Reeds een eeuw wordt gewerkt aan het
„Woordenboek der Nederlandsche Taal"
Mej. dr J. H. van Lessen is thans
„hoofdredacteur"
Bij 't
eerste hanengekraai uit de veren
en met de kippen op stok
Om elf uur 's avonds nog aan een
zonnig strand
E. en
0. en LAK. organiseren
belangrijke expositie
Doelbewust op niet-ingewijde af
zeer
Claude Debussy's „Pelléas et Mélisande"
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
3
ZATERDAG 14 OCTOBER 1950
En nog geen einde
Men weef dat zo niet, maai achter één van de deuren in de Leidse
Universiteitsbibliotheek is een aantal dames en heren bezig aan een
werk, dat 100 jaar geleden begon. Aan lange talels zit men daar gebogen
over allerlei soorten boeken, is men aan 't snuffelen in omvangrijke
kaartenbakken of is men bezig witte en geelkleurige kaarten in te vullen.
Dit groepje dames en heren is de redactiestaf van het „Woordenboek
der Nederlandsche Taal". Mej. dr J. H. van Lessen, de huidige hoofd
redacteur. was zo vriendelijk ons een en ander over dit enorme werk
te vertellen.
De stoot tot het werk
in 1850
De stoot tot dit werk werd eigenlijk
gegeven, toen. na de afscheiding van
België, het Vlaams in dit land in de
verdrukking kwam. omdat het zich moei
lijk kon handhaven tegenover het Frans,
dat een internationale voertaal was en
waarvan de diplomaten zich bij voor
keur bedienden. Al spoedig zochten zij,
die de Vlaamse taal met hart en ziel
liefhadden, steun bij dat andere grond
gebied, waar dezelfde taal gesproken
werd: Nederland. Zo ontstonden de Taal
kundige Congressen, waaraan Nederlan
ders zowel als Vlamingen deelnamen en
waar men, ondanks verschil in nationali
teit, elkaar vond in dat ene gemeenschap
pelijke: de taal.
In 1849 werd1 een voorstel ingediend
om te geraken tot een taalkundig woor
denboek, waarin een volledige beschrij
ving zou worden gegeven van alle woor
den. die in de Nederlandse taalsohat
voorkomen.
Zo begon het voorbereidende werk in
1850. precies een eeuw geleden dus. Uit
voerige plannen werden uitgewerkt en
weldra kon de redactie worden geïnstal
leerd. Namens Nederland hadden hierin
zitting prof. dr M. de Vries en dr L. A.
te Winkel. De reuzenarbeid, die nu nog
voortduurt en omstreeks 1980'70 zal
beëindigd zijn, kon worden aangevangen.
Het doel
Wat nu is de opzet? Laten wij dr De
Vries het woord geven, en citeren wat
hij in zün Inleiding zegt over de doel
stelling van bet Woordenboek: „Ziedaar
dan het doel, dat ons voor oogen moest
staan: een Taaimuseum te stichten, naar
ons beste vermogen geëvenredigd aan de
hooge waarde onzer Nederlandsche
taal". En de samenstellers trachten dit
te bereiken door een overzicht te geven
van onze gehele taalschat, van het jaar
1500 af tot heden (de woordenschat van
vóór 1500 is verzameld in een afzonder
lijk Middel Nederlands Woordenboek),
met een verklaring van de oorsprong, de
verschillende betekenissen en de ont
wikkeling dier betekenissen in de loop
der geschiedenis, van elk woord dat deql
uitmaakt van die taalschat. Men ziet: dit
is geen geringe taak.
Hoe is nu de werkwijze van zo'n re
dactie? „Op bet ogenblik", zo vertelde
mej. Van Lessen ons. „hebben wij vier
redacteuren, evenveel redacteuren-in-
ópleiding, een adjunct-redacteur en en
kele assistenten. Het voorbereidend
werk wordt gedaan door de assistenten.
Zij hebben tot taak, alle woorden op te
sporen in de bronnen, die we daartoe
uitgekozen hebben.
