ampac/nc^,
„I
Dagen en uren tellen
OUD en NIEUW
4
ZONDAGSBLAD 30 DECEMBER 1950
Links: Jn een koele kelder worden de
/lessen met de hals naai beneden
opgeslagen en de wijn ondeigaal dan
bel laalsle gistingsproces.
u
JL
Rechts: Als men niet van wijn houdt,
dan zal in ieder geval de geur in de
kelders de neus strelen. Een voor
raadje champagne» wat in het vat is.
öe voRst onöeR öe öR&nken
is op memqe ouöej&ARS&vonööis te vinöen
CHAMPAGNE waar kan men hem
al niet voor gebruiken? Schepen
worden er mee gedoopt, toasten op
koningen em presidenten uitgebracht.
En op menig Oudejaarsavondje is hij
te vinden om er het nieuwe jaar mee
in te klinken.
De groene of rode heuvelruggen, al
naar gelang het jaargetijde, die de ge
boortegrond van de champagne zijn,
liggen in Noord-Frankrijk rondom
Rheims. Het is een zacht golvend
land, doorsneden door riviertjes,
waarvan de Marne de meeste bekend
heid heeft verworven door de bloedi
ge slag,' die er in de Eerste Wereld
oorlog geleverd werd. De vele solda-
tenkerkhoven houden de herinnering
daaraan levendig. Maar daarnaast is
Champagne het land van de weerga
loze vrolijkheid, want de traditie wil,
dat de bewoners van die streken en
kel en alleen maar champagne drin
ken. Doch dat zou zelfs voor hen, die
toch zó dicht by het vuur zitten, te
duur komen!
Bij het begin van onze jaartelling
waren de wijngaarden al zo talrijk,
dat een Romeinse keizer, die concur
rentie voor de Italiaanse wijnen vrees
de, order gaf om de wijnstokken uit
de grond te trekken. Een paar eeuwen
later plantte men echter weer wijntan
ken en vooral tegen het einde van de
14e eeuw werd deze aanplant op gro
te schaal verricht. Toch is nu slechts
1/100 deel van het Franse land, dat
voor de wijnbouw gebruikt wordt, het
gebied, waar de champagne vandaan
komt en is daarmee de minst uit
gestrekte wijngaaird van Frankrijk!
Deze wijngaard Champagne is de
kom van een vroegere binnenzee, die
in de loop van duizenden eeuwen gro
te hoeveelheden kalk achterliet De
geografische grenzen van Champagne
worden gevormd door de heuvels,
waartegen de wijnbouw beoefend
wordt. Deze i bergen houden de koude
Noordenwind tegen, de kalkbodem re
flecteert de zon en geeft de druiven
de warmte en het licht, dat zij nodig
hebben om tot rijpheid te komen, ter
wijl ,de bossen de vochtigheid rege
len. De temperatuur in deze natuur
lijke broeikas i* dan ook gemiddeld
plm 10 graden.
Monnikenwerk
De monjuken Kunnen met alieen bo
gen op de uitvinding van het buskruit.
Dom Perignon, keldermeester van de
abdij van Hautvillers, komt de eer toe
de champagne uitgevonden te hebben,
want de wijn, die men tot de 14e eeuw
uit de druiven bereidde, was niet
mousserend en dat is toch hèt ken
merk van de meest beroemde der
Franse wijnen. Hij kwam op de ge
dachte om wijpsoorten van verschil
lende oogsten afkomstig te mengen
en ontdekte toen, dat de vloeistof ging
gisten en het mousseren tot gevolg
had. Sedert die tijd is de methode wèl
verbeterd, maar nimmer week men af
van het grondprincipe. Deze tweede
gisting vindt n.l. plaats in de fles.
Oogst
Eind September, begin October wor
den de druiven geoogst. Dan is het
een en al bedrijvigheid op de anders
eentonig aandoende heuvelen van
Champagne. Tussen de lange rijen
wijnstokken krioelt het dan van de
mannen en vrouwen, die de manden
vullen, waarin de vruchten naar het
pershuis gebracht worden. Zo'n pers
kan 4000 kilo tegelijk aan.
