Mensenleven
Gij telt mijn jaren
eeróte klam
2
ZONDAGSBLAD 30 DECEMBER 1950
DE BESTENDIGHEID VAN HET
door Prof. Dr. K- J Popma
IN onze dagen wint de gedachte
veld, dat de tijd eigenlijk niet
bestaat. Wel ervaren we ons leven
als iets tijdelijks, maar juist die er
varing is, goed beschouwd, iets zo
vreemds. Want - zo zegt men - als
we eens precies nagaan hoe we onze
tijdelijkheid ervaren, dan bemerken
we dat we die ervaren als iets dat
verdwijnt, en er, welbeschouwd, niet
is. Het ondeelbaar ogenblik immers,
dat we .heden" noemen, is er niet:
het is het verdwijnend punt tussen de
niet tot onze beschikking staande
toekomst, en het evenmin tot onze
beschikking staande, dode verleden.
Wat wij van die toekomst menen te
kunnen zeggen, zeggen wij enkel in
dat oneindig kleine en verdwijnende
ogenblik-van-nu: alleen dit ogenblik
immers behoort ons toe. En wat we
van ons verleden menen te kunnen
vasthouden om het voort te zetten,
dat moet óók in dat oneindig kleine
heden-moment zijn opgeborgen, an
ders is het niet van ons.
Zo komt de mens in een ontzetting
te staan tegenover zijn eigen tijde
lijkheid: het meest opvallende daar
aan is immers zijn oneindige klein
heid en nietigheid. Dat uiterst kleine
ogenblik dat ik „heden" mag noemen,
is eigenlijk niets. En tegelijk is het
het enige, waaraan we ietwat hou
vast zouden kunnen hebben, omdat
hét het enige is dat tot onze beschik
king staat. En eigenlijk staat ook dit
niet tot onze beschikking, juist omdat
het zo iets volkomen nietigs is.
NU is de gedachte dat de tijd eigen
lijk niet zou bestaan ook vroeger
wel uitgesproken, en ook wel door
overigens Schriftgelovige mensen.
Maar die gedachte kon toch alleen
dan worden volgehouden, als haar be
denker zich liet leiden door wat er te
zien is in en aan ons zelf, afgedacht
van onze Schepper en Bonds-God.
Maakt men de mens los van zijn ver
bondenheid met de Here, dan kost
het weinig moeite aan te tonen, dat
de tijd eigenlijk niet bestaat, en dat
derhalve het bestaan des mensen als
tijdelijk wezen iets zeer twijfelachtigs
is. Doch daarvoor is dan ook nodig
dat we die mens los-denken van zijn
Schepper en van zijn verbondenheid
met de Here. In die verbondenheid
zelf, die haar eigen kennis met zich
brengt, zien we de dingen geheel an
ders. Dan zien we dat de mens zelfs
in zijn tijdelijkheid iets bestendigs
heeft, omdat hij door zijn God ge
steld is in een tijdsorde. Dan
is het tijdelijke aan de mens een
door God Zelf gestelde bepaling, zo
als Hij aan de zee grenzen stelt. Dan
is zijn tijdelijkheid een wijze van be
staan, welke de mens niet kan en
niet mag verlaten, omdat zijn God
hem daarin gesteld heeft. Dan is het
een omsluiting, die God hem gegeven
heeft. En dan blijkt juist daaruit, dat
de mens zijn tijdelijkheid noch kan
noch mag verlaten, dat dit een zeer
vaste bepaling is, gegeven met
ons schepsel-zijn. God heeft het ge
schapene in de tijd besloten, en daar
in blijkt Zijn macht en souvereine
grootheid; maar daarin is niets nie
tigs, doch wel bestendigheid en orde.
GING het nu alleen maar om on
ze geschapenheid en onze heer
lijkheid als schepselen Gods, dan zou
er geen enkele reden zijn om het
wegvlieten van de tijd als een angst
aanjagend voortgaan op te merken.
Dan zouden we ons in onze tijdelijk
heid evenzeer verheugen als in ons
overig mens-zijn. Dat het oude jaar
ons soms met droefheid en bij dieper
nadenken zelfs met angst vervult,
komt daar vandaan, dat sinds onze
val in onze zonde de tijd, waarin God
ons geschapen heeft, niet alleen ons
mens-zijn, maar ook ons zondaar-zijn
omsluit. Want dat wil zeggen dat we
onze tijd hebben gemist en verspild.
