u korte
4onzejeuqó-p&qin^
s
ZONDAGSBLAD 3 FEBRUARI 1951
ANNIE VREELAND
DICHTBIJ een beek spuwde de sohod'r-
steen van een pharmaceutische fa
briek roetwolken uit. Als de wind naar
de huizen woei, was de stank niet te
harden, bezorgde de vrouwen een hevige
hoofdpijn. Deuren en ramen hielden ze
dan zoveel mogelijk hermetisch geilolen.
In het beekwater, door afvalstoffen
voortdurend vergiftigd, bleef geen vis
levend, geen kikker kwekte er lang. Geen
dorpsjongen zou hier met zijn schepnetje
komen om met stekelbaarsjes en donder-
padjes zijn jampotje te vullen. Als
grauw, dan bleek, alsof het met sterke
chloor was gezuiverd. Soms leek het, of
er een stoomboot in de beek getuft had
en er grote olievlakken had achtergela-
Als monteur was Barend de Goede met
de fijnste machineonderdeeltjes ver
trouwd, hij zocht naar hun innerlijke ge
breken als een kundig chirurg, hergaf,
na een operatie, de organen hun eigen
Een ernstig malheur had hem nimmer
getroffen, toch was hij geen fakir, voor
lichamelijk letsel immuun. In het schaft
lokaal sprak hij met de arbeiders wel
eens over het Semper paratus, het al-
tijd-bereid-zijn. Psalm 91 was zijn lieve
lingspsalm. rust en vertrouwen putte
Barend er uit. De arbeiders mochten hem
wel, hoewel Barend nooit toegaf, dat in
eei* conflict met de directie staken de
enige oplossing was. Er moest een bete
re weg kunnen worden gevonden. Ba-
rends bezadigde houding had reeds me
nige heethoofd bekoeld.
Slipt op tijd vertrok hij 's morgens
naar de fabriek, waar Thea. zijn enige
dochter, hem een hartig hapje soms
bracht. Ze bezocht de Mulo in de naast
bijzijnde stad, mocht, zonder Barends
deskundig geleide tussen de machines
öe qouöen koets
Koningin Wilhelmina bezichtigde de
koets met grote belangstelling en in
nige dankbaarheid. Doch zij dacht er
aanvankelijk niet aan deze ongewone
karos ook te gebruiken. Nadat de koets
een tijdlang was tentoongesteld in
het Paleis van Volksvlijt werd zij in
het Rijksmuseum geplaatst.
Maar dat was de bedoeling van de
Jordaners niet. Toen dan ook Konin
gin Wilhelmina in Februari 1901 in
het huwelijk zou treden, werd op de
jonge Vorstin grote aandrang uitge
oefend om op haar trouwdag van de
gouden koets gebruik te maken. Daar
in werd ten slotte toegestemd en op
4 Februari 1901 had in het paleis aan
het Noordeinde de overdracht plaats.
Ter herinnering aan deze gebeurtenis
wordt in het Kon. Huisarchief een
perkamenten oorkonde bewaard. De
ze maand is 't dus 50 jaar geleden,
dat ons volk voor 't eerst kon genie
ten van 't sprookje van de gouden
Zij is geheel het ontwerp van de
Gebr. Spijker te Amsterdam en in
hun rijtuigfabriek gemaakt. Alles is
door Nederlandse arbeiders vervaar
digd. Aan de koets is niets gebruikt,
dat in het buitenland is gemaakt. Het
naaldwerk van de binnenbeklcding is
als gobelin geheel in zijde uitgevoerd
door de Amsterd. Kunstnaaldwerk-
school in het Burgerweeshuis, het
Maagdenhuis, Tesselschade, Arbeid
Adelt en door vele particuliere dames.
Vijftien millioen steken- zijn voor de
uitvoering nodig geweest. De paneel
schilderingen zijn van prof. Van der
Waay en stellen o.m. voor landbouw,
handel, nijverheid en scheepvaart; de
wapens van de elf provinciën en de
stad Amsterdamgodsdienst, mili
taire en rechtelijke macht, weten
schap, kunst en arbeid; voorts ver
schillende voorstellingen betrekking
hebbende op het Huis van Oranje.
