WÊM De schoenmakersdochter Niets ontbreken ^onzejeuqó-p&qinè^ 1 ©s <3} HANS en GRIETJE 2 ZONDAGSBLAD II NOVEMBER 1950 Fris weikje op een {risse morgen öoor Leo j. Leeuwis HET is tien uur" dacht Jannie Wes ting, „nu gaat hij koffie drinken". Lusteloos liet zij haar pink rusten op de wisseltoets van de schrijfmachine, terwijl zij neerkeek op de witte letters. „Koffie" spelde zij op het toetsenbord; rechts de k, schuin rechts er boven de o, dubbel f van links Zij schudde geërgerd haar hoofd, maar tegen wil en dank zwierf haar blik uit het raam der bovenverdieping van het grote uitgeverskantoor. Aan de overkant van het pleintje stonden arbeidershuisjes en winkels bescheiden op te kijken tegen het oude, statige herenhuis, waarin de uitgeverij was gevestigd. Achter het smoezelig-be- slagen raam van zijn winkel-werk plaats zat de schoenmaker. Hij had zorgelijke ogen, omrand door het staal van een goedkope, tuitelige bril. Op het gebarsten lederen voorschoot tus sen zyn knieën lag een hamer naast een herenschoen. De man dronk koffie. „Koffie" dacht het meisje. „Als ik goed luister móét ik hem horen slurpen." Ze blééf kijken, als gefascineerd door het schouwspel. De schoenmaker schommelde zijn kopje rond om de suiker met een laatste, schielijke teug mee naar binnen te spoelen. „Fini" zei het meisje met een vreem de bitterheid in haar stem, „dames en heren, de voorstelling is ten einde." Het schoenmakertje ging rustig zijn gang. Hij geeuwde eens, haalde de rug van zijn hand langs het stijve snorre tje en spijkerde daarna een nieuwe zool op de schoen. „Geachte toehoorders", mompelde Jannie Westing, „dat is nu mijn va der". Niemand hoorde haar. Een deel van het personeel der afdeling was met vacantie; de chef zat in een hoek t« telefoneren en een meisje was naar de directiekamer om stenografisch een verslag op te nemen. Toen de afdelingschef het gesprek had beëindigd en opstond, begon zij vlug te typen. Ze keek naar de vin gers, die snel het toetsenbord beroer den. „Ik moet mijn nagels lakken", dacht ze, „hoognodig lakken! Misschien komt hy vandaag. Misschien Beneden legde de schoenmaker zijn werkstuk terzijde. Hij keek verstolen naar boven, fronste de wenkbrauwen en beet zenuwachtig op zijn snor, toen hij de gebogen gestalte van het meisje in 't oog kreeg. Om twaalf uur trippelde de typiste met haar hooggehakte schoenen de trap af en stak het pleintje over. „Ik lijk wel een ster" dacht ze, „een ster, die een vaste baan beschrijft, om acht uur, twaalf uur, halftwee en vijf uur. Tussen kantoor en schoenmakerij. Wat een regelmaat, wat een regelmaat!" Ze liep snel onder de lindebomen door; struikelde bijna over haar eigen benen. „Niet omkijken" vermaande zij zichzelf, „vooral niet omkijken, Jean- nette! Ze staan je allemaal na te kij ken achter de ramen. Ze denken, dat je de schoenmaker op zijn snor zal zoenen. Want hy is tenslotte je vader." Het winkelbelletje rinkelde zenuw achtig, toen ze met een forse duw de deur openwierp. „Dag Jannie" zei de schoenmaker en hij probeerde te glimlachen, „alles goed gegaan vanmorgen?" „Goedendag" antwoordde zij. „Alles is best gegaan, lieve vader". Hy hoor de de spot in haar stem. Hij herhaalde ook die vraag met de regelmaat van de J>SALM 23 is de herderspsalm. We zullen er niet over twisten of het beeld van de herder tot het einde toe wordt volgehouden in deze psalm. Dit is zeker: in vers 1 wordt de heerlijkheid van Israels herder be zongen. Het lijkt een idylle. Ge ziet het vóór u: die herder, die de schapen in gra zige weiden voert en naar zeer stille wateren. Toch zijn er om deze psalm en in deze psalm spaixningen zó groot, dat ze eerst tot oplossing zijn gekomen aan het kruis van Golgotha. Het is niet zo maar, dat deze psalm in onze bundel volgt op psalm 22. Deze