Van deze bronnen bestaat een heel
register, dat werken bevat van allerlei
aard, wat natuurlijk noodzakelijk is, om
dat bepaalde woorden alleen maar ir
bepaalde boeken voorkomen: denkt
bijvoorbeeld maar aan technische ter
men. Deze bronnen dateren van het be
gin der 16de eeuw tot heden.
De assistenten doen daarmee het voor
bereidende werk: zij schrijven voor ie'dei
woord de citaten uit, zó dat de betekenis,
waarin het woord telkens gebezigd
wordt, voldoende blijkt. De redacteur
schift dan het materiaal dat hem aldus
is aangebracht naar diverse betekenis
sen, en tracht die zo helder mogelijk te
omschrijven. Tevens doet hij de histori
sche ontwikkeling dier betekenissen uit
komen, door ze in een bepaalde volg
orde te rangschikken, terwijl zijn laatste
taak is de vorming en verwantschap van
het betrokken woord op te sporen en in
't kort weer te geven".
„Zijn de inzichten van alle redacties
steeds dezelfde geweest?"
.Nee. De allereerste redactie was wei
nig historisch georiënteerd en sterk pu
ristisch. In zijn Inleiding zegt De Vries
dan ook: „Betoonen wij ten opzichte der
vreemde woorden een billijke toegevend
heid met volle gestrengheid daarentegen
treden wij op, waar de bultenlandsche
invloed onze taal in de hartader aar
tast".
„Hierdoor is, naar onze heden
daagse begrippen, het eerste gedeelte
van het Woordenboek niet geheel
volledig. Onder de C bijvoorbeeld,
zullen wij vergeefs zoeken naar
woorden als „concreet", „constant"
en dergelijke. Nü evenwel worden
alle vreemde woorden, die in onze
spreek- of schrijftaal in algemeen
gebruik zijn geraakt, opgenomen.
De onvolledigheid der eerste delen
wordt bovendien nog vergroot door
de vele nieuwe woorden vooral
technische die naderhand in onze
taalschat zijn opgenomen. Woorden
als „dieselmotor", „radar", „televisie"
zult U er dan ook niet vinden. Maar
toch gebeurt het nu ook nog wel.
dat wij het niet altijd met elkaar eens
zijn over het opnemen van een be
paald woord. Want dikwijls zijn de
grenzen zo moeilijk te trekken. Als
een modern dichter één of tweemaal
een uitzonderlijk woord gebruikt,
moeten wij het dan opnemen? Nee,
zeggen wij. Maar als een woord nu
eena wat vaker voorkomt, maar toch
eigenlijk niet vaak genoeg om zelfs
maar vaag bekend te zijn. wat dan?
Ja, dan moeten we soms ineens de
knoop doorhakken en een beslissing
„En dode woorden?"
„Die nemen we op. Dat moet ook wel.
omdat ze in oude litteratuur voorkomen
Terwijl wij met een gevoel van
respect deel I van 't Woordenboek door
bladeren, dat in 1862 voltooid was, ver
telt mej. Van Lessen, dat zij o m. haar
opleiding in dit werk* genoten heeft van
dr Adriaan Beets, de eerste zoon uit het
tweede huwelijk van Nicolaas Beets. Oak
heeft zij de bekende dr Knuttel noj
meegemaakt".
„Er zijn nu twintig delen versche
nen. We zijn nu aan de tweede helft
van de T en het begin van de V.
Dus het schiet wel op, maar het kan
nog wel tien, vijftien jaar duren voor
we geheel klaar zijn. En ocj», echt
klaar komen we natuurlijk nooit,
want intussen blijken de oude delen
alweer incompleet geworden te zijn,
doordat onze taal weer met vele
woorden verrijkt is".
