Tranen vloeiden rijkelijk en daar was
dan ook alle reden voor
Op
het Kaageiland wordt hard gewerkt
aan een millioenenproject
Mef Bowientje op
nieuwe leidsche courant
3
DINSDAG 2 JANUARI 1951
Een emigrant vertelt
We zeggen de Sibajak vaarwel en gaan
's nachts op de trein (voor 7 uur)
(Van onze medewerker Leo 't Hart)
Sydney, 7 December 1950.
MET EEN DAG VOORSPRONG op de Sibajak was de Volendam in
Sydney aangekomen en beide schepen veroorzaakten een Neder
landse invasie in het doorgangskamp te Bathurst. Merkwaardig hoe
rustig en tegelijk hoe spannend het wordt op een emigrantenschip, wan
neer een bestemmingshaven is bereikt. Die spanning legde zich zeer
voelbaar over de Sibajak. die des morgens in de schilderachtige baai
voor de haven van Sydney voor anker ging» omdat er eerst nog een
plaatsje iAoest worden vrijgemaakt. Tijdens de vaart van Melbourne naar
Sydney, die twee dagen duurde, hadden we afscheid genomen van
vrienden, die we aan boord hadden gekregen, was men voorzien van
i Australisch paspoort en waren financiële zaken geregeld. Nu zou het
gaan beginnen. Het stukje „Holland", dat zo'n schip toch altijd is, moest
worden verlaten
En dat was zelfs al een beetje moei- een reis van een uur of zeven. Doch thans
lijk. Want we konden in tegenstelling
tot allerlei rare verhalen die we vroeger
hadden gehoord bijna overal
gaan en staan waar we wilden, we gingen
net zo laat naar bed als we zelf nodig
vonden, we kregen allerminst iedere dag
stamppot en niet de verveling viel het
ook erg mee. De excursies-met-deskun-
dige-toelichtingen naar de brug en andere
delen van het schip vielen bijv. erg in de
smaak. En wat de. inwendige mens be
treft zorgden iedere dag 20 koks voor
s natje en droogje.
Niet voor ieder
een plezier
Natuurlijk betekende 5 weken varen
niet voor iedere passagier een plezier
reisje. Er waren er, die al die tijd zee
ziek of door andere oorzaken beroerd
waren. Daar was de warmte in de Rode
Zee. de akelige drukkende atmosfeer in
de Indische Oceaan, als gevolg van de
vochtige lucht en het broeiende weer. En
dan krijgt men ook te kampen met wat
gebrek aan zout in het lichaam door het
vele transpireren. Gevolg: hoofdpijn etc.
Doch ofschoon wat extra zout in de soep
r verbetering bracht, waren zulke
slachtcffers toch blij, dat de oceaanreis
9 dagen achter de rug was en zij de
reeds in mijn vorige brief genoemde
Australische haven Fremantle (Z.W.-kust)
bereikten. Daar w^s immers voor de eer
ste tientallen onzer reeds het nieuwe
vaderland. Men doet er daarom wèl ver
standig aan zich voor te bereiden op een
moeilijke, zware zeereis, ondanks alle
goede verzorging. Dan kan het soms nog
meevallen.
Intussen vierden we op 17 November
toch ook nog ons Neptunusfeest. Kapitein
Goedewaagen ontving de zee-god-met
gemalin heel officieel en in volle vrij
heid hebben toen verschillende pel
de doop ondergaan, die herinneren
1 het passeren n
heb t
de
de evenaar. Ook ik
puddingpoeder
worden geschoren; ook
gebogen
ik dronk
volgens enkele malen in een kuip
water ondergedompeld. En aldus draaide
zo'n dag ook weer gauw voorbij.
Poppenkast en Engels
Belangrijker was echter nog, hoe men
de dagen voor de kinderen liet draaien.
Behalve de sportleraar en de hofmeeste
ressen maakten zich daarbij ook vrijwil
ligers verdienstelijk, zoals de monteur F.
Hoeksma uit Leeuwarden, die behalve
goed voorlezen ook een poppenkastver-
toning geven kón die klonk als een klok.
Weer anderen, zoals mevr. W. Ch. Kolff
Gerritsen uit Den Haag, de heer G. J.
Ekkel uit Rotterdam en K. Langenhorst
uit Naarden, doceerden Engels dat het eep
lieve lust was. Daar konden bijv. de krui
deniersbediende J. Zuiderwyk uit Poel
dijk met zijn vroegere patroon v. d. Loos
uit Wateringen prachtig van profiteren.
