'Alles wat maar wenselijk is!>
4
ZONDAGSBLAD 6 JANUARI 1951
Ook al spreekt men weer van BLOED, ZWEET en TRANEN
boosaardig? Wat zeg je; "omdat al die
wenserij toch maar lak is? Het is best
mogelijk dat je gelijk hebt. Kijk eens. ik
heb ook heel wat mensen elkaar zien fe
liciteren met hevig uitgestreken gezich
ten. Daar waren lagere ambtenaren on
der. die hun chef een pootje kwamen ge-
l die chef af.
irgden wel
want ze weten net z
dat ze aan het begin
kans hebben om o
en ook 50 pet kans
Naar welke kant die weegschaal zal
slaan, hangt grotendeels
dus je begrijpt! Het is er ne
als met de kinderen, die huis
aanbellen om via de beste wensen wat
centen in de wacht te slepen; niets dan
eigenbelang. En in de
gTote wereld gaat het
al niet anders toe: ge
loof je ook niet, dat
heel wat plechtige
nieuwjaarsrecepties heel
wat minder druk be
zocht zouden zijn, als
het niet „stond" om
gezien te worden en
zelf te zien? Wel, als je dat allemaal
ziet, kun je het beste doen door er z
jonge mensen uit vroeger eeu-
We moeten zo ongeveer teruggaan
?r we stoten op een
van hopelozen; trou-
nders had Dante toen waarschijn
lijk ook nooit zijn trilogie gedicht. Maar
neem nu maar onze eigen ouders en
grootouders, die zo'n vijftig jaar geleden
jong waren. Geweldig, wat een toekomst
zagen ze voor zich: daar kwam dc eeuw
van het Kind, van de Vrede, van de Ont
wikkeling, van de Menselijkheid, van
duizend dingen, die enkel maar met lou
ter HOOFDLETTERS geschreven kon
den worden. Achteraf beschouwd had dit
deze voorvaderen wat sceptisch moeten
stemmen; althans in zoverre ze contact
hadden met de bijbel. Die zegt nu een
maal nadrukkelijk, dat we de beelden niet
dienen zullen en een kind voelt dat HET
KIND met hoofdletters zo'n afgodsbeeld
is. Dat is een mensen
bedenksel: geen kip
==fl heeft ooit HET KIND
gezien; er bestaan en
kel maaT doodgewone
kinderen door alle tij
den. Kinderen*, die nu
IN DE GROTE
VRAAG
Net al weer als die kinderen trouwens,
want die weten ook direct waar niets te
halen valt. Maar ik voeg er aan toe:
wanneer je er mee doorgaat ondanks al
je bezwaren, val je me feitelijk bar te
gen en je eigen geestelijke houding mag
dan toch niet de thermometer zijn waar
naar je de kilheid van alle gelukwensen
beoordeelt. Trouwens, ik ben ervan over
tuigd, dat je zelf toch wel een paar men
sen van harte hebt gefeliciteerd. Nou
dan, - waarom zouden anderen toch ook
nog niet een beetje ervan kunnen me
nen? Slik je grijns nog maar gerust even
in. Zelfs achter een traditie kan nog er
gens een levend hart kloppen.
MAAR neen, je grijnst door en je hebt
nog meer op je lever. Dit: dat al
dat wensen eigenlijk stilzwijgend veron
derstelt dat we nog wat te verwachten
kunnen hebben, en die gedachte is er nu
juist zo schrikbarend naast. Er valt niets
meer te hopen. We zijn nu langzamer
hand wel zo ver gevorderd met de wel
daden der beschaving dat we gerust al
le hoop kunnen laten varen. Je weet wel:
zoals het geschreven staat boven de Hel
in dat ontzettende verhaal van Dante
„Laat varen alle hoop, gij, die hier bin
nentreedt." Daar ligt juist het kenmer
kende onderscheid tussen het huidige ge
slacht van jongeren en een onafzienbare
- slaag verdienen.