Zwarte, zowel als witte druiven kan
men voor de Champagne-bereiding
gebruiken. De onmiddellijke persing
zorgt er voor, dat de donkere kleur
stof van de zwarte druivenvelletjes
met van invloed is op de heldere kleur,
die de wyn later zal krijgen. Uit 4000
kilo druiven krijgt men 2000 liter
druivensap. Dit sap wordt in tonnen
van 205 liter inhoud gedaan, die dan
naar de kelders vervoerd worden, ge
administreerd naar gelang de geboor
tegrond en de oogst, waarna het
vruchtensap de tijd gegund wordt om
te gaan gisten. Na een drie weken, als
er witte wijn is ontstaan, wordt de
wijn weer overgeheveld in andere va
ten om het zaksel af te scheiden. Dan
worden de soorten van verschillende
afkomst gemengd. Wil men een licht
wijntje, dan neemt men voor het
grootste deel sappen afkomstig van
witte druiven; verlangt men een pit
tige wijn te maken, dan neemt men
meer zwarte-druivensap.
Nog eenmaal wordt het droesem
afgescheiden en dan kan de wijn in
flessen gedaan worden. In tegenstel
ling, tot alle andere wijnsoorten, die
dan voor verzending gereed zijn, is de
champagne nog niet échte champagne.
De wijn moet nog gaan mousseren.
Dit wordt niet verkregen door er
koolzuur in op te lossen. Een hoeveel
heid suiker is voldoende. De flessen
worden vervolgens hermetisch afge
sloten en in koele kelders opgebor
gen, zodat het gas niet kan ontsnap-
Weer de kelder in
Als deze tweede gisting het hele
geheim van champagne afgelopen
Is moet weer een hoeveelheid be
zinksel verwijderd worden. Dc fles
sen worden dan in rekken met de hals
naar beneden geplaatst en een vak
man draait iedere dag de flessen. De
ze eentonige behandeling duurt eni
ge maanden.
Dan volgt ^e finishing touch. In
een vriesmachine wordt een klein
schijfje van de vloeistof in de hals
bevroren. Een vakman trekt dan dg
kurk van de fles en onder werking
van het gas vliegt dit schijfje met het
daarin bevroren zaksel, de fles utf.
Onder bijvoeging vgn een kleine hoe
veelheid likeur, gemaakt uit oude
champagne, maakt men de soorten
„extra-dry", „dry", „half-dry" en
„sweet". Tenslotte worden de beken
de champagnekurken met de ijzeren
beugeltjes op de fleS gedaan en
gaan ze weer de kelders in, om te be
komen van de laatste bewerking. Eerst
daarna wordt de champagne de we
reld in gezondem
De waterdichte kalkbodem van het
landschap Champagne leent,zich uiter
mate goed voor wijnkelders, die van
20 tot 30 meter diep liggen. De kelders
strekken zich uit over een totale leng
te van 200 km en herbergen vele mil-
lioenen flessen, die enorme kapitalen
vertegenwoordigen.
De flessen moeten enige jaren in die
kelders gehouden worden en slechts
veel geld kan ze eruit krijgen.
TIJDAANWIJZING IN DE LOOP
DER EEUWEN
Zandloper aan de preekstoel
van de Lutherse Kerk te
VOORAL, als wij aan het
eind van een jaar staan,
worden wij bepaald bij de
vluchtigheid van de tijd,
want eer wij er érg in hebben
is het moment van overgang
voorbij en de tijd spoedt
In de Bijbel wordt hiervoor
een zeer karakteristieke
uitdrukking gebruikt: zij
spreekt van een schaduw.
In Ps. 102 12 wordt gezegd,
dat onze dagen zijn als een
afgaande schaduw, zo vluch
tig, zo snel voorbijgaand,
waartegenover Gods onver
anderlijkheid een tegenstel
ling vormt.
Op meerdere plaatsen in
de H. Schrift wordt de scha
duw als tijdaanwijzing ge
bezigd. Wij denken b.v. aan
de bekende geschiedenis uit
2 Kon. 20, waar gesproken
wordt van Achaz' zonne
wijzer, waarvan de schaduw
10 graden zou teruggaan.
Hieruit blijkt, dat men onge
veer 750 Jaar v. Chr. een
zonnewijzer had. Men ge
bruikte dus de schaduw,
welke de zon als zij op een
bepaald voorwerp schijnt af
werpt, als maatstaf voor de
tijd. Dit principe zouden de
Egyptenaren ook reeds heb
ben benut door hun bekende
Obelisken. Deze verticale
staaf of zuil wierp zijn scha
duw neer, deze werd op een
vlak op de grond, een soort
wijzerplaat zouden wij zeg
gen, afgetekend, en men kon
zo de uren van de dag vast
stellen.