Er waren tal van winkeliers onder onze
passagiers, die het in Australië willen
gaan proberen. Zo bijv. de heer H. de
i Lange uit Amersfoort.
Een merkwaardig geval vormde ook de
familie N. L. Berlijn uit Soest, die met
drie kinderen en een schoonzoon
Fremantle van boord gingen om zich
het naburige Perth te vestigen. De heer
1 Berlijn, die als evangelist onder de Joden
zekere bekendheid verwierf, en in Pa
lestina daarmee voort wilde gaan, zag
daarvan ten slotte maar af met het oog
op de onrust in dat land en zou i
in de Australische tuinbouw of
geluk beproeven. Dan was daar nog de
Haagse familie Tanja, die bijzondere be-
i langstelling genoot omdat ze haar eigen
huis bij zich had, doch toch ook wel et
lin het kamp terecht zal komen. En
zou ik door kunnen gaan. Maar genoeg
van deze korte terugblik op c
Ireis, die nu hier in Sydney ook
'ten einde raakte.
Toen begon 't pas echt
i En daarmee begon pas echt het
|grantenleven voor de 700 die evenais ik
pas nu hun eindpunt hadden bereikt.
|(Ruim 50 debarkeerden al in Fremantle
!en ruim 100 in Melbourne).
In Holland zouden we heel wat kern
achtige woorden gesproken hebben, in-
jdien men 's nachts om één uur een treir
met 700 emigranten liet vertrekken vooi
stonden we gedwee te wachten tot de
trein zou vertrekken en men maakte het
zich in de coupé's zo gemakkelijk moge
lijk. De kinderen- sukkelden al gauw in
slaap en volwassenen, die zich ook te
vermoeid voelden om de ogen open te
houden, legden zich maar op de vloeren
van de coupé's te rusteLater hoorde
ik, dat sommigen het nogal te kwaad
hadden gehad met de maag, daar ze niets
bij zich hadden en de scheepvaartmij zich
nu eenmaal van haar taak ontslagen acht
wanneer men voet aan wal heeft gezet.
Daar lag Sydney, de millioenenstad aan
de Zuidoostkust van Australië, wier mil-
lioenen lichtjes langs de berghellingen
zijn uitgespreid.
Deze nachtelijke tocht zal bij iedere
emigrant in herinnering blijven, al zijn
die herinneringen dan ook zeker sterk
verschillend. De één zal denken aan de
majestueuse schoonheid van deze zomer
nacht, toen de vroege ochtendzon licht
plekken toverde op de donkere bossen
tegen de bergen; de ander zal zich de
narigheden van een treinreis van zó lange
duur en met huilende, dood-vermoeide
kinderen, het meest blijven herinneren.
Hier en daar langs diepe ravijnen, soms
door heel lange tunnels, voerde dc spe
ciale trein ons Nederlanders naar een
tijdelijk verblijf in het nieuwe vaderland.
Drie vrijgezellen uit de omgeving van
Eindhoven, maakten onderweg vergelij
kingen met de Limburgse heuvels en on
derwijl stegen we maar voortdurend, tot
ongeveer 1500 voet boven de zeespiegel.
Daar lag Bathurst, ons voorlopige eind
punt. 't Bleek een armetierig klein sta
tionnetje. waar toch honderdduizenden
uit vele oorden van de wereld tijdelijk
neer moeten strijken, om dan een nieuw
leven te beginnen.
Alle kanten uit
Van de Sibajak is men alle kanten uit
gezworven. Daar was bijv. de Haagse
kunstschilder Cor Hansen, die naar
Zeeland moest, waar hij reeds contact
heeft gehad met een artistenorganisatie.
Maar ook Melbourne trok de belangstel
ling. De haven levert n.l. vele Neder
landers een belangrijk werkobject. Van
Pater W. van Bfar en ds P. H. Pelli-
caan uit Barendrecht, de geestelijke
verzorgers op de Sibajak tijdens hun
middagwandeling
de firma Volkers uit Sliedrecht, ziet men
dan ook talrijke baggerschepen in actie.
Als nieuwe kapitein op zo'n schip ging
daar de heer Vermeulen uit Dordrecht
optreden. De haring-inlegger B. van Dijk
uit Leeuwarden zal in Australië echter
een ander vak moeten kiezen, hoewel hij
toch hoopt in de visserij terecht te komen.