De Duitsers moeten het plan gehad
hebben de koets naar Berlijn over te
brengen; vervoersmoeilijkheden heb
ben dit gelukkig belet.
De gouden koets is o.m. gebruikt
bij 't huwelijk en de inhuldiging van
Koningin Juliana.
Zij is met toestemming van de Ko
ningin enige tijd geleden in verschil
lende plaatsen tentoongesteld. Vele
duizenden hebben van deze gelegen
heid gebruik gemaakt. De baten kwa
men ten goede van het Koningin Ju-
lianafonds ter bevordering van maat
schappelijk werk.
magische mengsels, over glazen kolven
en communicerende vaten, waarin borre
lend de een of andere vloeistof bewoog.
„Wat brouwen jullie nu weer?" wilde
Thea dan weten.
„De synthese der preparaten is een
geheim," zei een der witjassen gewich
tig-
Lachend toonde Thea een bedrukt
briefje aan hem.
„Hier kun je de analyse zwart op wit
lezen, die bij de preparaten verpakt
wordt.."
„Dan zijn ze door patenten voldoende
beschermd.."
„De fabriek belooft voor griep, mi
graine, aangezichtspijn, jicht, rheuma-
tiek en aderverkalking een afdoende en
snelle genezing. En toch zijn er zoveel
zieken," zei Thea ondeugend.
„De mensen leven niet verstandig ge
noeg. maar breek jy daar je hoofd maar
Boukje, Thea's moeder, mopperde, om
dat het genezing-brengende-vergif op
Thea zo'n sterke aantrekkingskracht had
Barend beweerde, dat hun dochter een
studiehoofd had, doch Boukje zag liever,
dat Thea zich na de Mulo in huishoude
lijke arbeid bekwaamde en later met
een flinke gezel een gezin stichten ging.
Ze hield niet van de fabriek, van geva-
De jaren gingen in rustige regelmaat
jrbij.
verloofde
Thea werkte in 't lab.,
zich met een analyst.
Bij zijn zilveren jubileum zat Barend
met hen en Boukje tussen de bloemen.
Hij werd op waardige wijze gehuldigd,
thuis werden de kamers in een lusthof
herschapen. De zoete bloemengeuren
verbanden de gedachte aan onaangena
me fabricksgeuren nu. Door technisch
vernuft was dit euvel reeds veel verhol
pen. al bleef men de fabriek in het dorp
altijd ruiken.
Het spook der werkloosheid ging hun
voorbij, maar in een Meinacht verschrikte
de wrede oorlogswerkelijkheid hen. die
verzwaarde ook het werk in de fabriek.
De grondstoffen voor de medicamenten
arriveerden steeds trager, versleten ma
chineonderdelen konden niet worden ver
nieuwd.
Ook in de tegenspoed gaf Barend zijn
beste krachten aan de fabriek. In 't laatst
van de oorlog kreeg ze de voltreffer toch.
Ze stond als een reusachtige fakkel in 't
oplaaiende vuur en de brandspuiten de
den niet dadelijk dienst. Het was, als
hoorde Barend de machines in de vlam
menzee kreunen, het kreunde ook in
zijn borst. De schrik des nachts had zijn
geliefde fabriek overweldigd, er bleef
slechts een geblakerd geraamte op het
terrein. Mensenlevens eiste de brand
•end vergat bijna hiervoor
dankbaar I
,Als
Rijstoogst in Brits-Nooid-Boiaco. Van maaien is geen
noegen der geesten opwekken. Daarom wordt eet
bijkans plechtig worden de lange halmen
door de rust in zijn leven. Geen gillende
sirene waarschuwde "s morgens, dat in
de fabriek de arbeid begon Ze zweeg in
het schaftuur, aan het eind van de dag.
