De Nederlandse Hervormde Gemeente te Londen
ranó
MODESHOW
4
VIER EEUWEN
„ÓUStin fRI&RS"
Kerken der Reformatie hebben veel aan deze Gemeente te danken
Tl UST1N FRIARS dat betekent
Augustijner broeders en dit is de
titel van het belangwekkende boek
van de hand van prof. dr. J. Lindeboom,
hoogleraar te Groningen, waarin hy op
verzoek van de kerkeTaad der Ncd.
Herv. gemeente te Londen de geschiede
nis dezer gemeente behandelt ter ge
legenheid van haar 400-jarig bestaan.
Austin Friarswant 24 Juli 1550
vaardigde de jonge Engelse koning
Eduard VI het „charter" uit, waarin
bepaald wordt, dat een deel van het
kerkgebouw, dat voorheen aan de broe
ders Augustijnen toebehoord had, als
vergaderplaats toegewezen werd en ge
schonken aan de Nederduitsers en an
dere vreemdelingen, opdat daar „de on
bedorven uitlegging van het Allerheiligst
Evangelie en de bediening der Sacra
menten volgens Gods Woord en aposto
lische overlevering moge plaats vinden".
Aangezien de Fransen en andere
vreemdelingen weldra hun eigen plaats
van samenkomst verkregen, is deze kerk
tot haar verwoesting door een luchtbom
bardement op 16 Oct. 1940, steeds de
vergaderzaal geweest van de Ned. Herv.
gemeente te Londen. Zoals u zich zult
herinneren heeft prinses Irene 23 Juli 1.1.
de eerste steen gelegd voor het nieuwe
kerkgebouw dezer gemeente, dat thans
bezig is te verrijzen in de Engelse hoofd
stad.
Het is ons een genoegen de belangrijke
studie van prof. Lindeboom bij onze
lezers te mogen inleiden. Zes fraaie pla
ten verluchten de interessante tekst; het
charter van Eduard VI is zowel in het
Latijn als in de vertaling van de auteur
opgenomen, alsmede een lijst van predi
kanten, die de gemeente in de loop van
vier eeuwen hebben gediend. Achtereen
volgens behandelt de hooggeleerde
schrijver: Stichting cn stormen; de eer
ste jaren der gemeente; kracht naar bin
nen en buiten; handhaving der leer;
handhaving der zedetucht en philanthro-
£isch-sociale activiteit; de betrekkingen
it andere Hervormde Kerken in Neder
land en Engeland; de verhouding der ge
meente tot Staat en Kerk; de strijd met
•artsbisschop Laud; de gemeente in de
17de en 18de eeuw; de lotgevallen van
bet kerkgebouw; de gemeente in de 19de
Honderden uitgewekenen
Reeds van overlang trokken hand
werkslieden uit de Nederlanden (ook de
Zuidelijke, het tegenwoordige België)
naar Engeland, waar zij niet weinig tot
de economische opbloei hebben meege
werkt, want de cultuur stond op het
continent hoger dan op de Britse eilan
den. Doch toen de geloofsvervolgingen
kwamen, vonden velen een schuilplaats
in het Engeland van Hendrik VIII, die
in conflict kwam met de paus, die zijn
huwelijk niet wilde ontbinden. Daarom
brak de koning met Rome, beschouwde
zichzelf als hoofd der Anglicaanse Kerk,
die haar bisschoppelijke inrichting be
hield; saeculariseerde de kloosters (het
geen hem niet geringe baten afwierp!),
doch van een hervorming kon nog kwa
lijk gesproken worden. Luther verklaar
de. dat de koning 's pausen lichaam
wel wilde doden, doch diens ziel de
leer behield! Politieke redenen deden
hem echter aansluiting zoeken bij de
Duitse protestantse vorsten.
Toen echter Eduard VI hem opvolgde
(the boy-king was nog maar 10 jaar),
namen diens regent, de hertog van So
merset en de aartsbisschop van Canter
bury, Cranmer, de nadere reformatie ter
hand in beslist evangelische zin. Een
man als Bucer werd hoogleraar te Cam
bridge, de Poolse edelman a Lasco kwam
uit Oost-Friesland over. Alleen het aan
tal uitgewekenen uit de Nederlanden
wordt op een 800 geschat (in Londen
alleen), zodat dezen, die zich in de Ang
licaanse Kerk niet thuis gevoelden,
eigen samenkomsten belegden.