En dan zyn er diverse jong getrouwde
mensen, zoals W. B. Sersanzie, uit Zaan
dijk afkomstig, die in Melbourne een be
staan hoopt op te bouwen.
Zó van de boot was er ook een trou
werij, want .Tanny Peters uit Maastricht
ontmoette er weer John Baptist uit de
zelfde stad. John was al een tijdje ge
leden naar Australië vertrokken om de
zaak te verkennen In de St. Patrick Ca
thedral van Melbourne verrichtte Pater
Maas de inzegening.
Op zoek naar een huis
„We zouden elkaar over een jaartje
eens terug moeten zien," hoorden we een
emigrant zeggen, die zijn eigen weg ging.
Wanneer dat mogelijk zou zijn, wat zou
men dan een verschil in levensloop kun
nen constateren! Want het is wel merk
waardig hoezeer de plannen en ambities
uiteen lopen. Eén verlangen heeft men
gemeen: dat is naar een huis!!
Met een echtpaar uit Breda ben ik in
Sydney op zoek geweest naar huisves
ting. Een kamer met een soort serre:
vier pound, 5 shilling 40 per week!
Des morgens wordt daarvoor een ontbijt
verstrekt, voor de rest moet men maar
zien. Maarzelf koken mag men niet!
En bovendien ieder weekeinde komen er
vrienden of vriendinnetjes van de andere
pensiongasten deze kamers mee-bewo-
Dus trekt vrijwel een ieder naar het
kamp. Zelfs al bezit men een prefabri- j
cated house. Want, dan heeft men nog
geen grond om het huis op te plaatsen.
In dit verband nog een staaltje! Heel
vriendelijk kreeg een Hagenaar een stuk
grond aangeboden van een dame, die
Australische bladen een en ander o\
de familie had gelezen. Zij vroeg er..
slechts 720 pound voorEn een
woner van Eindhoven, die een job had
in Sydney, mocht evenmin daar blijven,
omdat woonruimte ontbrak. Neen, er zijn
niet veel emigranten, die buiten een
Australisch kamp blijven. Daarom wer
den nieuwsgierige blikken geworpen naar
het berggebied, waarin het kamp Bad-
hurst ligt.
't Kamp viel tegen
Het kamp viel tegen. Dat is de eerste
conclusie. Grote barakken, verdeeld in
kamertjes. De één treft het beter dan
de ander. Sommigen treffen het héél
slecht. Verwacht niet, dat emigranten een
vorstelijke ontvangst wordt bereid. Waar
mee ik overigens geen kwaad wil zeggen
van de kamp leiding, want na enkele
dagen gaat men over verschillende feiten
heel anders denken en vallen zij ook
weer een tikje mee. De eerste dagen w
den er echter heel wat tranen gestort
wanneer er boot-r e t o u r s uitgegeven
waren, dan geef ik U de verzekering,
dat er een dankbaar gebruik van zou
worden gemaakt. Over het kamp en het
kampleven hoop ik in een volgend arti
kel een en ander te vertellen. Slechts
wil ik nu volstaan met te vermelden, dat
het een heerlijk gezond gebied is waar we
verblijven. Het eten is in het algemeen
zeer behoorlijk en de Australische gast
heren zijn zeer geschikt
Maar als ze ook dit nog niet waren
ERFENIS UIT 1636....
Ongeveer 1000 Nederlanders en Belgen
kunnen er plezier van beleven
Het zal zo omstreeks 1610 zijn geweest, toen de Griekse koopman-reder
Athanase Tipaldi, die zich te Venetië had gevestigd, in „De Rode Toren"
kennis maakte met Jean Thierry. Deze werd bediende bij hem, verrichtte
trouw zijn zaken en omdat Tipaldi geen kinderen had, vermaakte hij zijn
„adjudant" Thierry al zijn bezittingen. Deze op zijn beurt benoemde zijn
erfgenamen, doch deze waren spoorloosDe gelden worden nu nog
steeds beheerd door de Franse staat en de heer W. Tsj. Vleer, wiens
echtgenote een der vele verre nazaten is van de Thierry's, heeft thans
opnieuw de strijd om de millioenen doen oplaaien, nadat in de loop der
eeuwen veel mislukte pogingen werden gedaan om de erkenning van
het recht op de erfenis te verkrijgen.
