Tranen vloeiden rijkelijk en daar was dan ook alle reden voor Op het Kaageiland wordt hard gewerkt aan een millioenenproject Mef Bowientje op nieuwe leidsche courant 3 DINSDAG 2 JANUARI 1951 Een emigrant vertelt We zeggen de Sibajak vaarwel en gaan 's nachts op de trein (voor 7 uur) (Van onze medewerker Leo 't Hart) Sydney, 7 December 1950. MET EEN DAG VOORSPRONG op de Sibajak was de Volendam in Sydney aangekomen en beide schepen veroorzaakten een Neder landse invasie in het doorgangskamp te Bathurst. Merkwaardig hoe rustig en tegelijk hoe spannend het wordt op een emigrantenschip, wan neer een bestemmingshaven is bereikt. Die spanning legde zich zeer voelbaar over de Sibajak. die des morgens in de schilderachtige baai voor de haven van Sydney voor anker ging» omdat er eerst nog een plaatsje iAoest worden vrijgemaakt. Tijdens de vaart van Melbourne naar Sydney, die twee dagen duurde, hadden we afscheid genomen van vrienden, die we aan boord hadden gekregen, was men voorzien van i Australisch paspoort en waren financiële zaken geregeld. Nu zou het gaan beginnen. Het stukje „Holland", dat zo'n schip toch altijd is, moest worden verlaten En dat was zelfs al een beetje moei- een reis van een uur of zeven. Doch thans lijk. Want we konden in tegenstelling tot allerlei rare verhalen die we vroeger hadden gehoord bijna overal gaan en staan waar we wilden, we gingen net zo laat naar bed als we zelf nodig vonden, we kregen allerminst iedere dag stamppot en niet de verveling viel het ook erg mee. De excursies-met-deskun- dige-toelichtingen naar de brug en andere delen van het schip vielen bijv. erg in de smaak. En wat de. inwendige mens be treft zorgden iedere dag 20 koks voor s natje en droogje. Niet voor ieder een plezier Natuurlijk betekende 5 weken varen niet voor iedere passagier een plezier reisje. Er waren er, die al die tijd zee ziek of door andere oorzaken beroerd waren. Daar was de warmte in de Rode Zee. de akelige drukkende atmosfeer in de Indische Oceaan, als gevolg van de vochtige lucht en het broeiende weer. En dan krijgt men ook te kampen met wat gebrek aan zout in het lichaam door het vele transpireren. Gevolg: hoofdpijn etc. Doch ofschoon wat extra zout in de soep r verbetering bracht, waren zulke slachtcffers toch blij, dat de oceaanreis 9 dagen achter de rug was en zij de reeds in mijn vorige brief genoemde Australische haven Fremantle (Z.W.-kust) bereikten. Daar w^s immers voor de eer ste tientallen onzer reeds het nieuwe vaderland. Men doet er daarom wèl ver standig aan zich voor te bereiden op een moeilijke, zware zeereis, ondanks alle goede verzorging. Dan kan het soms nog meevallen. Intussen vierden we op 17 November toch ook nog ons Neptunusfeest. Kapitein Goedewaagen ontving de zee-god-met gemalin heel officieel en in volle vrij heid hebben toen verschillende pel de doop ondergaan, die herinneren 1 het passeren n heb t de de evenaar. Ook ik puddingpoeder worden geschoren; ook gebogen ik dronk volgens enkele malen in een kuip water ondergedompeld. En aldus draaide zo'n dag ook weer gauw voorbij. Poppenkast en Engels Belangrijker was echter nog, hoe men de dagen voor de kinderen liet draaien. Behalve de sportleraar en de hofmeeste ressen maakten zich daarbij ook vrijwil ligers verdienstelijk, zoals de monteur F. Hoeksma uit Leeuwarden, die behalve goed voorlezen ook een poppenkastver- toning geven kón die klonk als een klok. Weer anderen, zoals mevr. W. Ch. Kolff Gerritsen uit Den Haag, de heer G. J. Ekkel uit Rotterdam en K. Langenhorst uit Naarden, doceerden Engels dat het eep lieve lust was. Daar konden bijv. de krui deniersbediende