Die tijd, die niet veranderd is door
onze val, is nu een getuige tegen ons.
Want hij omsluit ons zozeer, dat wij
geheel tijdelijke schepselen zijn. Zon
digt nu dat schepsel, dan zijn de spo
ren daarvan duidelijk in die tijd te
zien, en beschuldigen ons al onze ver
loren jaren en verbeurde gelegenhe
den.
En het ergste is nog dat wij door
ons zondigen een breuk slaan in het
voortgaan van onze tijd. Want ter
wijl de tijd van onze geschiedenis een
gave en ononderbroken voortgang van
gehoorzamen behoorde te zijn, is
juist in onze val die gaafheid van on
ze tijd geschonden, en zijn voortgang
afgebroken. Elke val in zonde zegt,
dat wij niet dezelfde zijn gebleven,
maar anderen zyn geworden. En
daarin ligt begrepen, dat wij onze
tijd hebben gebroken met een breuk,
die door geen mensenmacht weer te
helen is.
AAN een nieuw begin is er dan ook
niet te denken. Om de eenvoudi
ge reden, dat zulk een begin nooit
werkelijk nieuw is. Wij willen wel
graag in de nieuwheid van een begin
geloven, maar daarmee maken we
nog geen nieuw begin. Want als wij
onze tijd breken, dan zet God daar
om Zijn tijdsorde nog niet opzij. De
breuken in onze tijd zijn juist daarom
tot een benauwing, omdat de Godde
lijke, d.i. door God gestelde tijdsorde
toch niet verandert. Het is veel erger
dan de bitterste tijdsfilosoof ons zeg
gen kan: het is een gebrokenheid te
gen een tijdsorde, die desondanks
gelden blijft. Daarom is het dwaas
heid te menen, dat wij met vroegere
tijden niet te maken zouden hebben.
Want wij staan in dezelfde tijdsorde,
die met de schepping gegeven is en
waarin ook de zondeval is geschied.
DAT wij dit kunnen bedenken is
zelf al een aanwijzing, dat wij de
dingen kunnen zien zoals ze inder
daad zijn. Dat wij de gaafheid en
geldigheid der door God gestelde
tijdsorde kunnen opmerken, bewijst
dat er een licht is gekomen, waar
door onze duisternis wordt beschenen.
Wel een lient dat allereerst die duis
ternis openbaart, maar toch een licht
tot verlichting der heidenen.
De schrijver van de brief aan de
Hebreeën zegt, tussen andere korte
onderwijzingen in, ook een woord dat
ons op eens geheel de bestendigheid
va de Christen doet zien, ook in zijn
tijdelijkheid: Jezus Christus is giste
ren e._ heden dezelfde en in der eeu
wigheid, 13:8. Het is een van die
Schriftwoorden, die heel kort geheel
de inhoud van het Goddelijk Evange
lie samenvatten. Wanneer iemand me
vraagt om in enkele woorden alles te
zeggen wat in de Bijbel staat, kan ik
dit aanhalen: Jezus Christus is giste
ren en heden dezelfde en in der
eeuwigheid.
Want het is een genezend woord.
Als de viesheid vap ons bestaan ons
naar de keel grijpt, dan geneest dit
woord zeer daadwerkelijk. Het is vol
van genade.
Het is ook vol van waarheid. Er
staat duidelijk in, dat Gods trouw
over ons gaaf en volmaakt is, onon
derbroken en geheel ongerept. Om
dat Hij een Middelaar gezonden heeft,
Tl/f ET een verveeld gezicht zat Piet
Ravesteyn in een luie stoel en
tipte de as van zijn cigaret. Met de
punt van zijn schoen wreef hij het
ronde eindje, dat naast de asbak en
op het kleed gevallen was, zo nadruk
kelijk fijn dat er, afgezien van de
grijze vlek, geen enkel deeltje meer
van te zien was.
Daar zat ie nou! Al twee weken!
Dapper had hij aangepakt, nadat
zijn plan door enkele ingewijden van
alle kanten bekeken en hoofdschud
dend ontraden was.
