HET GOUDEN KERSTGESCHENK CÜBÜSS® onze jeuqó-p&qin& f iweéuwmamM HANS en GRIETJE 2 ZONDAGSBLAD 9 DECEMBER 1950 P. DE ZEEUW J.Gzn. VERHAAL VIT DE TUD VAN CROMWELL ALSTUBLIEFT juffrouw Dorothy, daar heb je het beestje, houd het goed vast." „Dank je wel Jacob, ja wees maar niet bang, ik zal het duifje niet loslaten. Wat een prachtexemplaar; wacht hier Ja cob, dat is voor je moeite." Dit zeggende- stopte het meisje de oude tuinman een zilverstuk in de hand. Met een tik tegen de muts wordt het geld aanvaard. Schuw kijkt Dorothy naar het hoge landhuis en tot haar schrik ontdekt ze voor een der hoge ramen haar vader, die de wenkbrouwen fronst. „Och heden, dat Vader dit nu ook juist weer zien moet," zucht ze, „nu zal er straks weer een vermaning voor me op zitten, maar eerst ga ik mijn duifje in z'n kooi brengen, dan is die ajvast veilig." Het meisje snelt het huis in, onderweg bedenkend, wat zij straks tegen haar Va der zal moeten zeggen. Mattheüs Howard is een beste man en sinds hij zijn vrouw verloor is Dorothy, zijn enige dochter, zijn een en zijn al. Maar Howard is wat hoekig, en hij wil niet dat zijn dochter, die nu al achttien jaar is, zich bezig houdt met duiven. Er zijn wel ernstiger dingen in het leven, waarmee de mens zich kan bezig houden, meent deze strenge Puritein. Meermalen heeft hij dan ook reeds gezegd, dat Do rothy niet haar geld moet verspillen aan duiven, 't Is waar, zij doet er de oude Jacob een genoegen mee. Die man fokt duiven en Dorothy is een klant van hem. Maar evenwel wil Howard die mallig heid met duiven niet hebben. Maar het is geen malligheid van Do rothy, integendeel het is dodelijke ernst. In het huis van Howard woont ook een neef. Lucas geheten, en de oude man heeft er zijn zinnen op gezet, dat zijn dochter met Lucas zal trouwen. Daaraan denkt het meisje echter niet. Lucas is laf en kruiperig envals. Ze trouwt liever nooit, dan met zo'n weinig ridder lijk man het leven in te gaan. Zij heeft een heel andere keus: Guy Lacy, dat is de jongen waarvan zij houdt en die liefde is wederkerig. 't Zal echter de vraag zijn. of deze twee elkander ooit zullen krijgen. Van kindsbeen af hebben zij elkander gekend en liefgehad; ze hebben gespeeld, ge stoeid. gedroomd Maar de politiek heeft deze vriend schap verstoord. De vader van Guy was koningsgezind. Hij nam het op voor Ko ning Karei I en tegen Cromwell met z'n Rondkoppen. In de slag bij Naseby is de oude Lacy, de dappere oude royalist, met zijn beide oudste zonen gesneuveld. Guy had geen deel genomen aan de burgeroorlog. Zijn vader wilde dat niet. En de jongen voel de er ook niet veel voor. Hij leefde lie ver als een rustig burger op het land, las veel, verzamelde platen en schilde rijen, maar bemoeide zich nooit met de politiek. En toch staat hij vandaag te boek als een royalist. En dit is voor de oude Puri tein Howard, die Cromwell hoog ver eert, reden genoeg, om zijn dochter alle omgang met Guy te verbieden. Hij leeft nog in de dagen van ouds en tot vervelens toe vertelt bij het meisje de verhalen over de slagen bij Naseby en Preston, Dunbar en Worcester. En altijd weer hemelt hij de deugden van Cromwell daarbij op. Het in'ewiwrt Dorothy niet in *t minst Zij houdt van Guy, als zij hem maar heeft, ligt de wereld haar verder best, zoals ze ligt. Toen Vader haar alle omgang met Guy verbood, is oude Jacob, de tuinman haar redder geworden. En onder de schijn van duivenliefhcbberij, heeft Dorothy briefwisseling gehouden met Guy. Nu heeft