J. Zuiderwyk uit Poel dijk met zijn vroegere patroon v. d. Loos uit Wateringen prachtig van profiteren. Er waren tal van winkeliers onder onze passagiers, die het in Australië willen gaan proberen. Zo bijv. de heer H. de i Lange uit Amersfoort. Een merkwaardig geval vormde ook de familie N. L. Berlijn uit Soest, die met drie kinderen en een schoonzoon Fremantle van boord gingen om zich het naburige Perth te vestigen. De heer 1 Berlijn, die als evangelist onder de Joden zekere bekendheid verwierf, en in Pa lestina daarmee voort wilde gaan, zag daarvan ten slotte maar af met het oog op de onrust in dat land en zou i in de Australische tuinbouw of geluk beproeven. Dan was daar nog de Haagse familie Tanja, die bijzondere be- i langstelling genoot omdat ze haar eigen huis bij zich had, doch toch ook wel et lin het kamp terecht zal komen. En zou ik door kunnen gaan. Maar genoeg van deze korte terugblik op c Ireis, die nu hier in Sydney ook 'ten einde raakte. Toen begon 't pas echt i En daarmee begon pas echt het |grantenleven voor de 700 die evenais ik pas nu hun eindpunt hadden bereikt. |(Ruim 50 debarkeerden al in Fremantle !en ruim 100 in Melbourne). In Holland zouden we heel wat kern achtige woorden gesproken hebben, in- jdien men 's nachts om één uur een treir met 700 emigranten liet vertrekken vooi stonden we gedwee te wachten tot de trein zou vertrekken en men maakte het zich in de coupé's zo gemakkelijk moge lijk. De kinderen- sukkelden al gauw in slaap en volwassenen, die zich ook te vermoeid voelden om de ogen open te houden, legden zich maar op de vloeren van de coupé's te rusteLater hoorde ik, dat sommigen het nogal te kwaad hadden gehad met de maag, daar ze niets bij zich hadden en de scheepvaartmij zich nu eenmaal van haar taak ontslagen acht wanneer men voet aan wal heeft gezet. Daar lag Sydney, de millioenenstad aan de Zuidoostkust van Australië, wier mil- lioenen lichtjes langs de berghellingen zijn uitgespreid. Deze nachtelijke tocht zal bij iedere emigrant in herinnering blijven, al zijn die herinneringen dan ook zeker sterk verschillend. De één zal denken aan de majestueuse schoonheid van deze zomer nacht, toen de vroege ochtendzon licht plekken toverde op de donkere bossen tegen de bergen; de ander zal zich de narigheden van een treinreis van zó lange duur en met huilende, dood-vermoeide kinderen, het meest blijven herinneren. Hier en daar langs diepe ravijnen, soms door heel lange tunnels, voerde dc spe ciale trein ons Nederlanders naar een tijdelijk verblijf in het nieuwe vaderland. Drie vrijgezellen uit de omgeving van Eindhoven, maakten onderweg vergelij kingen met de Limburgse heuvels en on derwijl stegen we maar voortdurend, tot ongeveer 1500 voet boven de zeespiegel. Daar lag Bathurst, ons voorlopige eind punt. 't Bleek een armetierig klein sta tionnetje. waar toch honderdduizenden uit vele oorden van de wereld tijdelijk neer moeten strijken, om dan een nieuw leven te beginnen. Alle kanten uit Van de Sibajak is men alle kanten uit gezworven. Daar was bijv. de Haagse kunstschilder Cor Hansen, die naar Zeeland moest, waar hij reeds contact heeft gehad met een artistenorganisatie. Maar ook Melbourne trok de belangstel ling. De haven levert n.l. vele Neder landers een belangrijk werkobject. Van Pater W. van Bfar en ds P. H. Pelli- caan uit Barendrecht, de geestelijke verzorgers op de Sibajak tijdens hun middagwandeling de firma Volkers uit Sliedrecht, ziet men dan ook talrijke baggerschepen in actie. Als nieuwe kapitein op zo'n schip ging daar de heer Vermeulen uit Dordrecht optreden. De haring-inlegger B. van Dijk uit Leeuwarden zal in