Een fotografisch atelier er bij in het
kleine stadje, leek zo duidelijk over
bodig, dat hij ten slotte zelf ook was
gaan twijfelen. Alleen Klara, zijn ver
loofde, zag er iets in en dat was vol
doende voor hem geweest om het toch
te proberen. De huur van het oude
Die - hoewel boven de tijd staande -
in onze tijdsorde is ingegaan. En in
al zijn ogenblikken, in geheel zijn ver
leden en in elk heden dat Hij beheerst
en beleeft. Zijn tijd gaaf houdt en
houden zal - tot in eeuwigheid!
ZO gaaf is die Goddelijke trouw en
zo volkomen dat Middelaarswerk,
dat zij ons in hun gaafheid en volma
king opnemen. Hoe dat mogelijk is
zullen we wel nooit begrijpen. Maar
waar is het, dat al de breuken, die
sigarenwinkeltje, waarop hij beslag
had weten te leggen, was wel aan de
hoge kant en aan de noodzakelijke
verandering van het interieur waren
zijn spaarduitjes ten offer gevallen,
maar toen het eenmaal was ingericht
en op het ctalageraam met indruk
wekkende letters de nieuwe bestem
ming van het pandje was aangegeven,
klopte zijn hart toch wel wat luider
dan gewoonlijk. In de etalage, die met
veel passen en meten in de kleine
ruimte uitgespaard was, lagen de
mooiste opnamen uit zijn verzameling.
Tot nu toe was hij steeds de boer
opgeweest met zijn apparaat en de
eerste tijd was dat heel goed gegaan
ook, maar zijn ideaal, een naar de
eisen des tijds ingericht eigen atelier
te bezitten, had hem niet losgelaten.
Trots hadden zij er voor gestaan,
wij in onze tijd slaan, van de val on
zer eerste voorouders af tot aan het
ogenblik van het eindgericht toe, wor
den geheeld.
Nu, dan is het te doen, Oudejaar
te vieren en elkaar Nieuwjaar te wen
sen. Dan is het zelfs volstrekt niet
meer dwaas om te spreken van een
zalig uiteinde en een goed begin.
Want - hoe het mogelijk is weet nie
mand - Jezus Christus is gisteren en
heden dezelfde; en in der eeuwigheid.
Klara en hij, en overmoedig sprak
hij toen reeds over de bovenwoning,
die misschien ook wel vrij kwam
binnenkort. Dan zouden zij kunnen
trouwen en bleef er niets meer te
Maar nu zat hij al twee weken té
wachten op de eerste klant.
Zelfs het handig opgezette reclame
foldertje; „Voor mooie foto's groot en
klein, naar 't atelier Piet Ravesteyn",
dat vorige week per post de stad en
de omliggende dorpen was ingegaan,
scheen onvruchtbaar te blijven.
KORT VERHAAL
Arie von Mullem
Zo zat hij op die bewuste dag te
piekeren, toen plotseling de deur met
rinkelend belgeluid openschoot. Piet
veerde overeind alsof hij door een
wesp gestoken was en gluurde door
het kleine raampje, dat vanuit de ka
mer uitzicht gaf op de winkelruimte.
Een keurig geklede dame met een
kind op haar arm was binnen gestapt.
Een klant! De eerste klant!
Een blijde jubel doortrilde hem en
in zijn geestdrift schoof hij met de
mat over de vloer toen hy zich ijlings
opmaakte om haar wensen te verne
men. Bij de deur beheerste hij zich
bijtijds en stapte waardig achter de
toonbank om met kunstig aangeleerde
minzaamheid te informeren wat me
vrouw wenste.
„Een babyfoto? Jawel mevrouw.
Komt u maar hier. Zal ik u voorgaan
mevrouw?"
Piet was in volle actie en beende
voor het trippelende modefiguurtje
uit naar zijn atelier, duwde met een
zwierige buiging de deur open en liet
haar binnen in de kamer waar de
hulpmiddelen van zyn kunstzinnig
ambacht stonden opgesteld.
„En, hoe wilt u het hebben, me
vrouw? Een borstfoto van u met het
kind op de arm of het kleintje apart?"
„Apart, mynheer, liggend op een
kussen lijkt mij het beste, vindt u ook
niet?"
(Zie vervolg pag. Oè
God van genade, van lielde en van vrede.
Eind'loos geduldig voor 't wankelend kind.
