Reeds een eeuw wordt gewerkt aan het „Woordenboek der Nederlandsche Taal" Mej. dr J. H. van Lessen is thans „hoofdredacteur" Bij 't eerste hanengekraai uit de veren en met de kippen op stok Om elf uur 's avonds nog aan een zonnig strand E. en 0. en LAK. organiseren belangrijke expositie Doelbewust op niet-ingewijde af zeer Claude Debussy's „Pelléas et Mélisande" NIEUWE LEIDSCHE COURANT 3 ZATERDAG 14 OCTOBER 1950 En nog geen einde Men weef dat zo niet, maai achter één van de deuren in de Leidse Universiteitsbibliotheek is een aantal dames en heren bezig aan een werk, dat 100 jaar geleden begon. Aan lange talels zit men daar gebogen over allerlei soorten boeken, is men aan 't snuffelen in omvangrijke kaartenbakken of is men bezig witte en geelkleurige kaarten in te vullen. Dit groepje dames en heren is de redactiestaf van het „Woordenboek der Nederlandsche Taal". Mej. dr J. H. van Lessen, de huidige hoofd redacteur. was zo vriendelijk ons een en ander over dit enorme werk te vertellen. De stoot tot het werk in 1850 De stoot tot dit werk werd eigenlijk gegeven, toen. na de afscheiding van België, het Vlaams in dit land in de verdrukking kwam. omdat het zich moei lijk kon handhaven tegenover het Frans, dat een internationale voertaal was en waarvan de diplomaten zich bij voor keur bedienden. Al spoedig zochten zij, die de Vlaamse taal met hart en ziel liefhadden, steun bij dat andere grond gebied, waar dezelfde taal gesproken werd: Nederland. Zo ontstonden de Taal kundige Congressen, waaraan Nederlan ders zowel als Vlamingen deelnamen en waar men, ondanks verschil in nationali teit, elkaar vond in dat ene gemeenschap pelijke: de taal. In 1849 werd1 een voorstel ingediend om te geraken tot een taalkundig woor denboek, waarin een volledige beschrij ving zou worden gegeven van alle woor den. die in de Nederlandse taalsohat voorkomen. Zo begon het voorbereidende werk in 1850. precies een eeuw geleden dus. Uit voerige plannen werden uitgewerkt en weldra kon de redactie worden geïnstal leerd. Namens Nederland hadden hierin zitting prof. dr M. de Vries en dr L. A. te Winkel. De reuzenarbeid, die nu nog voortduurt en omstreeks 1980'70 zal beëindigd zijn, kon worden aangevangen. Het doel Wat nu is de opzet? Laten wij dr De Vries het woord geven, en citeren wat hij in zün Inleiding zegt over de doel stelling van bet Woordenboek: „Ziedaar dan het doel, dat ons voor oogen moest staan: een Taaimuseum te stichten, naar ons beste vermogen geëvenredigd aan de hooge waarde onzer Nederlandsche taal". En de samenstellers trachten dit te bereiken door een overzicht te geven van onze gehele taalschat, van het jaar 1500 af tot heden (de woordenschat van vóór 1500 is verzameld in een afzonder lijk Middel Nederlands Woordenboek), met een verklaring van de oorsprong, de verschillende betekenissen en de ont wikkeling dier betekenissen in de loop der geschiedenis, van elk woord dat deql uitmaakt van die taalschat. Men ziet: dit is geen geringe taak. Hoe is nu de werkwijze van zo'n re dactie? „Op bet ogenblik", zo vertelde mej. Van Lessen ons. „hebben wij vier redacteuren, evenveel redacteuren-in- ópleiding, een adjunct-redacteur en en kele assistenten. Het voorbereidend werk wordt gedaan door de assistenten. Zij hebben tot taak, alle woorden op te sporen in de bronnen, die we daartoe uitgekozen hebben. Van deze bronnen bestaat een heel register, dat werken bevat van allerlei aard, wat natuurlijk noodzakelijk is, om dat bepaalde woorden alleen maar ir bepaalde boeken voorkomen: denkt bijvoorbeeld maar aan technische ter men. Deze bronnen dateren van het be gin der 16de eeuw tot heden. De assistenten doen daarmee het voor bereidende werk: zij schrijven voor ie'dei woord de citaten