Australië echter een ander vak moeten kiezen, hoewel hij toch hoopt in de visserij terecht te komen. En dan zyn er diverse jong getrouwde mensen, zoals W. B. Sersanzie, uit Zaan dijk afkomstig, die in Melbourne een be staan hoopt op te bouwen. Zó van de boot was er ook een trou werij, want .Tanny Peters uit Maastricht ontmoette er weer John Baptist uit de zelfde stad. John was al een tijdje ge leden naar Australië vertrokken om de zaak te verkennen In de St. Patrick Ca thedral van Melbourne verrichtte Pater Maas de inzegening. Op zoek naar een huis „We zouden elkaar over een jaartje eens terug moeten zien," hoorden we een emigrant zeggen, die zijn eigen weg ging. Wanneer dat mogelijk zou zijn, wat zou men dan een verschil in levensloop kun nen constateren! Want het is wel merk waardig hoezeer de plannen en ambities uiteen lopen. Eén verlangen heeft men gemeen: dat is naar een huis!! Met een echtpaar uit Breda ben ik in Sydney op zoek geweest naar huisves ting. Een kamer met een soort serre: vier pound, 5 shilling 40 per week! Des morgens wordt daarvoor een ontbijt verstrekt, voor de rest moet men maar zien. Maarzelf koken mag men niet! En bovendien ieder weekeinde komen er vrienden of vriendinnetjes van de andere pensiongasten deze kamers mee-bewo- Dus trekt vrijwel een ieder naar het kamp. Zelfs al bezit men een prefabri- j cated house. Want, dan heeft men nog geen grond om het huis op te plaatsen. In dit verband nog een staaltje! Heel vriendelijk kreeg een Hagenaar een stuk grond aangeboden van een dame, die Australische bladen een en ander o\ de familie had gelezen. Zij vroeg er.. slechts 720 pound voorEn een woner van Eindhoven, die een job had in Sydney, mocht evenmin daar blijven, omdat woonruimte ontbrak. Neen, er zijn niet veel emigranten, die buiten een Australisch kamp blijven. Daarom wer den nieuwsgierige blikken geworpen naar het berggebied, waarin het kamp Bad- hurst ligt. 't Kamp viel tegen Het kamp viel tegen. Dat is de eerste conclusie. Grote barakken, verdeeld in kamertjes. De één treft het beter dan de ander. Sommigen treffen het héél slecht. Verwacht niet, dat emigranten een vorstelijke ontvangst wordt bereid. Waar mee ik overigens geen kwaad wil zeggen van de kamp leiding, want na enkele dagen gaat men over verschillende feiten heel anders denken en vallen zij ook weer een tikje mee. De eerste dagen w den er echter heel wat tranen gestort wanneer er boot-r e t o u r s uitgegeven waren, dan geef ik U de verzekering, dat er een dankbaar gebruik van zou worden gemaakt. Over het kamp en het kampleven hoop ik in een volgend arti kel een en ander te vertellen. Slechts wil ik nu volstaan met te vermelden, dat het een heerlijk gezond gebied is waar we verblijven. Het eten is in het algemeen zeer behoorlijk en de Australische gast heren zijn zeer geschikt Maar als ze ook dit nog niet waren ERFENIS UIT 1636.... Ongeveer 1000 Nederlanders en Belgen kunnen er plezier van beleven Het zal zo omstreeks 1610 zijn geweest, toen de Griekse koopman-reder Athanase Tipaldi, die zich te Venetië had gevestigd, in „De Rode Toren" kennis maakte met Jean Thierry. Deze werd bediende bij hem, verrichtte trouw zijn zaken en omdat Tipaldi geen kinderen had, vermaakte hij zijn „adjudant" Thierry al zijn bezittingen. Deze op zijn beurt benoemde zijn erfgenamen, doch deze waren spoorloosDe gelden worden nu nog steeds beheerd door de Franse staat en de heer W. Tsj. Vleer, wiens echtgenote een der vele verre nazaten is van de Thierry's, heeft thans opnieuw de strijd om de millioenen doen oplaaien, nadat in de loop der eeuwen veel mislukte pogingen werden gedaan om