Het is een even spannende als interes
sante bezigheid om al de stukken over
deze kwestie door te nemen. Oud en ver
geeld zijn de afschriften van de originele
testamenten uit de jaren 1636 en 1654 van
Tipaldi en Thierry, die beide werden op
gesteld door een notaris op Corfu. Tipaldi
spreekt er in van 80 000 Venetiaanse kro
nen, die aan Jean zullen vervallen en van
50.000 Louis d'Or, die op het raadhuis
van Parijs staan, alsmede van enkele
huizen en koopvaardijschepen.
Jean heeft de zo gemakkelijk verkre
gen rijkdommen niet verbrast en kon in
zijn testament zijn twee broers of diens
kinderen, indien zij nog in leven waren,
tot zijn erfgenamen benoemen. Zijn broer
Pierre bleek later had kinderen,
maar omdat deze naar Bergen in België
was vertrokken, bleven de naspeuringen
tot 1750 in Frankrijk vruchteloos. Toen
werd iets bekend over de grote geheim
zinnige erfenis en familieleden gingen
de bemiddeling van de Franse staat in
roepen. Het geld stond ondertussen op de
bank Del Zecco in Venetië, dat toen een
onafhankelijke republiek was. De Franse
regering geloofde echter niet veel van de
romantische verhalen. Later kreeg de re
gering meer bewijzen over het bestaan
van de erfenis, de zaak werd uit de doof
pot gehaald en een listig advocaat stelde
namens de familie (die later bleek geen
familie te zijn) voor, een schikking te
treffen voor vier millioen goudfrancs.
Alle rechten op het tot 56 millioen aan
gegroeide vermogen zou men dan laten
Deze vlieger ging niet op en het duur
de weer tot 1799, voor het erfenisvuur
weer opgerakeld werd.
Dit gebeurde door niemand minder
dan Napoleon I. Bij zijn verovering
van Venetië trof hij met de over
wonnene de overeenkomst, dat de
krijgsgevangenen vrijgelaten zouden
worden, als de erfenis-Thierry (nu
20 millioen Venetiaanse kronen) ge
deponeerd zou worden op de Bank
van Frankrijk en beheerd zou worden
door de Franse staat.
Van 1820 tot 1830 werden te Parijs drie
processen gevoerd door nakomelingen
van een Thierry, waarvan beweerd werd,
dat hij een neef was van de erflater Jean
Thierry. De Franse rechtbank deed ech
ter geen uitspraak. In 1831 kwan
rechter tenslotte na een 7-daags proces
tot de conclusie, dat de erfenis inderdaad
bestond. Maar de nakomelingen var
colaas Thierry stelde hij niet in het bezit
van de erfenis, omdat hij de afstamming
niet bewezen achtte. Hij wees deze toe
aan de broer van Jean. Hierover
weer niets bekend en voor de zoveelste
maal kwam men op dood spoor.
In 1860 werd daarna bekend, dat
Nederland Thierry's zouden zijn, aai
de erfenis was toagewezen. Dit is dan de
vierde generatie van de broer, die
streeks 1610 in België woonde. Zijn di
recte afstammeling vestigde zich in Weesp
als kleermaker en was gehuwd met
Nederlandse. En uit dit huwelijk st
men de Nederlandse erfgenamen, die de
namen dragen: Jagerman. Schoonhoven,
Panhorst, Van Dijk (Rotterdam). Ten
Oort. Van Hoorn, Bont, Hoffs, Scheffer
iAmsterdam), Houthuis en namen
afwijkende spelling.
Ondertussen zijn ook in Nederland
pogingen gedaan, de erfenis in handen
krijgen. In 1870 waagde een notaris c
kansje, echter zonder resultaat. In 1911
richtten enige familieleden een vereniging
op om hun belangen te behartigen,
ook die boekte geen succes, omdat de
zaak ondeskundig werd aangepakt er
men geen onderzoek instelde naar de af
stamming.
In 1934 schreef de minister van Buiten
landse Zaken, dat het niet de taak var
het ministerie was om deze kwestie te be
handelen, maar dat men zich diende te
wenden tot een genealoog.
Op Zondag wordt op de Sibajak zo weinig mogelijk dienst gedaan. Het is
echter aan boord van dit schip een oude gewoonte, dat klokslag 12 uur de offi
cieren de gast zijn van de kapitein. V.l.n.r. (nog juist zichtbaar) de kinderarts,
dr Beekhuis, de scheepsarts, dr Klem, kapitein Goedewaagen, lste stuurman
Broekhuissen, 2e machinist Kotte, chef-marconist Hoe bee
Duits bloed, hebt u vast ook Frans bloed."