uit, zó dat de betekenis, waarin het woord telkens gebezigd wordt, voldoende blijkt. De redacteur schift dan het materiaal dat hem aldus is aangebracht naar diverse betekenis sen, en tracht die zo helder mogelijk te omschrijven. Tevens doet hij de histori sche ontwikkeling dier betekenissen uit komen, door ze in een bepaalde volg orde te rangschikken, terwijl zijn laatste taak is de vorming en verwantschap van het betrokken woord op te sporen en in 't kort weer te geven". „Zijn de inzichten van alle redacties steeds dezelfde geweest?" .Nee. De allereerste redactie was wei nig historisch georiënteerd en sterk pu ristisch. In zijn Inleiding zegt De Vries dan ook: „Betoonen wij ten opzichte der vreemde woorden een billijke toegevend heid met volle gestrengheid daarentegen treden wij op, waar de bultenlandsche invloed onze taal in de hartader aar tast". „Hierdoor is, naar onze heden daagse begrippen, het eerste gedeelte van het Woordenboek niet geheel volledig. Onder de C bijvoorbeeld, zullen wij vergeefs zoeken naar woorden als „concreet", „constant" en dergelijke. Nü evenwel worden alle vreemde woorden, die in onze spreek- of schrijftaal in algemeen gebruik zijn geraakt, opgenomen. De onvolledigheid der eerste delen wordt bovendien nog vergroot door de vele nieuwe woorden vooral technische die naderhand in onze taalschat zijn opgenomen. Woorden als „dieselmotor", „radar", „televisie" zult U er dan ook niet vinden. Maar toch gebeurt het nu ook nog wel. dat wij het niet altijd met elkaar eens zijn over het opnemen van een be paald woord. Want dikwijls zijn de grenzen zo moeilijk te trekken. Als een modern dichter één of tweemaal een uitzonderlijk woord gebruikt, moeten wij het dan opnemen? Nee, zeggen wij. Maar als een woord nu eena wat vaker voorkomt, maar toch eigenlijk niet vaak genoeg om zelfs maar vaag bekend te zijn. wat dan? Ja, dan moeten we soms ineens de knoop doorhakken en een beslissing „En dode woorden?" „Die nemen we op. Dat moet ook wel. omdat ze in oude litteratuur voorkomen Terwijl wij met een gevoel van respect deel I van 't Woordenboek door bladeren, dat in 1862 voltooid was, ver telt mej. Van Lessen, dat zij o m. haar opleiding in dit werk* genoten heeft van dr Adriaan Beets, de eerste zoon uit het tweede huwelijk van Nicolaas Beets. Oak heeft zij de bekende dr Knuttel noj meegemaakt". „Er zijn nu twintig delen versche nen. We zijn nu aan de tweede helft van de T en het begin van de V. Dus het schiet wel op, maar het kan nog wel tien, vijftien jaar duren voor we geheel klaar zijn. En ocj», echt klaar komen we natuurlijk nooit, want intussen blijken de oude delen alweer incompleet geworden te zijn, doordat onze taal weer met vele woorden verrijkt is". Wij hebben gesnuffeld in deel I vai het Woordenboek, dat loopt van A to en met Ajuin; 1045 bladzijden; 4 pagina's met fijne letter bedrukt, handelen alleen al over het woord „acht". En wij dachten wel eens dat wij aardig thuis waren ir onze moedertaal, maar wanneer wi. woorden als „aaszakspeler", „pliek" er „redger" tegenkomen, gaan wij begrij pen. dat er aan onze kennis van he Nederlands wel iets ontbreekt maar vooral im «ehi iwm', gcbriiifcefykT Acht geven np. f| Hij geeft, geen acht op myiicn raad. Wit toch vlijtig acht- geven op zijuc vermanin gen. Ende gebruyekten waerseggerijeu ende gaven op vogclgescbrey acht, 2 Kon. 17, 17. Geef wd »cht, al» I» if" Acht slaan or,. Weinig agtslaan op zyne les- «a of ija voorbeeld, Blank. 8, 80. Dan zoudt gij, die»na al rajju treden teh, geen acht slaan op m(jn jwmdet, v. p„ palm Red. 1, 24. de wilt op haer gelioón noch lockse» acht wou dun. VOKMI. 