OUD VAN
JAREN,
oAandacht roor de VOLKSGEZONDHEID
in laatste decennia zeer vergroot
maar jong van
hart
Leiden vooruitstrevend
in de kunst
NIEUWE LEIDSCHE CÓURAN*
1
JUBILEUM-UITGAVE 1950
Gespiek met di D. L. Kedde
PHARMACIE ONTWORSTELT ZICH AAN
DE WET VAN 1865
Leiden had al spoedig een keuringsdienst
Het begrip volksgezondheid heeft een veel ruimere betekenis dan afwezig
heid van ziekte zonder meer. Dr D. L. Kedde te Leiden, een van de vijfphar-
maceutische inspecteurs voor de volksgezondheid in ons land, met wie wij
een onderhoud mochten hebben over de maatregelen, die in de laatste de
cennia op dit gebied zijn getroffen, kon de definitie van de wereldgezond
heidsorganisatie, dat volksgezondheid een toestand onderstelt van geeste
lijk, lichamelijk en sociaal welzijn ten volle onderschrijven. Het staatstoe
zicht op de volksgezondheid in ons land berust op de gezondheidswet van
1919 en is samengesteld uit de volgende vier diensten: de dienst o.m. be
last met zaken rakende de besmettelijke ziekten, kinderhygiëne, tubercu
losebestrijding enz. (geneeskundige inspectie); de dienst belast met de
vleeskeuringswet (veterinaire inspectie); de dienst betreffende de drank
bestrijding en ten vierde de dienst, waarvan dr Kedde deel uitmaakt en
die belast is met de zaken rakende de artsenijbereidkunst, de opiumwet, de
warenwet en de hygiëne van water, bodem en lucht.
De hygiëne van water, bodem en lucht
is ook al een onderwerp, dat de aandacht
de inspecteur gespannen houdt. On
der de drie soorten water drinkwater,
afvalwater cn zwemwater neemt ons
drinkwater een zeer belangrijke plaats
in. Vroeger was de grootte van het lei-
dingwaternet aanzienlijk kleiner. Dus
de mogelijkheden van minder goed
water vele. Nog zijn tal van woningen
niet aangesloten. Deze mensen wonen
vaak in de onrendabele gebieden. De
kosten om hier leidingen aan te leggen
zouden schrikbarend hoog zijn. Toch wor
den deze gebieden nu in kaart gebracht
ïen zal elke mogelijkheid om de men-
hier van goed drinkwater te voor
zien ernstig onder ogen zien. In het dis
trict van dr Kedde, dat de keuringsge-
Een van de objecten ten aanzien waar
van voortdurende waakzaamheid geboden
Is, is het geneesmiddel. De pharmacie
zucht nog altijd onder de totaal verouder
de wet van 1865. Er is vrijwel geen en
kele bescherming van de bevolking in
verband met het geneesmiddel. De ver
koop kan nagenoeg ongelimiteerd ge
schieden. Deze misstand is door zijn
lange duur wel heel duidelijk aan het
licht getreden. Dr Kedde drukte het zo
uit: het lijkt er vaak op, dat wie in de
maatschappij geen perspectief heeft maar
gaat proberen „geneesmiddelen" aan de
man te brengen. Op onze vraag, of de
nadelige gevolgen hiervan direct zijn aan
te wijzen, antwoordde dr Kedde beves
tigend. Op z'n zachtst gezegd zijn veel
geneesmiddelen geheel overbodig'. Er zijn
ook zeer gevaarlijke, vooral wanneer de
verkoop onbeperkt kan plaatsvinden.
In Nederland bestaat op dit gebied nog
een zeer grote achterstand. Alleen voor
de apotheken is toezicht. Het begint er
echter1 op te lijken, dat in deze laakbare
toestand binnen niet al te lange tijd ver
andering zal komen. De Tweede Kamer
zal namelijk in de naaste toekomst een
wetsontwerp behandelen op de artsenij
bereidkunst, waarby ook het vraagstuk
de mensen dus, die gecontroleerd wer
den. De diensten bleven, alleen werd hun
aantal verminderd. Ook Leiden sneuvel
de. Achteraf is wel gebleken, dat men
met deze vermindering geen bezuiniging
heeft bereikt. De bestaande diensten
moesten door het vele werk worden uit
gebreid.