Wij hebben gesnuffeld in deel I vai
het Woordenboek, dat loopt van A to
en met Ajuin; 1045 bladzijden; 4 pagina's
met fijne letter bedrukt, handelen alleen
al over het woord „acht". En wij dachten
wel eens dat wij aardig thuis waren ir
onze moedertaal, maar wanneer wi.
woorden als „aaszakspeler", „pliek" er
„redger" tegenkomen, gaan wij begrij
pen. dat er aan onze kennis van he
Nederlands wel iets ontbreekt
maar vooral im «ehi iwm', gcbriiifcefykT
Acht geven np. f| Hij geeft, geen acht op myiicn
raad. Wit toch vlijtig acht- geven op zijuc vermanin
gen. Ende gebruyekten waerseggerijeu ende gaven
op vogclgescbrey acht, 2 Kon. 17, 17.
Geef wd »cht, al» I»
if"
Acht slaan or,. Weinig agtslaan op zyne les-
«a of ija voorbeeld, Blank. 8, 80. Dan zoudt gij,
die»na al rajju treden teh, geen acht slaan op m(jn
jwmdet, v. p„ palm Red. 1, 24.
de wilt op haer gelioón noch lockse» acht wou dun.
VOKMI. 8, 812,
Hïfct gh'.ujr gesOntheit lief, ilaet acht op deaen raed.
KOTO»»» 1, 790.
Want dk uyt onbweheyt jfafet op geen acht en ilut
Beklaegt hein meaigmée] waonc-er het is te last.
C-ATt 1ÖW.
In echt nemen4e\thans meest gewone nitdruk-
kreg, waarin het denk bééld van oplettenin aanmer
king nemen, nagenoeg in dat van betrachtentewerk-
tttUen Overgaat. |j Wat moet men daarby in acht
Pttnen? waarop meet men letten? Die proef is ge
vaarlijk, er moet veel bij in acht genomen worden.
Neemt, mijne woorden wel iii achtbetracht te. Voor
schriften, regels, gewoonten, gebruiken, beleefdhetds-
wrmeo in acht nemenze opvolgener aan voldoen.
wie de regels der spraakkunst niet in acht neemt,
vergrijpt zich aan de taal. Neem toch (1e burgerlijke
Weefdheid in acht. De striktste betaaraiykheid
SM Atóof 'imand in acht nemen, tegen hem
up zijne hoede z(jnzich voor hem wachten. Neem u
voor de vleiera in acht. Hij lokt mji met schoonc belof
ten, maar ik zal mij voor hem in acht weten te ucmeu.
Op dezelfde opvatting van acht bernst ook het
Spreekt*. Acht is meer dan duizend (schert
sende woordspeling met het telwoord acht), d. i. zorg
vuldige behartiging aijner zaken is veel waard.
xviMc k. 1) Voorheen bezigde roen acht ook,
waar wjj thans achting gebruiken, in de uitdrukkin
gen in acht zijnin acht houden, in achtingm waarde.
All' uw* «értjen», alt' uw' haertjeiw
Zyn ons nu ln eer en acht.
aoiOBBS 1, 06.
dit onguer beestdat noch het edel goudt
Noch hellen diamant in acht of weerden houdt.
cats 1, MO.
2) By SPiEoHiL vindt men acht staan, dat reeds
in xynen tyd door het voorz. op gevolgd werd, ook
gebezigd met den 40*" nv., als ware het een samen
gesteld en bedrijvend ww.: „Slaat maar teeg hert
achtHertsp2, 448). In 1620, zes jareo ba het
verschijnen van den Hertsp., volgde de 88jarige von
del dit na in zyn Hier. Verv. (by Y. L. 1,729).-
Wy Prkst«ri\jclie Beijen
Niet hebben scht gestegen
En d'onrerwacbte plagen,
Ên 't voorapoock dat om daegiycz met fanroestlug dreygde.
Aan eeue bedorven lezing valt hier niet te den
ken: de navolging van spieghel is blijkbaar. Zelfs
is het licht mogdijk, dat dit gebruik van achtslaat»
destijds in de volkstaal in zwang kwam, op dezelfde
wijze als het geval whs met gadislaan, in welke uit
drukking de fout door het gebruik geijld a. Aanlei
ding tot de vergissing gaf waarschijnlijk de omstan
digheid, dat men vroeger bij acht slaan ooi den 2<*°
nv. gebraikte, evenals oij acht nemen zie buven ,3).