8, 812, Hïfct gh'.ujr gesOntheit lief, ilaet acht op deaen raed. KOTO»»» 1, 790. Want dk uyt onbweheyt jfafet op geen acht en ilut Beklaegt hein meaigmée] waonc-er het is te last. C-ATt 1ÖW. In echt nemen4e\thans meest gewone nitdruk- kreg, waarin het denk bééld van oplettenin aanmer king nemen, nagenoeg in dat van betrachtentewerk- tttUen Overgaat. |j Wat moet men daarby in acht Pttnen? waarop meet men letten? Die proef is ge vaarlijk, er moet veel bij in acht genomen worden. Neemt, mijne woorden wel iii achtbetracht te. Voor schriften, regels, gewoonten, gebruiken, beleefdhetds- wrmeo in acht nemenze opvolgener aan voldoen. wie de regels der spraakkunst niet in acht neemt, vergrijpt zich aan de taal. Neem toch (1e burgerlijke Weefdheid in acht. De striktste betaaraiykheid SM Atóof 'imand in acht nemen, tegen hem up zijne hoede z(jnzich voor hem wachten. Neem u voor de vleiera in acht. Hij lokt mji met schoonc belof ten, maar ik zal mij voor hem in acht weten te ucmeu. Op dezelfde opvatting van acht bernst ook het Spreekt*. Acht is meer dan duizend (schert sende woordspeling met het telwoord acht), d. i. zorg vuldige behartiging aijner zaken is veel waard. xviMc k. 1) Voorheen bezigde roen acht ook, waar wjj thans achting gebruiken, in de uitdrukkin gen in acht zijnin acht houden, in achtingm waarde. All' uw* «értjen», alt' uw' haertjeiw Zyn ons nu ln eer en acht. aoiOBBS 1, 06. dit onguer beestdat noch het edel goudt Noch hellen diamant in acht of weerden houdt. cats 1, MO. 2) By SPiEoHiL vindt men acht staan, dat reeds in xynen tyd door het voorz. op gevolgd werd, ook gebezigd met den 40*" nv., als ware het een samen gesteld en bedrijvend ww.: „Slaat maar teeg hert achtHertsp2, 448). In 1620, zes jareo ba het verschijnen van den Hertsp., volgde de 88jarige von del dit na in zyn Hier. Verv. (by Y. L. 1,729).- Wy Prkst«ri\jclie Beijen Niet hebben scht gestegen En d'onrerwacbte plagen, Ên 't voorapoock dat om daegiycz met fanroestlug dreygde. Aan eeue bedorven lezing valt hier niet te den ken: de navolging van spieghel is blijkbaar. Zelfs is het licht mogdijk, dat dit gebruik van achtslaat» destijds in de volkstaal in zwang kwam, op dezelfde wijze als het geval whs met gadislaan, in welke uit drukking de fout door het gebruik geijld a. Aanlei ding tot de vergissing gaf waarschijnlijk de omstan digheid, dat men vroeger bij acht slaan ooi den 2<*° nv. gebraikte, evenals oij acht nemen zie buven ,3). Radicale ommekeer van onze dagindeling bepleit BIJ HET EERSTE HANENGEKRAAI uit de veren en met de kippen op stok. Daar komt heel in het kort het fantastisch plan, ontsproten aan het brein van prof. mr dr G. van den Bergh op neer, waarmede hij gedurende de lente- en zomermaanden een radicale ommekeer in onze inge roeste dagindeling wil brengen. s dagindeling ons aller klokje 's Middags om 2 uur vrij Dat plan betekent niets meer of minder, dan dat we in de volle zomer om 's ochtends vier uur al de wekker horen ratelen en ons om een uur of vijf, zes naar fabriek of kantoor spoeden, maar het betekent ook, dat we om twee uur in de middag onze dagtaak kunnen beëindigen met telkens maar weer een lange vrije middag voor de boeg om te genieten van de zomerse natuur, alsof het doorlopend vacantie ware. En om negen uur 's avonds slaat bij De windmolen .Jonge Pieter", die zoals bekend is te Leimuiden werd afgebroken, is thans te Schipluiden herrezen. Hier zal de uit 1772 date rende korenmolen voortleven, onder de naam JCorpershoek" an gehoorzaamheid. „Klokhervorming" noemt prof. Van den Bergh zijn geesteskind familiair, officieel: Hervorming van de wettelijke tijd. Waarom wil deze professor op een zo ingrijpende wijze aan onze dagelijkse gang van zaken tornen? In de eerste plaats om aan de grote meerderheid der werkers op iedere zomermiddag, zoals gezegl is, een vrije