Ga met Uw licht op mijn levenspad mede.
Wees mij een Vader en blij1 mij een Vrind/
Gij telt mijn jaren Gij hebt ze geschreven
In Uw gedenkboek o zalige rustl
U zij mijn arbeid, mijn toekomst gegeven.
Totdat Uw engel mijn levenslamp blust.
Dan sta ik op. als Uw eeuwige morgen
'i Sabbatsjaar opent der stoorloze vreugd
Heil mijl lk ben bij mijn Jezus geborgen.
Alles wordt nieuw/ o mijn ziel. wees verheugdl
Dr. H. GUNNING J. Hzn.
ZONDAGSBLAD 30 DECEMBER 1950
onze jeuqó-p&qin&
Hoe \Kn.aa$g.\aag.
bij de veldmuizen terecht kwam
„Piep" zei Knaaggraag, terwijl hij
door de donkere kamer tippelde. „Ik
wou maar, dat ik eens ergens wat
lekkers vond. Die grote mensen doen
ook altijd voor mij de kasten op slot
Knaaggraag dribbelde mistroos
tig heen en weer onder de tafel...,
misschien hadden de kinderen wel
ergens een paar kruimeltjes laten
liggen...
Maar niks hoor! „Wacht" dacht de
muis daar zie ik wat op het zeil
liggen... een stukje kaas, wat ik je
piep..." Knaaggraag trippelde er heen
maar..wat een teleurstelling. Het was
een damsteen. Knaaggraag beet er
eens in, maar schudde zijn kopje.
Het was niks gedaan vandaag. De
kasten op slot, geen kruimels op de
grond... niets...
De deur van de kamer stond open
en Knaaggraag besloot maar eens
verder te gaan neuzen. Hij liep op
zijn tenen, want hij wist, hoe gauw
grote mensen muizen horen tikkelen
over het zeil.... Even keek hij op de
drempel om de hoek, want stel je
voor, dat hij de kater ontmoette...!
Maar de kater lag boven, op zolder,
in zijn mand en dacht er niet aan,
vannacht op muizenjacht te gaan.
Knaaggraag liep de hele gang door.
Dat was een lange tocht, want hij
kon niet hard lopen, omdat de men
sen dan wakker zouden worden mis
schien. Aan het einde van de gang
stond weer een deur open. De nieuws
gierige Knaaggraag ging naar bin
nen en zag dat het licht van de
straatlamp over een bed scheen. Er
lag een jongen te slapen. Hij snurkte
een beetje ook nog. Knaaggraag tip
pelde een paar keer om de hoge po
ten van het ledikant, want misschien
had dat mensenkind wel ergens iets
lekkers laten vallen. Kinderen van
grote mensen krijgen soms 's avonds,
als ze naar bed gaan, een snoepje
van hun moeder. Knaaggraag vond
niets en zuchtte maar eens, terwijl
hij aan de veters van een grote
schpen knabbelde. Ook al niet lekker
bromde hij. Sssst! Wat was dat? In
eens werd het licht op de gang aan
gestoken en Knaaggraag hoorde
voetstappen. Voetstappen van men
sen! Zouden ze hem gehoord hebben
soms...? Oh, maar dan moest hij zor
gen, weg te komen. Want grote men
sen houden niet van muizen, wist
Knaaggraag. Zijn kraaloogjes schit
terden van angst. De stappen kwa
men dichterbij! Wacht! Hij wist in
eens, wat hij doen moest! Gauw wip
te Knaaggraag in de schoen en kroop
vèr weg, in het puntje. Zo, nu kon
den ze hem niet meer zien. Er scheen
plotseling een hel licht in de schoen
en een stem riep heel hard: „Hoera!
Jantje is jarig. Jantje is jarig! Lang
zal Jantje leven!" Knaaggraag hoor
de, dat er allemaal mensen binnen
kwamen. Er waren vast nog meer
kleine mensenkinderen bij" ook en wel
tien keer hoorde hij dat er een zoen
klapte. Jantje was zeker jarig, be
dacht Knaaggraag, maar zijn hartje
ging ondertussen van rikketik, want
o, wee, als hij ontdekt werd. Ze had
den hem al eens meer achterna ge
zeten in dit huis. De mensenkinderen
hadden hem zelfs al met een kussen
gegooid, maar dat zat ze toch niet
glad!