Verstomd was 't machinegezang, waar
aan Barend zoveel jaren gewend was. Hij
verrichtte geen secties meer op een hart
van metaal, werkeloos waren zijn vaar
dige vingers geworden.
Zijn schoonzoon vond werk in een lab.
in de stad, Thea bleef bij haar ouders.
Tijdelijk werk nam Barend niet aan, el
ke dag liep hij naar de bouwval.
„Morgen, Barend," zeiden de mensen,
een beetje meewarig.
„Morgen," zei Barend en sukkelde ver-
i gebroken mens ging hij huis-
Er vlogen geen bommenwerpers
boven het dorp, ze hadden hun
tend werk er verricht.
Ze hadden ook in Barends ziel Iets ver
woest. Hij miste de regelmaat en daar-
Vlet eeróte teker\
Johannes 2:111
ALst Johannes een gebeurtenis be
schrijft zoals hier het toonder op
de bruiloft te Kana, doet hij meer dan
alleen beschrijven wat er gebeurt. Jo
hannes laat door de gebeurtenis heen
zien. De gebeurtenis is als het ware
een klein raampje bovenin een toren.
Wie erdoor ziet, wordt een vergezicht
gewaar.
Johannes noemt de wonderen teke
nen, tekenen die wijzen naar iets
anders. Johannes vertelt slechts zeven
wonderen. Die wonderen zijn bij hem
telkens tekenen, tekenen wijzend op
het eigenlijke wezen van Jezus
Christus.
De broodvermeerdering in de woes
tijn wijst heen naar Hem, Die het
Brood is.
De genezing van de blindgeborene
wijst heen naar Hem, Die het Licht is.
De opwekking van Lazarus wijst
heen naar Hem, Die de Opstanding en
het Leven is.
Welk vergezicht laat Johannes ons
nu zien door het raampje van de brui
loft te Kana?
Een paar onbekende mensen uit een
onbelangrijk plaatsje gaan trouwen.
Jezus neemt deel aan de bruiloft. Door
dat Hij komt is daar ineens een over
vloed van wijn. Als de discipelen het
zien, zien zij Jezus' heerlijkheid, Zijn
ware wezen wie Hij is, wat Hij
schenkt.
Daar stonden, vertelt Johannes, zes
stenen watervaten, bestemd voor het
Joodse reinigingsceremonieel. Zes va
ten van ieder 80 d 120 liter inhoud.
Stenen watervaten, vertegenwoordi-
Vergeefs zochten zijn trieste ogen de
schoorsteen, die zoveel roet over het dorp
uitgespuwd had. Trager bewoog hij de
voeten, zijn schouders schokten, alsof ze
een te zware last moesten torsen. Het al-
les-verslindendc-vuur had een ontwortel
de van hem gemaakt; al behoefde hij
geen broodsgebrek te lijden, de bestaans
zekerheid was hem toch ontnomen.
Bij de bouwval verstrikten zijn voeten
In verwrongen staal. De wind huilde kla
gers i»an het oude Jodendom met zijn
wetten en voorschriften, worden ge
vuld met de wijn van het nieuwe Ver
bond. Wijn is het symbool van het
nieuwe leven, van de hemelse vreugd
die Jezus brengt, ivijn is het symbool
van het nieuwe Verbond in Zijn bloed.
Overvloed van wijn wijst op het
overvloedige leven, dat Jezus Christus
schenkt. Sommige uitleggers, vooral
de geheelonthouders en de voorstan-
ders van matigheid, maken zich be
zorgd over de grote hoeveelheid wijn.
Zo'n heel groot gezelschap kan men
toch op deze dorpsbruiloft niet ver
moeden. Maar Johannes wil zeggen:
waar Jezus Christus komt, is over
vloed. Daar hoeft men niet te tobben
om het hoofd boven water te houden.
Hij schenkt de Heilige Geest niet met
mate.
De woorden van de hofmeester: „Gij
hebt de goede wijn tot het laatst be
waard" bevatten een diepe betekenis.