middag te midden der natuur te bieden. Verder om aan het verslapen van koste lijke daglichturen een einde te maken en als gevolg hiervoor op het gebruik van kunstlicht in de avonduren te sparen. Ook ziet de ontwerper tn klokhervor ming een middel tot productieverhoging, ant in de koele uren van de zomer- ochtendstond zou er meer gepresteerd ■orden dan b(J het zwoegen op de hete namiddaguren. Prof. Van den Bergh heeft regeling ontworpen, waardoor we bijna niet merken, dat we in het hartje van de zomer al om vier uur uit ons bed moeten. HU steK het uur van opstaan voor de hele zomer theoretisch vast op half zeven en toch zorgt hij er voor, dat we in feite enige tijd na de opkomst de veren zijn. Tijdsprongetjes Hoe hy dat wil doen, kunnep v best met een voorbeeld illustreren. Veronderstel, dat de zon medio Maart precies om half zeven opkomt dat onze tijd van opstaan is. De volgende dag komt de zon al twee minuten eerder over de Oosterkim gluren en om gelijke tred met de zon te houden, zouden we dus om twee minuten moeten opstaan. We 9taan ook inderdaad om die tijd op, maar we maken ons zelf wijs, dat het half zeven is en dus moet onze klok een zetje van twee minuten hebben. Dat is de hele truc. Zo doen we SI dagen achtereen, i 10 Maart tot 29 Mei. iedere dag sprongetje van twee minute» vooruit bereiken daarmee dus een vervchuiving van 162 miruten of wel 2 uur en 41 nuten of wel 2 uur en 42 minutr*. horloge dus op 29 Mei half aangeeft, is het in werkelijkheid nog a12 minuten voor 4. Van 30 Mei t.m. 30 Juni wordt geen enkele tijdsprong gemaakt, doch 1 Juli t.m. 16 October springen we iedere dag 1% minuut achteruit. Dat is een periode van 108 dagen; 108 maal lü minuiit is weer precies 162 minuten. Dan dus tot de gewone tijd terug gekeerd. En van 17 October t.m. 9 Maart doen we normaal als altijd. Het gevolg van deze tydverschuiving o.a., dat de zon op de langste dag niet n pLm. half negen, maar twee drie kwartier later, dus om ruim ondergaat, zodat we tot een dergelijk at uur 's avonds nog op een door de >n beschenen strand kunnen zitten. Uurwerken mei knoppen Het bezwaar om telkens de klokken bij te moeten stellen, acht de professor niet groot, want ook thans zijn er heel wat uurwerken, die dagelijks wat voor- of achteruit gezet moeten worden, maar de professor doet tevens een methode lan de hand om zelfs aan het euvel der .tijdsprongen" te ontkomen. Het is een oplossing, waarvan hij zelf zegt. dat het aanvankelijk wellicht ietwat zonderling aandoet. Het komt hierop neer. dat de klokken van 10 Maart t.m. 29 Mei 2 minuten per dag vlugger moeten lopen en van 1 Juli t.m. 16 October 1% minuut langzamer. Het kompas der uurwerken moet dan viermaal per jaar worden versteld. r de toekomst slet de professor reeds uurwerken, die van drie knoppen zijn voorzien: 1. gewone gang; 2. snelde gang 3. vertraagde gang. Een fantastisch plan? Och, het heeft aanlokkelijke kanten, maar de wijzers der uurwerken zullen wel lang onge stoord kunnen wentelen, eer een versnel lingsnaaf hun gang bespoedigt of traagt. En ter leringe van hen, die het plan bespottelijk vinden, dit: De Engelse architect William Willot (1856—1915) de geestelijke vader van de z.g. „zomer tijd", werd om zijn denkbeeld aanvanke lijk ook bespot en gehoond en nu is ei een bescheiden gedenkteken voor hem opgericht. Wie de finesses der klokhervorming wil weten, leze het boek onder deze titel, dat verschenen is bij H. D. Tjeenk Wil link en Zn's Uitgeversmij. te Haarlem. Spaak, voorzitter van de Europese Assemblée, gaat een fournée door Euro pa maken, om de animo te verhogen voor de Europese eenheid. Achtereenvolgens bezoakt hij Parijs, Kopenhagen, Stock holm, Londen, Rome, Straatsburg Bonn. Even een „overstapje" naar