u korte 4onzejeuqó-p&qin^ s ZONDAGSBLAD 3 FEBRUARI 1951 ANNIE VREELAND DICHTBIJ een beek spuwde de sohod'r- steen van een pharmaceutische fa briek roetwolken uit. Als de wind naar de huizen woei, was de stank niet te harden, bezorgde de vrouwen een hevige hoofdpijn. Deuren en ramen hielden ze dan zoveel mogelijk hermetisch geilolen. In het beekwater, door afvalstoffen voortdurend vergiftigd, bleef geen vis levend, geen kikker kwekte er lang. Geen dorpsjongen zou hier met zijn schepnetje komen om met stekelbaarsjes en donder- padjes zijn jampotje te vullen. Als grauw, dan bleek, alsof het met sterke chloor was gezuiverd. Soms leek het, of er een stoomboot in de beek getuft had en er grote olievlakken had achtergela- Als monteur was Barend de Goede met de fijnste machineonderdeeltjes ver trouwd, hij zocht naar hun innerlijke ge breken als een kundig chirurg, hergaf, na een operatie, de organen hun eigen Een ernstig malheur had hem nimmer getroffen, toch was hij geen fakir, voor lichamelijk letsel immuun. In het schaft lokaal sprak hij met de arbeiders wel eens over het Semper paratus, het al- tijd-bereid-zijn. Psalm 91 was zijn lieve lingspsalm. rust en vertrouwen putte Barend er uit. De arbeiders mochten hem wel, hoewel Barend nooit toegaf, dat in eei* conflict met de directie staken de enige oplossing was. Er moest een bete re weg kunnen worden gevonden. Ba- rends bezadigde houding had reeds me nige heethoofd bekoeld. Slipt op tijd vertrok hij 's morgens naar de fabriek, waar Thea. zijn enige dochter, hem een hartig hapje soms bracht. Ze bezocht de Mulo in de naast bijzijnde stad, mocht, zonder Barends deskundig geleide tussen de machines öe qouöen koets Koningin Wilhelmina bezichtigde de koets met grote belangstelling en in nige dankbaarheid. Doch zij dacht er aanvankelijk niet aan deze ongewone karos ook te gebruiken. Nadat de koets een tijdlang was tentoongesteld in het Paleis van Volksvlijt werd zij in het Rijksmuseum geplaatst. Maar dat was de bedoeling van de Jordaners niet. Toen dan ook Konin gin Wilhelmina in Februari 1901 in het huwelijk zou treden, werd op de jonge Vorstin grote aandrang uitge oefend om op haar trouwdag van de gouden koets gebruik te maken. Daar in werd ten slotte toegestemd en op 4 Februari 1901 had in het paleis aan het Noordeinde de overdracht plaats. Ter herinnering aan deze gebeurtenis wordt in het Kon. Huisarchief een perkamenten oorkonde bewaard. De ze maand is 't dus 50 jaar geleden, dat ons volk voor 't eerst kon genie ten van 't sprookje van de gouden Zij is geheel het ontwerp van de Gebr. Spijker te Amsterdam en in hun rijtuigfabriek gemaakt. Alles is door Nederlandse arbeiders vervaar digd. Aan de koets is niets gebruikt, dat in het buitenland is gemaakt. Het naaldwerk van de binnenbeklcding is als gobelin geheel in zijde uitgevoerd door de Amsterd. Kunstnaaldwerk- school in het Burgerweeshuis, het Maagdenhuis, Tesselschade, Arbeid Adelt en door vele particuliere dames. Vijftien millioen steken- zijn voor de uitvoering nodig geweest. De paneel schilderingen zijn van prof. Van der Waay en stellen o.m. voor landbouw, handel, nijverheid en scheepvaart; de wapens van de elf provinciën en de stad Amsterdamgodsdienst, mili taire en rechtelijke macht, weten schap, kunst en arbeid; voorts ver schillende voorstellingen betrekking hebbende op het Huis van Oranje. De Duitsers moeten het plan gehad hebben de koets naar Berlijn over te brengen; vervoersmoeilijkheden heb ben dit gelukkig belet. De gouden koets is o.m. gebruikt bij 't huwelijk en de inhuldiging van Koningin Juliana. Zij is met toestemming van de Ko ningin enige tijd geleden in verschil lende plaatsen