiets ligt tussen hen
in. Ruudjes neus bloedt een beetje.
Verschrikt krabbelt hij weer overeind.
Een juffrouw slaat het stof van z'n
jasje. „Stouterd," bromt ze, „je mag
niet zomaar oversteken, 't Is geluk
kig goed afgelopen! Maar als er nu
eens een auto aangekomen was?"
Ja, 't is goed afgelopen. Met de an
dere jongen ook. Toch komt Ruudje
Een beetje ontdaan thuis.
„Wat is er gebeurd?" vraagt moe
der. „Er zit bloed op je gezicht!"
„Ik ben overgereden," bibbert
Ruudje. „Maar ik ben nog helemaal
heel!"
„Je had zeker weer niet uitgeke
ken," zegt moeder verdrietig. Ze kent
haar kleine wildzang wel! „Je moet
altijd op de stoep blijven. Op straat
is het gevaarlijk!"
Met een schoongewassen toet gaat
Ruudje 's middags weer naar school.
Hij zal heus goed uitkijken. Dat heeft
hij moeder beloofd. Ze hebben fijn
dictee vanmiddag. Je zal zien dat
hij nul fouten heeft.
Het is een heel andere Ruudje, die
om vier uur uit school komt. Hij is
boos en brommerig. Hij huilt om
iedere kleinigheid. Hij heeft geen hon
ger. En hij maakt ruzie met z'n klei-
,,'t Komt misschien wel van dat
vallen," zegt moeder bezorgd. „Hij
moet morgen maar thuisblijven. Dan
kan hij eens goed uitrusten, 't Is
toch Zaterdag, dus maar een halve
dag."
Anders vindt Ruudje 't heel erg om
thuis te blijven, maar nu is hij er
helemaal tevreden mee. Hij speelt
met zijn mecanodoos. Hij rijgt een
heleboel pinda's aan een draad, voor
de vogels. En hij heeft écht nérgens
pijn.
„Ik weet heus niet wat dat geweest
is," zegt moeder. „Misschien alleen
de schrik. Gelukkig is het nu weer
beter."
OOK WAAR.
„Liet jij het kopje vallen, Mientje?"
„Nee tante, het kopje viel!"
VOORSTEL.
Klant: „Verkoopt u gekneusde eie
ren goedkoper dan hele?"
Winkelier: „Ja mevrouw".
Klant: „WiW u er dan 12 voor me
kneuzen?"
onze BRievenBus")
Beste nichten en neven,
Meisjes en jongens, allemaal har
telijk dank voor jullie aardige en
vaak gezellige brieven. Ik heb een
hele stapel gekregen uit allerlei
plaatsen. Er was ook een briefje bij
van Corrie Kleijwegt, die namens
haar zusje Nellie alle nichten en ne
ven wil bedanken voor de briefjes
en kaartjes, die jullie haar zieke
zusje hebben gestuurd. Zie je, daar
ben ik echt blij om, dat jullie mee
leven met een meisje, dat lange tijd
op bed moet liggen.
Mees Groeneweg en Rens van
Strien vroegen of wij hen als neef
jes in onze kring willen opnemen.
Natuurlijk jongens. Wat je winnen
kunt als je de puzzle goed oplost
is de vraag van Teun Jacob. Ja,
dat moest je nu eens weten. Doe
maar goed je best, misschien komt
er dan een andere keer een prijs
voor jou uit de bus. Is jouw zusje
ziek, Jopie van Beest? Van harte
beterschap hoor! Jij vraagt om een
foto van mij Dineke Bogaards. Di-
Maar op Maandagmorgen huilt
Ruudje wéér. Hij stompt zusje. Hij
lust geen brood. En hij wil veel lie
ver niet naar school.
„Hoor eens," zegt vader, „als je
ergens pijn hebt, moet je naar de
dokter. En als je geen pijn hebt, ga
je naar school!"
„Misschien krijgt hij wel griep!"
zegt moeder. „Er zijn een heleboel
kinderen met griep."
„Gisteren was hij ook niet ziek,"
bromt vader. „Misschien is er iets
gebeurd op school, maar hij mag
niet leren voor iedere kleinigheid
thuis te blijven."
Een poosje later vindt moeder haar
kleine jongen bij de voorkamerkast.
In de ene hand heeft hij z'n spaarpot,
in de andere houdt hij twee centen
vastgeklemd.
„Waar zijn die voor, Ruud?"
„Voor de zending," fluistert Ruud
je Maar aan z'n bange ogen kan moe
der wel zien dat het niet waar is.
„Je mag nooit jokken," zegt ze
zacht. „Geld voor de zending krijg
je altijd van moeder. Nu moet je
eens eerlijk zeggen, waar je die twee
centen voor nodig hebt. Misschien
mag het dan wel. Is het voor school?"
Ruudje knikt. Opeens snikt hij: „Ik
heb de pen te hard in de inktlap ge
drukt en toen is de punt gebroken.
En nu wou ik een nieuwe kopen!"
Moeder glimlacht. „Wat ben je toch
een dom kereltje," zegt ze. „Ik dacht
aldoor dat je ziek was en nu is 't
alleen maar een gebroken pen. Dat
is toch niet erg? Als je zomaar de
straat over steekt, of als je jokt, dat
is erg. Maar als je per ongeluk een
pen breekt is moeder heus niet boos.
En de juffrouw ook niet. Ga maar
gauw naar boven. Op vaders bureau
liggen een heleboel pennen. Je mag
er twee meenemen. Als er dan weer
een punt breekt, heb je meteen een
Blij huppelt Ruudje even later naar
school. Z'n bangheid is helemaal weg.
En nu kan hij vast nog mooier schrij
ven dan eerst-
15. Op de feestdag werden alle
vlaggen uitgestoken in het acht
hoekige koninkrijk. De Koning
had bevolen, dat alle houthak
kers, schoenmakers en kleer
makers, alle bakkers, soldaten
16. Allen trokken nu hun beste
pakken
vrouw en kinderen uit wandelen
en ze voelden zich erg blij in het
zonnetje. Het was een feest om
het hele land op deze al die vrolijke
dag vrij zouden hebben.
wandelen
17. In het paleis maakten allen
gingen met klaar voor de grote gebeur
tenis. Toen allen gereed waren,
gingen ze naar de grootste zaal,
waar het Prinsesje al lag te
wachten in haar wiegje.