Gekscherend zei de vader toen: „Ik heb
■zelfs nog een erfenis uit Frankrijk te
achten". Maar erg geloofde hij niet in
deze zaak.
De schoonzoon, genealoog van beroep,
as niet zo gauw teleurgesteld, verrichtte
naspeuringen en zag er tenslotte wèl een
i. Zo richtte hij een maand geleden
nieuwe familievereniging op, waar
bij 40 nazaten vertegenwoordigd waren.
Voorlopig moet ieder lid voor zich tot
1842 zijn acten van afstamming zien te
verzamelen. De plannen voor de toekomst
zijn grootscheeps: de heer Vleer wil tele
foonboeken in Nederland uitpluizen om
namen van eventuele rechthebbenden
verzamelen en zal zijn onderzoek tot
België uitstrekken.
Zowel in Nederland als in België schat
hij het aantal personen, aan wie uit
betaald zou moeten worden op 500, het
totaal aantal erfgenamen dus op 1000.
Het vermogen zal nu zo'n slordige 160
millioen bedragen!
Ook staat een maandblad „Le guide de
Thierry" op het programma in een Ne
derlandse en Franse uitgave. Men be
schikt reeds over Franse correspondenten.
Mr H. W. J. X. de Rijk, de rechts
kundige adviseur van de vereniging,
acht het recht op de erfenis voor
100 pet bewezen, de kans om haar
werkelijk te krijgen 50 pet. Boven-
Genealoog
En die genealoog kwam.
Toen de heer Vleer in 1948 de vr
leerde kennen (een afstammeling va:
Thierry's), die later zijn echtgenote
worden, zei hij eens tegen zijn aanstaande
schoonvader: „Behalve Nederlands of
Nieuwjaarsvisite
De Sibajak met emigranten onder I
een der majestueuze bruggen in I
Sydney
En omdat de haard op Nieuwjaarsmor
gen koud en onverschillig
sprankje vuur het pasgeboi
ingegaan te zijn, omdat et
keuken met bloemen op de ramen en een
vette ijspegel onder de kraan niet direct
uitlokte tol het uitvoeren van een feeste
lijk. menu, omdat de maand December
al te veel een zware en succesrijke aan
val op de huishoudkas gedaan had, zodat
een paar verlepte guldens elkaar ver
legen en landerig in ons geldkistje lagen
aan te staren, stelde
morgen voor:
„Als we deze dag
u-ets besteedden aan
Dit. goede gewoonte ii
met geen
jaar bleek
steenkoude
ntje gis
op z'n ouder-
uwjaarsvisites?
eigenlijk heie
geraakt, en ik vind het zo heer-
op Nieuwjaarsdag zoveel moge
lijk geluk toe te wensen".
Hoewel het mij, zo goed als U zie
bovenstaande duidelijk was dat haar
verlangen niet allereerst voortsproot uit
idealistische overwegingen, stemde ik met
haar voorstel in, en tegen twaalven togen
wij door de winterse straten naar onze
kennissen.
„Laten we beginnen met de Huisman-
netjes", stelde Bowientje voor. „Lies heeft
een nieuwe japon, en die zou ik wel eens
willen zien"
Bij de familie Huisman sloeg ons op de
stoep al een duchtige walm van oliebol
len tegen, en toen we met gejuich werden
binnengehaald, zagen we in de huis
kamer, nog vóór de heer des huizes, een
pyramide van wangedrochtelijke baksels.
optimistisch oliebollen pleegt
en. Voor welke benaming elke
zichzelf respecterende wiskundige bol
leerboek moet omdraaien.
dien is hij er van overtuigd, dat de
Franse staat de Thierry's in het ge
lijk zal stellen, als het komt tot
een proces en dat Frankrijk zal be
talen, hoewel dit een enorme schade
post voor het land zou betekenen.
De heer Vleer, als genealoog, vindt het
een kwestie van de eerste orde en is ver
heugd te kunnen arbeiden aan een eigen
zaak, waarvan men misschien nog kan
profiteren ook.
„Als u het geld krijgt, wat dan?"
„Dan zou ik er naar streven om de
genealogie meer ingang te doen vinden
bij het volk. Men kan er zijn voordeel
mee doen, wannéér men zijn eigen voor
geslacht kent. Ook zou ik een goed ge
ïllustreerd en geredigeerd maandblad be
ginnen over genealogie."