Maar hoe dan ook, men verwachtte voor
jong en oud een hemel-op-aarde. Hetgeen
niet is uitgekomen, want we moeten op
nieuw naar de middeleeuwen terug
gaan om zoveel oorlogen binnen zo wei
nig decenniën, zoveel kinderleed, zoveel
bestialiteit en zoveel verschrikking te no
teren. Het eerste jeugdgeslacht - onze va
ders en moeders heeft zich daar nog
bij neergelegd. Ze beschouwden moge
lijk de eerste wereldoorlog en zijn gevol
gen als een laatste stuiptrekking van
barbarisme en ze zongen onderwijl mooie
liedjes van een bij het rijzen der vrede
zon voorgoed vernageld laatste kanon.
Van alle kanten bleef men knikken dat
het zo wel wezen zou. Een optimistisch
fanatiek idealisme
de echo klonk op de
Maar van<
lemaal afgedaan. Ken je de boeken
Thijs Booij, zoals Europese Jeugd
en het pas verschenen Kerk en
Jeugd? Goed om die te lezen. Zelfs be
slist ontdekkend, wanneer je zoudt me
nen dat al deze ellende geen sporen ach
terlaat in jonge harten. En schrikbarend
voor iemand, die maar liever doet alsof
er niets gebeurt en die een overgeleverde
levensstijl zonder meer aan jongeren
wil opdringen. Maar wanneer je er maar
één uur mee bezig bent, is het je ze
ker zestig maal in je oren geschreeuwd,
dat wensen larie is. omdat er niets meer
te verwachten valt. Waarmee dan alle
Nieuwjaarsboodschappen, -groeten, -brie-
ven en -toespraken meteen hun laatste
zin verloren hebben. Een grijns is dan
*-■ En toch zou ik het gesprek bij die
grijns niet willen beëindigen. Begrijp me
goed: niet vanwege het feit, dat ik nog
in Sinterklaas geloof en in me nog er
gens een restje begin-twintigste-eeuws
zuurdeeg zit te werken. Dat is niet het
geval en dat niet alleen omdat Amerika
7.0 verstandig is geweest om bij de
Nicuwjaarsspeeches heel eerlijk te ver
melden dat er - precies als in 1940 -
weer enkel uitzicht is op „bloed, zweet
en tranen." Maar hierom wil ik doorpra
ten omdat deze herontdekking van de
hopeloosheid in wezen een volkomen bij
belse werkelijkheid is. Feitelijk doen
we - wanneer we constateren, dat er
niets meer te hopen valt - precies het
zelfde als die opgravers in Palestina de
den. die plotseling een stapel bijbelfrag-
I POPULAIRE FOTO-CURSUS
DOOR J. JACORI
ee i*ni een betere
camera
de loupe genomen en nu zul
len wij de mogelijkheden van
de betere camera de revue
laten passeren.
Beter, maai
moeilijker?
De camera die wij hier
bedoelen vindt men in vele
typen en hoewel de uiterlijke
vormen vaak zeer verschil
lend zyn is het principe van
deze camera's bijna steeds
gelijk. Het kardinale verschil
tussen deze camera en de box
is de lens. Deze is lichtster
ker en hiermee samengaand
vinden wc dan meer belich
tingsmogelijkheden, vaak tot
1/200 sec en meerdere dia
fragma-openingen, waardoor
het aantal mogelijkheden gro
ter wordt, maar ook de
miii-ilukheden zich opstapelen.
Moeilijkheden, die zeer velen
de verzuchting doen slaken:
„Ik zou maar liever weer met
de box gaan fotograferen,
want toen waren mijn opna
men altijd goed en nu
Toch zijn deze moeilijkheden
niet zo groot als men wel
denkt; zij ontstaan doordat de
gebruiker van de camera niet
weet welke functie de onder
delen hebben. Wij zullen deze
dan ook stuk voor stuk gaan
bespreken met de weten
schap, dat voor hen die een
maal begrip hebben van de
verschillende onderdelen der
camera, de moeilijkheden die
zij tot nu toe hadden verdwij
nen en omgekeerd worden in
mogelijkheden.