ze weer zo'n lief diertje in de handen. Dit beestje brengt weer be richt van Guy en over enkele dagen neemt het haar antwoord mee naar de geliefde. Daarom brengt ze het vlug naar z'n kooi. Als Vader nu straks Maar daar schiet haar iets te binnen. Vader is op deze warme Julimiddag te opgewonden, om haar straks nog eens te onderhouden over de duiven- liefhebberij Dat ze daaraan niet eer der gedacht heeft Cromwell, de grote Olivier Cromwell moet hier ergens in de buurt zijn en heeft Howard bericht gestuurd, dat hi3 hem deze middag zal kunnen bezoeken, om nog eens over de oude tik te spre ken Howard heeft naast C. n veil ge vochten bij Maston Moor en 'Vorcester en nooit raakt hij daarover uitgepraat. Zo is dit bezoek voor Dorothy enerzijds een gewenste afleiding, maar ander zijds denkt zij er met schrik aan. Uit flarden van gesprekken, die zy heeft opgevangen en die gevoerd wer den tussen haar Vader en neef Lucas, heeft zij begrepen, dat zij Cromwell willen waarschuwen voor een samen zwering tegen zijn leven. De Anabaptis ten, onder leiding van de beruchte ko lonel Sexby en de Roomsen schijnen sa men te spannen en neef Lucas heeft verzekerd, dat Guy Lacy daarbij ook betrokken ic. Dorothy is er in haar ziel van over tuigd, dat dit niet het geval is. Guy bemoeit zich niet met de politiek en bo vendien is hij een veel te nobel mens. ©m mee te willen doen met een samen zwering. Maar ja, de laster kan veel ankte raampje. Dan ziet ze door de oprijlaan de grote Protector te paard aankomen Hij is geheel alleen, zonder Nu moet Dorothy vlug naar beneden, zij moet de rol van gastvrouw vervul len, maar dat zal haar niet gemakkelijk afgaan, vreest ze. Vlug wordt de japon, die die morgen uit Londen voor de ge legenheid is aangekomen, aangetrokken en dan met de waardigheid van een deftige lady. stapt Dorothy de kamei binnen, waarin Cromwell, Howard en Lucas bij elkaar zitten. Doch zodra zij zich tegenover de ge vreesde Cromwell bevindt, zinkt haar al de moed in de schoenen. Straks meende zij. dat zij voor haar Guy wel tegen vijftig Protectors durft opnemen en nu voelt ze. dat ze deze ene op geen stukken na zal aandurven. Zulk een in druk maakt de grote man op haar Wilskracht, beslistheid en kracht spre ken uit zijn gehele persoonlijkheid en tegenover zulk een figuur voelt Dorothy zich ineens een heel klein en bedeesd meisje. Cromwell groet haar vriendelijk, hij aanvaardt eenvoudig de verversingen, die zij hem aanbiedt en toch en toch Dan opeens komt de slag. Howard begint te spreken over de sa menzwering én hij uit het vermoeden, dat ook Guy Lacy daarbij betrokken is en dat Dorothy van hem houdt. Het meisje wil nu opeens duizend dingen zeggen om de geliefde jongen te verde digen, maar helaas ze kan geen woord uitbrengen en als Cromwell haar aan kijkt, staan er tranen in haar ogen en zijn haar wangen hoogrood gekleurd. „Zo, zo, meisje", begint Cromwell „we zullen deze zaak eens nauwkeurig onderzoeken en als je vriend werkelijk schuldig wordt bevonden, zal je toch zeker wel zo wijs zijn je aan Vaders wens te onderwerpen?" En nu ineens heeft zij de woorden, die zij zoéven niet kon vinden. „Excellentie!" zegt ze met nadruk, „ik kan U verzekeren, dat Guy onschuldig is. Van huis uit is hij een Royalist, dat is zo, maar hij is veel te veel een man van eer. om zich af te geven met moor denaars en oproermakers. Zoiets doét Guy Lacy niet!" „Zwijg, Dorothy", zegt Howard streng, „denk er aan. jij bent nog maar een kind en jij