Ook maakte men in de
oudheid van vallend water
gebruik om daarmede de
tijd af te meten. Hieruit blijkt
dus, dat de mens reeds zeer
vroeg de behoefte had een dag
indeling te maken; gebruik
makend van de zon en de
tijd tussen haar op- en
ondergang verdeelde hij de
tijd in even grote tijdperken.
Wel gaf dit een belangrijk
verschil in de lengte der uren,
doch dit nam men toen voor
lief.
Het principe van een staan
de staaf of paal, gaf echter
nog andere moeilijkheden,
zodat men peinsde op een
andere manier van tijdaan
wijzing. Men vond deze in
de z.g. horizontale zonne
wijzer, waarbij gebruik werd
gemaakt van een horizon
tale staaf, welke tegen de
zuidelijke gevel van, een ge
bouw geplaatst werd, Haar
schaduw wierp zij dan pp
een Vlerkante plaat, welke
verticaal tegen de muur be
vestigd was en waarop de
uren waren aangegeven.
Door de plaatsing tegen
over het zuiden, bereikte
men, dat als de zon op haar
•hoogtepunt stond, zij juist
verticaal zich boven de staaf
bevond en haar schaduw in
het middelpunt nederwaarts
Een zeer merkwaardige
zonnewijzer bevindt zich aan
de kerk te Enschede, volgens
het onderschrift daar in 1836
door een zekere heer Coen-
raad ter Kuyle geconstrueerd.
Hij geeft behalve de uren,
ook de maanden van het jaar
aan; bij benadering is ook
de datum hiervan af te lezen.
Ook .bevond zich een fraai
exemplaar boven de ingangs
poort van. het Prinsenhof te
Groningen, volgens de daarop
voorkomende steen gebouwd
in 1731. Er boven stond een
Latijnse spreuk, die vertaald
aldus luidt: De voorbijgegane
tijd is niets, de toekomstige
tjjd is onzeker, de tegen
woordige tijd is onbestendig.
Dus wacht u dat gij uw tijd
niet misbruikt.
Behalve dit opschrift zjjn
er, zoals bijgaande tekening
laat zien, verschillende linten
over de wijzerplaat verdeeld,
waarop aanwijzingen staan
omtrent de tijd. Zo lezen wij
b.v.: De opgang der Zonne,
Urén hoelang de Zonne ge-
scherien heeft, Wanneer de
dag geëindigd is, en ten
slotte Hoe lang de zon schij
nen zal. Alleó bij elkander
aanwijzingen omtrent begin
en einde van de dag, welke
in verband mét de stand der
zon elke dag verschilden.
De zonnewijzer had dit
nadeel, dat hij altijd aan de
grote lichtbron de zon ge
bonden was. Wel gebruikte
men voor tijdaanwijzing
binnenshuis allerlei hulp
middelen. Zo ziet men óp
oude schilderijen in menig
binnenhuis de zandloper
staan, ergens op een plankje
aan de wand of op de tafel.
Dit instrument, bestaande
uit twee soorten flessen, smal
op elkander toelopend, bood
aan het zich in de bovenste
fles bevindende zand gelegen
heid langzaam naar de
onderste fles te vloeien. De
hoeveelheid was zo geregeld^
dat als de bovenste fles leeg
was, juist een uur of kortere
dan wel langere tijdsruimte
was verstreken. Men moest
natuurlijk opletten en er niet
bij in slaap vallen. Zelfs in
de kerkgebouwen waren zij
aan de preekstoel bevestigd,
opdat de predikant zou weten
wanneer het tijd was aan
zijn preek een einde te maken.
Met de uitvinding van het
slingeruurwerk door onze
landgenoot Chr. Huygens,
trad een manier van tjjd
aanwijzen in, welke onafhan
kelijk van de zon, zowel
binnenshuis als buiten, ons
op de hoogte kon houden van
de juiste tijd.
'Bovenstaande korte schets
doet u zien hoe 't nog geen
vier eeuwen geleden is, dat
men zich met zeer primi
tieve middelen moest behel
pen om zijn dagindeling te
maken.
ZONDAGSBLAD 30 DECEMBER 1950
5
(Vervolg van pag. 2).
eerate klant
„Zeker mevrouw, dat kan gebeuren
hoor; het is geheel naar uw eigen
keus."