De lens
De lens van de box bestaat
uit een enkel lensje (menis
cus lens), waarvan alleen het
middelste gebruikt kan wor
den om een scherp beeld te
krijgen. De betere camera
daarentegen heeft een lenzen
stelsel, bestaande uit meer
dere lenzen. Hierdoor ontstaat
een scherper beeld, hetgeen
vooral bij vergroten duidelijk
Zichtbaar is. en bovendien
kan hier het hele oppervlak
van de lens gebruikt worden
om het beeld te vormen. Wel
moet men nu scherp stellen
of wel op meterafstand in
stellen. Zoals we reeds schre
ven moet de gevoelige laag
van de film steeds door de
zelfde hoeveelheid licht be
licht worden. Om nu de licht
inval te kunnen regelen is
een irisdiafragma in de lens
aangebracht
Het dialragma
Dit bestaat uit een aantal
over elkaar liggende blaad
jes. die door het draaien aan
de diafr.-ring elke willekeu
rige diafragma-opening kun
nen vormen, in tegenstelling
met de box. die immers slechts
één soms twee vaste diafr.-
openingen heeft. De diafrag
ma-opening wordt aangeduid
door een F focus getal, bij
de box is dit meest F. 12,5.
Zetten wij nu bij de duur
dere camera het diafragma
ook F. 12,5 of op het getal
dat er het dichtst bij komt
F. 11, dan is de opening even
groot als die van de box en
laat dus evenveel licht door,
waardoor de belichtingstijd
bij volle zon ook 1/25 of 1/30
sec. moet zijn.
Hier moeten wij
steeds van uit
gaan
Dus 1/25 of F 11 of F. 12,5
bij volle zon. Maar op onze
camera komen meer getallen
voor. meestal F. 12,5, F. 9,
F. 6.3. en F. 4.5. De verhou
ding van deze getallen is
1:2:4:8, d wz bij getal 9 is
de opening 2 maal zo groot
als bij 12,5 cn bij 6.3, 2 maal
zo groot als bij 9 en dus 4
maal zo groot als bij 12,5 enz.
Wanneer wij nu de opening
2 maal zo groot maken, gaat
er natuurlijk bij volle zon 2
maal zoveel licht door de
lens bij dezelfde belichtings
tijd. Is het nu 2 maal zo
donker dan geeft F. 9 met de
belichtingstijd van 1/25 sec.
juist een goede belichting. Er
is nu de helft minder licht,
maar wij vangen door onze
2 maal zo grote opening dit
precies op. Is het nu 8 maal
zo donker dan zetten wij het
diafragma op 8 maal zo groot
dus op F. 4,5 cn belichten
nog 1/25 sec. Wij kunnen nu
ook bij donker weer fotogra
feren. Dus goed onthouden:
elk kleiner getal is een ope
ning van 2 maal zo groot als
het voorgaande.
De belichtingstijden
Maar wij hebben nog meer
mogelijkheden om het bin
nenkomende licht te regelen,
n 1. door middel van de be
lichtingstijd. De belichtings
tijd is bij deze camera niet
beperkt tot 1/25 sec, doch
vaak vinden wij een hele
reeks belichtingtijden n.l. 1/5,
1/10, 1/25, 1/50, 1/100. 1/200
sec., en soms zelfs tot 1/1250
sec. Ook hier is elke naast
liggende tijd de helft van de
vorige, waardoor dus ook
steeds de helft minder licht
binnenkomt. Bij volle zon
moeten wij 1/25 sec. belichten
op F. 12,5. maar dan kunnen
wij onder steeds dezelfde
omstandigheden op 9, 1/50
sec. of 6.3 1/100 sec. en op
4.5 1/200 sec. belichten, waar
door het dus mogelijk is met
deze camera zeer korte bel.-
tijden te maken. Deze zijn
nodig bij het fotograferen van
bewegende voorwerpen, b.v.
sportopnamen enz. Ook de
foto van deze week is met
1/200 sec. gemaakt om de
golven die in sterke bewe
ging zijn, goed te krijgen. Aan
de hand van deze korte uit
eenzetting kunt U zich een
beeld vormen van de moge-
Voor hen. die zich nog een
duidelijker uiteenzetting wen
sen, hebben wy een tweetal
schema's samengesteld, één
over het beschreven onder
werp en één om vast te stel
len welke bcl.-tydcn nodig
zijn voor verschillende sport
opnamen enz. Terwijl tevens
door één der fabrikanten van
foto-materiaal een zeer han
dige bel.-tabel beschikbaar is
gesteld, alles op aanvraag
tegen de bekende port- en
adm.-kosten.
waar het gehele Oude en Nieuwe Testa
ment voortdurend over spreken: dat
het allemaal ijdelheid is; dat er geen
nieuw ding bestaat; dat het hele men
senleven een droom is.