weet van dergelijke zaken niets af. Daar komt nog bij, dat ik de overtuigende bewijzen heb. dat Guy wel medeplichtig is. Hij behoort bij een bende samenzweerders, die. als zij wisten, dat Zijne Excellentie zich thans hier bevindt, zeker niet zouden aarzelen, hein naar het leven te staan." „Ja. zo is het precies, Oom", valt Lucas nu bij, „de gedachtenis aan onze vroe gere vriendschap heeft mij tot nu toe mijn mond doen houden, daar schaam ik mij thans voor. Maar nu moet ik U beiden waarschuwen voor deze gevaar lijke jongeman. Ik behoef Uwe Excel lentie niet te vragen of zij de gevaarlijke en beruchte Anabaptist Colonel Sexby „Ja, die ken ik; ik heb vaak van hem gehoord", zegt Cromwell grimmig. „Welnu, deze man, die al zo vaak betrokken is geweest in samenzweringen tegen het leven van Uwe Excellentie, is thans weer in Engeland teruggekeerd en schijnt druk bezig te zyn nieuwe Molens in de Kiimpenerwaaid Glannen te smeden. Als *t U blieft, wilt deze eens inzien?" Dit zeggend overhandigt Lucas Crom well een bundel papieren. „Hier zijn de bewijzen", gaat Lucas voort, „dat hij kort geleden een nieuw complot gesmeed heeft. Er is een lijst bij van personen, die bij deze samen zwering betrokken zijn en U zult zien dat op die lijst ook de naam voorkomt van Guy Lacy! Ik heb zelfs personen gesproken, die er hun verwondering over uitspraken, dat zij Guy meer dan eens in gesprek hebben gezien met Sexby. Niet eens. maar verscheidene malen moet dat gebeurd zijn." „Zo zo", zegt Cromwell, „we zullen eens zien", en terwijl hij de papieren voor zich op de tafel uitspreidt, begint hij ze ernstig door te zien. Dorothy kan het op het ogenblik wel uitschreeuwen van angst en ellende. Ze ziet de donkere wolk op het voorhoofd van Cromwell, ze ziet de harde strenge uitdrukking in zijn ogen, die kort tevoren nog zo vriendelijk op haar gericht waren en zij vreest het ergste. O, hoe haat ze op dit ogenblik Lucas, die valse gluiperd. Ze haat hem nu dieper, dan ze ooit heeft gedaan. Hij weet wel. dat het meisje nooit met hem zal trouwen, dat Guy de liefde van haar hart heeft en dat vervult hem met Leven en overvloed 1657. zulk een jalouzie. dat hij graag Guy in het ongeluk wil storten. Cromwell heeft intussen de papieren doorgekeken en terwyl hij ze van zich schuift zegt hij: „Deze zaak vereist de meeste spoed, we moeten dadelijk maat regelen nemen" en terwijl hij Dorothy scherp aankijkt, zegt hij: „Je zult er goed aan doen. juffrouw Dorothy, door niet meei uitroeien, vóór het hen ge lukt, het land opnieuw in de ellende van een burgeroorlog te storten. En dat alles terwille van de beweerde rechten van de jonge man, die de zoon is van de gestorven koning" Hy neemt een stuk papier en schrijft daar vlug enkelo regels op. Dan vouwt hij het papier in vieren en overhandigt het aan Lucas. „Ga hiermee snel naar Farmwood en overhandig deze order aan de be velvoerende officier van mijn escorte. Maar maak haast, want het is van het grootste belang, dat de officier dit be richt onmiddellijk leest." Bedoeld is de latere Karei II, die destijds in ons land vertoefde en wel te Breda. (Vervolg op pag. 4) op Zich neemt, dan is het een voorbij lopen van Hem, als we zelf ook nog wat willen meedragen. Dit is juist de strijd voor ons geloof, dat we het moe ten aandurven de volle verlossing en de grote blijdschap te aanvaarden. Temidden van een wereld, die het merk van de dood draagt, midden in een samenleving, die ingesteld raakt op ontbering en leven