Marokko, om een kopje koffie te drin- keivl SINDS 1850 werkt men te Leiden aan het „Woordenboek der Neder landsche Taal". Hier ziet men een gedeelte van een bladzijde uit deel 1, dat 1045 pagina's omvat (Foto N. v. d. Horst) Koningin zal „Litteris Sacrum" zien spelen In Kon. Schouwburg in Den Haag Tijdens het officiële bezoek, dat Koningin Juliana aan Den Haag zal brengen, zal Zij „Litteris Sacrum" aan het werk zien. Deze Leidse amateur toneelvereniging zal evenals „Multatuli" (Delft), „Comedia" (Hellevoetsluis) en „Eloquentia" (Voorburg) een één-acter van een moderne schrijver, handelend over een Zuid-Hollands onderwerp, op voeren.. „Litteris Sacrum" zal „Het laat ste archief" van A. den Hertog op de planken brengen. De heer Bob de Lange uit Den Haag voert de regie, terwijl de décors zijn ontworpen door de heer Joost van den Grinten uit Delft. Shaw heeft aan de „Daily Mail" meegedeeld, dat het laatste werk, waar aan hij voor zijn val in de tuin was be gonnen, nooit zal worden voltooid, om dat hü er niet meer toe in staat is. GEZINSWEEK IN LEIDEN Evenals andere jaren In October Is ook dit jaar door de landelijke „Gezins- week-Commissie der Ned. Prot. Kerken" (met de Oud-Katholieke Kerk en het Leger des Heils) een „gezinsweek" uit geschreven, namelijk van 15—22 October. Waarom één week in het jaar een speciale Gezinsweek? Omdat de Kerk verantwoordelijkheid heeft voor het gezin. De Kerk moet paraat zijn, juist in deze tijd, in het geven van leiding, voorlichting en hulp op het terrein van huwelijk en gezin. Hoevelen zitten niet met vragen over sexualiteit, huwelijk en gezin. De Kerk wil uitspreken, dat het gezin als een onaantastbare ordening moet worden beschouwd. In deze bijzondere week willen de kerken zich dus bezinnen op deze taak, die zij hebben tegenover de maatschappij, waarvan het gezin de Wat gebeurt er in deze Gezinsweek te Leiden? Morgenochtend om tien uur spreekt in de Pieterskerk ds H. A Visser van Am sterdam over de spanningen in het ge zin. „Gezinszorg" van de Ned. Hervorm de Gemeente nodigt u vervolgens uit een samenkomst op Dinsdagavond 17 October om 8 uur in het wijkgebouw ..Levendaal" bij te wonen, waar ds D. Kuilman zal spreken over het onderwerp: „Strijden voor een goed huwelijk- en vragen te stellen. Op Zondagmorgen 22 October om half elf vindt in het Luxor- theater aan de Stationsweg een nabespre king plaats onder leiding van ds M. W J. Geursen over de film „Zo begint het leven", die in verband met de Gezins week van 1319 October in deze bio scoop draait. De film behandelt enkele problemen die op het terrein van sexuali teit en huwelijk liggen. Op die Zondag vindt des avonds om 7 uur ook nog een bijzondere dienst plaats naar aanleiding van deze film. Sprekers hierin zijn de arts A. H. Ferguson en ds Geursen. De samenkomsten en kerkdiensten zijn voor ieder toegankelijk. Twee arbeiders werden zwaar gewond, negen voorbijgangers liepen lichte ver wondingen op en 10 auto's werden beschadigd, toen op Londen's Oakley Square een steiger instortte. Het verkeer werd geruime tijd gestremd, omdat met het opruimen van de ravage uiteraard wel enige uren gemoeid waren „Van Fantin Latoui tot Picasso" Het is nog altijd een kwestie van „ingewijde-zijn", voor wie met de „mo derne" schilderkunst ernst maakt en zich niet tevreden stelt met een of andere niets-zeggende en vooral denigrerende frase. En dat getal „ingewij den" is nog steeds betrekkelijk gering, ook in intellectuele kringen. De ten toonstelling, die de stichting K. en O. en 't Leids Academisch Kunstcentrum gisteren in de Lakenhal openden, mag dan ook als een daad van culturele betekenis worden beschouwd. De expositie „Van Fantin Latour tot Picasso" gaat doelbewust op de niet-ingewijde