Alleen: als je nu maar wilt verstaan,
dat deze bekentenis slechts een frag
ment is van het geheel. Dat er nog
meer in die bijbel staat, namelijk dit
wat Psalm 39 zo verbijsterend kort en
krachtig zegt: „Maar nu. Here, wat ver
wacht ik? Mijn hoop, die is op U." In
wezen is deze les niet moeilijker dan die
welke de voorgaande generatie opkreeg.
Die had meer oog voor „de levende hoop
op God," en moest nog ontdekken dat
hetgeen God wil schenken precies het te
gengestelde was van hetgeen wij wens
ten en hoopten te ontvangen: oorlog in
plaats van vrede; één onweersbui in stee
van stille zeeën en gelukkige vaart; on
dergang voor opvaart. Maar wanneer wij
daarentegen zo haarscherp beseffen dat
het met heel onze verwachting niets be
gonnen is en dat het allemaal toch an
ders loopt dan wij wensen, dan zullen wij
daarin toch niet pessimistisch bij de pak
ken gaan neerzitten. En we zullen ook de
botte gTijns geen kans geven. En al even
min er maar een eind aan maken - het
zij door de vlucht in de verstrooiing, het
zij door de vlucht in de dood. Maar wij
zullen heel beslist onze hoop op God heb
ben te stellen.
De bijbel laat niemand in het onzeke
re omtrent wat er dan te hopen valt. De
bijbel spreekt over een Rijk, dat komt;
over nieuwe mensen, die daar de onder
danen van zijn; over de taak van getui
genis dezer onderdanen in onze oude we
reld. De psalm in kwestie voegt er zelfs
aan toe, dat we in deze hoop en in dit
getuigenis niet verschillen van onze va
deren, die ook een beroep deden op Gods
gastheerlijke bescherming. Er is name
lijk niet zoveel onderscheid tussen de
jeugd van vandaag en de oudere jeugd
van gisteren. Het is even zwaar om niets
meer te hopen als om al je hoop in dui
gen te zien vallen. Het is even hard om
op keistenen te bijten als je denkt in
broodjes te happen als om in je honger
keistenen voorgezet te kriir
bewoners
pen. geven het toch
Weet je, daar dacht ik aan met mijn
aanvangsgroet: „Gezegend Nieuwjaar,
en alles wat wenselijk is
ZONDAGSBLAD 6 JANUARI 1951
5
Er is veel knoeierij in de heraldiek
pag. 2). Hij het
veLe familiewapens Liqqen onöeR het stof ö€R histORie
Bronnenstudie,
vakbekwaamheid
en geduld
15 IJ velen bestaat nog de geheel on-
1J juiste voorstelling, dat men beslist
van adel moet zijn om een eagen familie
wapen te bezitten," aldus zei ons de heer
Marten N. Damstra tijdens ons bezoek
aan zijn heraldisch atelier te Groenekan.
Deze speurder naar allerlei wapens, die
vergeten en verkleurd onder een dikke
stoflaag der historie liggen, heeft ons
eens een blik gegund in de geheimen van
zijn uitzonderlijk métier. In een kwart
eeuw tijds legde hij een kaartsysteem
met 500 000 geslachtsnamen aan, welk rijk
arsenaal met heraldische en genealogische
gegevens nog werd aangevuld met 20 a
30.000 lakafdrukken van allerlei zegels
van Bai-barossa in 1300 tot Prinses Wil-
helmina toe.
Hij begon indertijd met veel tekenlief
de een archief van tien lege schoenendo
zen, alsmede een groot enthousiasme om
opschriften en symbolen op oude zenken,
archiefstukken en oorkonden te verga
ren. En wanneer ge thans een willekeu
rige naam noemt, komt Marten Damstra
tien togen een met een wapen, dat hier
op betrekking heeft: al is het b.v. slechts
een lakzegel, dat het Ministerie van Oor
log in 1903 bij een bepaalde handtekening
gebruikte. Dit wil echter allerminst zeg
gen, dat „het" wapen bij deze naam dan
al gevonden is, want het terrein der he
raldiek zit vol met voetangels en klem
men, zonder een gedegen genealogi
sche ikennis verdwaalt men al spoe
dig in het labyrint der namen en
symbolen. Het is duidelijk, dat ge
zien de ingewikkelde en voor een
leeik nagenoeg oncontroleerbare ma
terie, de knoeierij een welige voe
dingsbodem kon vinden: zo zijn veel fa
miliewapens in feite min of meer ge
slaagde vervalsingen, die door de eige
naars voor „echt" worden aangezien.