aan de grens van het noodzakelijke, moet het Evan gelie weer gaan klinken. De dood is verslonden tot overwinning. En de rijkdom van Christus is uitbundig. Voor ieder, die in Christus gelooft, is er een leven in overvloed. In de schat van Gods barmhartigheden. Wie dit niet heeft, leeft niet vol doende uit de verlossing van Christus. Die laat zich door huurlingen van de wijs brengen. Door de schijn van vroomheid en van ootmoedigheid. Dit is ootmoed, dat ik dit woord geloof en me als een kind laat rijk maken. Mijn doodsangst moet ik weggeven aan Hem. Mijn gebrek moet ik laten ver vullen door Hem. Ik moet weer een kind worden, dat de armen vol heeft met geschenken, en er nog bij lacht ook. Dat niet angstig is voor verplich tingen. Bang is, dat het weer zal wor den afgenomen. Dat niet doet als de grote mensen, die het „heus veel te erg vinden". Ons leven is vaak een be schamende verloochening van de rijk' dom van Christus. En hoe zal een mens zonder God de weg vinden tot dit royale en heerlijke, als we zelf leven op een minimum? Ds. H. DE MOOR. Ik ben gekomen, opdat zij het leven hebben, en over vloed hebben. Joh. 10:10b. MERKWAARDIGE woorden. Is het dan niet zo, dat we als Christenen ons leven moeten afleggen, ons moeten verliezen? En is het niet een typisch- werelds begrip dat een mens overvloed moet hebben? Het klinkt zo uitbundig. En we zijn het niet gewoon in onze Christelijke samenleving deze woor den te gebruiken. Het leven is een ge stadige dood. We leven in een tranen dal. En we durven alleen maar te bid den om dat wat we hard nodig hebben. Geloof vragen we. Maar we vragen alleen om een sterking van het geloof, zodat we er precies mee toekomen. Het allernoodzakelijkste mogen we wel van Jezus vragen. Maar we zijn erg voorzichtig. Als we volkomen geluk kig zijn en alles in ons werk en gezin is, zoals we het graag zouden willen, worden we er wat huiverig van. Dat kan eigenlijk niet. Daar moet een reac tie op komen. En midden in de blijd schap overvalt ons de angst, dat het zo toch eigenlijk niet kan. Er zijn wel mensen zoals Luther, die kon genieten van het leven en kon roemen en zin gen. Maar dat zijn vreemde eenden in de bijt. We zijn wel wat jaloers op hen, maar hebben toch ook de gedach te, dat het zo toch niet normaal is. Leven op de grens van de dood. Leven aan de grens van de armoe, dat is het leven van de Christen. Het is geen wonder, dat het voor ons vreemde woorden zijn, die Christus hier gebruikt. Het wordt ook zo vaak heel anders voorgesteld. We hebben geleerd te beginnen met de armoe en dan tevreden te zijn als het nog wat meevalt. Maar Jezus stelt hier een heel andere regel. Leven en overvloed- Dat komt Hij brengen. De dood is voor Zijn rekening. De armoe en het gebrek, dat is Zijn deel. Er zijn huurlingen, die doen alsof ze herders zijn. Zij willen er zelf een mooi leven op na houden en gaan dan de schapen scheren en slachten. Zij moeten in het middelpunt staan. En het geluk en de blijdschap van de schapen deert hen niet. En midden tussen deze kwade herders staat Jezus. Ik ben de Goede Herder. Ik offer alles op, opdat zij het leven hebben en overvloed hebben. Dit is helaas nog volle realiteit. Het is erg goedkoop om de mensen het leven in al zijn volheid af te nemen. We vinden zelfs dat het ernstige men sen zijn, die ons voortdurend de don kere doodschaduwen doen zien. Die ons prediken, dat we maar erg sober moeten leven. Dat we al blij moeten zijn, als er een straaltje hemellicht