Piet draaide ijverig aan de lampen
en zette een laag tafeltje gereed ter
wijl mevrouw met opgetrokken neusje
de kamer in ogenschouw nam.
Het zweet brak hem aan alle kanten
uit en vlug wiste hij zijn druipend
voorhoofd af, toen de vrouw met de
rug naar hem toegekeerd bezig was
met de kleine. Het kind zat ingepakt
als een kristallen vaas voor een over-
Was Klara er nu maar bij! Deze
eerste opname was een unieke ge
beurtenis en het moest een foto wor
den die ieders bewondering verdiende.
Want geslaagde opnamen en tevreden
klanten maakten de beste reclame die
zich 'denken liet. Klara kon zo best
met' kinderen overwég en zij zou zèjiér
wel kans zieri om aan dit protesteren
de wezentje, dat langzaamaan zicht
baar werd, de gulle lach te ontlokken,
die aan dit soort foto's zo'n aparte
bekoring gaf. Een vergroting daarvan
zou het dóeii in de etalage.
De vooruitzichten op éen geslaagde
opname leken vooralsnog niét erg
gunstig, want bót pruilende mondje
begon bedenkelijk te trillen en al
spoedig klonk de eerste kreet door de
kamer. En de los van elkaar uitge
stoten kreten rijden zich aaneen tot
een gejammer dat iedere amateur tot
wanhoop zou hebben gebracht. Maar
zoals gezegd, Piet was allerminst een
amateur en deswege zette hij direct
een tegenoffensief in.
De moeder zat er naar zijn mening
zo onbeholpen mee te hannesen dat
hij als vakman zich tot Ingrijpen ge
roepen voelde.
Hy klakte met zyn tong, floot in
diverse toonaarden en met een roller
als de kanarie van de bovenburen,
vertrok met bovenmenselijke inspan
ning zijn gezicht tot onwijze grimas
sen, maar noch zijn zwoegen noch de
sussende woorden van de vrouw
maakten enige indruk op de driftig
trappelende en armpjes-zwaaiende
dwingeland op het witte kussen.
Het werd tenslotte zelfs een man
als Piet wel wat te bar. Hier hielpen
geen goe^e voorden meer, maar moest
£en afleidende beweging gemaakt
Vorden.
Hij greep, snelbesloten een glinste
rend yaasje en zwaaide dat uitdagend
voor de betraande oogjes heen en
Geen effect.
Wacht! dat spiegeltje!
Het hielp evenmin.
Achtereenvolgens werden in bonte
variatie de vreemdste voorwerpen ten
tonele gevoerd, maar het gaf hoog
stens een korte onderbreking, die de
kleine overigens ook nodig had om
wat op adem te komen.
Totdat hij aan het horloge toekwam;
het geschenk van Klara op zijn laatste
verjaardag.
Het kind scheen begrip te hebben
voor de waarde van de vertoonde
voorwerpen, want het staakte het
klagelijk geschrei met een schokkende
snik en volgde aandachtig het glin-
sterding met dat vreemd tikkend ge
luid.
„Zullen we het nu eens proberen?"
fluisterde Piet, bevreesd als hij was
voor een nieuwe uitbarsting.
De dame knikte en nam zwijgend
het horloge van hem over, terwijl hy
zijn toestel by stelde. Op een teken
van hem trok zij zich tactisch terug
en Piet drukte af.
Het was op het nippertje, want het
lipje zakte weer protesterend omlaag
en een volgende huilbui moest met
nieuw materiaal gesmoord worden.
Het horloge scheen ook geen invloed
meer uit te oefenen op de kieskeurige
kleine rakker, waarom hij een nieuwe
speurtocht naar glinsterende voorwer
pen moest ondernemen. Want hij wil
de graag nóg een paar opnamen ma-
Ken voor meerdere zekerheid.
Met veel moeite gelukte dat ten
slotte, al was de houding van de klei
ne figurant zeker niet rooskleuriger
dan de eerste keer. Toen tenslotte ook
de vrouw de moed opgaf, staakte Piet
zyn vruchteloze pogingen.
Met een zuur gezicht betaalde de
dame het verschuldigde bedrag, nadat
Piet haar adres en het gewenste aan
tal foto's genoteerd had.