Het bloed kruipt, waar het niet gaan
Want zomin de wandluis familie is van
de Sumatraanse tijger, zomin is de olie
bol verwant aan het bekende wiskundige
lichaam, dat begrensd wordt door een
gebogen oppervlak, waarvan alle punten
op gelijke afstand van het middelpunt
van dat lichaam liggen.
„Gelukkig Nieuwjaar allemaal!"
Bowientje. „Gunst, hebben jullie oliebol
len? Eéééénig!" En haar woorden ~wa
nog niet koud. of haar mond werd bijna
verbrand door het grootste exemplaai
dat ze maar vast van de schaal gepikt
had.
We bleven er maar een kwartier,
dat we, volgens Bowientje, nog bendes
visites hadden af te leggen, maar in da\
kwartier was Bowientje bijzonder zwijg
zaam. Aan welke zwijgzaamheid de drie
monstrueuze oliebollen, die ze daar naar
binnen werkte, een zeer groot en loffelijk
aandeel hadden.
Toen we weer buiten stonden, zei ik:
„Een boffer, dat ze bij de Huismannetjes
oliebollen gebakken hadden. Ze waret
fantastisch".
„De Huismannetjes bakken èlk jaa\
oliebollen", zei Bowientje. Daarom zijn
we met hen begonnen. En nu gaan we
naar de Van Lieres."
„De Van Lieres? Waarom de Van L.."
„Punch", zei Bowientje prompt. „Die
maken op oudejaarsavond altijd een
enorme pul met punch. Daar is vast nog
een bende van over. Punch is goed tegen
de kou. En tegen het vet van de olie-
„Gelukkig Nieuwjaar allemaal!" jubel
de Bowientje, toen ze, met m\j op de voet,
de drempel der Van Lieres overschreed.
„Oei, wat een verrukkelijke lucht hangt
hierTypische luchtGeen olie
bollen.. iets wijnigs.. iets kruidigs.."
„Je ruikt zeker de punch", zei Van
Liere hartelijk. „Ga hier lekker bij de
kachel zitten, kind. Liist je een glas
gloeiende punch?"
Bowientje is beslist rijp voor Lit
Sacrum. Want met grote verwonderde
ogen keek ze Van Liere een ogenblik
aan, om enkele seconden later in die
zelfde ogen blijde, verraste lichtvonkjes
te voorschijn te roepen. „Punch?" gilde
ze. „Hebben jullie punch? O, mensen,
Nederl. Catalina
verongelukt
Drie doden op Nieuw-Guinea
Het Catalina amphibie-vliegtuig VPY
82 van de Marine Luchtvaartdienst is te
Seroei (Nieuw-Guinea) bij de start ver
ongelukt.
Van de zeven inzittenden, allen van
de Marine Luchtvaartdienst, werden er
drie uit het vliegtuig geslingerd en als
verminst opgegeven.
Dit waren de luit. ter zee vlieger twee
de klasse L. M. van Son uit Bergen op
Zoom, de vliegtuigmaker H. J. M. van
Leth uit Zeumel (Gld.) en de vliegtuig-
maker J. de Groot uit Den Helder. Het
stoffelijk overschot van deze laatste is
inmiddels gevonden.
Zwaargewond werd de luit. t. z. tand
arts 3e kl. M. J. W. van Es (K. M. res.
uit Wassenaar).
De overige drie inzittenden werden
slechts licht gewond. De oorzaak is nog
niet bekend.
Ds R. P. A. Rutgers van Katwijk aan
Zee overleden
Op de morgen van de Oudejaarsdag
Dsi
S R. P. A. RUTGERS, Ned. Hervormd predikant te Katwijk aan Zee, is in vrede
heengegaan. Nog in het jaar 1950: op de morgen van de Oudejaarsdag. Enige
dagen geleden overviel hem een hartaanval, die zich onmiddellijk ernstig liet aan
zien en waarbij nog longontsteking kwam. Wat enkelen vreesden, dat dit het einde
van zijn leven zou betekenen, is werkelijkheid geworden. De Hervormde Gemeente
van Katwijk is in rouw. En ook velen er buiten. Een algemeen geliefd herder en
leraar is niet meer. God heeft hem opgeroepen. Dat is de blijdschap van dit sterven.
Op Dinsdag 21 Maart 1950 hebben wy
nog uitvoerig met ds Rutgers over aller
lei dingen gesproken. Hij zou immers
op Donderdag 23 Maart 70 jaar wor
den. Hij achtte het niet nodig, dat er een
lang stuk over hem in de krant kwam.