op ons leven valt. Jezus noemt hen huurlingen. Want ze verloochenen de rijkdom van Chris tus. Als Hij onze dood en onze armoe ZONDAGSBLAD 9 DECEMBER 1950 7, V-let cjeóprek in de naaideoó „Hè, hè, zucht Moeder, al die ka potte kleren en kousen van die rak kers. Een mens is nooit klaar, van de morgen tot de avond werken en koken en 's avonds naaien en stop pen. Toch zou ik die lieverds niet willen missen. Maar nu ga ik naar bed, 't is voor vandaag welletjes." De deur van de kinderkamer, waar Moeder heeft zitten naaien, gaat dicht en alles is nu donker en doodstil. Floep, zegt de deksel van de naai doos en twee ogen van de schaar kijken over de rand heen „Hè, ik wou, dat ik een eind kon gaan wandelen. Ik heb twee ogen en twee benen en toch kan ik niet lopen. Altijd maar in de handen als er ge naaid wordt of in de naaidoos." En de schaar blijft mopperend over de rand hangen. ..Nu", zegt het rolletje rijggaren, „jij hebt geen klagen, knipschcar. Jij blijft altijd dezelfde, maar ik word steeds magerder en als er geen garen meer op me zit, gooien ze me weg." „Foei, wat mopperen jullie toch", zegt het speldekussen. „Dan ik. Ik heb een naar leven. Altijd wordt er in mijn lichaam geprikt en spelde- prikken zijn nog wel te verdragen, maar die dikke stopnaalden. Oh, dat is verschrikkelijk, dan voel ik me 's avonds zo ziek. Gelukkig is er steeds een nacht om weer bij te komen". „Zeg Vingerhoed, wat zeg jij van dat alles", vraagt Knipschaar. »n<?" „Wat zal ik zeggen. Ze kunnen mij nooit missen. Altijd zit ik aan zo'n vinger geplakt. Af en toe rol ik eens op de grond. Dat vindt ik fijn. Dan voel ik me veel vrijer dan in de naai doos en dan komt Minetje met me spelen en rollen we om het hardst door de kamer. Maar doordat ik zo'n lawaai maak tegen de stoelpoten, heeft Moeder me gauw weer ge vonden. Och, 't leven is nog niet zo kwaad." „Ik wou, dat jullie maar eens gin gen slapen, dat gebabbel altijd", zuchtte de klos lichtblauw garen. „Ie dere avond hetzelfde gemopper. We zijn toch op de wereld am te werken?" „Poeh", zei de stopnaald, „dat noemt ze werken. Ze ligt de hele dag keu rig in hetzelfde vakje in de naaidoos, 't Is een echt luxe-poppetje. Dan wij. stopnaalden. Ieder dag trekken ze ons door knollen van gaten, al maar heen en weer met meestal een dikke draad door m'n hoofd gehaald". Het klosje garen draait zich nuffig om. Ze wil niets meer met dat ge mopper te maken hebben. Ze voelt zich trouwens nooit op haar gemak in deze doos tussen al dat grove gedoe. Eens, lang geleden, lag ze on der glas in een Warenhuis en nadat ze een lange reis gemaakt had in een donkere boodschappentas, was ze in deze doos terecht gekomen, ver be neden haar stand. De andere morgen schijnt de zon vrolijk in de kinderkamer. De naai doos is dicht. Alles slaapt daarbin nen. Ook de schaar heeft zich maar in z'n lot geschikt en is gaan slapen, na eerst nog een blik op dat hoog moedige garenklosje geworpen te hebben. Moeder komt binnen. Ze moet van daag hard naaien, want Guusje moet naar een feest en r.u zou ze een lichtblauw jurkje krijgen. Fijn, dat er nu net nog een blauw klosje garen in de naaidoos is. Even later staat het nuffige klosje op de machine. Wat zou er nu gaan gebeuren. Ze begint langzaam in hel rond te draaien. Dan al maar harder en harder. Ze wordt er duizelig van. Ze voelt zich zo naar en zo ziek. Knap. De machine staat stil. Even later weer draaien en draaien. Knap. Weer stiL Moeder pakt het klosje van de ma chine, bekijkt het goed, trekt aan de zijde en gooit dan boos het klosje in de prullemand. Natuurlijk nog van die oorlogszijde, die is niets waard, rommel. Dan maar gauw even een nieuw gaan kopen. Moeder trekt haar mantel aan en gaat vlug naar de ma nufacturenwinkel. 