Er wordt voortdurend op gelet, dat de
burger geen waren koopt of binnen krijgt,
waarvan de deugdelijkheid niet vast
staat. Tevens heeft de keuringsdienst het
oog op de handel gericht in zijn bescher
ming tegen deloyale concurrentie. Dan is
hij onvermoeid waakzaam tegen gewe
tenloze individuen. Derhalve zijn deze
diensten organen waar de bevolking
groot belang bij heeft. Ondanks de de
pressies die zij hebben gekend is er
sprake van een enorme vooruitgang.
Practisch elk land heeft keuringsdien
sten, in welke vorm dan ook.
Dr Kedde legde in ons gesprek de na
druk op het sociale element van al deze
maatregelen. De kapitaalkrachtigen ko
pen toch wel goede producten, maar de
minder goed gesitueerden moeten vooral
in deze tijd vaak met het minder kost
bare genoegen
Dit behoort ech-
Het Waaggebouw3 October!
bieden van de keuringsdiensten van Wa
ren te Haarlem, Amsterdam en Utrecht
omvat, zijn niet minder dan ongeveer
veertig waterleidingen. Veel gemeenten
hebben hun eigen bedrijf. Over het alge
meen verkeren de bedrijven in zeer
goede toestand. Mede daardoor is de ge
zondheidstoestand van de bevolking
sterk bevorderd. Wat Leiden betreft, die
nen wij uiterst zuinig te zijn op onze
duinwatervoorraad. We zitten hier feite
lijk met een tekort en het verbruikscijfer
beweegt zich nog altijd in stijgende lijn.
De kwestie van het afvalwater wordt
hoe langer hoe meer een pijnlijke ge
schiedenis. Leiden is in dit opzicht zeker
niet achterlijk. Wij hebben een moderne
rioolwaterzuiveringsinstallatie, maar dé
ze is te klein.
Het is van het grootste belang, dat af
valwater op doeltreffende wijze wordt ge
zuiverd en afgevoerd. Vrijwel overal in
de omgeving van Leiden laat dit te wen
sen over. De tweede wereldoorlog heeft
in de voorziening hiervan een grote ach-
and gebracht. In Alplien aan den
Rijn wordt deze zaak krachtig ter hand
men en dr Kedde hoopte, dat spoe
dig andere gemeenten zullen volgen.
Over het zwemwater valt ook heel wat
te zeggen. Onfris en zelfs gevaarlijk blijft
het om in openbaar water te zwemmen.
Dit wordt immers vaak op ontstellende
wijze vervuild. Op het officiële zwemwa-
s voortdurend toezicht. Er zijn he
laas inrichtingen die nog steeds niet aan
alle redelijke eisen voldoen. Het water
moet zo schoon zijn als het maar enlgs-
ns kan, aldus dr Kedde.
Binnenkort krijgt het toezicht op de
veminrichtingen misschien een wette
lijke achtergrond, zo deelde dr Kedde
mee. Ofschoon zwemmen in ongecontro
leerd water beslist af te keuren is, toe
gegeven moet worden, dat het aantal
zwembaden om vermeerdering schreeuwt.
Dit geldt uiteranrd ook voor de bad
huizen. Er zjjn enkele gemeenten die het
grote hygiënische belang hiervan nog
niet inzien. Zelfs bij sluitende begrotin
gen wordt daar het stichten van een
zwembad of badhuis nog niet overwogen.
Al met al wordt aan onze volksgezond
heid in ruime mate aandacht besteed. En
het is te wensen, dat het volk zelf in
al zijn geledingen zal meewerken de be
lemmeringen op de weg naar een hoger
peil tot een minimum te reduceren.