De vreugden der wereld gaan voorbij.
Ze laten een vervlakking na. De
vreugde die Christus schenkt is de laat
ste, de blijvende vreugde, die met
steeds diepere verwondering doet aan
bidden.
Jezus heeft overvloed van wijn ge
geven. Wijn is transparant voor de
wijn, die Hij schenken zal in het Heilig
Avondmaal.
Jezus komt binnen in onbelangrijke
levens van onbekende mensen om hun
tekort in overvloed te veranderen.
„Ze hebben geen wijn". Inderdaad,
wij hebben geen wijn, zelfs op. het
hoogtepunt van een mensenleven, een
bruiloft, ontbreekt de ware vreugde.
Het eerste teken in Kana wijst op
Hem, Die gekomen is om ons tekort,
ons gebrek, onze schuld, onze nood,
onze ziekte, onze dood, onze hele ar
moede van het houden van wetten en
geboden door Zijn wondermacht te
veranderen in overvloedige vreugde.
Leiden M. H, van Everdingen
gend tussen geblakerde muren. Ratten
en vleermuizen huisden in de ruïne. Een
grote waterplas werd de beek, die niet
meer werd verontreinigd.
Bij de bouwval worstelde Barend met
zijn leed. Zwaar waren zijn ogen, als
toen de rook hem bijna verstikt had. De
fabriekspreparaten werden in de dorps
apotheek nog verkocht. Ze konden Ba
rends zwaarmoedigheid echter niet ver
drijven. Hij zuchtte moeilijk. Zijn blik
egaal was ook Barends leven geworden.
Doelloos strekte zich de dag voor hem
uit, met een kapotte ziel kon hij in een
vreemde fabriek geen machines gene-
Semper paratus", had hij dikwijls
gezegd. Was hij toch niet gereed geweest
om deze slag op te vangen? Hij wendde
zich van de beek af, zuchtend dacht hij
er aan, dat het nog zo'n lange reis naar
het einde kon zijn.
Hij passeerde de pastorie, daar keek
de dominee voor het raam naar hem
uit, wenkte, dat Barend binnen zou ko-
Dc deur stond uitnodigend aan,
Barend werd mensenschuw, hij
moest naar de studeerkamer worden ge
trokken. Daar zat hij in een leren fau
teuil.
Er werd koffie gebracht en zwijgend ge-
Barend staarde naar dikke boeken,
hoog in een muurvak gerangschikt.
„Laat de fabriek je niet los, Barend?"
vroeg dominee plots.
„Nee, ze trekt me nog zo, dominee.
Dertig jaar ben ik dagelijks dezelfde
weg weer gegaan daar komt een mens
niet zomaar van los., ziek was ik zel
den. De macht der gewoonte jaagt me
elke morgen weer op, dominee."
„En vind je bij die bouwval dan
„O heden nee. ik word er nog verdrie
tiger bij. De schrik des nachts heeft pie
mijn werk afgenomen., nu heb ik geen
doel meer., ik was het dertig jaren zo
eender gewend., en alles was in een paar
„Een iegelijks werk zal sehade lijden,
hij zelf zal worden behouden als
Barend." zei de dominee
do<
zacht.
Bare
Jk.SHIHVii
werk weggenomen te worden of t
ik. dag en nacht mee bezig te zijn en
toch lcEe handen te houden.."
Barend ademde zwaar, er welden tra
nen in zijn donkere ogen, met zijn zak
doek streek hij ze weg. Hulpeloos zag hij
de dominee aan.
„Eens iegelijks werk zal schade lijden,
maar hij zelf zal worden behouden als
door vuur... Dit stond ook in het Boek,
doch Barend was het vergeten.
„Als ik dan maar behouden mag zijn,"
mompelde hij.
„Daar mag je om bidden. Barend," zei
de dommee.