Deze nu kregen door het charter van
1550 niet alleen een eigen kerkgebouw,
doch ook het recht „een georganiseerd
en politiek lichaam uit eigen gezag" te
zijn en te blijven „op naam van super
intendent en dienaren van de kerk der
Nederduitsers en andere vreemdelingen
krachtens stichting door Koning Eduard
VI in de Stad Londen". Een zelfstandige
nationale en kerkelijke eenheid dus
(denk aan de verhouding van Kerk en
Staat in die dagen!); een pnesbyteriale
gemeente in het episcopale Engeland, die
wij zou zijn haar „eigen riten, ceremo
niën en eigen bijzondere kerkelijke tucht
toe te passen", ook al wijken deze af
van de Anglicaanse.
Vergeten we niet, dat deze royale
vrijheidstoekenning mede ingegeven is
door angst voor extreme doperse gees
ten. Een gereformeerde gemeente zou
een goed tegenwicht vormen tegen deze
vrijgeesten, waar ook de Engelse Kerk
zeer huiverig voor was. In 1553 werd n.l.
bepaald, dat een Nederlander slechts
burger van Londen kon worden, wan
neer hij toegelaten zou worden tot de
vluchtelingengemeente. Een anabaptist
kreeg hier geen schijn van kans!
Westelijke gevel en ingang van de oude kerk.
Eerste predikanten
dan zij verwacht hadden, een kerk, waar
in „het zuivere Woord mag worden
verkondigd en- de sacramenten bediend
naar de instelling van Christus de Heer,
zonder superstitie. Ook de kerkelijke
tuoht naar het Woord Gods is ons geoor
loofd. Daarenboven wat niet gevraagd
is wij hebben niets te doen met één
der bisschoppen, zelfs niet met die van
Londen, wat hen maar al te zeer tegen
de borst stuitHet betekent Voor
waar niet weinig, dat wij vrij zijn van
het juk der bisschoppen, en daarom zij
de Heer geprezen tot in eeuwigheid.
gerestaureerde oude kerk.
(uit Alkmaar) en Micron (uit Gent), ter
wijl als superintendent Lasco wordt aan
gewezen. Deze functie te moeten aan
vaarden is een concessie aan het Engelse
kerkelijke systeem; het riekt ietwat naar
de bisschop, deze persoon, die als „over-
siender" met regelende en besturende
macht werd bekleed! Een figuur, die fei
telijk niet past in een gereformeerde
kerk.
De Vlaming Utenhove, door zijn theolo
gische ontwikkeling weldra de meest op
de voorgrond tredende ouderling der ge
meente, schreef dan ook een dankbare
'I Was een blijde, onvergetelijke dag voor
23 Juli jJ. de eerste steen voor bet i
prinses
de Ned. Herv. Gemeente te Londen, toen
ïieuwe kerkgebouw werd gelegd dooi
Moeite met de bisschoppen
We begrijpen Utenhoye's vreugde, doch
wie meent, dat alles nu verder zondejr
moeilijkheden zich ontwikkelen kon. ver
gist zich deerlijk. De bisschoppen poogden
direct al de Uitvoering van het charter te
saboteren en straks, in de 17de eeuW,
heeft de gemeente tijdens de catholiseren-
de bisschop Laud grote moeite ondervon
den. Het begon al spoedig, toen in 1553
Eduard VI overleed en door zijn fana
tiek Roomse halfzuster Mary (de bloe
dige) werd opgevolgd. De leidende figu
ren weken met vele gemeenteleden uit
naar Emden. En wel konden zij na Eli
zabeths troonsbestijging weldra terugke
ren, doch Lasco werd in 1560 geen
superintendent meer: de gemeente behield
slechts een gedeeltelijke autonomie, doch
werd eigenlijk ingevoegd in het geheel
der Anglicaanse Kerk, doordat de bis
schop van Londen de plaats van h Lasco
zöu gaan innemen. Van een classis-1
ming der Nederlandse gemeenten en
vertegenwoordiging bij de Hollandse
tionale synoden kon dan ook geen sprake
zijn; de bisschoppen verboden dit een
voudig. Zo bleef de Londense gemeente
geïsoleerd en hoewel zij veel steun ver
leende aan het strijdende vaderland en
ook elders nood hielp lenigenook nu
nog is zij geheel apart-staande en staat
ook organisatorisch los van de Herv. Kerk
in ons land.