de erkenning van het recht op de erfenis te verkrijgen. Het is een even spannende als interes sante bezigheid om al de stukken over deze kwestie door te nemen. Oud en ver geeld zijn de afschriften van de originele testamenten uit de jaren 1636 en 1654 van Tipaldi en Thierry, die beide werden op gesteld door een notaris op Corfu. Tipaldi spreekt er in van 80 000 Venetiaanse kro nen, die aan Jean zullen vervallen en van 50.000 Louis d'Or, die op het raadhuis van Parijs staan, alsmede van enkele huizen en koopvaardijschepen. Jean heeft de zo gemakkelijk verkre gen rijkdommen niet verbrast en kon in zijn testament zijn twee broers of diens kinderen, indien zij nog in leven waren, tot zijn erfgenamen benoemen. Zijn broer Pierre bleek later had kinderen, maar omdat deze naar Bergen in België was vertrokken, bleven de naspeuringen tot 1750 in Frankrijk vruchteloos. Toen werd iets bekend over de grote geheim zinnige erfenis en familieleden gingen de bemiddeling van de Franse staat in roepen. Het geld stond ondertussen op de bank Del Zecco in Venetië, dat toen een onafhankelijke republiek was. De Franse regering geloofde echter niet veel van de romantische verhalen. Later kreeg de re gering meer bewijzen over het bestaan van de erfenis, de zaak werd uit de doof pot gehaald en een listig advocaat stelde namens de familie (die later bleek geen familie te zijn) voor, een schikking te treffen voor vier millioen goudfrancs. Alle rechten op het tot 56 millioen aan gegroeide vermogen zou men dan laten Deze vlieger ging niet op en het duur de weer tot 1799, voor het erfenisvuur weer opgerakeld werd. Dit gebeurde door niemand minder dan Napoleon I. Bij zijn verovering van Venetië trof hij met de over wonnene de overeenkomst, dat de krijgsgevangenen vrijgelaten zouden worden, als de erfenis-Thierry (nu 20 millioen Venetiaanse kronen) ge deponeerd zou worden op de Bank van Frankrijk en beheerd zou worden door de Franse staat. Van 1820 tot 1830 werden te Parijs drie processen gevoerd door nakomelingen van een Thierry, waarvan beweerd werd, dat hij een neef was van de erflater Jean Thierry. De Franse rechtbank deed ech ter geen uitspraak. In 1831 kwan rechter tenslotte na een 7-daags proces tot de conclusie, dat de erfenis inderdaad bestond. Maar de nakomelingen var colaas Thierry stelde hij niet in het bezit van de erfenis, omdat hij de afstamming niet bewezen achtte. Hij wees deze toe aan de broer van Jean. Hierover weer niets bekend en voor de zoveelste maal kwam men op dood spoor. In 1860 werd daarna bekend, dat Nederland Thierry's zouden zijn, aai de erfenis was toagewezen. Dit is dan de vierde generatie van de broer, die streeks 1610 in België woonde. Zijn di recte afstammeling vestigde zich in Weesp als kleermaker en was gehuwd met Nederlandse. En uit dit huwelijk st men de Nederlandse erfgenamen, die de namen dragen: Jagerman. Schoonhoven, Panhorst, Van Dijk (Rotterdam). Ten Oort. Van Hoorn, Bont, Hoffs, Scheffer iAmsterdam), Houthuis en namen afwijkende spelling. Ondertussen zijn ook in Nederland pogingen gedaan, de erfenis in handen krijgen. In 1870 waagde een notaris c kansje, echter zonder resultaat. In 1911 richtten enige familieleden een vereniging op om hun belangen te behartigen, ook die boekte geen succes, omdat de zaak ondeskundig werd aangepakt er men geen onderzoek instelde naar de af stamming. In 1934 schreef de minister van Buiten landse Zaken, dat het niet de taak var het ministerie was om deze kwestie te be handelen, maar dat men zich diende te wenden tot een genealoog. Op Zondag wordt op de Sibajak zo weinig mogelijk dienst gedaan. Het is echter aan