(Wordt vervolgd)
Lest best ofeen goed begin
Beste neven en nichten!
We zijn dus aan bet einde
jaar gekomen. De laatste puzzle t
het
bet
"moest natuurlijk een bijzondere
worden. Welnu, het is een echte oude-
jaars-puzzle, hoor! Je kunt er Maandag
ook nog prachtig aan werken; vandaar,
dat er dit keer een beetje meer werk
aan is, dan anders. Maar je zult zien,
dat het niet moeilijk is.
Er staat hiér een klok getekend en
het is vijf voor twaalf. Die klok heeft
de tekenaar er zo maar van gemaakt,
om een beet je in de oude jaarsstemming
te komen. Weet je wat je moet doen?
O, het is heel eenvoudig. Op de wijzer
plaat van de klok zie je allerlei figuur
tjes. Verschillende van die figuurtjes
zijn hele kleine kruiswoordraadseltjes,
zie je wel? Die raadseltjes moet je op
lossen en als dat klaar is, moet je maar
eens goed naar die twee kaarsen
naast de klok kijken. Daarin staan ook
allemaal cijfertjes. Die cijfertjes ver
bergen een nieuwjaarswens voor jullie.
Als je nu met de linker kaars begint
van bovenaf bij ieder kringetje de let
ter te schrijven, die bij hetzelfde num
mertje staat op de wijzerplaat, kun je
de nieuwjaarswens vinden. Leuk, hè?
Even een voorbeeldje? Bovenin de
linker kaars staat het cijfer 65. Als je
nu alle kruiswoordraadseltjes opgelost
hebt, zoek je op de wijzerplaat in een
van die figuurtjes ook het lettertje bij
cijfer 65. Heb je die? Ja? Dan ga je zo
maar rustig door, tot je onze wens hebt
gevonden. De letters moet je achter
elkaar zetten in de volgorde van de
cijfers op de kaarsen van boven naar
beneden. Snap je? Je ziet wel, dat elk
kringetje een beetje lager staat dan het
vorige. Dus dat wijst vanzelf. En hier
is de omschrijving van de figuurtjes:
Omschrijving van de Kerstklok
van links naar rechts:
deel van de mast
muzieknoot
Bijbelboek (O.T.)
als je slaap hebt danje (met
je mond)
wintervoertuig
persoonlijk voornw.
an boven naar beneden:
muzieknoot
herfstbloem
koning der dieren
wintervoertuig
Omschrijving van de ster.
22. 3e maand van het jaar
Omschrijving van de schaal met
oliebollen,
van links naar rechts:
27. telwoord
31. plan, voorstel
35. één keer
39. overschot
Van boven naar beneden is hetzelfde
Omschrijving van de paddestoel
43. doe je aan je voeten
Omschrijving van de lantaarn,
van links naar rechts:
46. doe je op je brood
52. Bijbelse plaats, waar water in wijn
werd veranderd op een bruiloft
Omschrijving van het klaverblad.
70. plaats waar Jozef en Maria woonden
Omschrijving van dc kerk.
van links naar rechts:
78. de man van Jezus' moeder
83. moeder van Jezus
Omschrijving van bet pakje,
van links naar rechts:
88. groente
91. vul in OER
94. kledingstuk voor een heer
van boven naar beneden:
88. was je kleren in
89. vrouw van Jacob
90. heeft Noach gebouwd
Nou, jongens en meisjes, daaraan
moet iedereen mee doen, hoor. Denk
maar zo: Een goed begin is het halve
iverk: wat zou het leuk zijn, als je in
de eerste week van het nieuwe jaar al
een mooie prijs kreeg! Maar kom, we
zitten al weer in het nieuwe jaar; laat
ik eerst even de winnaars geven van de
puzzle van de vorige week. Dat zijn
dan de hekkensluiters van het jaar!
De oplossing was: Als er één schaap
over de dam is, volgen er meer.
Gefeliciteerd, Bert v. d. Berg, A. v. d.
Marei, Dini van Rijswijk en Annie Boer
man, jullie hebben de hoofdprijsjes ge
wonnen en de troostprijzen gaan naar
Wim Muise, H. Rolaff, Cobi van Dop
en Leen Bisschops.
En nutot volgend jaar.
OOM KAREL.