idylle komt op uit het nood weer van het: mijn God, mijn God. waarom hebt G\j mij verlaten? Er is nóg een spanning. Juist van Gods herderschap heeft Israël niets, maar dan ook niets ver staan. Als in de dagen van Zacharia, de profeet, God aan Israël vraagt om een taxatie van Zijn herderschap, dan weegt het dertig zilverlingen uit. Dat klok, iedere middag, twee minuten over twaalf. „O ja", zed hij vergoe lijkend, „dat zou ik niet meer vragen hè?" „Ach laat maar Zij liep door naar de kamer, van waar etensgeuren naar de winkel slierden. „Knollen?" vroeg zij op de drempel staande. „Ja" antwoordde de moeder, „ja, kind, het is een goedkoop en voedzaam eten." „Welja; smakelijk ook nog mis schien?" „Je vader is er dol op." „En ik vind knollen afschuwelijk." „Kind, schaam je, zulk kostelijk voedsel." De schoenmaker was stil binnenge komen. „Wees God dankbaar dat je nog wat krijgt" zei hij, kouwelijk de schouders optrekkend. ..Dankbaar., dankbaar..! Betaal ik .daarvoor kostgeld? Ik ga wel in de stad eten. Goedenmiddag." De deur sloeg met een klap dicht, zodat de bel opgewonden te keer ging. De twee mensen keken elkaar aan; de vrouw met een dampende pan knollen in haar handen, de ma* zenuwachtig prutsend aan zijn brilletje. „Dat is onze Jannie" zei de schoen maker zuchtend. „Ze heet Sjaanette tegenwoordig" antwoordde de vrouw. Zij gebruikten zwijgend de maaltijd, waarna de man op trage toon een Schriftgedeelte las. Schoenmaker Westing en zijn vrouw hadden het grootste deel van hun le ven doorgebracht in het rustige pol derdorp, waar zij geboren waren. Toen de tyden slechter werden, paarden tuigen en zadels steeds minder werden verkocht en gerepareerd, omdat de motor ook het dorp veroverde, kwarn het gezin in financiële moeilijkheden. De schoenmaker liet zich bepraten, om een zaakje in de grote stad over te nemen en op een goede dag vertrok het echtpaar met het achtjarige doch tertje Jannie naar de nieuwe woon plaats. waar duizenden schoenen wer den gesleten op het plaveisel. De overgang was groot. De ouders stonden hulpeloos en verward in het vijandige rumoer van deze vreemde gemeenschap. Zij zochten bescherming in het gehuurde huis op het pleintje, lieten zich by hun kerkgemeenschap inschrijven en zetten in stilte hun burgerlijk vreedzame leventje voort. Ook hier diende nog de zuinigheid in acht genomen te worden. De goedhar tige, bedeesde schoenmaker en zijn eenvoudige vrouw stelden echter hun betrouwen op God en deden zonder opzien hun werk, alsof zij nog voort leefden in het witgekalkte huisje aan de wetering. Toen Jannie van school kwam, kre gen zij de stadse meester op bezoek, die hun aanried het meisje te laten doorleren. Als meester die zij ken den van de kerk dat zei, moest het dan maar gebeuren. Zij namen de last op zich om Jannie verder te laten onderwijzen en bemerkten in hun argeloosheid pas laat, dat het meisje hen totaal ontgroeide. Zij was een mooie, kittige bakvis, rank van lichaam, scherp van verstand en met een groot aanpassingsvermogen. De stad, die met een ruk haar rustige groei naar het leven had onderbroken, zette haar ontwikkeling op een ander spoor en versnelde het tempo. Zij groeide de volwassenheid tege moet als een ontdekkingsreizigster, maar zag slechts de buitenkant der is de waarde van de gewaardeerde herder. Israël sloeg zijn herder aan het kruishout. Maar zo werd Hij juist in volle zin de Herder Israëls en werden wij de schapen Zijner weide. En dan treft u in psalm 23 het persoonlijke: mijn, mij. De Schrift is er vol van, dat God herder is. Maar dan van de kudde. Hier wordt gezongen, dat Hij het óók is van elk schaap in 't bijzonder. Lange tijd heeft de gedachte geleefd, dat het oude testament het persoonlijke niet kent. Psalm 23 zegt ons dat wel anders. Hier wordt het gezegd: onder al die millioenen vat Hij ook mij in het oog. De herder kent De herder kent mij. De herder zorgt voor u. De herder zorgt voor mij. 17 en mij voert Hij naar grazige weiden. U en mij leidt Hij aan zeer stille wateren. U en mij zal niets ontbreken. Wie kan nu nog volhouden, dat het persoonlijke aan het oude testament vreemd is? Niets ontbreken zegt de dichter. dingen. Het milieu in de schoenmakerij leek naar een eilandje van doodsheid en verveling in de maalstroom van het stadsleven. Voor het eerst voelde zij schaamte voor haar ouders, toen die haar na het examen stonden op te wachten in hun boerse kleren en dui delijk blijk gevend van hun zenuw achtigheid en spanning. Jannie kreeg haar diploma, ging naar een kantoor, nam avondlessen en verbeterde haar positie. In de schoenmakerij werd nog steeds het streekdialect gesproken, maar de dochter wende zich aan de stadse spraak. Met groeiende ergernis zag zij, dat de twee oudere mensen absoluut niet pasten in de nieuwe om geving en zich streng afzonderden van het rumoer, de verlokkingen en zon den van de grote stad. Jannie werd Jaenette. In de bioscoop ging een wereld voor haar open. Zy ontdekte daar de waarde van schoon heid en charme en verplaatste zich met gloeiende wangen in de sfeer van de sterren, de weelde van het papier- maché Zij maakte kennis met het vermaak voor de grote massa, voegde haar lenige lichaam naar het rhythme van de dans en meende haar schoonheid te verhogen door het gebruik van goedkope cosmetische middelen. Alras was Jannie Westing één van die leeg hoofdige, trippelende asphaltbloemen van een grote stad, die bang zijn van stilte en bezinning en voortdurend be dreigd worden door het verlies van haar laatste bolwerk: haar eer. Wat haar, zoals veel anderen, daarvan weer hield was een vaag verlangen naar een groot en zuiver geluk, dat eens puur en stralend in haar onbevredigende leven zou komen. En bovendien waren daar de vermaningen van de ouders. In het huis op het pleintje werd ge zucht en gebeden, vermaand en zacht verweten; zonder resultaat evenwel. Het meisje hoorde de Christelijke ver maningen aan, doch de woorden be hoorden voor haar gevoel tot een dode taal, totaal buiten het leven staande en zonder reële achtergrond. Ze zag het geloof als alle andere dorpse gewoon ten en zeden, die in de schoenmakerij in ere bleven. Wat zei het haar....? Diep in haar hart riep de echo met een zwak signaal, dat zij niet wilde herkennen Toen er een overschot aan vrouwe lijk kantoorpersoneel kwam en Jannie haar ontslag kreeg, wilden de ouders haar in de huishouding opnemen. Zij konden weliswaar het gedeelte van haar salaris goed gebruiken, maar zij hechtten er grote waarde aan, de doch ter onder hun hoede te houden. Ge deeltelijk ging hun wens in ver vulling, want toen Jannie een baantje kon krijgen op het uitgeverskantoor aan de overzij, nam zij dat haastig aan. Alles was haar beter dan een voort durend aanwezig zyn in de saaie, smakeloos ingerichte woning, met de trage drup der ouderlijke sermoenen. Toen zy in het kantoor een plaats kreeg toegewezen op de bovenverdie ping, waarvan tien ramen uitzagen op de overzij, waar haar vader dagelijks te kijk zat, bemerkte zij haar vergis sing. Haar afkomst, haar verleden, waaraan zij zich met alle macht poogde te onttrekken, demonstreerden zich daar dagelijks, ten aanschouwe van net hele personeel. Het altijd aanwezige beeld van de vader, gevat in de kozij nen van het winkelraam, maakte haar onrustig en opstandig. Aanvankelijk besloot zij, zo spoedig mogelijk van be trekking te veranderen, maar later solliciteerde zij toch slechts spaarzaam. Er was iets, dat haar bond aan die uitgeverij (Zie vervolg op pag. 5), We hebben dat zo berijmd: de Heer is mijn herder, ik heb al wat mij lust. Maar