Toch neemt zij historisch een zeer be
langrijke plaats in; niet alleen omdat
zij voor duizenden een veilig toevluchts
oord geweest is, toen hier de vervolgin
gen in volle gang waren, doch voor
al omdat onder bekwame leiding hier de
eerste organisatie der Ned. Herv. Kerk
tot stand kwam. Van grote invloed op
de ontwikkeling van het kerkelijke le
ven in liturgie en kerkorde is geweest,
wat in Londen tot stand kwam. Onze
formulieren voor doop, avondmaal en
huwelijk zijn niet rechtstreeks uit Lon
den overgenomen, doch de liturgie van
de Paltz is door de Londense sterk be-
invloed. Veel brachten de mannen van
Londen in de eerste jaren tot stand
uitvoerig wordt ons dit door dr Linde
boom beschreven: leerboeken voor jong
bede zang
de predicatie door Datheen is overgeno
men en nog onder onze Enige Gezangen
voorkomt) en bijbelvertaling. Ook ver
scheen tijdens de Emdense ballingschap
(tijdens Mary de bloedige) een kerkorde:
a Lasco's „Forma* ac ratio" door Micron
bewerkt als „Christlicke ordinanciën".
De „profetie"
Nog op één merkwaardig verschijnsel
in de Londense gemeente willen we wij
zen, dat der z.g. „profetie". Hier blijkt
trouwens duidelijk (gelijk ook elders)
sterke Zwingliaanse invloed, want Cal-
vijn moest van dit „profetisme" niets
hebben, terwijl k Lasoo cr juist een
grote waarde aan hechtte.
Wat is deze „profetie"? Wij zouden
hier spreken van een „gesprek" op een
gemeente-avond. Een dergelijke bijeen
komst werd iedere Donderdag te Lon
den gehouden en was bedoeld als een
ontmoeting van gemeenteleden met hun
voorgangers, waarbij dan vragen en be
zwaren de leer betreffende, naar voren
konden worden gebracht. Was iets in de
prediking niet voldoende duidelijk ge
worden, of indien er vragen overgeble
ven ^waren.er loon over gesproken
Ook hier dreigden echter gevaren:
dat n.l. ongewenste elementen teveel
aan het woord zouden komen (met name
wederdopers en andere afwijkende lie
den) en daarom had reeds Zwingli te
Zürieh (te bevoegdheid der gemeente tot
spreken en getuigen in handen gelegd
van enkele door studie daartoe meer be
voegde personen, die „profeten" genaamd
werden. Gemeenteleden, die iets ter
sprake wilden brengen, dienden zich tot
deze „profeten" te wenden.
Deze benaming is toch eigenlijk wel
wonderlijk, omdat van het spontane en
directe, dat de nieuiw-testamentische
profetie kenmerkte, weinig of niets is
overgebleven.
Het instituut der profetie heeft niet
lang gewerkt: de zekeringen bleken niet
voldoende garantie ter wering van on
gewenste personen en ideeën: in 1571
werd het reeds afgeschaft
Het overige der lotgevallen dezer
kerkgemeenschap kunt U lejten ,ip ge-
prdf. Lindeboom, Hoe
dernisme zijn intrede met ds. Adama
van Scheltëma (1874) en hoewel pok
hier b.v. in de persoon van dr. J., van
Dorp een meer naar dé Bijbel zich rich
tende vrijzinnigheid kwam, ook nu is de
gemeente tot de vrijzinnigen te rekenen.
Sinds 1946 wordt zij bediend door ds. R.