De volgende morgen ging Barend niet
naar de bouwval. In huis worstelde hij
met een andere nood. Zijn werk had
schade geleden, en zijn ziel leefde niet
echt meer in hem, daarom zong hij de
liederen Sions niet meer. Dit woog hem
nu zwaarder dan de fabrieksbrand, want
hij vreesde, dat zijn ziel nog niet als een
brandhout uit het vuur was gerukt.
Boukje deed met Thea de kamers, ze
begreep Barend niet.
Hij ijsbeerde maar door het huis, ze
(Zie vervolg op pag. 5),
ZONDAGSBLAD 3 FEBRUARI 1951
r
De OUDE STOOF vertelt
Zaterdags was het ook een feest
dag voor mij, net als voor die oude
stoel van de dominee, want Zater
dags werd ik ook geboend en gewre-
Hoe ik dan hier op die nare zolder
ben gekomen? Wel, dat zal ik je ook
vertellen.
Iedere Zondag gingen de baas en
de vrouw samen naar de kerk. Eens
toen ze weer thuiskwamen zei de
vrouw: „O, o, wat had ik een koude
voeten in de kerk, o o, wat is dat erg.
Gelukkig dat ik hier mijn warme
Stopfheb."
Toen zei de baas: „Maar vrouw,
je behoeft helemaal geen koude voe
ten te hebben in de kerk. Je neemt
voortaan de stoof mee, en vraagt aan
de koster een kooltje vuur." Dat deed
de vrouw. Iedere Zondag ging ik nu
mee naar de kerk. Ieder jaar als het
Maar eens was het weer Zondag en
zei de vrouw: ,,Ik zal de stoof maar
laten staan in de kerk, want thuis
heb ik haar niet meer nodig, maar in
de kerk nog wel." Zo kwam het dat
ik in de kerk bleef, heel alleen.
De volgende Zondag keek ik al
naar mijn vrouwtje uit, maar ze kwam
niet, en mijn baas ook niet. Ze kwa
men niet één Zondag meer.
En toen heeft de koster mij ook
meegenomen naar de zolder.
En hier sta ik nu, eenzame arme
stoof onder de grote stoel van de do
minee. Zal ik hier nu altijd blijven?
Zal ik nooit meer een nieuwe baas
krijgen?
Stil, wat hoor ik daar? Stap, stap,
stap, heel zachtjes. Hoor maar, weer,
stap - stap - Wie zou daar komen?
Stap - stap - stap.
De deur gaat open, heel langzaam.
„Knierp," knierpt de oude deur. Om
het hoekje komt een blonde krul en
een paar blauwe ogen en een kleine
neus. Daar is Miesje van de koster.
Miesje kijkt met grote blijde ogen
rond.
zijn le,
\ette c
„O, wat is het hier mooi!" roept ze.
Ik kijk naar Miesje. Wat een lief
meisje is dat. Zo'n Miesje toch. Haar
moeder is boodschappen halen. Mies
je moest netjes thuis blijven en met
haar pop spelen. Maar Miesje had
geen zin om met haar pop te spelen.
Toen heeft Miesje zachtjes de deur
open gedaan naast de trap. Toen was
miesje in de kerk. Miesje is de lange
gang doorgelopen, stap - stap - stap,
heel zachtjes. Miesje is de trap op
geklauterd, stap - stap - stap, nog een
en nog een.
Toen kwam Miesje bij een deur.
Miesje deed de deur heel voorzichtig
open. „Knierp," zei de deur. Nu staat
Miesje op de grote zolder. „O wat is
het hier mooi," roept ze. Ze gaat eens
op de stoelen zitten. Ook op de stoel
van de dominee. „Nu ben ik de do
minee," roept ze.
Miesje klimt eens op een trapje.
Miesje loopt de hele zolder over. En
opeens: „Ach wat is dat." Ze strekt
haar hand naar mij uit en pakt më.
Nu wordt Miesje ook vies en stoffig.
De twee spinnen kruipen vlug uit
mijn holle lijf. Miesje drukt mij te
gen zich aan en zegt: „Maar jij bent
een mooi bankje voor mij en de pop.