Hiertegen tekent de heer Damstra scherp
protest, aan. want het is erg gemakkelijk
om te speculeren op de ijdelheid der op
drachtgevers, die zich gaarne een mooi
en indrukwekkend wapen „aangemeten"
willen zien. In principe is er geen be
zwaar tegen om een wapen te laten ont
werpen, wanneer het origineel onvind
baar blijft of nooit bestaan heeft mits
dit maar geschiedt met heraldische maat
staven en verantwoorde genealogische ge
gevens. In elk geval is het ook hier
moeilijk om het rechte pad der waarheid
te bewandelen, want dit eist een uitge
breide bronnenstudie en veel vakbe
kwaamheid. In het rijke systeem der
fleurige en kleurige distinctieven, waar
mede in een rustiger en romantischer tijd
tal van geslachten van de adel tot de
arme handwerksgilden „gesymboli
seerd" werden, zijn heel wat problemen
te overwinnen. Veel is er immers bescha
digd of zoek geraakt, terwijl bij de over
levering der wapens vroeger ook wel
eens vergissingen zijn gemaakt. Indien
b.v. de heer Damstra een Renaissancetra-
liehelm op een vroeggothisch schild ziet
aangebracht, begrijpt hij, dat er iets niet
„pluis" is. Is het eenmaal gelukt om bij
een bepaalde geslachtsnaam een authen-
tmk wapen of een gedeelte daarvan
tc vinden, dan is de ontwerper, wanneer
hij zijn penselen gaat gebruiken, toch
"enigszins vrij in de artistieke uitvoering.
Want een slaafs navolgen van een be
paald voorbeeld is in vele opzichten on
gewenst. De opdrachtgever, die „zijn" fa
miliewapen op een oud kopje of iets der
gelijks ontdekt heeft, is wel eens teleur
gesteld, wanneer het ontwerp later niet
„precücs" hetzelfde is en verhaalt dit op
de kundigheid van de maker. Maar ieder
wapen onderging de invloed van de ver
schillende stijlen der tijdsperiodes, waar
door het zich handhaafde; het onderging
verschillende correcties of er werden
zelfs nieuwe symbolen aan toegevoegd.
Slechts hij. die de wetten der heraldiek
kent, kan het zich veroorloven, een be
paald authentiek ontwerp te interprete
ren, want een „gestandaardiseerd" voor
beeld van een bepaald familiewapen be
staat nu eenmaal niet.
Het spreekt wel vanzelf, dat we hier
met op alle vaktechnische problemen
kunnen ingaan; alleen over de inhoud der
schalden en de aard der helmtekens is
volgens onze gastheer een heel boek te
vullen. Zo moeten we veel van de „edele
conste der blasoene" stilzwijgend voorby
gaan en niet nader stil staan bij wapen
stempels van schout en schepenen, re-
genten-rouwborden, gildeboeken, stads
zegels, enz. Vermelding verdient echter,
dat sommige wapens een aardige rebus-
symboliek hebben: zo werd b.v. de
naam „Hensbroek" uitgebeeld door een
hen op een broek en „Van Beresteyn"
door een beer op een steen.
En dan nog iets over de kleuren: de
heraldiek kent slechts rood, blauw cn
groen, de metalen goud en zilver en en
kele zgn. bontsoorten. Ook dit hoofdstuk
vraagt veel technische vaardigheid, ter
wijl de artistieke mogelijkheden dus
sterk gebonden zijn. Zo is de hele heral
diek combineren, deduceren, en inter-
A1 is het familiewapen dan ook in zijn
maatschappelijke functie uit de tijd, zo
blijkt toch steeds weer, dat men er aan
hecht als iets „eigens" wellicht met
hetzelfde verbonden gevoel, dat men ook
ten aanzien van de nuchtere familie
naam, zoals deze in de Burg. Stand
staat, heeft
die zijn wapen verloren heeft b.v.