Levendig herinneren wij ons zijn pasto
rale woorden: „Als u dan toch wat wilt
schrijven, schrijf dan maar. dat ik met
bijzonder veel genoegen heb gewerkt en
dat ik. als ik weer kon beginnen, weer
het pastorale ambt zou kiezen". Deze
woorden tekenden hem: een predikant
die predikant was, omdat hij de roeping
van God had vernomen. Ds Rutgers kon
ook verklaren, dat zijn ambt naast vreug
de moeite en verdriet meebracht, „maar",
zo zei hij. „God wil je boven al het moei
zame uittillen, opdat je de heerlijkheid
van een dienstknecht van Hem te mogen
zijn blijft zien".
Ds Rutgers is in Utrecht geboren. Daar
heeft hij ook gestudeerd. In November
1903 deed hij zijn proponentsexamen en
op 8 Mei 1904 verbond hij zich aan de
Hervormde Gemeente van Nieuwkoop,
die hij tot November 1908 mocht dienen.
Reeds toen heeft ds Rutgers blijk gege
ven van zijn grote liefde voor het Chris
telijk onderwijs. Anderhalf jaar leidde hij
in Nieuwkoop een „schoolstrijd", die in
1907 met de oprichting van een Christe
lijke school werd bekroond. De helft,
het aantal leerlingen van de openbare
school ging over naar de nieuwe school.
De ring Woerden had ds Rutgers als
quaestor in zyn midden.
Warmond beriep hem in de vacature
an ds W. H. Kelder (reeds overleden).
Ook hier werd mede onder zijn leiding
Christelijke school gesticht. De Chr.
kweekschool te Leiden benoemde hem in
1909 tot bestuurslid. Tot 1945 heeft ds
Rutgers de belangen van de kweekschool
gediend, eerst als secretaris, later als
voorzitter.
Katwijk riep hem reeds in 1911. En ds
Rutgers nam het beroep van deze ge
meente, die hem reeds zeer lief was ge-
'orden. ook aan. Het was uitgebracht in
de vacature van ds Plug. Ds A. J. van
Wijngaarden bevestigde de nieuwe her
der en leraar met een prediking over
Handelingen 1 8 (Gij zult Mijne getui
gen zijn), terwijl ds Rutgers zijn intrede
deed met Joh. 20: 19 (Vrede zij ulieden).
Ds Rutgers heeft een belangrijk deel
an de ontwikkeling van de Katwijkse
Hervormde Gemeente meegemaakt. Wa
rn bij zijn komst in Katwijk twee pre
dikantsplaatsen, nu zijn er zes. Het aantal
Hervormden is tussen 1911 en thans dan
ook gestegen met niet minder dan 7000.
De Oude Kerk was pakhuis en de Kapel
stond er nog niet. Ook op het gebied van
het schoolwezen zijn in de tijd van ds
Rutgers belangrijke vorderingen ge
maakt. Het aantal scholen is met vijf toe
genomen. Wij zouden dit alles niet ver
melden, ware het niet, dat ds Rutgers in
deze verblijdende ontwikkeling een be
langrijk aandeel heeft gehad. Bij ver
schillende gelegenheden is hem dit ge
zegd. En als men dan zo sprak, dan lachte
hij stil voor zich heen. Niet omdat hij dan
trots was, maar omdat God hem iets van
de vrucht van de herderlijke arbeid liet
en. Zijn Woord keert niet ledig weer.
Van 1913 tot 1945 was ds Rutgers voor
tter van het bestuur der Hervormde
scholen. Ook is hij lid geweest van de
plaatselijke commissie van toezicht op het
lager onderwijs. Zijn aandacht ging ver
aar de Chr. wijkverpleging, die
hem in 1922 tot voorzitter koos. en naar
het Ned. Bijbel-Genootschap. Van 1920
1929 had hij zitting in het classicaal be
stuur van Leiden. Na zijn emeritering
werkzaam als hulpprediker. In
October ging hij voor het laatst in de
Dienst des Woords voor, in de Oude Kerk.
Op Eerste Kerstdag sprak hij nog op het
Kerstfeest van het Mosterdzaadje.
log niet zo lang geleden, dat ds
Rutgers in een vergadering deze woorden
sprak „Vroeger was Katwijk best, nu is het
goed". Het deed hem verdriet, dat ook in
zyn gemeente symptomen van onkerkelijk
heid, onverschilligheid en vervlakking
zich scherp konden aftekenen. Deze con
statering deed hij dan vergezeld gaan van
de oproep om toch maar bij Jezus Chris
tus te blijven.