Radicale ommekeer van onze dagindeling bepleit
BIJ HET EERSTE HANENGEKRAAI uit de veren en met de kippen op
stok. Daar komt heel in het kort het fantastisch plan, ontsproten
aan het brein van prof. mr dr G. van den Bergh op neer, waarmede hij
gedurende de lente- en zomermaanden een radicale ommekeer in onze inge
roeste dagindeling wil brengen.
s dagindeling ons aller klokje
's Middags om 2 uur vrij
Dat plan betekent niets meer of
minder, dan dat we in de volle zomer
om 's ochtends vier uur al de wekker
horen ratelen en ons om een uur of vijf,
zes naar fabriek of kantoor spoeden,
maar het betekent ook, dat we om twee
uur in de middag onze dagtaak kunnen
beëindigen met telkens maar weer een
lange vrije middag voor de boeg om te
genieten van de zomerse natuur,
alsof het doorlopend vacantie ware.
En om negen uur 's avonds slaat bij
De windmolen .Jonge Pieter", die
zoals bekend is te Leimuiden werd
afgebroken, is thans te Schipluiden
herrezen. Hier zal de uit 1772 date
rende korenmolen voortleven, onder
de naam JCorpershoek"
an gehoorzaamheid.
„Klokhervorming" noemt prof. Van
den Bergh zijn geesteskind familiair,
officieel: Hervorming van de
wettelijke tijd.
Waarom wil deze professor op een zo
ingrijpende wijze aan onze dagelijkse
gang van zaken tornen?
In de eerste plaats om aan de grote
meerderheid der werkers op iedere
zomermiddag, zoals gezegl is, een vrije
middag te midden der natuur te bieden.
Verder om aan het verslapen van koste
lijke daglichturen een einde te maken en
als gevolg hiervoor op het gebruik van
kunstlicht in de avonduren te sparen.
Ook ziet de ontwerper tn klokhervor
ming een middel tot productieverhoging,
ant in de koele uren van de zomer-
ochtendstond zou er meer gepresteerd
■orden dan b(J het zwoegen op de hete
namiddaguren.
Prof. Van den Bergh heeft
regeling ontworpen, waardoor we bijna
niet merken, dat we in het hartje van de
zomer al om vier uur uit ons bed moeten.
HU steK het uur van opstaan voor de
hele zomer theoretisch vast op half zeven
en toch zorgt hij er voor, dat we in feite
enige tijd na de opkomst
de veren zijn.
Tijdsprongetjes
Hoe hy dat wil doen, kunnep v
best met een voorbeeld illustreren.
Veronderstel, dat de zon medio Maart
precies om half zeven opkomt
dat onze tijd van opstaan is. De volgende
dag komt de zon al twee minuten eerder
over de Oosterkim gluren en om gelijke
tred met de zon te houden, zouden we
dus om twee minuten
moeten opstaan. We 9taan ook inderdaad
om die tijd op, maar we maken ons zelf
wijs, dat het half zeven is en dus moet
onze klok een zetje van twee minuten
hebben. Dat is de hele truc.
Zo doen we SI dagen achtereen, i
10 Maart tot 29 Mei. iedere dag
sprongetje van twee minute» vooruit
bereiken daarmee dus een vervchuiving
van 162 miruten of wel 2 uur en 41
nuten of wel 2 uur en 42 minutr*.
horloge dus op 29 Mei half
aangeeft, is het in werkelijkheid nog
a12 minuten voor 4.
Van 30 Mei t.m. 30 Juni wordt geen
enkele tijdsprong gemaakt, doch
1 Juli t.m. 16 October springen we iedere
dag 1% minuut achteruit. Dat is een
periode van 108 dagen; 108 maal lü
minuiit is weer precies 162 minuten. Dan
dus tot de gewone tijd terug
gekeerd. En van 17 October t.m. 9 Maart
doen we normaal als altijd.