tentoongesteld. Vele duizenden hebben van deze gelegen heid gebruik gemaakt. De baten kwa men ten goede van het Koningin Ju- lianafonds ter bevordering van maat schappelijk werk. magische mengsels, over glazen kolven en communicerende vaten, waarin borre lend de een of andere vloeistof bewoog. „Wat brouwen jullie nu weer?" wilde Thea dan weten. „De synthese der preparaten is een geheim," zei een der witjassen gewich tig- Lachend toonde Thea een bedrukt briefje aan hem. „Hier kun je de analyse zwart op wit lezen, die bij de preparaten verpakt wordt.." „Dan zijn ze door patenten voldoende beschermd.." „De fabriek belooft voor griep, mi graine, aangezichtspijn, jicht, rheuma- tiek en aderverkalking een afdoende en snelle genezing. En toch zijn er zoveel zieken," zei Thea ondeugend. „De mensen leven niet verstandig ge noeg. maar breek jy daar je hoofd maar Boukje, Thea's moeder, mopperde, om dat het genezing-brengende-vergif op Thea zo'n sterke aantrekkingskracht had Barend beweerde, dat hun dochter een studiehoofd had, doch Boukje zag liever, dat Thea zich na de Mulo in huishoude lijke arbeid bekwaamde en later met een flinke gezel een gezin stichten ging. Ze hield niet van de fabriek, van geva- De jaren gingen in rustige regelmaat jrbij. verloofde Thea werkte in 't lab., zich met een analyst. Bij zijn zilveren jubileum zat Barend met hen en Boukje tussen de bloemen. Hij werd op waardige wijze gehuldigd, thuis werden de kamers in een lusthof herschapen. De zoete bloemengeuren verbanden de gedachte aan onaangena me fabricksgeuren nu. Door technisch vernuft was dit euvel reeds veel verhol pen. al bleef men de fabriek in het dorp altijd ruiken. Het spook der werkloosheid ging hun voorbij, maar in een Meinacht verschrikte de wrede oorlogswerkelijkheid hen. die verzwaarde ook het werk in de fabriek. De grondstoffen voor de medicamenten arriveerden steeds trager, versleten ma chineonderdelen konden niet worden ver nieuwd. Ook in de tegenspoed gaf Barend zijn beste krachten aan de fabriek. In 't laatst van de oorlog kreeg ze de voltreffer toch. Ze stond als een reusachtige fakkel in 't oplaaiende vuur en de brandspuiten de den niet dadelijk dienst. Het was, als hoorde Barend de machines in de vlam menzee kreunen, het kreunde ook in zijn borst. De schrik des nachts had zijn geliefde fabriek overweldigd, er bleef slechts een geblakerd geraamte op het terrein. Mensenlevens eiste de brand •end vergat bijna hiervoor dankbaar I ,Als Rijstoogst in Brits-Nooid-Boiaco. Van maaien is geen noegen der geesten opwekken. Daarom wordt eet bijkans plechtig worden de lange halmen door de rust in zijn leven. Geen gillende sirene waarschuwde "s morgens, dat in de fabriek de arbeid begon Ze zweeg in het schaftuur, aan het eind van de dag. Verstomd was 't machinegezang, waar aan Barend zoveel jaren gewend was. Hij verrichtte geen secties meer op een hart van metaal, werkeloos waren zijn vaar dige vingers geworden. Zijn schoonzoon vond werk in een lab. in de stad, Thea bleef bij haar ouders. Tijdelijk werk nam Barend niet aan, el ke dag liep hij naar de bouwval. „Morgen, Barend," zeiden de mensen, een beetje meewarig. „Morgen," zei Barend en sukkelde ver- i gebroken mens ging hij huis- Er vlogen geen bommenwerpers boven het dorp, ze hadden hun tend werk er verricht. Ze hadden ook in Barends ziel Iets ver woest. Hij miste de regelmaat en daar- Vlet eeróte teker\ Johannes 2:111 ALst Johannes een gebeurtenis be schrijft zoals hier het toonder op de bruiloft te Kana, doet hij meer dan alleen beschrijven wat er gebeurt. Jo hannes laat door de gebeurtenis heen zien. De gebeurtenis is als het ware een klein raampje bovenin een toren. Wie erdoor