„Het zal nog wel meevallen, me
vrouw," troostte hij, hoewel hijzelf
aan het resultaat wanhoopte. „Eén
keer heeft hij in ieder geval goed stil
gelegen. Maar mocht alles mislukt
zijn dan maak ik zonder extra kosten
een nieuwe opname."
Bij deze woorden verhelderde het
gelaat van de mistroostige moeder en
glimlachend zag zij op van haar bezig
heid met het kind.
„We zullen het beste er van hopen,
mijnheer! Het spyt mij dat het zo
gelopen is."
„O, daar is niets aan te doen, me
vrouw. Wy zyn op alles ingericht,
maar tegen zo iets is zelfs de techniek
niet opgewassen."
Het kind keek hem door een kiertje
van de wollen doek argwanend aan,
maar Piet keek wrevelig een andere
karet uit. Hij had er genoeg zoete
woordjes aan verspild, meende hij en
vormelijk beleefd liet hij de dame uit.
Hij keek haar nog even na, toen
ging hij naar binnen en sloot met een
zucht de deur. Dat hij zo lang op de
eerste zou moeten wachten, had hy
nóóit kunnen denken en dat het zo
zou gaan evenmin. Het zou in ieder
geval wel geen pronkstuk voor de
etalage worden.
Met een hangerig gevoel begon hij
de ravage binnen op te ruimen. Het
duurde wel even voordat alles weer
op de oude plaats was.
Toen herinnerde hij zich plotseling
zijn horloge; waar had hij dat gela
ten? Ontstemd zocht hij in alle hoe
ken, onder het kussen en het tafel
kleedje, in zyn zakken
Toen zyn hand in zijn binnenzak
verdween schrok hij opnieuw: zyn
portefeuille! Was die ook al weg? Hoe
had ie het nou, droomde hy of niet?
Zou die dame.Nee, dót kon hij
zich niet indenken!
Maar zij kon het immers per on
geluk meegenomen hebben? Wanneer
het bij de wollen doek gelegen had,
was het misschien tegelijk met het
kind er in gerold. Zou ie.
Peinzend keek hij rond. Hoe moest
je in zo'n geval handelen zonder een
klant, een dame nog wel, te beledigen?
Toen ging de deur; Piet draaide
zich snel om. 't Was Klara.
„Wat sta jij te suffen?" vroeg zy
met vrolijke spot.
Zuchtend maakte hy haar deelge
noot van zijn moeilijkheden. En samen
zochten zij opnieuw alles af, maar
zonder resultaat.
„Weet je wat?" Klara hakte snel
besloten de knoop door. „We gaan. er
even heen; je hebt haar adres toch?"
Ja, er zat niet anders op en zuch
tend sloot hij de deur af; het zou wel
niet stormlopen vandaag.
„We kunnen het beste met de bus
gaan," besloet Klara, die de leiding
had genomen, „zat er veel geld in je
portefeuille?"
„Driehonderd piek," gromde hij bal
orig, „ik zou vandaag die nieuwe
lampen betalen."
Het werd een miserabele tocht met
de hotsende bus; het duurde drie
kwartier voor zij in het dorpje waren
aangeland en op zoek gingen naar de
Kerkstraat. Piet had het briefje in de
hand en speurend keken zij naar de
nummers op de deurposten. Het schoot
al op, hier had je zestien, dat was
achttien, dan moest het dóór zijn,
nummer twintig.
Het was een flink herenhuis en toen
zij er voor stonden begon Piet te
twijfelen.
„Zouden we het wel doen, zeg? Wat
zullen die mensen wel niet denken?"
Op dat moment ging de deur open
en een heer stapte naar buiten. Zij
keken elkaar aan en bleven beiden
stomverbaasd staan. Een schok ging
door Piet heen: het was Timmers, zyn
concurrent uit de Tuindersstraat!
Deze was het eerst over zyn ver
wondering heen en een grimmige;
lach verscheen op zyn gelaat.
„Ben je ook al wat kwijt zeg?"
Piet keek hem met open mond aan.
Hoe wist die dat nou?
Toen begon er iets te dagen in zyn
verwarde denken. De dame die Tim
mers uitgelaten had, leek in de verste
verte niet op de vrouw met de baby.
Haperend begon hij te vertellen, tot
hij onderbroken werd door een vin
nige uitval van Timmers.
„Kom mee, dan gaan we naar de
politie; misschien hebben we nog eer*'
kleine kans."