Het gevolg van deze tydverschuiving
o.a., dat de zon op de langste dag niet
n pLm. half negen, maar twee
drie kwartier later, dus om ruim
ondergaat, zodat we tot een dergelijk
at uur 's avonds nog op een door de
>n beschenen strand kunnen zitten.
Uurwerken mei knoppen
Het bezwaar om telkens de klokken
bij te moeten stellen, acht de professor
niet groot, want ook thans zijn er heel
wat uurwerken, die dagelijks wat voor-
of achteruit gezet moeten worden, maar
de professor doet tevens een methode
lan de hand om zelfs aan het euvel der
.tijdsprongen" te ontkomen. Het is een
oplossing, waarvan hij zelf zegt. dat het
aanvankelijk wellicht ietwat zonderling
aandoet. Het komt hierop neer. dat de
klokken van 10 Maart t.m. 29 Mei 2
minuten per dag vlugger moeten lopen
en van 1 Juli t.m. 16 October 1% minuut
langzamer. Het kompas der uurwerken
moet dan viermaal per jaar worden
versteld.
r de toekomst slet de professor
reeds uurwerken, die van drie knoppen
zijn voorzien: 1. gewone gang; 2.
snelde gang 3. vertraagde gang.
Een fantastisch plan? Och, het heeft
aanlokkelijke kanten, maar de wijzers
der uurwerken zullen wel lang onge
stoord kunnen wentelen, eer een versnel
lingsnaaf hun gang bespoedigt of
traagt. En ter leringe van hen, die het
plan bespottelijk vinden, dit: De Engelse
architect William Willot (1856—1915)
de geestelijke vader van de z.g. „zomer
tijd", werd om zijn denkbeeld aanvanke
lijk ook bespot en gehoond en nu is ei
een bescheiden gedenkteken voor hem
opgericht.
Wie de finesses der klokhervorming
wil weten, leze het boek onder deze titel,
dat verschenen is bij H. D. Tjeenk Wil
link en Zn's Uitgeversmij. te Haarlem.
Spaak, voorzitter van de Europese
Assemblée, gaat een fournée door Euro
pa maken, om de animo te verhogen voor
de Europese eenheid. Achtereenvolgens
bezoakt hij Parijs, Kopenhagen, Stock
holm, Londen, Rome, Straatsburg
Bonn. Even een „overstapje" naar
Marokko, om een kopje koffie te drin-
keivl
SINDS 1850 werkt men te Leiden
aan het „Woordenboek der Neder
landsche Taal". Hier ziet men een
gedeelte van een bladzijde uit deel
1, dat 1045 pagina's omvat
(Foto N. v. d. Horst)
Koningin zal „Litteris
Sacrum" zien spelen
In Kon. Schouwburg in Den Haag
Tijdens het officiële bezoek, dat
Koningin Juliana aan Den Haag zal
brengen, zal Zij „Litteris Sacrum" aan
het werk zien. Deze Leidse amateur
toneelvereniging zal evenals „Multatuli"
(Delft), „Comedia" (Hellevoetsluis) en
„Eloquentia" (Voorburg) een één-acter
van een moderne schrijver, handelend
over een Zuid-Hollands onderwerp, op
voeren.. „Litteris Sacrum" zal „Het laat
ste archief" van A. den Hertog op de
planken brengen. De heer Bob de Lange
uit Den Haag voert de regie, terwijl de
décors zijn ontworpen door de heer Joost
van den Grinten uit Delft.
Shaw heeft aan de „Daily Mail"
meegedeeld, dat het laatste werk, waar
aan hij voor zijn val in de tuin was be
gonnen, nooit zal worden voltooid, om
dat hü er niet meer toe in staat is.
GEZINSWEEK
IN LEIDEN
Evenals andere jaren In October Is
ook dit jaar door de landelijke „Gezins-
week-Commissie der Ned. Prot. Kerken"
(met de Oud-Katholieke Kerk en het
Leger des Heils) een „gezinsweek" uit
geschreven, namelijk van 15—22 October.