door een zegelring, waarin het voor
kwam in een Jajyxmkamp voor voedsel
te ruilen bij een verzoek om recon
structie dikwijls slechts heel weinig over
de voorstelling en het „hoe en wat" weet
te vertellen. Men praat over vleugels,
helmen en vizieren, terwijl laatst nog
iemand zeker meende te weten, dat er
eenhoge hoed in zijn wapen ge
staan had! De ontwerper moet dan weer
gaam zoeken en tasten in het hem ten
diensite staande historische materiaal,
totdat hij de gegevens gevonden heeft,
die naar een bevredigende oplossing voe
ren. Uit dit alles moge wel duidelijk ge
worden zyn, dat heraldiek zonder ge
duld, artisticiteit, een rijk archief en
veel toewyding e?n onbestaanbaar iets
Jaap Stigter.
De heet Matten N. Damstra in zijn
heraldisch atelier bij de indrukwek
kende verzameling, die hij nodig heelt
voor zijn wapenontwerpen. Op de
achtergrond het kaartsysteem met
S00.000 geslachtsnamen, waarvan hij
een kaart met lakstempels toont. Op
de voorgrond enkele gipsaldrukken
van zegels: zoals men ziet. hebben er
nogal llinke exemplaren bestaan.
^Ylieuus begin-,
Die avond zit hij naast Jaap in een
zijlbank van de Grote Kcirk en voelt zich
ongewoon en weinig op zijn, gemak. Hij
heeft zich moeten haasten, ze waren juist
tegen de avond binnengelopen en er viel
nog zoveel te beredderen. Dc vrouwen
bleven thuis, die zorgen voor Wimmie en
voor alle feestelijkheden. Nu zit hij hier
en laat de woorden van de preek over
zioh heen gaan. Hij weet het wel zo'n
beetje.al die preken zijn immers
eender. Hij weet er van, zijn kruintje be
gint ook al aardig te dunnen en een weök
is niets,... een zucht en weer voor
bij....
Hij strekt zijn benen voorzichtig uit en
kijkt even opzij. Dan plotse lang tref f en
hem enkele zinnen. Hij gaat er voor
rechtop zitten, hij heeft bet gevoel alsof
hij op de man af aangesproken wordt. De
predikant heeft het over het voortgaan
der dagen en over de kansen, due iedere
<tag overnieuw gegeven worden. God
schenkt je het leven en in Zijn grote
genade geeft Hij je de mogelijkheden cm
in Zijn dienst voort te gaan. De kans om
iets te zijn voor een ander, de kans om
een fout goed te maken, de kans om je
naaste het goede voorbeeld te geven
kansen, iedere dag overnieuw
Harm kijkt ineens neer. naar zijn
knieën in zijn donkere zondagse broek.
Hij voelt een steek door zich heen
gaandoen wat God'wil, kijk, <fat is
nou zo verschrikkelijk moeilijk. Je hebt
immers allemaal zo je eigen ideeën, je
eigein idealen en je werkt al wat je kunt
om die te verwezenlijken. Totdat.... ja.
totdat dc streep door de rekening komt
en je plotseling beseft, dat niet jij, maar
kwaam voelde.
handen hoort te hou-
A!s de slotzang al verklonken is en de
zegen uitgesproken, denkt bij daar nog
over na. Hij loopt naast Jaap naar huis,
de koude van de winteravond merkt hij
niet, noch het joelen en lawaaien van de
baldadige jeugd. Hij kijkt even omhoog
naar de sterrenhemel, alvorens hy de
keukendeur opentrekt en Jaap moet hem
aanstoten om naar binnen te gaan.
Dan zit hy die avond in de stoel by
de kachel en leest de krant, maar de
woorden dringen niet tot hem door. Hij
antwoordt, als Marrigje hem iets vraagt,
doet een spelletje mee voor de gezellig
heid, maar hij is afwezig met zijn ge
dachten en de anderen plagen hem er
mee. Hij beseft nauwelijks iets van zijn
omgeving, maar hij ziet zichzelf staan op
de luiken van de „Arbeid Adelt" met het
roer in handen en de zekerheid van het
spaarbankboekje in zijn papieren-trom
mel in de roef onder zich. Hij heeft ge
schraapt en er soms woorden met zyn
vrouw over gehad. Hij wilde sparen en
werken om vooruit te komenop
kracht, omdat hij zich daartoe bc-
En een ander kwam er
aiet veel op aan, Ergens
was een naaste, die zijn steun vroeg, zijn
vrouw.een bevriend schipper.zijn
broer, JaapMaar hij keek niet op
zijhij hield alleen het roer en ging
alleen de dagen door.