boord van dit schip een oude gewoonte, dat klokslag 12 uur de offi cieren de gast zijn van de kapitein. V.l.n.r. (nog juist zichtbaar) de kinderarts, dr Beekhuis, de scheepsarts, dr Klem, kapitein Goedewaagen, lste stuurman Broekhuissen, 2e machinist Kotte, chef-marconist Hoe bee Duits bloed, hebt u vast ook Frans bloed." Gekscherend zei de vader toen: „Ik heb ■zelfs nog een erfenis uit Frankrijk te achten". Maar erg geloofde hij niet in deze zaak. De schoonzoon, genealoog van beroep, as niet zo gauw teleurgesteld, verrichtte naspeuringen en zag er tenslotte wèl een i. Zo richtte hij een maand geleden nieuwe familievereniging op, waar bij 40 nazaten vertegenwoordigd waren. Voorlopig moet ieder lid voor zich tot 1842 zijn acten van afstamming zien te verzamelen. De plannen voor de toekomst zijn grootscheeps: de heer Vleer wil tele foonboeken in Nederland uitpluizen om namen van eventuele rechthebbenden verzamelen en zal zijn onderzoek tot België uitstrekken. Zowel in Nederland als in België schat hij het aantal personen, aan wie uit betaald zou moeten worden op 500, het totaal aantal erfgenamen dus op 1000. Het vermogen zal nu zo'n slordige 160 millioen bedragen! Ook staat een maandblad „Le guide de Thierry" op het programma in een Ne derlandse en Franse uitgave. Men be schikt reeds over Franse correspondenten. Mr H. W. J. X. de Rijk, de rechts kundige adviseur van de vereniging, acht het recht op de erfenis voor 100 pet bewezen, de kans om haar werkelijk te krijgen 50 pet. Boven- Genealoog En die genealoog kwam. Toen de heer Vleer in 1948 de vr leerde kennen (een afstammeling va: Thierry's), die later zijn echtgenote worden, zei hij eens tegen zijn aanstaande schoonvader: „Behalve Nederlands of Nieuwjaarsvisite De Sibajak met emigranten onder I een der majestueuze bruggen in I Sydney En omdat de haard op Nieuwjaarsmor gen koud en onverschillig sprankje vuur het pasgeboi ingegaan te zijn, omdat et keuken met bloemen op de ramen en een vette ijspegel onder de kraan niet direct uitlokte tol het uitvoeren van een feeste lijk. menu, omdat de maand December al te veel een zware en succesrijke aan val op de huishoudkas gedaan had, zodat een paar verlepte guldens elkaar ver legen en landerig in ons geldkistje lagen aan te staren, stelde morgen voor: „Als we deze dag u-ets besteedden aan Dit. goede gewoonte ii met geen jaar bleek steenkoude ntje gis op z'n ouder- uwjaarsvisites? eigenlijk heie geraakt, en ik vind het zo heer- op Nieuwjaarsdag zoveel moge lijk geluk toe te wensen". Hoewel het mij, zo goed als U zie bovenstaande duidelijk was dat haar verlangen niet allereerst voortsproot uit idealistische overwegingen, stemde ik met haar voorstel in, en tegen twaalven togen wij door de winterse straten naar onze kennissen. „Laten we beginnen met de Huisman- netjes", stelde Bowientje voor. „Lies heeft een nieuwe japon, en die zou ik wel eens willen zien" Bij de familie Huisman sloeg ons op de stoep al een duchtige walm van oliebol len tegen, en toen we met gejuich werden binnengehaald, zagen we in de huis kamer, nog vóór de heer des huizes, een pyramide van wangedrochtelijke baksels. optimistisch oliebollen pleegt en. Voor welke benaming elke zichzelf respecterende wiskundige bol leerboek moet omdraaien. dien is hij er van overtuigd, dat de Franse staat de Thierry's in het ge lijk zal stellen, als het komt tot een proces en dat Frankrijk zal be talen, hoewel dit een enorme schade post voor het land zou betekenen. De heer Vleer, als genealoog, vindt het een kwestie van de eerste orde en is ver heugd te kunnen arbeiden aan een eigen zaak, waarvan men misschien nog