Waarom één week in het jaar een
speciale Gezinsweek? Omdat de Kerk
verantwoordelijkheid heeft voor het
gezin. De Kerk moet paraat zijn, juist
in deze tijd, in het geven van leiding,
voorlichting en hulp op het terrein van
huwelijk en gezin. Hoevelen zitten niet
met vragen over sexualiteit, huwelijk en
gezin.
De Kerk wil uitspreken, dat het gezin
als een onaantastbare ordening moet
worden beschouwd. In deze bijzondere
week willen de kerken zich dus bezinnen
op deze taak, die zij hebben tegenover
de maatschappij, waarvan het gezin de
Wat gebeurt er in deze Gezinsweek
te Leiden?
Morgenochtend om tien uur spreekt in
de Pieterskerk ds H. A Visser van Am
sterdam over de spanningen in het ge
zin. „Gezinszorg" van de Ned. Hervorm
de Gemeente nodigt u vervolgens uit
een samenkomst op Dinsdagavond 17
October om 8 uur in het wijkgebouw
..Levendaal" bij te wonen, waar ds D.
Kuilman zal spreken over het onderwerp:
„Strijden voor een goed huwelijk- en
vragen te stellen. Op Zondagmorgen 22
October om half elf vindt in het Luxor-
theater aan de Stationsweg een nabespre
king plaats onder leiding van ds M. W
J. Geursen over de film „Zo begint het
leven", die in verband met de Gezins
week van 1319 October in deze bio
scoop draait. De film behandelt enkele
problemen die op het terrein van sexuali
teit en huwelijk liggen. Op die Zondag
vindt des avonds om 7 uur ook nog een
bijzondere dienst plaats naar aanleiding
van deze film. Sprekers hierin zijn de
arts A. H. Ferguson en ds Geursen. De
samenkomsten en kerkdiensten zijn
voor ieder toegankelijk.
Twee arbeiders werden zwaar gewond, negen voorbijgangers liepen lichte ver
wondingen op en 10 auto's werden beschadigd, toen op Londen's Oakley Square
een steiger instortte. Het verkeer werd geruime tijd gestremd, omdat met het
opruimen van de ravage uiteraard wel enige uren gemoeid waren
„Van Fantin Latoui tot Picasso"
Het is nog altijd een kwestie van „ingewijde-zijn", voor wie met de „mo
derne" schilderkunst ernst maakt en zich niet tevreden stelt met een of
andere niets-zeggende en vooral denigrerende frase. En dat getal „ingewij
den" is nog steeds betrekkelijk gering, ook in intellectuele kringen. De ten
toonstelling, die de stichting K. en O. en 't Leids Academisch Kunstcentrum
gisteren in de Lakenhal openden, mag dan ook als een daad van culturele
betekenis worden beschouwd. De expositie „Van Fantin Latour tot Picasso"
gaat doelbewust op de niet-ingewijde af, roept, voor wie geen totaal
vreemde is, direct de gedachte aan twee duidelijke hoogtepunten op en
laat op evidente wijze de ontwikkelingsgang zien vqn de kunst uit het
midden der vorige eeuw-tot aan de. tijd .ncu de eerste wereldoorlogTeke'-
ningen en enig beeldhouwwerk mochten daarom ook niet onthrek£n.
De verzameling Kröller-Müller. van
waar het geëxposeerde stamt, gaat uit
van de tegenstelling realisme-idealisme.