Het zijn
beste jongens
Litteiaii nog wat in te halen
ER ZIJN STEDEN EN DORPEN in ons kleine vaderland, die op het
terrein van de kunst groter naam hebben op te houden dan Leiden,
laten wij dat eerlijk bekennen. Maar laten we daar dan meteen aan toe
voegen, dat Leiden onder de (nog) niet bekende of beroemde plaatsen
tot de vooruitstrevende behoort, zeer zeker gedurende de laatste 30 jaar.
Dat geldt zowel op het terrein van de muziek als op dat van de beeldende
kunsten;, en óók op het gebied van film en toneel.
denken 'hier niet alleen aan de werke
lijk belangwekkende exposities, die de
Lakenhal organis.eerdè, maar ook aan de
belangstelling, die, dc overheid voor
Dr D. L. KEDDE
van het verpakte geneesmiddel en de
kwestie van de verkoop van geneesmid
delen geregeld zullen worden. De voor
bereidingen zijn reeds zo ver, dat thans
het laatste overleg aan de gang is.
Een uitzondering op dit alles vormen
de geneesmiddelen die onder de Opium
wet vallen. De maatregelen van deze wet,
die in 1928 tot stand kwam en o a. in 1933
een belangrijke wijziging onderging, zijn
zeer scherp, zodat de handel in verdo
vende middelen in de meest uitgebreide
vorm aan banden is gelegd.
De Opiumwet is ontstaan door Inter
nationale verdragen; er is gezamenlijk
overleg tussen de landen aan vooraf
gegaan. Nog steeds is er overleg en de
verdragen worden ook nog steeds uit
gebreid. Deze wet leert o.m., dat men
door internationale samenwerking tot
uitstekende resultaten kan komen. Pro
ductie en verbruik zijn thans volledig
gelimiteerd. Het eerste verdrag van
1925 werd ondertekend door 58 landen
en dit regelt de handel, de vervaardi
ging en de bereiding van verdovende
middelen. Het tweede verdrag kwam in
1931 tot stand. Toen waren er 68 landen
die bereid waren hun signatuur er onder
te plaatsen. Men verplichtte zich om
jaarlijks te ramen hoe groot het ver
bruik zou zijn en tevens dat verbruik te
beperken. Het effect is geweest, dat de
handel in verdovende middelen nauw
keurig wordt gecontroleerd. Wel blijft er
enige sluikhandel bestaan, maar van po
litiële zijde is men diligent.
Strijd om de deug
delijkheid
Als dr Kedde dan het onderwerp „Wa
renwet" aansnijdt, begint hij met te zeg
gen, dat er in de afgelopen dertig jaar
zeer veel is gebeurd. In de loop van de
historie is men geleidelijk aan voor el
kaar levensmiddelen gaan maken. Bij
uitbreiding hiervan dreigden al spoedig
drie gevaren: 1. het gevaar van verval
singen, 2. dat er schadelijke producten
zouden ontstaan, 3. dat de bonafide han
delaren door deloyale concurrentie ge
dwongen zouden worden mee te doen.
Vooral in de jaren van 1914 tot 1918
liepen de overtredingen de spuigaten uit.
Vóór de eerste wereldoorlog echter wa
ren al enige keuringsdiensten in het le
ven geroepen: Amsterdam, Rotterdam,
Den Haag. Groningen, Dordt, Arnhem,
Utrecht, Hilversum, Deventer, Nijmegen,
Amersfoort en Leiden. Zij beperkten hun
activiteiten aanvankelijk slechts tot de
stad, zodat het platteland al spoedig met
minderwaardige en ondeugdelijke pro
ducten werd overstroomd. De reactie van
de bevolking aldaar was, dat zij aanslui
ting bij de steden ging zoeken.
Gelukkig heeft do Regering toen In
gezien, dat zij hier niet te maken had
met een plaatselijke aangelegenheid. In
1919 werd de Warenwet geboren en op
grond van deze wet zijn de keurings
diensten, zoals wy ze nu kennen, ln het
leven geroepen. In de economische crlBls
van omstreeks 1930 dreigde een ramp,
toen de Regering met het voorstel kwam
uit het oogpunt van bezuiniging de keu
ringsdiensten op te heffen. De protester,
waren in zoverre merkwaardig, dat zij
evenzeer kwamen van de handel zelf,
tok zo te zjjn, dat het de gezond
heid ten goede komt en de prys ten
volle waard is.