ziet, wordt een vergezicht gewaar. Johannes noemt de wonderen teke nen, tekenen die wijzen naar iets anders. Johannes vertelt slechts zeven wonderen. Die wonderen zijn bij hem telkens tekenen, tekenen wijzend op het eigenlijke wezen van Jezus Christus. De broodvermeerdering in de woes tijn wijst heen naar Hem, Die het Brood is. De genezing van de blindgeborene wijst heen naar Hem, Die het Licht is. De opwekking van Lazarus wijst heen naar Hem, Die de Opstanding en het Leven is. Welk vergezicht laat Johannes ons nu zien door het raampje van de brui loft te Kana? Een paar onbekende mensen uit een onbelangrijk plaatsje gaan trouwen. Jezus neemt deel aan de bruiloft. Door dat Hij komt is daar ineens een over vloed van wijn. Als de discipelen het zien, zien zij Jezus' heerlijkheid, Zijn ware wezen wie Hij is, wat Hij schenkt. Daar stonden, vertelt Johannes, zes stenen watervaten, bestemd voor het Joodse reinigingsceremonieel. Zes va ten van ieder 80 d 120 liter inhoud. Stenen watervaten, vertegenwoordi- Vergeefs zochten zijn trieste ogen de schoorsteen, die zoveel roet over het dorp uitgespuwd had. Trager bewoog hij de voeten, zijn schouders schokten, alsof ze een te zware last moesten torsen. Het al- les-verslindendc-vuur had een ontwortel de van hem gemaakt; al behoefde hij geen broodsgebrek te lijden, de bestaans zekerheid was hem toch ontnomen. Bij de bouwval verstrikten zijn voeten In verwrongen staal. De wind huilde kla gers i»an het oude Jodendom met zijn wetten en voorschriften, worden ge vuld met de wijn van het nieuwe Ver bond. Wijn is het symbool van het nieuwe leven, van de hemelse vreugd die Jezus brengt, ivijn is het symbool van het nieuwe Verbond in Zijn bloed. Overvloed van wijn wijst op het overvloedige leven, dat Jezus Christus schenkt. Sommige uitleggers, vooral de geheelonthouders en de voorstan- ders van matigheid, maken zich be zorgd over de grote hoeveelheid wijn. Zo'n heel groot gezelschap kan men toch op deze dorpsbruiloft niet ver moeden. Maar Johannes wil zeggen: waar Jezus Christus komt, is over vloed. Daar hoeft men niet te tobben om het hoofd boven water te houden. Hij schenkt de Heilige Geest niet met mate. De woorden van de hofmeester: „Gij hebt de goede wijn tot het laatst be waard" bevatten een diepe betekenis. De vreugden der wereld gaan voorbij. Ze laten een vervlakking na. De vreugde die Christus schenkt is de laat ste, de blijvende vreugde, die met steeds diepere verwondering doet aan bidden. Jezus heeft overvloed van wijn ge geven. Wijn is transparant voor de wijn, die Hij schenken zal in het Heilig Avondmaal. Jezus komt binnen in onbelangrijke levens van onbekende mensen om hun tekort in overvloed te veranderen. „Ze hebben geen wijn". Inderdaad, wij hebben geen wijn, zelfs op. het hoogtepunt van een mensenleven, een bruiloft, ontbreekt de ware vreugde. Het eerste teken in Kana wijst op Hem, Die gekomen is om ons tekort, ons gebrek, onze schuld, onze nood, onze ziekte, onze dood, onze hele ar moede van het houden van wetten en geboden door Zijn wondermacht te veranderen in overvloedige vreugde. Leiden M. H, van Everdingen gend tussen geblakerde muren. Ratten en vleermuizen huisden in de ruïne. Een grote waterplas werd de beek, die niet meer werd verontreinigd. Bij de bouwval worstelde Barend met zijn leed. Zwaar waren zijn ogen, als toen de rook hem bijna verstikt had. De fabriekspreparaten werden in de dorps apotheek nog verkocht. Ze konden Ba rends zwaarmoedigheid echter niet ver drijven. Hij zuchtte moeilijk. Zijn blik egaal was ook Barends leven geworden. Doelloos strekte zich de dag voor hem uit, met een kapotte ziel kon hij in een vreemde fabriek geen machines