In dat idealisme vinden we dan het
cubisme en de totaal-abstracten, in het
realisme vooral het impressionisme. Dit
standpunt maakt het duidelijk,
enkele richtingen in deze ver
ontbreken: het expressionisme en de
„fauves". Dat Vincent van Gogh er des
ondanks zo'n grote plaats kon inn<
pleit voor de objectiviteit van de
hier tentoongestelde
de voorraadkamers
namelijk
het beroemde museum op de Hoge
Vel uwe afkomstig is. betekent dit niet,
dat nu ook met minder fraai werk
de dag gekomen wordt. Het museu
en veel te klein om de totale
rondleidingen zullen
het verloop van de tentoonsteUing het
niet begrepene duidelijk maken. Dat zal
wel neerkomen op een principiële
dediging van het recht van de „moder
ne" abstracte kunst om zich kunst
noemen. Maar om te begrijpen is méér
nodig: vooral een zich open stellen voor
de bedoelingen van de kunstenaar.
De opening
Namens het L.A.K. sprak prof. dr J.
H. Oort het woord van welkom tot de
vele genodigden, die van hun belang
stelling kwamen getuigen in de grote
pers van de Lakenhal. Bij ontstenten:
van prof. dr J. G. van Gelder, secretaris
De heer Bremmer bond zijn gehoor
op het hart tegenover deze kunst „zeer
nederig en eerbiedig te zijn". Het kan
zijn, dat men een schilderij associatief
zeer mooi vindt, maar dat het in feite
een prul is. Men late zich bij deze
appreciatie niet van de wijs brengen,
maar trachte ook de weg naar de kunst
werken te vinden, waarvoor men géén
associatieve belangstelling heeft. Men
late zich óók niet in de war brengen
door dat, wat in de kunst steeds veran
dert; het essentiële, de emotie verandert
nooit. De heer Bremmer was tenslotte
van oordeel, dat in de moderne kunst
het conflict tussen individu en groep
wordt uitgevochten.
"fa rijn openingswoord -wees de loco-
burgemeester. wethouder J. C. van
Schaak er op, dat de snelle- ontwikke
lingsgang van de kunst in de laatste
eeuw gelijke tred houdt met die van de
beschaving in haar geheel, van de tech
niek vooral. Voorts zei de wethouder
het te betreuren, dat ook blijkens het
hier tentoongestelde alleen een be
paalde bovenlaag van de bevolking aan
dit proces schijnt deel te hebben. Hier
ligt een taak voor de opvoeders van het
volk.
Tenslotte deed de ontwikkelingsgang
van een schilder als Van de Leek spr.
zich afvragen, of het de kunstenaar was,
die hier de maatschappij, of dat de
maatschappij de kunstenaar de rug heeft
toegekeerd. Vol reverentie voor de
Franse geest, die nog steeds zo bevruch
tend blijkt te werken, hoopte spr, dat
andere rangschikking tot stand moet
Wat vandaag aan de dag niet
aan de beurt is, kreeg een kans in
i de principes,
by Kröller-Müll<
twee tekeningen var
kunstenaar mee naar I
Isaac Israëls. Breitner, Floris Verster,
Gauguin. Ensor. Paul Signac, Jan Toorop
Rivera, Mondriaan, Van der Leek, Jac.
van Looy, Thorn Prikker en John
Raedecker. namen dus om van te water
tanden. En men vergete daarbij de beeld-
houwers niet: Jos. Mendes da Costa,1
John Raedecker en Hildo Krop fi-
guren, die ieder toch
horen zeggen pleegt te kennen.
Inaugurele rede van prof. dr E. W. Schallenberg
Zonder enige twijfel is Debussy's werk
in geniaal en oorspronkelijk kunstwerk,
aar het is evenzeer een compositie, ge
boren uit leed Behalve door het schep
pingsproces zelf berokkende „Pelléas et
Mélisande" Debussy nog andere pijni
gingen. En groot zal het getal minnaars
deze muziek wel nooit worden.