dat staat er niet. Als dat waar tuas. dat ik alles kreeg wat mij lust, dan zag het er in uw le ven en in mijn leven en in de wereld wel heel anders uit. Stel u voor: a) wat mij lust! Maar de dichter zegt: mij zal niets ontbreken. Dat is wat anders. Niets ontbreken, dat is: wat ik werkelijk nodig heb in mijn leven, dat zal de herder mij geven. En als hij 't mij ont houdt, is dat het bewijs, dat ik het niet waarlijk nodig heb. En och, wat heb ik nodig? Eigenlijk maar één ding.' We bekommeren en verontrusten ons over zoveel dingen, waarvan we me nen, dat ze ons niet ontbreken mogen. En maar één ding is werkelijk nodig: dat ik Jezus heb. Dat ik een Heiland heb. Dat ik een vernieler van mijn zonden heb. Dat schenkt Hij ons. En met Hem schenkt Hij ons alles. Wie Jezus heeft, ontbreekt het aan niets. Hij heeft het ene nodige. En al wat er ontbreekt, schenkt Hij om Zijnentwil mild en overvloedig. M. DEN BOER. Voorschoten. ZONDAGSBLAD 11 NOVEMBER 1950 j ^PriVtóeó OTlarijke^, WILDE ER MEER VAN WETEN En wie kan de namen van de zes bomen vinden? Beste Neven en Nichten! Er kw as me wat op het paleis Soestdijk! men op een dag alsmaar fotogra- de Koningin en de Prins met de vier Prinsesjes te kieken. De foto's moes ten in Engelse kranten staan, want jullie zullen wel weten, dat de Koningin en de Prins deze maand naar Engeland reizen, om de Engelse Koning te bezoeken. En daarom al die fotografen. De kleine Ma rijke. ons jongste Prinsesje, drentelde nieuwsgierig tussen al die mensen met fototoestellen door. Ze was toch wel benieuwd, hoe zo'n kiekkastje er nu precies uitzagWacht 'ns even, dacht Marijke daar stond, zó maar in het gras een foto-toestel. Dat was de kans van Haar leven, om eens even wat dichterbij te komen gluren bij zo'n apparaatje. .Een mooi kastje" peinsde Marijke, 't Is, dat het er allemaal glan zend nieuw uitzag, anders had ze toch wel graag eens even met zo'n toestel door de tuin gedraafd. Maar Moeder had haar bovendien geleerd, zoals alle moeders dat haar kinderen voorhouden, dat ze maar niet zo met haar vingertjes aan de spullen van grote mensen mocht komen. Dat had Marijke goed in haar oren geknoopt. Maar zó, even ernaar kijkennatuurlijk, dat mocht wel. En een andere fotoeraaf, vond dat allemaal zóaardig, dat hij er een plaatje van knipte. Dat plaatje zetten we vandaag op onze jeugdpagina en ik weet zeker, dat jullie het allemaal leuk vinden, om ons jongste Prinsesje zó te zien: ver diept in een groot fototoestel op een grasveld, dicht bij het paleis Allemaal dol op spelletjes zeker Liesje hinkelt op de straat. Zo, nu weet u alle dingen. U heeft ons nog wel nooit gezien, maar tóch gegroet van Nel en Lien! Ik sluit me geheel aan bij Nel en Lien. Nu ben ik er dus mooi van afgekomen, om jullie de oplossing te vertellen. Wat Nel en Lien zeggen is goed en voor het leuke gedichtje krijgen ze een prijsje Zes bomen zoeken Voor deze week heb ik een aardige bomen-puzzle voor jullie. Elk van de zes kleine plaatjes, die jullie op deze pagina vinden, stelt een bekende boom voor. Weet je wat ook grappig is? Als je nu die zes namen gevonden hebt, moet je me eens een paar spreekwoorden met het woordje „bomen" of „boom" er in bij je oplossing sturen, 't Is niet zo erg als je geen een spreekwoord weet, hoor. Stuur dan tóch de namen van de bomen maar, want daar gaat het tenslotte om. Ik heb nog'n paar brieven Nee, Barrie Kraaijeveld. natuurlijk ben ik niet boos, omdat je me zo raar hebt uitgetekend. Je wist bovendien niet of het wel zo raar was. want je hebt me nog nooit in levenden lijve gezien. Lieneke Vos vertelt me daar, dat ze nèt is als Jan op onze tekening van vorige keer. Ze houdt n l. ook van bokje springen. Mèt haar vriendinnetje gaat Lieneke al 5 jaar op een gymnastiekvereniging. Dat is even wat: een gymnastiekvereniging, die al in 1826 werd opgericht. Heb je dat wel goed, LienokeLoesje Engels heeft een klem broertje: Ernst, waar ze geweldig veel van houdt En ze 6tuurt me een aardig versje, waarvoor ik erg dankbaar ben. Jopie Bregman komt er eerlijk voot uit, dat ze aardappelen schillen niet zo'n erg prettig baantje vindt. Maar daarom doet ze het natuurlijk wèl als moeder het vraagt. Wat zal Cobie van Rijn trots ge weest zijn, toen ze zag, hoe vol de zaal wel was, waar de zangschool Lenteklok jes een uitvoering gaf. Cobie zingt nJ. ook in dat koortje mee. Cathrientje en Jan Greven heben me allebei een gedacht gestuurd. Cathrientje over de brieven van Oom Karei en Jan over.... mijn auto. Wat denkt Jan Greven van Oom Karei? Nee. Jan, zó rijk ben ik niet, maar ik be loof je. dat ik er een koop, zodra ik veel geld heb. En dan plak ik jouw versje op mijn voorruit. Als Joke Werkmeester haar oplossing in dichtvorm heeft gegeven, ver telt zij, dat de grote poes. die zij thuis hebben, erg lelijk doet tegen haar kinde ren. De vader van Joke denkt, dat de poes haar eigen kinderen niet meer kent. Je zou het wel denken. Joke.... 't Is maar te hopen, dat de poesen-moeder gauw haar leven betert, want zó hebben haar kleuters geen leven. Ondertussen weet Tineke Pronk, dat knikkeren een verbazend leuk spelletje is. Ze beeft al 92 glazen en 256 kalkknikkers. OOM KAREL. Beste jongens en meisjes! Soms krijg ik wel eens boze briefjes van onze nichtjes en neefjes. Ze schrij ven me dan. dat ze kwaad zijn, omdat ze nooit eens wat terug horen. Dat vind ik dan heel erg, maar we kunnen toch heus niet alle briefjes beant woorden en alle inzenders een prijsje geven. Weet je hoeveel nichtjes en neefjes oom Karei en tante Lies wel hebben? Vijfhonderd! Nee zeg, stel je toch voor, dat we die allemaal tegelijk in onze jeugdpagina moesten zetten, nee hoor, dat kan niet en het is niet eens leuk ook. Elke week een paar, afgesproken? We beginnen dan deze week met Nellie de Vlieger, die schrijft dat de laatste kruiswoordpuzzle precies het zelfde was als een poosje terug. Nee, Nelleke, het was wel zoiets, maar 't zelfde, nee hoor. Annemnrie van de Most stuurde me een heel mooi ge dichtje, als we plaats hebben zullen we het wel eens in de krant zetten, kijk dus maar uit! Edith Poot heeft drie zusjes en zij ls de oudste thuis. Is Sjaantje erg lief? Nee hoor, Tonny en Dineke Bogaards, jullie behoeven niet naar tante Greet te schrijven en jullie foto komt vast en zeker in de krant! Bedankt voor je puzzles „Blikoortje" maar voorlopig hebben we nog puzzles genoeg om in de jeugdpagina te zetten en die jy stuurde is wel een beetje te moeilijk voor de kleintjes, vind je ook niet? Dat was helemaal niet erg, hoor Jaap Ritmeester, dat je vergeten had te vragen of je mee mocht doen. We vinden het juist prettig een heleboel neven en nichten te hebben. Je puzzle kwam een beetje te laat binnen Maria van Breugel, er om denken dat ze Woens dag op de krant moet zijn, dus post hem voortaan maar ineens 's Maandagsmor gens dan is ze vast op tijd. Nou, Jannie te Mennepr, je vader en moeder hebben groot gelijk, dat je je vlechten niet mag laten knippen, een meiske van tien jaar met mooie vlechten staat toch immers echt leuk? Ja hoor, Annie Post, je had het adres goed op je brief gezet, ik ver wacht nu elke week een lange brief van je, afgesproken? Maple van de Sluys schrijft me, dat ze drie broers heeft en die hebben nog eens echte Hollandse namen: Jan, Piet en Klaas! Ja, Mapie, tante Lies hoopt ook voor je, dat de nieuwe juffrouw aardig is, en dat zal best wel, denk je ook niet? Als Riek Meeder haar oplossing instuurt maakt ze er altijd iets leuks van. Met de laatste kruiswoordpuzzle heeft ze er weer een mooi schilderijtje van gemaakt. Bedankt hoor