gene- Semper paratus", had hij dikwijls gezegd. Was hij toch niet gereed geweest om deze slag op te vangen? Hij wendde zich van de beek af, zuchtend dacht hij er aan, dat het nog zo'n lange reis naar het einde kon zijn. Hij passeerde de pastorie, daar keek de dominee voor het raam naar hem uit, wenkte, dat Barend binnen zou ko- Dc deur stond uitnodigend aan, Barend werd mensenschuw, hij moest naar de studeerkamer worden ge trokken. Daar zat hij in een leren fau teuil. Er werd koffie gebracht en zwijgend ge- Barend staarde naar dikke boeken, hoog in een muurvak gerangschikt. „Laat de fabriek je niet los, Barend?" vroeg dominee plots. „Nee, ze trekt me nog zo, dominee. Dertig jaar ben ik dagelijks dezelfde weg weer gegaan daar komt een mens niet zomaar van los., ziek was ik zel den. De macht der gewoonte jaagt me elke morgen weer op, dominee." „En vind je bij die bouwval dan „O heden nee. ik word er nog verdrie tiger bij. De schrik des nachts heeft pie mijn werk afgenomen., nu heb ik geen doel meer., ik was het dertig jaren zo eender gewend., en alles was in een paar „Een iegelijks werk zal sehade lijden, hij zelf zal worden behouden als Barend." zei de dominee do< zacht. Bare Jk.SHIHVii werk weggenomen te worden of t ik. dag en nacht mee bezig te zijn en toch lcEe handen te houden.." Barend ademde zwaar, er welden tra nen in zijn donkere ogen, met zijn zak doek streek hij ze weg. Hulpeloos zag hij de dominee aan. „Eens iegelijks werk zal schade lijden, maar hij zelf zal worden behouden als door vuur... Dit stond ook in het Boek, doch Barend was het vergeten. „Als ik dan maar behouden mag zijn," mompelde hij. „Daar mag je om bidden. Barend," zei de dommee. De volgende morgen ging Barend niet naar de bouwval. In huis worstelde hij met een andere nood. Zijn werk had schade geleden, en zijn ziel leefde niet echt meer in hem, daarom zong hij de liederen Sions niet meer. Dit woog hem nu zwaarder dan de fabrieksbrand, want hij vreesde, dat zijn ziel nog niet als een brandhout uit het vuur was gerukt. Boukje deed met Thea de kamers, ze begreep Barend niet. Hij ijsbeerde maar door het huis, ze (Zie vervolg op pag. 5), ZONDAGSBLAD 3 FEBRUARI 1951 r De OUDE STOOF vertelt Zaterdags was het ook een feest dag voor mij, net als voor die oude stoel van de dominee, want Zater dags werd ik ook geboend en gewre- Hoe ik dan hier op die nare zolder ben gekomen? Wel, dat zal ik je ook vertellen. Iedere Zondag gingen de baas en de vrouw samen naar de kerk. Eens toen ze weer thuiskwamen zei de vrouw: „O, o, wat had ik een koude voeten in de kerk, o o, wat is dat erg. Gelukkig dat ik hier mijn warme Stopfheb." Toen zei de baas: „Maar vrouw, je behoeft helemaal geen koude voe ten te hebben in de kerk. Je neemt voortaan de stoof mee, en vraagt aan de koster een kooltje vuur." Dat deed de vrouw. Iedere Zondag ging ik nu mee naar de kerk. Ieder jaar als het Maar eens was het weer Zondag en zei de vrouw: ,,Ik zal de stoof maar laten staan in de kerk, want thuis heb ik haar niet meer nodig, maar in de kerk nog wel." Zo kwam het dat ik in de kerk bleef, heel alleen. De volgende Zondag keek ik al naar mijn vrouwtje uit, maar ze kwam niet, en mijn baas ook niet. Ze kwa men niet één Zondag meer. En toen heeft de koster mij ook meegenomen naar de zolder. En hier sta ik nu, eenzame arme stoof onder de grote stoel van de do minee. Zal ik hier nu altijd blijven? Zal ik nooit meer een nieuwe baas krijgen? Stil, wat hoor ik daar? Stap, stap, stap, heel zachtjes. Hoor maar, weer, stap - stap - Wie zou daar komen? Stap - stap - stap. De deur gaat open, heel langzaam. „Knierp," knierpt de oude deur. Om het hoekje komt een blonde krul en een paar