By de aanvaarding van het ambt van
bijzonder hoogleraar in de muziekge
schiedenis aan de rijksuniversiteit te
Leiden, werd door dr E. W. Schallenberg
rede uitgesproken, die Claude De-
bussy's „Pelléas et Mélisande" behan
delde. Waar het spr. voorkwam, dat de
benaming „muzikaal evangelie" te licht
vaardig wordt gebezigd, indien men
daarmee slechts wenst aan te duiden, dat
of ander kunstwerk naar zuiver
aesthetische maatstaf gemeten aan de
hoogste eisen voldoet, werd dit criterium
allereerst op zijn mérite beproefd. Spr.
kwam daarbij tot de conclusie, dat er
werken van zeer uiteenlopende aard zijn,
eer of mindere mate tot de
„muzikale evangeliën" gerekend zouden
mogen worden. Daaronder ook. aldus dr
Schallenberg, de „Pelléas et Mélisande'
Claude Debussy's levenswerk.
Zoals men zal weten, is de basis va:
dit werk een evenzeer beroemd drama
van Maeterlinck, dat Debussy niet door
zijn dramatische kracht, noch door zijn
pathos zal hebben aangetrokken, i
door de mogelijkheden tot het scheppen
van stemming en sfeer, die het stuk
zich bergt. De keuze stempelt Debussy
tot een impressionistisch kunstenaar.
De zeldzame aesthetische waarde
het ongewoon zelfstandige karakter
het werk springen duidelijk in het oog
naast Wagners „Tristan und Isolde" er
Moessorgsky's „Boris Godoenoff". Ol
Debussy er in geslaagd is. een „de ge
hele Franse aard typerend werk" t€
leveren, is intussen een tweede. Hetgeen
door prof. Schallenberg uitvoerig
aangetoond.
Prof. Schallenberg was sinds 1932
privaat-docent in de muziekgeschiedenis
de Leidse universiteit. De nieuwe
hoogleraar, die te Rotterdam geboren
werd. wordt op 15 November a s. 57 jaar
oud. Hij is een leerling van prof. Hui-
zinga, onder wiens leiding hij aan de
Leidse universiteit geschiedenis stu
deerde. en later ook promoveerde. Thans
is dr Schallenberg leraar aan de gemeen
telijke H.B.S.. waar hij les geeft in
geschiedenis en Nederlands. Sinds 1940
treedt dr Schallenberg ook op als hoofd
leraar in de muziekgeschiedenis aan de
school der maatschappij voor toonkunst
te Leiden. Hij is lid van talrijke
enigingen en genootschappen en
verschenen vele publicaties van
Ook de Prins op de achtste
wegverkeersdag
De minister van Verkeer, mr D. G. W.
Spitzen, zal op Vrijdag 27 Oct in Pulchri
de 8ste Wegverkeersdag van de KNAC
openen. Prins Bernhard zal een deel
de vergadering by wonen.
Vincent van Gogh „Portret van de zouaaf Milliet", olieverf, aanwezig
op de tentoonstelling „Van Fantin Latour tot Picasso"
rijksmuseum Kröller-Müller. was als deze expositie, bedoeld voor Leiden en
spreker uitgenodigd de mentor van de verre omstreken, ook inderdaad velen
collectie, de 79-jarige heer H. P. Brem-1 mocht trekken.
mer. die het hier tentoongestelde een Namens K. en O. en het Leids Acade-
goede keuze noemde uit het tien maal misch Kunstcentrum dankte de voor-
zo grote geheel. Spr. memoreerde de züter van K. en O., de heer H. de Wilde,
geschiedenis van het ontstaan van dej wethouder van Schaik, de directeur van
collectie en vertelde op geestige wijze, het KrÖller-Müller-museum. de heer A.
hoe mevrouw Kröller omstreeks 1907 M. Hammacher, zijn wetenschappelijk-
met hem in kennis was gekomen. „U assistente, mej. H. van Hoorn, de heer
weet wat. ik wil wat en mijn man heeft Bremmer, drs E. Pelinck. directeur van
het geld!" Het eerste schilderij, dat re- de Lakenhal, het personeel van de La-
sulteerde uit de genoemde samenwerking kenhal en last not least, de heer M.
was „II viert de loin van Gabrièl' Jonkman, d:e als lid van de tentoon-
Gelukkig, aldus de heer Bremmer, stellingssectie bergen werk verzette
I c. Th.
kwam er nog héél t