't Is weer stil in de kinderkamer. Behalve in de naaidoos. Daar is het een gebabbel van jewelste. „Lekker, net goed, die nuf. In de prullemand, daar hoort ze", zegt de Knipschaar. „Luxe poppetjes, daar heb je niets aan; als ze moeten werken worden ze ziek", zegt het speldekussen. Allemaal zyn ze het er over eens, dat de nuf nu op haar plaats is. In de prullemand, daar hoort ze. Alleen de vingerhoed heeft mede lijden. „Als ik weer eens op de grond rol", zegt hij, „ga ik maar eens een bezoekje bij haar brengen, want ze kan het toch ook niet helpen, dat ze in de oorlog gemaakt is en niet sterk is." En het klosje zegt niets terug, wat ook het verstandigste is. Even later komt Guusje in de kinderkamer. Ze vindt het klosje in de prullemand en vraagt aan Moeder of ze nu ook mag naaien. Dat mag en als het klosje in Guusjes handjes is, voelt het zich dankbaar en tevreden, dat het toch nog ergens nuttig voor kan zijn. NETTY VAN DER ZWAN. Onze wekelijkse Brievenbus Beste Neven i Nichten! O, jongens, kyk czens door deVurtent Alles is zo wit daar buiten.t Moeder had wel goed gedacht: het heeft heel dik gesneeuwd vannacht! 'V' i MoorMoedor roept al van benedenk „Jongens,nu vlug 33n gaan kleden1 dan kun je vóór de school aangaat een sneeuwpop maken op de straat. Hup.een-twee-drie daarqaan 2cdar>: Roel en Klaas en kleine Jawj 2e eten vlug... dan jassen aan... o' hoera! 2e kunnen spelen gaan 'o 2e kneden en ze rollen maar <zn heel gauw is een sneeuwpop klaar.. i Ben winterpeen^e wordt zijn neus o A. kijk...lachen nu zyn ogen heusW - Moe zoekt een heel oud jasjz op °.\- t >,4 en zelfs <2cn hoedje voor de pop. F V* Nouzie eens aaneen keurig heer Maar., hoor! de schoolbel luidt alweer! 4 r Oef.als de school is uitgegaanf zien zy geen sneeuwmijnheer meer staan. fly had het met de zon zo kwaad... het dooit weer in de natte straat Allemaal goede Sint Nicolaas gehad, zeker? Ik dacht: jullie zijn allemaal nog zó vol van het feest van deze week, dat ik maar geen grote puzzle zal plaatsen. Ik heb een leuk verhaaltje van juffrouw v. d. Zwan, een gedichtje en een bab beltje met jullie. Lena de Vrij vertelt me. dat zij nieuwe schoenen heeft ge kregen van de Sint, een sjaaltje en nog veel meer. Nou, Lena, óf jy een goede dag hebt gehad! Jacob Verzaal zou zo graag, als Hans en Grietje afgelopen is, het sprookje van Sneeuwwitje of van Kleinduimpje in de krant willen hebben. Nou, Jacob, beloven kan ik niets, maar we zullen eens zien, hoor! Leuk, Rinkie Duiker, dat jullie allemaal zo graag de jeugdpagina lezen. Zaterdagsavonds gaan zij bij haar thuis om de beurt kijken, of de krant er al is. LucM Potman is toch zó blij. met het boek dat zii van Oom Ka- rel gekregen heeft. Het ging over poes jes en nu moet je weten, dat Lucij zo erg veel van dieren houdt! Nou. Jopie Voskamp, je had je oploss'ng helemaal goed hoor. En blijf je nu ook verder mee doen met de neven en nichten van Oom Karei? Corrie Den Hoed: mijn petje af voor je mooie handschrift, hoor. Je vraagt of ik blokschrift mooi vind. Ik moet daar ja op antwoorden, maar mooier vind ik een gewoon handschrift. Dat staat sier lijker vind ik. Piëta Karsemeyer schrijft, dat zy al tante is over vier nichtjes en drie neefjes. Aardig, Piëta! Aan