Leiden en zijn omgeving ressorteren
inder de keuringsdienst van Haarlem. In
de binnendienst werken de directeur,
scheikundigen en analysten (vanzelfspre
kend ook administratief personeel) en
in de buitendienst zes keurmeesters en
'eearts. Allen hebben de handen vol.
De vraag of het is aan te bevelen, dat
aantal keuringsdiensten wordt op-
;rd, beantwoordde dr Kedde niet be
vestigend, wel is hij er van overtuigd,
dat de bestaande moeten worden uitge
breid. De samenleving is gecompliceerd
e mogelijkheden om te sjacheren
enigvuldigen zich. Talrijke nieuwe
n ontstaan en vragen om nieuwe
analyse-metboden.
Vol trots kan Leiden thans bogen op
een aantal zeer goede organisten: dat
mag de al te nederige Leidse burger
wel eèns gezegd worden, vinden wij.
Daarbij komt een zeer- opgewekt muzi
kaal levens een verheugende 'belangstel
ling in abonnementsconcerten, zowel bij
volwassenen als bij. jonge- mensen, en
een vreugde voor- het zelf-musiceren, die
zich uit in een bloeiend koorleven, en
-de vorming van -muziek-ensembles-
We kunnen (en moeten), het-natuur
lijk betreuren, dat vóór en in de oorlog
enkele koren sneuvelden, maar die blé
ven toonden hun levenskracht in uit-
voeringen, die het beste deden verwach
ten. Wie denkt hier bijvoorbeeld niet
aan „Ex Animo" met zijn Mattheus-
passion in onverkorte uitvoering en aan
de Cbr. oratoriumvereniging „Con
Amore"?
In het Toonkunstkoor bezit Leiden
verder een uitstekend amateur-orkest,
terwijl de studenten er met „Sempre
Crescendo" óók mogen zijn. De jeugd
wordt thans in Leiden dan ook veel in
tenser muzikaal opgevoed dan vóór de
oorlog. De jeugdconcerteh trekken regel
matig grote saharen èn op de middel
bare scholen wordt (facultatief) wat
meer aan muziek gedaan, dachten wij.
Ook dat K. en O. het Rott Philh. Orkest
naar Lelden heeft gebracht en dat dit
orkest naast de series van het Residen
tie-Orkest en de solistenreeksen zoveel
belangstelling weet te trekken, mag
dunkt onswel gememoreerd worden.
Alsmede de activiteit van de Leidse
-Kunstkring „Voor Allen".
De beeldende kunsten vinden dc
laatste jaren ln d'e 9tad van Rembrandt
en Jan Steen weer een goed onthaal. Wij
kunst gaat tonen, terwijl in de organi
satie van de .kunstenaars in ,he.t-.Leids
Kunst-Centrum een verheugend ontwa
ken van de Leidse kunstenaars zélf mag
worden begroet. Nu de burgerij nog
wakker, zodat de tentoonstellingen ln de
Lakenhal en de BöëfrhSavèzalen de
10.000 bezoekers halen
Wat film en toneel betreft: hier dient
toch wel een pluim op..de hoed van K.
en O. te worden gestoken! Ook de perso
neelsverenigingen met hun toneelclubs
verdienen vaak lof. Het amateurtoneel
trouwens in onze stad nogal geliefd- -
deze liefde groeit nog steeds. Waarbij
wij dan natuurlijk ook aan het av3nt-
garde-toneel van de studenten moeten
denken Sinds enkele Jaren is er te Lei
den ook een afdeling van de CEFA, de
Christelijke Film-actie.
Dat het litteraire leven in deze stad
van boekhandelaren en uitgevers bloeit,
kunnen We 'helaas niet zeggen. Wel
heeft de Ned. Maatsohappij er haar zetel,
wel organiseert men er als overal
elders ontmoetingsavonden met schrij
vers, maar deze zijn niet zo daverend
druk bezocht, als wel verwacht mocht
worden, behalve natuurlijk als het ovei
sport of reizen gaat. Of het Leidse pu
bliek graag leest? De klanteh der boek
handelaren zijn doorgaans studenten
mensen uit universitaire kringen. En bij
Reuvens haalt amen Sis men daar al
komt detectives! Wij vermoeden
dat de Leidenaar het voorlopig nog wel
bij zijn krantje zal houden.