blauwe ogen en een kleine neus. Daar is Miesje van de koster. Miesje kijkt met grote blijde ogen rond. zijn le, \ette c „O, wat is het hier mooi!" roept ze. Ik kijk naar Miesje. Wat een lief meisje is dat. Zo'n Miesje toch. Haar moeder is boodschappen halen. Mies je moest netjes thuis blijven en met haar pop spelen. Maar Miesje had geen zin om met haar pop te spelen. Toen heeft Miesje zachtjes de deur open gedaan naast de trap. Toen was miesje in de kerk. Miesje is de lange gang doorgelopen, stap - stap - stap, heel zachtjes. Miesje is de trap op geklauterd, stap - stap - stap, nog een en nog een. Toen kwam Miesje bij een deur. Miesje deed de deur heel voorzichtig open. „Knierp," zei de deur. Nu staat Miesje op de grote zolder. „O wat is het hier mooi," roept ze. Ze gaat eens op de stoelen zitten. Ook op de stoel van de dominee. „Nu ben ik de do minee," roept ze. Miesje klimt eens op een trapje. Miesje loopt de hele zolder over. En opeens: „Ach wat is dat." Ze strekt haar hand naar mij uit en pakt më. Nu wordt Miesje ook vies en stoffig. De twee spinnen kruipen vlug uit mijn holle lijf. Miesje drukt mij te gen zich aan en zegt: „Maar jij bent een mooi bankje voor mij en de pop. Ik kan fijn met je spelen. Ik neem je mee naar beneden. Ja dat doe ik." Daar ga ik, zomaar van de zolder af. Ik kijk nog even naar de oude stoel, de brombeer. Hij bromt al weer: „Ga maar hoor, lelijke stoof. Ik zal wel hier blijven. Ga maar hoor." Ik lach. Ik mag mee naar be neden. De gang door, de kamer in. Naast de warme kachel. Maar o, wat ben ik vies. Nee, zo kan ik niet in de kamer staan. Maar Miesje weet wat. Ze haalt een doek en wrijft me schoon. Kijk eens, kijk eens. Ik glim weer, van plezier. Net een spiegel. Miesje lacht. Ze zegt: „Nu ben je van mij. Nu hoef je nooit meer naar die ake lige zolder. Zo heb ik een nieuw vrouwtje ge kregen. Een klein vrouwtje. Maar dat geeft niet, we zijn even grote vrienden. Nu ben ik geen eenzame arme stoof meer. Nu ben ik weer een vrolijke stoof, die glimt van plezier. DE BRIEVENBUS Beste neefjes en nichtjes. Al was deze keer de kruiswoord- puzzle wat moeilijker dan de vorige, jullie hebben toch allemaal reusach tig goed je best gedaan. Ook de jon gens hebben hun beste beentje voor gezet. Ik heb wel eens gezegd, dat de meisjes altijd beter hun best doen, maar dit keer lPrijgen de neven een pluim! De prijzen gaan naar C o r r i e van Dijk; Gijs Kuypers; Nel is van Tilburg en Hen- kie Plugge. Alle vier gefelici teerd! De prijzen worden jullie deze week nog toegezonden. En nu wat over de nieuwe prijs vraag. Voor deze week gaan we een... tekenwedstrijd houden. Jullie mogen zelf iets verzinnen maar het moet iets zijn, dat je in de winter gedaan of gezien hebt. Dus bijvoorbeeld iets over het ijs, de sneeuw of nou, vul len jullie het zelf maar in, er is ge noeg te zien in de winter wat je na kunt tekenen. Jullie weten het: op sturen voor Woensdag en adresseren aan Oom Karei en Tante Lies en dan het adres van de krant er bijzetten. Nu onze brievenbus. Els van der Poort vraagt me, of ik al de brie ven die ik krijg, wel doorlees. Na tuurlijk Els, maar allemaal beant- keer, dat ranneke bij Kaapstraat 94. Dei pige tweeling, vinden jullie ook niel? leannette schrijft: „Mijn broertje kan hel op die foto haast niet houden van het lachen. Nu moeten we er gauw bij vertellen, dat die foto al een tijd geleden is genomen. Ze zijn op deze foto 5 jaar. maar in werkelijkheid zijn leannette en Gerrit al 13 jaai. woorden gaat niet in snap je wel. Fijn he T a n n Vroegindewcij, dat je r Oma de jeugdkrant kan lezen, ward Meininger en „Jenme zijn nu al uit logeren. Hebben jullie al vacantie? Nou AdaKorteweg, jouw