En nu staat hij op de grens. Hij glim
lacht, als hij de zenuwachtigheid ziet van
zijn schoonmoeder, die het raam open
moet schuiven om toch vooral de plech
tige klokkenklank van de Grote Kerk te
kunnen horen. Hij kijkt Marrigje aan,
haar gezicht is toch verdrietig, ondanks
de gezelligheid van deze avond Hij hoort
in de verte een fluit van een boot gillen,
andere volgen en eensklaps is het een
verward rumoer dat van buiten af tot
hen doordringt.
Hij kijkt op. Hij staat recht ineens on
der de lamp en steekt naar de anderen
zijn brede knuist uit. Moeder Mar
rigje.ZusKees. haar verloofde,
en Jaap. Die het laatst. Hij neemt de
blanke hand van de jongen in dc zijne
en een grote verlegenheid slaat hem in
eens terneer. Want het is niet makkelijk
om uitdrukking te geven aan je ge-
„Jaapeen gelukkig Nieuwjaar jon
gen.... enennedie centen voor
't studerennoudaar zou ik maar
niet meer over in de war zitten. Jij
werkt maar rustig door en ik zal dan
wel zorgen, dat het met de geldzaken in
orde komt
De anderen kijken fel ineens op, maar
hij wil hun ogen ontwijken. Hij wendt
zich af en loopt met grote stappen de
deur uit. Hij gaat de straat door, haastig
en gejaagd, alsof ze hem achterna zullen
komen Op de kade, dicht bij de schuit,
staat hij pas stil en luistert naar het na-
loeien van de stemmen der schepen, die
hier op de rivier liggen.
Hij zucht en haalt diep adem. Het is
of zijn gestalte langer is geworden en in
zijn ogen ligt een nieuw licht. Want de
eerste daad in het nieuwe jaar was
moeilijk.... maar nodig. Hard nodig. Hij
moet leren, dat iedere volgende dag van
zijn leven een geschenk van zijn Schcp-
dat hij zijn levens-roer in han-
KENNISMAKING MET JODOCUS
x oM een nieuw jaar dan
maar met een nieuw
T verhaal te beginnen: we
introduceren u Jodocus en
j we hebben stof genoeg om
V over hem alleen een heel
j: jaar lang te vertellen, al
T zijn we dat niet van plan.
Om u dan verder nog even
T wegwijs te maken in zijn
T staat van dienst: Jodocus
X Schelm, zestig jaren oud
X en voor de derde maal ge-
huwd met Jodoca Schelm-
X van Broddelen. Zeg niet
X daf deze laatste uitspraak
2 dubbelzinnig is alsof Jodo-
2 cus al maar opnieuw met
j«( Jodoca in het huwelijk
X treedt; wie eenmaal zo gek
X geweest is, betreurt het d'r
jAj leven lang en zou het voor
j«c geen geld herhalen zegt
X Jodoca zelf. En Jodocus,
X die er neven staat, wan-
jv neer zij deze stelling po-
X neert, zucht diep als een
jAj gekooide leeuw, knikt eens
jïj en orakelt: Net of ik jou
jAf weer zou willen hebben."
jAj Waarop het gesprek dan
jjt existentiële wendingen
neemt, maar dat bewaren
tve voor later.
2 Alzo: getrouwd. We voe-
2 gen er aan toe: kinderloos
2 getrouwd, gelijk het beide
V voorgaande malen het ge-
2 val geweest is. Met Jocio-
2 cus zul eenmaal deze
V Schelmenfamilie uitster-
2 ven, maar ik betwijfel of
2 de wereld daar veel rouw
2 over zal dragen. Die we-
2 Teld heeft althans bij Jo-
2 docits' leven niet veel sym-
2 pat hi c met zijn bestaan
2 getoond. De eerste baas
2 die hem in dienst nam
2 heeft omstreeks vijftig jaar
2 geleden na een kort en
hevig contact gezegd:
„Schelm, scheer je weg",
en nooit heeft iemand een
ander refrein aangeheven.