Toen in 1920 de Nieuwe Leidsche Courant" als een schuchtere, wel
geschapen baby tegen het licht der publiciteit te knipperen begon, was
de sociëteit Minerva" op de Breestraat al 45 jaar het middelpunt van
een groot gedeelte van het studentenleven. Ook in dat jaar stonden de
Leidenaais met open monden te kijken naar het glimpje, dat ze van de
ontgroening konden zien. of liepen ze hoofdschuddend en glimlachend
voorbij het imposante gebouw, wanneer daarbinnen een of ander luid
ruchtig leest aan de gang was. Ik heb eens een paar mensen aan
geschoten, die daar toen al een of andere functie hadden en nu nog
steeds, ondanks het grijzen van hun haren en het kaal worden van hun
schedel, hun werk zijn blijven verrichten.
JOHAN BARENDSE.
commissie-bediende
Eind Augustus jj., toen de eerste hand
geslagen werd aan het in gereedheid
brengen van de soos voor de komst der
studenten, trof ik de heer Barendse aan,
genoeglijk gezeten en uitrustend in de
kroeg, die helemaal overhoop lag.
„Ik ben vanaf 1912 op Minerva" en
>n nu 58 jaar", zo vertelde-hij. „In 1920
laat eens kijkenja, toen zag
;t er hier wel iets anders uit. Ik be
doel: aan de achterkant. Toen had je,
waar nu het archief is, een tuin met ke
gelbaan. Maar ja. er was ruimtegebrek
en per slot kon die tuin gemist worden
en het kegelen raakte wat op de achter
grondHier in de zaal is weinig ver
anderd. Alleen die ene rij zuilen, die
vroeger rond waren, hebben nu een an
dere vorm gekregen, net als de rest
Of hier alles nog op dezelfde wijze
als vroeger toegaat? Och nee, de tijden
zijn er niet naar, weet U. Vroeger had
je diners bij de vleet. Na elk met goed
gevolg afgelegd examen hèd je er een
tje. Tegenwoordig, vanwege de zuinig
heid, doen er dat 4 of 5 tegelijk. Maar
wat de mores betreft, dfit is gelukkig al
lemaal hetzelfde gebleven,.Met de tradi
tie wordt geen hand gelicht...... Öch.
vroeger ging het naturlijk wel wat in
tiemer. toè. 'Toen waren' er zö'n 5 600
corpsleden. Nu zy'n er zo ongeveer 1200
Tja, ik heb hier wel dingen
gemaakt, die je niet licht vergeet.
Ik denk bijvoorbeeld, aan de diners.!
waaraan Prins Hendrik, Prins Bernhardt
Churchill en Smuts aanzaten.. Burge-j
meester Van Kinschot? Ja, die heb ik
hier ook nog als student meegemaakt
En nu hebben we z'n zoonEn Him-
pe, nou óf ik die meegemaakt heb
Ik herinner me nog goed dat hy in Am
sterdam eens geslapen heeft in een éta
lage van een beddenwinkel. Soms ging
hij een dag vijf op stap. Dan hoorde
of zag je niets van 'm. 'n Type.
Maar als hij spelen moest voor Sem
pre Crescendo hij was een heel goed
cellist was hij altijd even ernstig. Hij
moet goed hebben kunnen leren, al
je dat niet zeggen aan zijn langdurige
studietijd. Ik geloof dat hij 27 ja;
dent is geweestGoudriaan
weer een heel ander type. Ook een
te kerel. Die zou hier eens een lezing
houden voor een of ander gezelschap,
maar kwam 1M uur te laat hier aan.
En hij had geen tijd gehad zich voor te
bereiden- Toen deed hij 'het maar uit
z'n hoofd. En het moét heel goed ge
weest zijn, zeiden de -heren...."