H. van Apeldoorn, tevoren Herv. pred.
te Witmarsum (Fr.)
Vermelding dient nog de indrukwek
kende sociale activiteit die de Londense
kring steeds heeft uitgeoefend.
Ds. P. A. A. Klusener.
Prof. dr. J. Lindeboom, Austin
Friars, Geschiedenis van de Neder
landse Hervormde Gemeente te Londen,
1505—1950. 200 blz. Ing. f 9 60: geb. f 12.
(ook in het Engels verkrijgbaar). Uitg.
Martinus Nijhoff, Den Haag.
Emeritus
Emeritus betekende oudtijds bij de
Romeinen een krijgsman, die zyn tijd
uitgediend had.
In later tijden heeft men die bena
ming op burgerlijke betrekkingen toe
gepast en gegeven aan oude, getrou
we staatsdienaren, die wegens gevor
derde leeftijd rust genoten.
In ons land wordt deze benaming
tegenwoordig uitsluitend gebruikt
voor hoogleraren en predikanten, die
om hun hoge leeftijd en langdurige
werkzaamheid, eervol van hun betrek
king ontheven werden.
ZONDAGSBLAD 16 SEPTEMBER 1950
5
maakt de veertig vol
einöe van eeri moLenAARS-tRAöitie
FIANS VOGEL is een molenaar met
een tanig gezicht en een pijp als een
richtingwijzer in zijn rechtermondhoek.
Een magere, gespierde kerel van even
vijfenzestig, die door het leven gaat met
Geertruida Konijnenburg, waarmee hij
al bijna veertig jaar getrouwd is. Goed,
zegt ge. dat is dus een eehtpaar met goed
Hollands klinkende namen, maar wat
valt er nog meer van te vertellen?
„Zo bar veel is dat niet", zou Firans
Vogel zelf zeggen en zijn Geertrui is
gaarne geneigd om dat te beamen.
Ge moet echter weten, dat Frans Vogel
i Vogel draaiend c
een molenaar is. Zijn molen staat ergens
tussen Lek en Merwede in de Alblnsser-
waardse polders met het wiekenkxuis te
pronken. Onlangs nog stond de molen
„blij", want toen vierde de beheerder
zijn vijfenzestigste verjaardag. De kin
deren en kleinkinderen kwamen felici
teren en het polderbestuur sleepte een
reusachtige bloemenmand naar het mo
lenkamertje benevens een minder zwaar
cadeau, een enveloppe met inhcud. Amb
telijk beduidt het bereiken van die leef
tijd, dat de molenaar een ontslagaan
vrage indient. Maar Vogel voelt er wei
nig voor, om rustigjes te gaan leven. In
November aanstaande is hij veertig jaar
in dienst van de polder en bovendien is
het veertigjarige huwelijksfeest op
komst. Dus Vogel maakt de veertig vol!
De molenaar is de laatste telg van een
oud molenaarsgeslacht uit de Alblasser-
waard. Zijn grootvader beheerde de
„Doetse molen" in Gicssen-Nieuwkerk
en toen zijn vader veertien jaar was,
hielpideze al met het malen. Wijlen Jan
Vogel was ook zo'n rasechte molenaar.
Hij kwam aan de vierenveertig dienst
jaren en bediende nog na zijn zeventigste
jaar de molen. Toen Frans veertien was,
brandde de ouderlijke molen af als ge
volg van blikseminslag. Bij het bereiken
van de vijfentwintigjarige leeftijd had
hij succes met zijn sollicitatie 'naar het
baantje van molenaar. Dat is nu al weer
veertig jaar geleden
Het was in die tijd geen vetpot voor
't molenaarsgezin. Frans Vogel kreeg een
jaarwedde van 90 en dat was al
een hele bonk geld, want zijn vader had
het met 70 moeten stellen. Wat er
meer nodig is kan de molenaar cr in zijn
vrije tijd bijverdienen. Gemiddeld is hij
echter duizend uren per jaar in touw om
het water op peil te houden. Destijds
kwam dat dus neer op een uurloon van
negen cent. En het gebeurt ook wel,
dat er 1500 uur per jaar met het malen
is gemoeid!