Over de voorgangers staat in de Bybel:
zij zijn geweest. Over Christus staat
geschreven, dat Hij gisteren, heden i
eeuwigheid Dezelfde is.
een verrassing! Wat heerlijk! Hoor je dat,
liefste, de Van Lieres hebben ijskoud
PUNCH!"
„Fantastisch", zei ik, slecht gespeeld, en
ik geloof niet, dat ik ooit nog eens met
Han de Wilde, dr Reitsma of het echtpaar
Hasselbach in een stuk zal optreden.
Want ik zei het zonder gloed. Zonder het
innerlijke, heilige vuur, dat iedere toneel
speler, al is hij dan ook amateur, dient
te bezitten.
Wij dronken twee enorme glazen punch,
die brandde in onze kelen; en aanmerke
lijk verkwikt togen we naar
„Naar de Bronkhorsten". beval Bowien
tje. ..Over een gaed half uur gaan die
Ik begrijp eigenlijk niet waarom Bo
wientje getrouwd is, want ze zou alevel
wel onder de pannen gekomen zijn.
Bij de Bronkhorsten was een grote
schare' van familie bijeen, en in de kin
derkamer vierde de jeugd op uitbundige
wijze het nieuwe jaar. „Als je nog één
keer tegen m'n trein schopt, timmer ik je
op je kop", klonk het welgezind achter
de gesloten deur. Het was de elfjarige
Kees Bronkhorst, die blijkbaar, als hij er
de tijd voor krijgt, later een goed figuur
in de Uno zal slaan.
„Ga zitten, mensen", zei Bronkhorst
hartelijk. „Ga zitten! Leuk dat jullie er
zijn, want je moet weten, dat we straks
een overgeschoten kalkoen van Kerst
feest oppeuzelen".
„O nee maar", zei Bowlentje bedeesd,
„we blijven beslist niet eten.' Jullie hebt
hier zo gezellig jullie eigen kringetje,
„Geen gezeur", maakte Bronkhorst
korte metten, „we zitten eigenlijk om
jullie verlegen. Zwager Lovink hier is
I nog een soort ouderwetse heiden, en die
heeft daarnet nadrukkelijke bezwaren
gemaakt tegen het getal dertien, waar
mee we straks aan tafel zouden zitten. En
dar is dan prachtig opgelost".
I Bowientje weerstreefde nog twee keer.
Nét precies genoeg om Bronkhorst nog
éénmaal te laten aandringen. En zuchtend
gaf ze toe. „Maar ik vind het heus een
beetje te gek", zei ze, over haar oliebol
naar mij kijkend.
De kalkoen was een gedicht, en met
volle magen namen we tegen half vier
ajscheid om onze hongertocht te vervol
gen.
„Nu naar de Spruiten", zei Bowientje.
Speciaal voor jou".
„Voor mij?" vroeg ik verwonderd.
I ,.J^ meen dat je vond dat Spruit altijd
zulke goede sigaren rookt", zei ze, en nog
geen vijf minuten later belden we aan
op de Lorentzkade, waar de familie juist
in de maaltyd zat uit te blazen onder
:n kopje thee.
„Gelukkig Nieuwjaar!" kwinkeleerde
Bowientje, en deelde links en rechts met
kwistige mond klapzoenen uit. Enfin, ik
zelf ben niet zo zoenerig, maar ja, de
sigaar van Spruit teas voortreffelijk.
Nadien bezochten we nog de Van
Hovens (cake), de Mattings (appelbeig
nets), de De Ruyters (oliebollen en Three
castles en mocca), de Van Rietschot\is
(avondboterham), de Hamels (punch en
poffertjes), de Van Bergen Duivenbodes
(oliebollen en hartige hapjes) en tot slot
de Bleekers (appelbeignets en boeren
jongens).
„Is het geen verrukkelijke dag ge
weest?" vroeg Bowientje, toen we tegen
half twaalf gekoesterd en wèlgedaan
huiswaarts keerden, terwijl ze me met
stralende ogen aankeek. Toen, met een
schok, bleef ze stilstaan. Midden op
„Oooohzei ze spijtig.
„Wat is er?" vroeg ik slaperig.
„Nou heb ik nóg niet Lies Huisman d'r
nieuwe japon gezien1"