Geen baas, geen ambte
naar van welke sociale in
stantie, geen vrouw, geen
hond en geen kat hebben
ooit gepleit: Schelmblijf
hier....". Maar op Jodo
cus zelf maakt dit vol
strekt geen indruk; die
kiest zelf wel de plek waar
hij z\jn en blijven of niet
zijn en weg wezen wil. Be
halve dan als de mensen
geweld gaan gebruiken
dan ruimt hij ook tegen
zijn zin het veld
in eenzaamheid.
Zo heb ik
hem trou-
kennen. Er
gens in
stad is
poortje; zo'n
wrakkerig poortje on
der miserabele woningen
door. Ik haat deze spelon
ken. Het is best mogelijk
dat ze eens met goede be
doelingen gebouwd zijn,
zo in de zestiger jaren van
de vorige eeuw, toen men
zich toelegde op het onder
brengen van zoveel moge
lijk menselijke wezens up
zo weinig mogelijk terrein.
Dat was een kunst apart
omdat men nog geen flats
en geen torenhuizen had
uitgevonden, maar men
ontdekte wel iets anders.
Je kon tussen twee straten
in een tussenstraat schep
pen. Aan de Noordelijke
straat stonden nette huis
jes en aan de Zuidelijke
stonden daarvan de pen
danten. Maar tussen die
beide straten was een
reepje tuin en als je daar
nu ook nog eens^voninkjes
pootte kreeg je dus een
dubbele opbrengst van je
opbrengst van je grondbe
zit. Nietwaar voor een tuin
betaalt een gewoon burger,
mens niets extra's, maar
een huisie is een huisie en
brengt eens huisies huur
op. Desnoods zelfs een
dubbele huisieshuur, wan
neer men het fiksen kan
om die nieuwscheppingen
zo te construeren dat ze
rug-aan-rug gebouwd wor
den. Rest dan tussen vier
huizenrijen een minimale
lap gronds, goed voor
steegjes met
babytuintjes,
Maar ook
dan ben je
nog niet
klaar, want
men kan
moeilijk van de nette
pandjes verwachten dat ze
het mindere gebroed zo
maar door hun schone
gang laten marcheren. En
dan wordt de poort uitge
vonden. Dan offer je op
het altaar der huisjesmel-
kerij één woninkje op om
er twintig te vangen. En
zo is dan ook dat poortje
eenmaal ontstaan, waarin
ik lang geleden Jodocus
ontmoette.
Hij zal toen vijftig jaar
zijn geweest,het was nog
vóór dc oorloq. Maar ove
rigens zag hy er toen al
net zo uit als heden ten
dage; een warrige bos
vuil-geel melkboerenhon
denhaar; een gegroefd ge
zicht, dat in geen enkel
opzicht iets met het woord
je „schoon" te maken had;
een bar vies pak en kapotte
schoenen, die schreeuwden
van ellende; plus en be
nevens een paar fonke
lende ogen, die in volle
dige disharmonie verkeer
den met de rest van zijn
uiterlijk. Zo stond hij daar
en ik hield hem gezelschap.
Noodgedwongen omdat het
gutste van de regen met
één van die felle voor
jaarsbuien, die je binnen
een minuut kletsnat ma
ken, terwijl je even goed
die minuut kunt wachten
totdat er een meer optimis
tisch zonnetje doorbreekt.
Hoe gaat dat, als je sa
men in zo'n poortje be
landt? Je staat en je wacht
en dan zeg je wat over het
weer. Je springt onderwijl
van je ene been op het
andere omdat het voor
jaar koud is en de regen
vlagen bovendien de straat
hebben blank gezet, zodat
een stroompje naar het
poortje toekoerst. En dan
zeg je: ,Jfioet u nog ver?"
„Neen", zei Jodocus toen,
„Ik woon hier zogezeid".
Hetgeen me verbaasde
want wie daar woonde,
kon beter naar binnen
gaan dan in die tochtige
poort blijven toeven. Ik
zei dat dusmaar Jodocus
schudde tragisch zijn hoofd.
„Ik mag niet naar binnen
van me vrouw", zei hij be
rustend. JEn als ik het
toch doe, slaat ze me dood
anders doen ik het haar."
Dat was Jodocus en dat
was zijn destijds tweede
gemalin, alsmede zijn
toekomstige
WIJKPREDIKANT
Merkwaardig is echter, dat meiügeen,