Ja, die oude tijd In 1910 gebeurde
het eens, dat de molen vijf weken ach
tereen bleef draaien. En wie kwam er
soms op avonden, als de lucht kwaad
weer voorspelde, naar de Tiendwegse
molen? Niemand minder dan vader Jan
Vogel, die toen al zeven kruisjes achter
de rug had maar toch eens kwam kij
ken, of de jongen het wel klaren kon.
Frans Vogel heeft geen opvolger. Het
molenaarsechtpaar kreeg vier kinderen
(twee zoons en twee dochters), maar de
jongens zijn al lang en breed getrouwd
en zij voelen niets voor vaders baantje.
Het spijt de oude molenaar wel, maar ja,
het is te begrijpenDe jaarwedde is
na 1910 zeer aanzienlijk gestegen, maar
vergeleken bij de normale lonen blijft
die schraal. En zo komt er dus een
einde aan een molcnaarstraditie, die van
geslacht op geslacht ging en waarvan
de huidige molenaar zelf het begin niet
Een apart slag volk, die molenaars. Ge
kunt. genietend van uw „bakkie troost",
in het kamertje b.v. te horen krijgen:
„Klaasje Sterrenburg staat kreupel". Ge
behoeft dan niet naar de dokter te ren-
JUFFROUW Sibbel is
boos op me; wat zeg ik,
ze is ronduit razend. Ze
woedt tegen mij met de
ijver van een Noord-Kore-
aanse brigade; ze beukt
mijn linies, ze bedreigt
>Jt mijn aanvoerwegen, ze
ajt bestookt me met haar grof-
jö ste geschut. Nu reeds ze-
ajt ven dagen achtereen heeft
Juffrouw Sibbel van
jji 's morgens acht tot 's avonds
tien in of omtrent haar
deur mijn doopceel gelicht
en den volke kond gedaan
jjt dat ik smijt met geld, maar
>jr dat een arrem mens er on-
ajt dertussen nooit iets van te
jjt zien k,pjgt.
jjr U voelt dat dit een
hoogst gevaarlijke tactiek
jjr is, die ik niet op me kan
jj: laten zitten. Ik kan dat te
jjt minder doen naarmate de
jjc giften in de niéuw begon-
jj: nen cursus beginnen te
j*r vloeien en men van Noord
tot Zuid brieven schrijft
over de hulp aan ons kin-
derwerk. Tussen haakjes:
wat gaat die actie ontroe-
rend goed; wat blijken er
overal mensen te wonen,
die de gevraagde vijf en
twintig gulden overmaken
aan de redactie van dit
blad opdat het wijkwerk
draaien kan. Ik schrijf dit
heel kort na onze oproep
en reeds is één procent van
de benodigde helpers bin-
nen. Maar juist daarom
dien ik Juffrouw Sibbei's
contra-propaganda te weer.
2 leggen en u de ware toe-
dracht in extenso te verha-
kn-
2 Het zit dan zo: Juffrouw
T Sibbel woont naast Juf-
T frouw Hibbel en gelijk hun
T namen komen ook hun in-
2 nerlijke overleggingen zeer
overeen. Beiden zijn ze
7? om het zacht te zeggen
T wat hebberig van aard.
2 Beiden zijn ze ingewijd in
2 de geheime zwarte kunst
T om ergenstvat te be-
T machtigen. Ze weten intui-
2 tief wanneer enige organi
satie in de wijde omtrek
iets bedelen en te ver
geven heeft; ze ruiken het
minste spoor van bewogen
heid en liefdadigheid en ze
evenaren schaakmeester
Euwe in het opbouwen
van knappe stellingen met
het doel om in de gunst te
vallen. U weet wel: niet
pal voor Kerst komen aan
zetten dat valt te zeer
op maar in October een
vertrouwensband weven,
met 'n inzinking begin No
vember, en dan 'n echt be
rouw tegen het einde v'dn
die maand: succes gegaran
deerd. En jaren aaneen
heeft deze methode 'dit
succes gehad: weliswaar
b\j uitermate
verscheidene
geloven'en
gelegenheden,
went je kunt
niet jaar na
jaar by dezelfde gerefor
meerde of hervormde of
lutherse of heilsleger groep
één eendere tactiek toepas
sen; slechts afwisseling van
spijsoord doet eten maar
dat eten is dan toch maar
perfect geslaagd.