Het werd een droeve tocht en de
aangifte, hoewel keurig genoteerd,
was niet in staat om hen hoopvoller
te stemmen.
En toen Piet op de terugweg langs
zijn atelier liep keek hy schuw naar
de gouden letters op de ruit, die nu
minder schenen te glanzen dan eerst.
Een verdwenen
Oudejaarsavondgebruik
Het was in oude tijd o.a. te Ermelo
gewoonte op Oudejaarsavond een bijzon
der soort van meellbrij te koken, maar
dit gebruik behoort reeds lang tot het
verleden.
Lang bleef evenwel daarna nog het
z.g. „Brü-potreuren" gehandhaafd, welk
gebruik waarschijnlijk aan de vroegere
Oudejaarsivondgewoonte herinnerde.
Enkele jongelui trokken op de bewuste
avond de buurten rond, gewapend met
een grote steen. Behoedzaam slopen ze
dan naar de voordeur van een woning en
terwijl ze met geweld de deur met de
steen bewerkten, soms zelfs zo, dat ze
opensprong of uit de hengsels werd ge
lucht, schreeuwden ze:
„Ik reur de pot van alle kaent,
Dat ze toch neet aen en braent".
Na dit hels kabaal trachtten ze zo
goed mogelijk te ontkomen.
In de regel echter stonden de bewo
ners de „Brüpotreurders" achter de
deur al op te wachten, om, of een em
mer met vuil water over hen uit te
storten, of ze te pakken te krijgen. In dit
laatste geval werd de „reurder" in een
mand vastgebonden en aan een touw
in de schoorsteen opgehesen.
De „reurders" staakten middernacht
hun baldadige activiteit waarna pistool
schoten klonken, die erop wezen, dat
het nieuwe jaar zijn intrede had gedaan.
Dan volgden de gebruikelijke gelukwen
sen.
1 jyE een heeft geluk en de
1 andèr heeft pech. Juf-
1 fróuw Hangom-Pikin ver-
1 tegenwoordigt (ie eerste
1 groep. Wpnnee x u haar
1 vandaag tegen het lyj liep
1 kaar omvang maakt
zulks zeer wel mogelijk
zoiidt u Jiaar niet herkeur
neri; zelfs niet wanneer ze
j heel cjit oude jaar lang tot
j uw dagelijkse kransvrien-
dinnenschpar had behoord,
t Want juffrouw Hangomr
Pikin is vernieuwd uit de
kerserais te. voorschijn ge-
komen; innerlijk en uiter-
t Ujk. tojaal veranderd. Om
maar te beginnen met het
laatste: ze is haar rare
wiebelveertjeshoed kwijt
geraakt. Daarin verblijden
i wij ons van hartei want
geloof me dat veertje
was een ware temptatie ge-
worden. Het moet familie
t geweest zijn van een seis-
i mograaf, die aardbevingen
i signaleert op een afstand
van duizenden kilometers.
t Het wuifde en woof mee
1 bij elke ademhaling van
iedere spreker; het sidder-
de en klapwiekte bij diens
1 meest verborgen innerlijke
1 ontroeringen. Het markeer-
de de pas van elkeen, die
het tooord voerde en
scheen boven de rij der
I luisterende hoofden instru-
t erende aanwijzingen te
t schrijven, zo in de trant
1 wan .jtürmisch betoegt" en
„ganz leise" boven een
muziekstuk of hoe dat
c allemaal heten mag; ik ben
c nu eenmaal zo muzikaal
c als een olienoot. Maar in
1 elk geval was het effect
1 van dat veertje vernieti
gend: het geval biologeer-
j de je als een India-se fakir;
t viel je oog er eenmaal op,
dan wist je tenslotte nipt
meer of jij het veertje 4dP
Üjél dat veertje jou be
heerste en bespéelde. Maar
geen nood, het veertje is
foetsji, helemaal foetsji. In
plaats daaróan is er iiu een
hoed met een paars lint eh
een oranjegouden gesp.
Heel erg schel paars én
nog erger knaloranjégouil,
maar nochtans een weelde
voor het ontwrichte oog.
Niet enkel de hoed is
gewijzigd; óók de mantel.
De vorige was degelijk-
vervelend of vervelend-
degelijk, al naar ge wilt.
Deze is coquet-schalks met,
op de meest ongewone
plaatsen bontverrassinkjes.