af, roept, voor wie geen totaal vreemde is, direct de gedachte aan twee duidelijke hoogtepunten op en laat op evidente wijze de ontwikkelingsgang zien vqn de kunst uit het midden der vorige eeuw-tot aan de. tijd .ncu de eerste wereldoorlogTeke'- ningen en enig beeldhouwwerk mochten daarom ook niet onthrek£n. De verzameling Kröller-Müller. van waar het geëxposeerde stamt, gaat uit van de tegenstelling realisme-idealisme. In dat idealisme vinden we dan het cubisme en de totaal-abstracten, in het realisme vooral het impressionisme. Dit standpunt maakt het duidelijk, enkele richtingen in deze ver ontbreken: het expressionisme en de „fauves". Dat Vincent van Gogh er des ondanks zo'n grote plaats kon inn< pleit voor de objectiviteit van de hier tentoongestelde de voorraadkamers namelijk het beroemde museum op de Hoge Vel uwe afkomstig is. betekent dit niet, dat nu ook met minder fraai werk de dag gekomen wordt. Het museu en veel te klein om de totale rondleidingen zullen het verloop van de tentoonsteUing het niet begrepene duidelijk maken. Dat zal wel neerkomen op een principiële dediging van het recht van de „moder ne" abstracte kunst om zich kunst noemen. Maar om te begrijpen is méér nodig: vooral een zich open stellen voor de bedoelingen van de kunstenaar. De opening Namens het L.A.K. sprak prof. dr J. H. Oort het woord van welkom tot de vele genodigden, die van hun belang stelling kwamen getuigen in de grote pers van de Lakenhal. Bij ontstenten: van prof. dr J. G. van Gelder, secretaris De heer Bremmer bond zijn gehoor op het hart tegenover deze kunst „zeer nederig en eerbiedig te zijn". Het kan zijn, dat men een schilderij associatief zeer mooi vindt, maar dat het in feite een prul is. Men late zich bij deze appreciatie niet van de wijs brengen, maar trachte ook de weg naar de kunst werken te vinden, waarvoor men géén associatieve belangstelling heeft. Men late zich óók niet in de war brengen door dat, wat in de kunst steeds veran dert; het essentiële, de emotie verandert nooit. De heer Bremmer was tenslotte van oordeel, dat in de moderne kunst het conflict tussen individu en groep wordt uitgevochten. "fa rijn openingswoord -wees de loco- burgemeester. wethouder J. C. van Schaak er op, dat de snelle- ontwikke lingsgang van de kunst in de laatste eeuw gelijke tred houdt met die van de beschaving in haar geheel, van de tech niek vooral. Voorts zei de wethouder het te betreuren, dat ook blijkens het hier tentoongestelde alleen een be paalde bovenlaag van de bevolking aan dit proces schijnt deel te hebben. Hier ligt een taak voor de opvoeders van het volk. Tenslotte deed de ontwikkelingsgang van een schilder als Van de Leek spr. zich afvragen, of het de kunstenaar was, die hier de maatschappij, of dat de maatschappij de kunstenaar de rug heeft toegekeerd. Vol reverentie voor de Franse geest, die nog steeds zo bevruch tend blijkt te werken, hoopte spr, dat andere rangschikking tot stand moet Wat vandaag aan de dag niet aan de beurt is, kreeg een kans in i de principes, by Kröller-Müll< twee tekeningen var kunstenaar mee naar I Isaac Israëls. Breitner, Floris Verster, Gauguin. Ensor. Paul Signac, Jan Toorop Rivera, Mondriaan, Van der Leek, Jac. van Looy, Thorn Prikker en John Raedecker. namen dus om van te water tanden. En men vergete daarbij de beeld- houwers niet: Jos. Mendes da Costa,1 John Raedecker en Hildo Krop fi- guren, die ieder toch horen zeggen pleegt te kennen. Inaugurele rede van prof. dr E. W. Schallenberg Zonder enige twijfel is Debussy's werk in geniaal en oorspronkelijk kunstwerk, aar het is evenzeer een compositie, ge boren uit leed Behalve door het schep pingsproces zelf berokkende „Pelléas et Mélisande" Debussy nog andere pijni gingen. En