Ik kan fijn met je spelen. Ik neem je
mee naar beneden. Ja dat doe ik."
Daar ga ik, zomaar van de zolder
af. Ik kijk nog even naar de oude
stoel, de brombeer. Hij bromt al
weer: „Ga maar hoor, lelijke stoof.
Ik zal wel hier blijven. Ga maar
hoor." Ik lach. Ik mag mee naar be
neden. De gang door, de kamer in.
Naast de warme kachel. Maar o, wat
ben ik vies. Nee, zo kan ik niet in de
kamer staan. Maar Miesje weet wat.
Ze haalt een doek en wrijft me schoon.
Kijk eens, kijk eens. Ik glim weer,
van plezier. Net een spiegel. Miesje
lacht. Ze zegt: „Nu ben je van mij.
Nu hoef je nooit meer naar die ake
lige zolder.
Zo heb ik een nieuw vrouwtje ge
kregen. Een klein vrouwtje. Maar
dat geeft niet, we zijn even grote
vrienden. Nu ben ik geen eenzame
arme stoof meer. Nu ben ik weer een
vrolijke stoof, die glimt van plezier.
DE BRIEVENBUS
Beste neefjes en nichtjes.
Al was deze keer de kruiswoord-
puzzle wat moeilijker dan de vorige,
jullie hebben toch allemaal reusach
tig goed je best gedaan. Ook de jon
gens hebben hun beste beentje voor
gezet.
Ik heb wel eens gezegd, dat de
meisjes altijd beter hun best doen,
maar dit keer lPrijgen de neven een
pluim! De prijzen gaan naar C o r r i e
van Dijk; Gijs Kuypers;
Nel is van Tilburg en Hen-
kie Plugge. Alle vier gefelici
teerd! De prijzen worden jullie deze
week nog toegezonden.
En nu wat over de nieuwe prijs
vraag. Voor deze week gaan we een...
tekenwedstrijd houden. Jullie mogen
zelf iets verzinnen maar het moet
iets zijn, dat je in de winter gedaan
of gezien hebt. Dus bijvoorbeeld iets
over het ijs, de sneeuw of nou, vul
len jullie het zelf maar in, er is ge
noeg te zien in de winter wat je na
kunt tekenen. Jullie weten het: op
sturen voor Woensdag en adresseren
aan Oom Karei en Tante Lies en dan
het adres van de krant er bijzetten.
Nu onze brievenbus. Els van der
Poort vraagt me, of ik al de brie
ven die ik krijg, wel doorlees. Na
tuurlijk Els, maar allemaal beant-
keer, dat
ranneke
bij
Kaapstraat 94. Dei
pige tweeling, vinden jullie ook niel?
leannette schrijft: „Mijn broertje kan
hel op die foto haast niet houden van
het lachen. Nu moeten we er gauw
bij vertellen, dat die foto al een tijd
geleden is genomen. Ze zijn op deze
foto 5 jaar. maar in werkelijkheid zijn
leannette en Gerrit al 13 jaai.
woorden gaat niet in
snap je wel. Fijn he T a n n
Vroegindewcij, dat je r
Oma de jeugdkrant kan lezen,
ward Meininger en „Jenme
zijn nu al uit logeren. Hebben jullie
al vacantie? Nou AdaKorteweg,
jouw vriendinnetje is goed op je ge
weest hoor. Ik vind je postpapier ook
erg leuk. Nee Corrie de Ko
ning, je hebt het verkeerd begre
pen meiske. Die andere tante kwam
niet bij ons, maar die was voor Dor
drecht en omgeving. Maar... mis
schien komt er toch wel gauw een an
dere tante, want over een klein poos
je ga ik afscheid van jullie nemen.