Riekje! Leuk zeg, Maaike v. d. Wiel, om op een schip te wonen. Ga je ook op de schippersschool Laatst heeft de kat van Goris v. d. Bogert drie van zijn duiven opgegeten. Dat vond Goris heel erg jammer, maar nu zorgt hij er wel voor, dat de kat niet meer bij zijn duiven komen kan, niet? Natuurlijk vinden we het leuk, dat jullie ook met ons mee willen doen Lottie en YVim v. d. Linden, we rekenen nu elke week op jullie hoor! Zal Peter Burggraaf cr om denken, dat hij zijn oplossingen niet als „drukwerk" in mag sturen? Ja Hennie van RU, ik vind „Oude Bram" ook heel erg mooi. Heb je wel eens gelezen „De Roode Vlek"? Fijn hoor Corric Ouwens, dat je ook mee doet, krijg ik volgende week een lange brief van je? Lenie van Dijk heeft orgelles en kan al versjes spelen, leuk hoor, we komen eens naar je luisteren, goed? Jij wordt zeker wel een beetje verwend, Tonnie van Peer door je negen broers en zusjes. Leuke brieven kan jy schrijven Truus Voogt, doe je nu elke week met ons mee? Jannie Blonk vertelt me, dat ze zomaar 21 knikkers heeft gewonnen. Prachtig hoor! Wat kan jij goed tekenen Willy Koppert! Aad Berkman kan nog niet schrijven, want hij gaat nog maar pas op school, maar de oplossing wist hy wel, daarom heeft moeder hem maar geholpen. Geeft niets hoor, doe maar goed je best! Rietje Loch heeft de puzzle heel mooi gekleurd, 't is nu net een schilderijtje! Willie van Doorn is drie weken ziek geweest, maar nu is ze gelukkig weer beter. Gelukkigen 't Is als met lekkernijen: h*t beste hebben oom Karei en ik weer voor het laatst bewaard. Hier komen dan weer 15 namen van kinderen, die de komende dagen maar eens goed op de post moeten letten. Je zou ook kunnen zeggen: St. Nicolaas rijdt voor jullis al vooruit! Hier zijn ze dan. Gefelici teerd, Suzanne Knies, Tineke Meijer, Rietje Krijtenburg, Bram Mud de en Jaap Bergman. Jullie hebben 5 hoofd prijzen gewonnen. En kleinere ge schenken worden thuisgebracht bij: Jozephina Oudewater, Piet de Koning, Nelly van der Weerdt, Jacoba van der Plas, Agaat van der Plas. Barrie Kraaijeveld, Jan de Klein, Pim Blan ken, Piet van den Bos, Corrie Kley- wegt en Teunis Booy. Tot volgendi week maar weer en veel goede wen- sen vanQ0M KAR£L en TANTE UES Ik heb tenminste erg veel inzendingen ontvangen op de puzzle van de vorige week. Weet je hoe de oplossing was? Ja, zeker, want het was allemaal maar erg gemakkelijk, vonden jullie niet? Die Nel en Lien Breugem hebben iets aardigs van hun oplossing gemaakt. Een ge dichtje, luister maar: Leentje kan goed touwtje springen Keesje speelt nu blindeman En kijk eens.... hoe Cor tollen kan! Eefdie voetbalt op het land Greetje knikkert aan de kant Hoep'len is een fijne sport, waar Peter heerlijk warm van wordt. Jan gaat haasje over springen, OP ZOEK NAAR ZES BOMEN T it u= «O 67. Al heel vlug vielen de kin deren in slaap. Staka glimlachte, toen ze zag hoe mooi en blank de kindertjes waren. Ze was helemaal geen vriendelijke oude vrouw, ze was een heks, die kinderen ver leidde om bij haar binnen te komen, om ze daarna op te eten. 69. Kra-kra", zei de raaf alleen maar. Staka smulde van de zwarte koffie en toen de kinderen het ge- 68. „Hè, hè, nu zullen we eens een kopje koffie drinken", zei ze tegen de raaf, die ook in het huisje luid van ha„ ,lobbere„ ho„dï„, woonde. „Ik heb in jaren niet zo'n bewogen ze zich wat onrustig in hun goede vangst gehad. Ik was al bijna slaap. „Ga maar lekker slapen, gaan wanhopen een kans te kragen 'SUemomi>elde meisjes te proeven." worden opgegeten." 70. Maar toer ze kindertjes zat te "kijken, vond ze hen eigenlijk './at te mager. Het zou geen kwaad kunnen om ze eerst vet te mestèn. Als ze nog een paar dagen kon wachten, dan zouden ze zeker veel beter smaken. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 10