vriendinnetje is goed op je ge weest hoor. Ik vind je postpapier ook erg leuk. Nee Corrie de Ko ning, je hebt het verkeerd begre pen meiske. Die andere tante kwam niet bij ons, maar die was voor Dor drecht en omgeving. Maar... mis schien komt er toch wel gauw een an dere tante, want over een klein poos je ga ik afscheid van jullie nemen. Dat is een echt leuk gedichtje Tiny Plaisier wat jouw broertje op schooltje leerde. Kan hij het hele maal opzeggen? Herman de Bruin schrijft me, dat er bij hen een poosje geleden een drieling gebo ren is. Als jij er een foto van stuurt zetten we hem vast en zeker in de krant hoor! Dat was zeker een tijd geleden Willy Lips, ik dacht al, dat je ons in de steek liet, maar dat is gelukkig niet zo hè? Wat zal jij le nig worden Wim van de Waal, nou doe maar goed je best op gym nastiek hoor, dat is goed voor je bo- dyïAnniev.d.Kaaden schrijft me, dat ze naar Zwitserland is ge weest. Wat zal jij daar genoten heb ben zeg! Ja Bert je van Wage- n i n g e n, bij de bossen staan wel huizen, maar daar zullen al wel over al mensen in wonen. Misschien kun je er over een paar jaar wel heen? Oplossing Kruiswoordraadsel Horizontaal: sinaasappels, peer, ieren, aderen, N.H., K.E., erts, er erts, ee, ne, l.ore, bezem. urn. dra, rei6. gom. Verticaal: Spakenburg, iedereen, nee, arreslede, sint, a.e.. pr„ p.e., en, schreeu wen, er, neer, omrit, as, R.M. Chrisje Kluiter had ccn nu.or, maar het was een kleintje, hoor! Daarmee toerde hij al tuffend met een vaart het stadje door! Soms, in erge nauwe straten, remde Chrisje wat zijn vaart, om een auto te passeren of een wagen met een paard. Even stoppen voor het stoplicht. een, twee, drie daar ging-ie-weer. als een echte motorrijder met een dikke kap van leer. Op een pleintje met veel auto's hoorde Chrisje roepen: „Stop! Ja, meneertje-op-die-motor ja, nu heeft U lelijk strop! Want U bent nog maar een jochie, veel te klein voor snelverkeer, 't Spijt me, maar die overtreding kost een bonnetje, meneer!" OOM KAREL. Nel v. d. Hoeven je mag nog wel een poosje met ons mee doen hoor! Het geeft mets hoor Gerrie den Hond wanneer je pappa je een beetje helpt maar je moet altijd wel eerst zelf proberen en gaat het toch helemaal niet, dan pas een an der er bij halen. Van harte gefelici teerd Janie den Otter, heb je een leuke verjaardag gehad? E 11 y Wijnands niet de moed laten zakken. Doe deze week maar eens heel goed je best op de tekening, wie weet win je ook een prijs! Van Jannie Zwart, Heistraat D.153, Capelle (NB moet ik al de jon gens en meisjes bedanken die haar gebruikte postzegels stuurden. Ze heeft er zoveel gekregen, dat ze niet alle jongens en meisjes terug kan schrijven. Ook zilverpapier kan ze nog gebruiken. TANTE LIES VERTELD «w INGA-BRiTT AUERT geiercnd a-»» nils mmnsson 106. En nu moesten de kinderen 107. Maar nu moest er eten worden 108. "s Avonds kv am hij thuis en al hun avonturen vertellen Toen gekocht De V&der knoopte alle liet de munten op tafel rollen. Nu Grietje vertelde, hoe re de boze heks in e™ »*doek, trok rijn nas het gelukkig uit met de zorgen, de oven had intreduwd kon Hans beste kl«ren aan en ging op weg, de honger en de armoe. Hun huisje e oven nad ingeduwd, kon Hans naar de stad Do heJe weg 2ong hij ZQU helemaal opgeknapt worden, de niet nalaten heel erg trots te zyn op van blijdschap. Hij had zijn kinde- kinderen zouden nieuwe, warme zijn zusje. Als Grietje niet zo flink ren terug en bovendien een lieve kleren krijgen en Vader en Moeder geweest was, had Hans nu al in de vrouw en moeder voor zijn kinde- zouden iedere dag opnieuw gelukhig maag van de heks gelegen ren. zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 8