alle jongens en meisjes moet ik nog even vertellen, dat zij post voor Oom Karei en Tante Lies ALTIJD kunnen sturen naar het bureau van de krant. Schrijf er maar op: Voor Oom Karei en Tante Lies en het komt voor elkaar! Hier komt Tante Lies Wim Mcls, dat was een moeilijk raad sel hoor. maar ik geloof, dat ik het wel weet. zijn het 21 letters? Greetje v. d. Hoeven en nog wat jongens en meisjes vragen of ze ook mee mogen doen met onze puzzles. Natuurlijk, dat hoef je niet eens te vragen, maar er wel om denken, dat je je oplossing altijd vroeg instuurt, dus voor Woensdag. Nou Tonny Bogaards. ik vind het heel flink van Nico dat hij zijn vriendje uit het water gehaald heeft. Is Keesje niet ziek geworden na zo'n koud bad? Bertje van Wageningen, ik geloof toch wel dat St Nicolaas ook jouw brief heeft gelezen. Ik meen nog, dat hij zei. dat je al zo mooi kon schry- ven. Hé. Alie Bakker, ik schrik er van, waarom wil Je zusje niet met ons mee doen? Ik denk vast wel, dat ze er spijt van zal krijgen en volgende week ook een oplossing inzendt! Bedankt voor j© leuke tekening Henny van Ry. nee, het was heus niet overdreven, alleen zitten we er nooit zo gezellig bij. Ja hoor Dick v. d. Burg, het adres op je brief is goed en we vinden het erg leuk, dat jij ook bij onze neefjes hoort. Simon Rijsdijk, zo geef Jy Kees gelijk. Nou ik niet hoor. Want ik had St. Nicolaas toch heus zelf gezien! Truus ter Haar. bedankt voor je foto. Je staat er echt leuk op hoor. Willy en Bram Koppert, jullie zijn vast ont zettend lief geweest, want jullie hebben zoveel gekregen deze week. Feliciteer je broertje maar van me. Jammer, Henk Kardol dat je de rebus niet begrepen hebt Volgende keer maar béter! De oplossing van de puzzle van de vo rige week is: 1. SLINGERAAP; 2. NEUSHOORN; BRILSLANG; 4. ZEELEEUW; 5. REN DIER; 6. STRUISVOGEL. De winnaartjes zyn: Rini de Koning, Pim Kempje, Annie van der Kaaden, Huib Noordzij en Rudolf van Dam en de troostprijsjes zijn voor: Geesje de Rui ter. Chrisje Gans. Ria Starre. Tineke v. d. Velde en Wim Oosterbeek. Voor deze week hebben we een „schuifraadsel". De onderstaande negen plaatsnamen moet je onder elkaar zetten en dan zo verschuiven, dat je van boven naar beneden de naam van een dex grootste steden in Nederland kunt lezen. De i Baarn, Hilversum, Vlissingen, Tiel, Roermond, Oosterbeek, Oudenbosch, Wageningen en Helmond. Jongens en meisjes, doe je best en vóór Woensdag insturen en dan allemaal maar weer de hartelijke groeten en tot vol gende week. TANTE LIES. veRteLb öoor inqA-BRitt dLLeRt qetekenö öoor nils hansson 81. „Dank U wel", snikte Grietje. 82. Grietje begon nu water te 83. Maar ze was nauwelijks bij 84. Grietje maakte een lange rij „Maar als u mij toch opeet, wil ik halen, maar steeds liep ze te be- de deur of de heks riep haar te- allermooiste bollen, maar inplaats liever samen met Hans opgegeten denken, hoe ze Hans zou kunnen rug. „Nu gaan we bakken, want worden". „Gekkigheid. Denk je helpen. De boze heks was juist ik wil lekker brood by het eten dat ik jullie beiden ineens opkan? bezig haar wratten wat te fatsoen- hebben. Stop jy krenten in 1 Wil je me soms pijn in mijn buik neren. Zou Grietje even de keuken deeg en maak kleine bolletjes bezorgen?" uitdurven om Hans te spreken? het deeg." i krenten had ze stenen in het deeg gestopt. De heks zou ten minste een flinke maagpijn op lopen als straf voor haar boos aardigheid.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 8