groot zal het getal minnaars deze muziek wel nooit worden. By de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar in de muziekge schiedenis aan de rijksuniversiteit te Leiden, werd door dr E. W. Schallenberg rede uitgesproken, die Claude De- bussy's „Pelléas et Mélisande" behan delde. Waar het spr. voorkwam, dat de benaming „muzikaal evangelie" te licht vaardig wordt gebezigd, indien men daarmee slechts wenst aan te duiden, dat of ander kunstwerk naar zuiver aesthetische maatstaf gemeten aan de hoogste eisen voldoet, werd dit criterium allereerst op zijn mérite beproefd. Spr. kwam daarbij tot de conclusie, dat er werken van zeer uiteenlopende aard zijn, eer of mindere mate tot de „muzikale evangeliën" gerekend zouden mogen worden. Daaronder ook. aldus dr Schallenberg, de „Pelléas et Mélisande' Claude Debussy's levenswerk. Zoals men zal weten, is de basis va: dit werk een evenzeer beroemd drama van Maeterlinck, dat Debussy niet door zijn dramatische kracht, noch door zijn pathos zal hebben aangetrokken, i door de mogelijkheden tot het scheppen van stemming en sfeer, die het stuk zich bergt. De keuze stempelt Debussy tot een impressionistisch kunstenaar. De zeldzame aesthetische waarde het ongewoon zelfstandige karakter het werk springen duidelijk in het oog naast Wagners „Tristan und Isolde" er Moessorgsky's „Boris Godoenoff". Ol Debussy er in geslaagd is. een „de ge hele Franse aard typerend werk" t€ leveren, is intussen een tweede. Hetgeen door prof. Schallenberg uitvoerig aangetoond. Prof. Schallenberg was sinds 1932 privaat-docent in de muziekgeschiedenis de Leidse universiteit. De nieuwe hoogleraar, die te Rotterdam geboren werd. wordt op 15 November a s. 57 jaar oud. Hij is een leerling van prof. Hui- zinga, onder wiens leiding hij aan de Leidse universiteit geschiedenis stu deerde. en later ook promoveerde. Thans is dr Schallenberg leraar aan de gemeen telijke H.B.S.. waar hij les geeft in geschiedenis en Nederlands. Sinds 1940 treedt dr Schallenberg ook op als hoofd leraar in de muziekgeschiedenis aan de school der maatschappij voor toonkunst te Leiden. Hij is lid van talrijke enigingen en genootschappen en verschenen vele publicaties van Ook de Prins op de achtste wegverkeersdag De minister van Verkeer, mr D. G. W. Spitzen, zal op Vrijdag 27 Oct in Pulchri de 8ste Wegverkeersdag van de KNAC openen. Prins Bernhard zal een deel de vergadering by wonen. Vincent van Gogh „Portret van de zouaaf Milliet", olieverf, aanwezig op de tentoonstelling „Van Fantin Latour tot Picasso" rijksmuseum Kröller-Müller. was als deze expositie, bedoeld voor Leiden en spreker uitgenodigd de mentor van de verre omstreken, ook inderdaad velen collectie, de 79-jarige heer H. P. Brem-1 mocht trekken. mer. die het hier tentoongestelde een Namens K. en O. en het Leids Acade- goede keuze noemde uit het tien maal misch Kunstcentrum dankte de voor- zo grote geheel. Spr. memoreerde de züter van K. en O., de heer H. de Wilde, geschiedenis van het ontstaan van dej wethouder van Schaik, de directeur van collectie en vertelde op geestige wijze, het KrÖller-Müller-museum. de heer A. hoe mevrouw Kröller omstreeks 1907 M. Hammacher, zijn wetenschappelijk- met hem in kennis was gekomen. „U assistente, mej. H. van Hoorn, de heer weet wat. ik wil wat en mijn man heeft Bremmer, drs E. Pelinck. directeur van het geld!" Het eerste schilderij, dat re- de Lakenhal, het personeel van de La- sulteerde uit de genoemde samenwerking kenhal en last not least, de heer M. was „II viert de loin van Gabrièl' Jonkman, d:e als lid van de tentoon- Gelukkig, aldus de heer Bremmer, stellingssectie bergen werk verzette I c. Th. kwam er nog héél t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 3