kan profiteren ook. „Als u het geld krijgt, wat dan?" „Dan zou ik er naar streven om de genealogie meer ingang te doen vinden bij het volk. Men kan er zijn voordeel mee doen, wannéér men zijn eigen voor geslacht kent. Ook zou ik een goed ge ïllustreerd en geredigeerd maandblad be ginnen over genealogie." Het bloed kruipt, waar het niet gaan Want zomin de wandluis familie is van de Sumatraanse tijger, zomin is de olie bol verwant aan het bekende wiskundige lichaam, dat begrensd wordt door een gebogen oppervlak, waarvan alle punten op gelijke afstand van het middelpunt van dat lichaam liggen. „Gelukkig Nieuwjaar allemaal!" Bowientje. „Gunst, hebben jullie oliebol len? Eéééénig!" En haar woorden ~wa nog niet koud. of haar mond werd bijna verbrand door het grootste exemplaai dat ze maar vast van de schaal gepikt had. We bleven er maar een kwartier, dat we, volgens Bowientje, nog bendes visites hadden af te leggen, maar in da\ kwartier was Bowientje bijzonder zwijg zaam. Aan welke zwijgzaamheid de drie monstrueuze oliebollen, die ze daar naar binnen werkte, een zeer groot en loffelijk aandeel hadden. Toen we weer buiten stonden, zei ik: „Een boffer, dat ze bij de Huismannetjes oliebollen gebakken hadden. Ze waret fantastisch". „De Huismannetjes bakken èlk jaa\ oliebollen", zei Bowientje. Daarom zijn we met hen begonnen. En nu gaan we naar de Van Lieres." „De Van Lieres? Waarom de Van L.." „Punch", zei Bowientje prompt. „Die maken op oudejaarsavond altijd een enorme pul met punch. Daar is vast nog een bende van over. Punch is goed tegen de kou. En tegen het vet van de olie- „Gelukkig Nieuwjaar allemaal!" jubel de Bowientje, toen ze, met m\j op de voet, de drempel der Van Lieres overschreed. „Oei, wat een verrukkelijke lucht hangt hierTypische luchtGeen olie bollen.. iets wijnigs.. iets kruidigs.." „Je ruikt zeker de punch", zei Van Liere hartelijk. „Ga hier lekker bij de kachel zitten, kind. Liist je een glas gloeiende punch?" Bowientje is beslist rijp voor Lit Sacrum. Want met grote verwonderde ogen keek ze Van Liere een ogenblik aan, om enkele seconden later in die zelfde ogen blijde, verraste lichtvonkjes te voorschijn te roepen. „Punch?" gilde ze. „Hebben jullie punch? O, mensen, Nederl. Catalina verongelukt Drie doden op Nieuw-Guinea Het Catalina amphibie-vliegtuig VPY 82 van de Marine Luchtvaartdienst is te Seroei (Nieuw-Guinea) bij de start ver ongelukt. Van de zeven inzittenden, allen van de Marine Luchtvaartdienst, werden er drie uit het vliegtuig geslingerd en als verminst opgegeven. Dit waren de luit. ter zee vlieger twee de klasse L. M. van Son uit Bergen op Zoom, de vliegtuigmaker H. J. M. van Leth uit Zeumel (Gld.) en de vliegtuig- maker J. de Groot uit Den Helder. Het stoffelijk overschot van deze laatste is inmiddels gevonden. Zwaargewond werd de luit. t. z. tand arts 3e kl. M. J. W. van Es (K. M. res. uit Wassenaar). De overige drie inzittenden werden slechts licht gewond. De oorzaak is nog niet bekend. Ds R. P. A. Rutgers van Katwijk aan Zee overleden Op de morgen van de Oudejaarsdag Dsi S R. P. A. RUTGERS, Ned. Hervormd predikant te Katwijk aan Zee, is in vrede heengegaan. Nog in het jaar 1950: op de morgen van de Oudejaarsdag. Enige dagen geleden overviel hem een hartaanval, die zich onmiddellijk ernstig liet aan zien en waarbij nog longontsteking kwam. Wat enkelen vreesden, dat dit het einde van zijn leven zou betekenen, is werkelijkheid geworden. De Hervormde Gemeente van Katwijk is in rouw. En ook velen er buiten. Een algemeen geliefd herder en leraar is niet meer. God heeft hem opgeroepen. Dat is de blijdschap van dit sterven. Op