Dat is een echt leuk gedichtje Tiny
Plaisier wat jouw broertje op
schooltje leerde. Kan hij het hele
maal opzeggen? Herman de
Bruin schrijft me, dat er bij hen
een poosje geleden een drieling gebo
ren is. Als jij er een foto van stuurt
zetten we hem vast en zeker in de
krant hoor! Dat was zeker een tijd
geleden Willy Lips, ik dacht al,
dat je ons in de steek liet, maar dat
is gelukkig niet zo hè? Wat zal jij le
nig worden Wim van de Waal,
nou doe maar goed je best op gym
nastiek hoor, dat is goed voor je bo-
dyïAnniev.d.Kaaden schrijft
me, dat ze naar Zwitserland is ge
weest. Wat zal jij daar genoten heb
ben zeg! Ja Bert je van Wage-
n i n g e n, bij de bossen staan wel
huizen, maar daar zullen al wel over
al mensen in wonen. Misschien kun
je er over een paar jaar wel heen?
Oplossing Kruiswoordraadsel
Horizontaal: sinaasappels, peer, ieren,
aderen, N.H., K.E., erts, er erts, ee, ne,
l.ore, bezem. urn. dra, rei6. gom.
Verticaal: Spakenburg, iedereen, nee,
arreslede, sint, a.e.. pr„ p.e., en, schreeu
wen, er, neer, omrit, as, R.M.
Chrisje Kluiter had ccn nu.or,
maar het was een kleintje, hoor!
Daarmee toerde hij al tuffend
met een vaart het stadje door!
Soms, in erge nauwe straten,
remde Chrisje wat zijn vaart,
om een auto te passeren
of een wagen met een paard.
Even stoppen voor het stoplicht.
een, twee, drie daar ging-ie-weer.
als een echte motorrijder
met een dikke kap van leer.
Op een pleintje met veel auto's
hoorde Chrisje roepen: „Stop!
Ja, meneertje-op-die-motor
ja, nu heeft U lelijk strop!
Want U bent nog maar een jochie,
veel te klein voor snelverkeer,
't Spijt me, maar die overtreding
kost een bonnetje, meneer!"
OOM KAREL.
Nel v. d. Hoeven je mag nog
wel een poosje met ons mee doen
hoor! Het geeft mets hoor Gerrie
den Hond wanneer je pappa je een
beetje helpt maar je moet altijd
wel eerst zelf proberen en gaat het
toch helemaal niet, dan pas een an
der er bij halen. Van harte gefelici
teerd Janie den Otter, heb je
een leuke verjaardag gehad? E 11 y
Wijnands niet de moed laten
zakken. Doe deze week maar eens
heel goed je best op de tekening, wie
weet win je ook een prijs! Van
Jannie Zwart, Heistraat D.153,
Capelle (NB moet ik al de jon
gens en meisjes bedanken die haar
gebruikte postzegels stuurden. Ze
heeft er zoveel gekregen, dat ze niet
alle jongens en meisjes terug kan
schrijven. Ook zilverpapier kan ze
nog gebruiken.
TANTE LIES
VERTELD «w INGA-BRiTT AUERT
geiercnd a-»» nils mmnsson
106. En nu moesten de kinderen 107. Maar nu moest er eten worden 108. "s Avonds kv am hij thuis en
al hun avonturen vertellen Toen gekocht De V&der knoopte alle liet de munten op tafel rollen. Nu
Grietje vertelde, hoe re de boze heks in e™ »*doek, trok rijn nas het gelukkig uit met de zorgen,
de oven had intreduwd kon Hans beste kl«ren aan en ging op weg, de honger en de armoe. Hun huisje
e oven nad ingeduwd, kon Hans naar de stad Do heJe weg 2ong hij ZQU helemaal opgeknapt worden, de
niet nalaten heel erg trots te zyn op van blijdschap. Hij had zijn kinde- kinderen zouden nieuwe, warme
zijn zusje. Als Grietje niet zo flink ren terug en bovendien een lieve kleren krijgen en Vader en Moeder
geweest was, had Hans nu al in de vrouw en moeder voor zijn kinde- zouden iedere dag opnieuw gelukhig
maag van de heks gelegen ren. zijn.