JOHAN VAN WIJK,
collegium-bediende
Zij, die ver buiten deze kringen
staan, sneeren wel eens graag over de
studenten. En voor de corpsleden haalt
men nog wel eens spottend- de schouders
op. Terwijl men graag de hoogheid
de apartheid van het Collegium op de
hak neemt. Doch wanneer men met ge
wone mensen, als Barendse en Van
Wijk, collegium-bediende, praat, men
sen, die dag in dag uit met de studenten
hebben omgegaan wordt men getrof
fen door de sympathieke wijze, waarop
deze dienstbaren over hun jeugdige
meesters spreken. Ik zou het zelfs zó
willen zeggen: ook in hun gedachten-
sfeer en woordenkeus is iets studenti
koos gekomen, ondanks hun veel rijpe
re leeftijd. Met begrip en met vuur spre
ken zij over hen, in wier dienst zij wa
ren en zijn.
Ge zoudt het Johan van Wijk niet
aanzien, dat hy 10 Octobei a-s. 70 jaar
wordt. Zeker, er komt wat zilverdraad
door het goud en de hand. die hij U
geeft, is wat gerimpeld; maar de frisse
kleur van zijn gelaat, de guitigheid in z'n
oogopslag en de joligheid in zijn manier
van spreken, zouden U hem een zesti
ger hoogstens doen schatten. Jleeft hij
die eeuwige jeugd door zijn voortdu
rende omgang met de jeugd?
„Vroeger was het wel wat anders,
meneer," zo zegt hij. „In de tijd,
waarover U spreekt (1920) had ik
een bos met 25 sleutels. Ik ging dan
's morgens de stad in naar de ver
schillende adressen, waar m'n heren
woonden. En terwijl meneer lekker
lag te slapen want het werd wel
eens laat, 's nachts! poetste ik de
schoenen, borstelde de kleren, legde
de post klaar en deed allerlei ake-
fietjes voor hem, bijvoorbeeld een
dictaatschrift halen, of wat ook
Tegenwoordig is dat uitzondering....
De tijden zijn nu wat zorgelijker, me
neer. Dat vindt ook zijn terugslag in het
studentenlevenOf ik wel eens een
aardig voorvalletje meegemaakt heb, in
die tijd-? 's Even denkenO ja, ik
denk aan die student, enfin, natuurlijk
noem ik geen namen.
Op een goeie (vroege) morgen kwam
hij, na een nacht die nogal zwaar ge
weest was, op een melkwagen Leiden
binnen. Een studentenkoetsier, die 'm
kende, bracht 'm toen met zijn vigilante
naar z'n ploerterij. „Kom even boven
op m'n kamer een borreltje drinken",
stelde de student voor, die blijkbaar al- j
weer dorst had. De koetsier mee.
moet even weg," zei de student, toen hij
de koetsier een flink glas ingeschonken
had. „Je gaat zolan-g je gang maar."
Wel, dat dééd de koetsier, maar
een kwartiertje keek hij eens het ra
uit waar de student bleef, en toen
hij dat z'n voertuig verdwenen was.
student was namelijk met de vigilante
er van door gegaan. U moet weten, hij
had nog nooit een rijtuig bestuurd! En
fin, hij was de Hooigracht opgereden,
had een paar meisjes, die juist de. fa-1
briek van Tieleman en Dros wilden bin-
nengaan, galant uitgenodigd plaats te
nemen, en was met haar een toertje door j
de stad gaan maken. Een uu-r later kwam j
hij pas terug. Wonder boven wonder!
zonder brokken.
Ja, dat was een leuke tijd. In 1900
kwam ik op „Minerva". Eerst als oppas
ser. Vanaf 1915 ben dk collegium-be
diende. Ik heb altijd goed met ze kun
nen opschieten. Het zijn beste jongens,
die heren. Ze zijn altijd goed voor me
geweest. En attent."