Dinsdag 21 Maart 1950 hebben wy nog uitvoerig met ds Rutgers over aller lei dingen gesproken. Hij zou immers op Donderdag 23 Maart 70 jaar wor den. Hij achtte het niet nodig, dat er een lang stuk over hem in de krant kwam. Levendig herinneren wij ons zijn pasto rale woorden: „Als u dan toch wat wilt schrijven, schrijf dan maar. dat ik met bijzonder veel genoegen heb gewerkt en dat ik. als ik weer kon beginnen, weer het pastorale ambt zou kiezen". Deze woorden tekenden hem: een predikant die predikant was, omdat hij de roeping van God had vernomen. Ds Rutgers kon ook verklaren, dat zijn ambt naast vreug de moeite en verdriet meebracht, „maar", zo zei hij. „God wil je boven al het moei zame uittillen, opdat je de heerlijkheid van een dienstknecht van Hem te mogen zijn blijft zien". Ds Rutgers is in Utrecht geboren. Daar heeft hij ook gestudeerd. In November 1903 deed hij zijn proponentsexamen en op 8 Mei 1904 verbond hij zich aan de Hervormde Gemeente van Nieuwkoop, die hij tot November 1908 mocht dienen. Reeds toen heeft ds Rutgers blijk gege ven van zijn grote liefde voor het Chris telijk onderwijs. Anderhalf jaar leidde hij in Nieuwkoop een „schoolstrijd", die in 1907 met de oprichting van een Christe lijke school werd bekroond. De helft, het aantal leerlingen van de openbare school ging over naar de nieuwe school. De ring Woerden had ds Rutgers als quaestor in zyn midden. Warmond beriep hem in de vacature an ds W. H. Kelder (reeds overleden). Ook hier werd mede onder zijn leiding Christelijke school gesticht. De Chr. kweekschool te Leiden benoemde hem in 1909 tot bestuurslid. Tot 1945 heeft ds Rutgers de belangen van de kweekschool gediend, eerst als secretaris, later als voorzitter. Katwijk riep hem reeds in 1911. En ds Rutgers nam het beroep van deze ge meente, die hem reeds zeer lief was ge- 'orden. ook aan. Het was uitgebracht in de vacature van ds Plug. Ds A. J. van Wijngaarden bevestigde de nieuwe her der en leraar met een prediking over Handelingen 1 8 (Gij zult Mijne getui gen zijn), terwijl ds Rutgers zijn intrede deed met Joh. 20: 19 (Vrede zij ulieden). Ds Rutgers heeft een belangrijk deel an de ontwikkeling van de Katwijkse Hervormde Gemeente meegemaakt. Wa rn bij zijn komst in Katwijk twee pre dikantsplaatsen, nu zijn er zes. Het aantal Hervormden is tussen 1911 en thans dan ook gestegen met niet minder dan 7000. De Oude Kerk was pakhuis en de Kapel stond er nog niet. Ook op het gebied van het schoolwezen zijn in de tijd van ds Rutgers belangrijke vorderingen ge maakt. Het aantal scholen is met vijf toe genomen. Wij zouden dit alles niet ver melden, ware het niet, dat ds Rutgers in deze verblijdende ontwikkeling een be langrijk aandeel heeft gehad. Bij ver schillende gelegenheden is hem dit ge zegd. En als men dan zo sprak, dan lachte hij stil voor zich heen. Niet omdat hij dan trots was, maar omdat God hem iets van de vrucht van de herderlijke arbeid liet en. Zijn Woord keert niet ledig weer. Van 1913 tot 1945 was ds Rutgers voor tter van het bestuur der Hervormde scholen. Ook is hij lid geweest van de plaatselijke commissie van toezicht op het lager onderwijs. Zijn aandacht ging ver aar de Chr. wijkverpleging, die hem in 1922 tot voorzitter koos. en naar het Ned. Bijbel-Genootschap. Van 1920 1929 had hij zitting in het classicaal be stuur van Leiden. Na zijn emeritering werkzaam als hulpprediker. In October ging hij voor het laatst in de Dienst des Woords voor, in de Oude Kerk. Op Eerste Kerstdag sprak hij nog op het Kerstfeest van het Mosterdzaadje. log niet zo lang geleden, dat ds Rutgers in een vergadering deze woorden sprak „Vroeger