Dat is niet juffrouw Hang-
om-Pikins schuld. Ik moet
er veeleer 'n
goede geef-
denken dat
ze met bont
liefdedaden
een menigte
van mottenzonden bedekt
heeft, aleer ze dit ge
waad aan de charitatieve
corporatie afstond- Vast
staat dat het geheel ver
bijsterend is; als vetogen
op de soep staren bont
rondjes je vanuit alle kom
passtreken aan; je moet
juffrouw Hangom-Pikins
gezicht goed in de gaten
houden, anders zou je zo
waar niet weten waar de
voor-, zij- of achterkant
van die mantel zich be
vindt. Nogmaals echter,
haar zelve treft deze blaam
niet. En dit wat de uiter
lijke vernieuwingen be
treft, want in lagere details
daal ik niet af. Interview
juffrouw Hangom-Pikin
dan maar liever zelf; ze
zal van haar dessous geen
moordkuil maken.
Uit de
VOLKSWIJK
Ook innerlijk is er even-
tvel veel bijgekomen, want
ze heeft zeventien Kerst
feesten bezocht; 'op de kop
af Zeventien. En toen we
hahr 'vroegen wat ze alzo
da!dr Ontvangen had, heeft
ze vooreerst geroemd in
chocolademelk, limonade,
thee en koffie en vervol
gend omstandig gerept van
kerstkransjes, oliebollen,
bruidsuikers, boterbiesjes,
krentenbroodjes, speculaas,
huzarenslaatjes en timpen.
O ja, en sinaasappelen,
appelen, mandarijnen, pe
ren en amandelen. En mis
schien nog wel meer, want
het is onzegbaar en ontel
baar wat zeventien zéér
uiteenlopende protestantse
en roomse, kerkelijke en
wereldlijke,
gelovige en
neutrale in
stanties op
dit gebied
weten te
concluderen: juffrouw
Hangom-Pikin is 'n gelüks-
kihd; gloednieuw van bin-
nen eh van bulten.
Maar Opa Niksniet is het
tegendeel, want opa ziet er -if
nog précies uit als voor-
heen. Zelfs die naam „Opa'* x?
is nog te mooi, want hij
staat zonder kind of kraai
op 'dé wereld en is dus
volstrekt niet grootvader
in clfe werkelijke zin des
tvoords. Hij is enkel maar
oud; 'een oud mannetje
met een oud pak, dat op
geen enkel Kerstfeest aan-
wezig was omdat hij er
niet voor voelt om welge-
daan te worden. En dat
niets kreeg omdat hij per se
niets krijgen wil, aangezien
Sociale Zaken en Drees al
meer dan genoeg voor een
mens doen. Neen, Kerst- 2
feest heeft hem niets wij- 2
zer gemaakt. Hij heeft al-
leen vijf keren in de kerk
gezeten,
hy nooit
niet in je kouwe kleren
zitten; ze leveren een bij
drage die 't niet geringe
kilorecord nog met stukken
verbetert. Ik geloof: juf
frouw Hangom-Pikin is
deze kersemis wereldkam
pioene lekker-eten gewor-
Ze heeft dus geluk ge
had. Ze zegt het stralend:
„Kijk mijn eens, helemaal
in het nieutoEn toen
ik dat, toch nog niet vol
doende vond, theologisch
bezien, en vroeg of ze nu
werkelijk niets méér had
ontvangen, heeft ze nog
eens op zeventien vingers
alles opgeteld en toen ge
zegd dat dit heus alles was,
en of dat soms niet mooi
was; dat je toch niet meer
eisen mocht, wel? Zodat we
hij daar opnieuw zitten.
Het mag dan sneeuwen of X
regenen, vriezen of dooien
dat maakt geen verschil.
En als je dan tegen hem
zeggen zou: „Man, nu is
het weer toch al te slecht..." jv
dan zal hij eventjes lachen,
zeggend: „Wy benne altijd j»j
nog slechter dan het slecht-
ste weer, hoor, en als je er jv
zo over denkt, heb je van
Kersemis niet veel begre-
pen; God kwam toch ook A
in de kou om naar mij om i
te kijken
Ik denk dat Zacharias
net zo gekeken heeft als
Opa Niksniet doet. Wie het
ziet, kan alleen maar mee
gaan zingen: „Lof zij den
God van Israël...."
WIJKPREDIKANT. 2