Ik moet dan even een klok bewonde-|
ren. En een Delfts-blauwe asbak. En eenl
zilveren tabaksdoos. En glaswerk. En nog
veel meer. Ook een present-exemplaar j
van het „Geschiedboek van het Leidsche
Studenten Corps", dat dit jaar ver-'
scheen. Met de namen van de redactie-i
„Allemaal geschenken van de heren,"
zegt hij trots. v. TVI.|
„Het Levendaal een der mooiste, maar tevens het minst frissche van de I
Leidsche grachten. Het hierboven afgebeelde gedeelte is dat bij het Van der
Wer'ff-park". Aldvs het onderschrift van deze foto uit 1920, bewaard in
Leidens gemeente-archief
Met enige trots zetten we bo
ven deze overigens al weer wat
verouderde). K.L.M.-foto: het
hart van Leiden. In het midden
ziet men namelijk de Beesten
markt, de Steenstraat en o
geving.
RECHTSZAKEN
De schietende Leidsche
student
In hooger beroep is behandeld de zaak
tegen den 23-jarigen Leidschen student
S., die eënige maanden geleden
terecht had gestaan voor de Haagsche
rechtbank wegens poging tot doodslag,
subs, poging tot zware mishandeling,
subs, bedreiging met doodslag
In den nacht van 7 op 8 Juli van het
vorige jaar was het op de kamer van
genoemden student aan het Rapenburg
Leiden nogal rumoerig toegegaan.
Eenige buren verzochten toen de politié
daar een eind aan te maken. Eenige
agenten hebben toen twee meisjes, die
zich op zijn kamer bevonden, meegeno
men naar het politiebureel.
Aangezien het op die kamer rumoerig
bleef, is nogmaals de hulp van de politie
ingeroepen en begaven zich drie agenten
beklaagdes kamer. De student was
toen met een met scherp geladen revol-
aan het schieten en zou volgens de
agenten eenige schoten vanuit zijn kamer
op hen, die aan den overkant op
meter afstands stonden, hebben af
gevuurd.
De officier van justitie bij de Haagsche
rechtbank had de poging tot doodslag
bewezen verklaard en een gevangenis
straf van 9 maanden gevorderd. De
rechtbank had echter geen enkele der
ten laste gelegde feiten bewezen ver
klaard en beklaagde vrijgesproken. Van
dit vrijsprekend vonnis was de officier
in _hooger beroep gegaan.
procureur-generaal, mr Mazel,
achtte het ten laste gelegde bewezen,
door de verklaring van drie agenten.
Dezen hadden beklaagde zien staan, den
gestrekten arm in de richting waar zij
stonden. Twee agenten zagen vuurstra-
'n hun richting, de andere agent een
vuurkolom.
De agenten en ook de inspecteur Bal-
foort verklaarden, dat men aan de blin
kende knoopen kon zien, dat het agen-
waren en dat beklaagde het heeft
kunnen zien. Dat beklaagde op de agen
ten heeft geschoten is zeer verklaarbaar,
want hij was op hen gebeten. Verder
voerde de proc.-gen. aan. dat toen de
agenten eindelijk naar beklaagdes kamer
gingen, beklaagde zijn revolver had ver
stopt. Had hy zijn huisjuffrouw willen
plagen, dan had hij zijn revolver niet
behoeven te verstoppen. Hij heeft dan
ook dit wapen verstopt toen hij zag, dat
de agenten zouden komen. Daaruit leidt
de procureur-generaal af, dat hij ver
moedde, dat de agenten zouden binnen-1
komen. De bedoeling is duidelijk. Al
wilde hij niet op de drie agenten schie
ten, hij heeft in ieder geval geschoten
op drie personen, die daar stonden,
Spreker wil niet zeggen, dat poging tol
doodslag heeft voorgezeten, zooals de
officier van justitie als bewezen aan-1
nam, maar wel achtte hij bewezen
poging tot zware mishandeling.
Spreker eischte 2 jaar gevangenisstraf
(Door dezen eisch wordt het recht
vaardigheidsgevoel beter voldaan dan
door de uitspraak van den Haagschei:
rechter. Red. 1920).
(N.L.C. 1 April 1920)1
r. -Ti'Ti I™
ïWjÉM*
Pieter Gerrit