was Katwijk best, nu is het goed". Het deed hem verdriet, dat ook in zyn gemeente symptomen van onkerkelijk heid, onverschilligheid en vervlakking zich scherp konden aftekenen. Deze con statering deed hij dan vergezeld gaan van de oproep om toch maar bij Jezus Chris tus te blijven. Over de voorgangers staat in de Bybel: zij zijn geweest. Over Christus staat geschreven, dat Hij gisteren, heden i eeuwigheid Dezelfde is. een verrassing! Wat heerlijk! Hoor je dat, liefste, de Van Lieres hebben ijskoud PUNCH!" „Fantastisch", zei ik, slecht gespeeld, en ik geloof niet, dat ik ooit nog eens met Han de Wilde, dr Reitsma of het echtpaar Hasselbach in een stuk zal optreden. Want ik zei het zonder gloed. Zonder het innerlijke, heilige vuur, dat iedere toneel speler, al is hij dan ook amateur, dient te bezitten. Wij dronken twee enorme glazen punch, die brandde in onze kelen; en aanmerke lijk verkwikt togen we naar „Naar de Bronkhorsten". beval Bowien tje. ..Over een gaed half uur gaan die Ik begrijp eigenlijk niet waarom Bo wientje getrouwd is, want ze zou alevel wel onder de pannen gekomen zijn. Bij de Bronkhorsten was een grote schare' van familie bijeen, en in de kin derkamer vierde de jeugd op uitbundige wijze het nieuwe jaar. „Als je nog één keer tegen m'n trein schopt, timmer ik je op je kop", klonk het welgezind achter de gesloten deur. Het was de elfjarige Kees Bronkhorst, die blijkbaar, als hij er de tijd voor krijgt, later een goed figuur in de Uno zal slaan. „Ga zitten, mensen", zei Bronkhorst hartelijk. „Ga zitten! Leuk dat jullie er zijn, want je moet weten, dat we straks een overgeschoten kalkoen van Kerst feest oppeuzelen". „O nee maar", zei Bowlentje bedeesd, „we blijven beslist niet eten.' Jullie hebt hier zo gezellig jullie eigen kringetje, „Geen gezeur", maakte Bronkhorst korte metten, „we zitten eigenlijk om jullie verlegen. Zwager Lovink hier is I nog een soort ouderwetse heiden, en die heeft daarnet nadrukkelijke bezwaren gemaakt tegen het getal dertien, waar mee we straks aan tafel zouden zitten. En dar is dan prachtig opgelost". I Bowientje weerstreefde nog twee keer. Nét precies genoeg om Bronkhorst nog éénmaal te laten aandringen. En zuchtend gaf ze toe. „Maar ik vind het heus een beetje te gek", zei ze, over haar oliebol naar mij kijkend. De kalkoen was een gedicht, en met volle magen namen we tegen half vier ajscheid om onze hongertocht te vervol gen. „Nu naar de Spruiten", zei Bowientje. Speciaal voor jou". „Voor mij?" vroeg ik verwonderd. I ,.J^ meen dat je vond dat Spruit altijd zulke goede sigaren rookt", zei ze, en nog geen vijf minuten later belden we aan op de Lorentzkade, waar de familie juist in de maaltyd zat uit te blazen onder :n kopje thee. „Gelukkig Nieuwjaar!" kwinkeleerde Bowientje, en deelde links en rechts met kwistige mond klapzoenen uit. Enfin, ik zelf ben niet zo zoenerig, maar ja, de sigaar van Spruit teas voortreffelijk. Nadien bezochten we nog de Van Hovens (cake), de Mattings (appelbeig nets), de De Ruyters (oliebollen en Three castles en mocca), de Van Rietschot\is (avondboterham), de Hamels (punch en poffertjes), de Van Bergen Duivenbodes (oliebollen en hartige hapjes) en tot slot de Bleekers (appelbeignets en boeren jongens). „Is het geen verrukkelijke dag ge weest?" vroeg Bowientje, toen we tegen half twaalf gekoesterd en wèlgedaan huiswaarts keerden, terwijl ze me met stralende ogen aankeek. Toen, met een schok, bleef ze stilstaan. Midden op „Oooohzei ze spijtig. „Wat is er?" vroeg ik slaperig. „Nou heb ik nóg niet Lies Huisman d'r nieuwe japon gezien1"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 3