Ze zijn dus beiden heb
berig, maar ze zijn boven
dien jaloers, naijverig,
scheel van nijd jegens el
kander. Dat ligt in de aard
van de zaak: twee zulke
kunstenaressen gunnen el
kaar nu eenmaal het licht
in de ogen niet; dat zie je
op ander gebied ook. En
bovendien gelijken hun
huiselijke omstandigheden
van mannen, die omtrent
hetzelfde loon verdienen
benevens van even oude
kin derviertallen, die met
moederlijke driften de te
genpartij de blauwe ogen
slaan welke voornoemde
moeders elkaar toewensen.
En die hebzucht gevoegd
bij die nijd doen mij nu in
Juffrouw Sibbels kwade
blaadje staan. Want temid
den der voorbije zomerse
dagen is Juffrouw Hibbel
Uit de
VOLKSWIJK
ineens onder de mensheid
verschenen in een buiten
sporig toilet, dat met recht
een midzomernachtsdroom
mag heten en ze heeft
daarmee voor Juffrouw
Sibbels deur gepraald op
een waarlijk oogver blin
dende manier. En de vol
gende dag heeft zich dit
spel herhaald met een an
dere, nog ravissanter mo
del. En de derde dag is het
een sporttenue geworden,
waarmee Wimbledon furo
re zou verwekken. En de
vierde en de vijfde dag is
haar lichaam min of meer
en meer min dan meer
gehuld geweest in
steeds meer naar een
luxestra nd
zwemende ge
waden. Het
plete mode
show gewor
den, die omtrent tien dagen
aanhield en waar men
na zulk een termijn de eer
ste creaties vergeten is
die de schijn aannam van
een drie a vier weeks Film
Festival.
Eerst is het een stomme
film geweest, want Juf
frouw Sibbel had bij zo
veel vreugde der tegenpar
tij vooralsnog geen woor
den meer. Wanneer je ja-
nek
door het leven spurt, moet
een plotseling uitlopen van
de naaste partner wel met
zwijgzaamheid slaan. Maar
sneller dan men zich den
ken kan, is het toch een
geluidsfilm geworden, met
een geluid van machtige
overwinningskreten ener
zijds en diepe wanhoops
klachten anderzijds. En
toen is ondermeer dit ge
sprek gevoerd: „Nou mens,
het zit cr an bij je, heb je
man de honderdduizend
getrokken?" „Wel nee,
mens, ik ben bij de wijk-
dominé geweest en die had
net wat kieren, en daar
heb ik zeventien japonne- T
tjes van gehad 2
Begrijpt u nu dat Juf- Y
frouw Sibbel woest op me jf
is? Zeventien jurken aan 2
Juffrouw Hibbel en Juf- X
frouw Sibbel nog niet één
nietige zakdoek om haar
tranen af te uiissen. Zeven-
tien jurken voor de een en I
broodmagere naaktheid JE
voor de ander. O, wat een X
loeder vaneen vent. O I
ivat wqrjdt er gesmeten met X
dat lieve geld je. O uiat een X
wanbeheer. X
Ik zei al: dit alles is ge- X
schied midden in de zomer, X
toen ik weg was en toen X
het wijkgebouw zo dicht Jr
zat als een pot. Ik heb er g
dus pas later van gehoord, j
veel later toen arglistig- T
heid en jaloesie met tvyd- 2
uitslaande vlammen ge- X
woed hadden. En lang na jj
een brand is het moeilijk X
om de ivare oorzaak der pg
ramp vast te stellen, tenzij J*
men er justitie en politie gg
en al zo meer in moeit. Ik
zal maar rustig afwachten gg
hoe het alles uitpakt: mis- gg
schien zit er een kraukje gg
achter, en misschien een
Amerikaanse achterneef
met weldoenders-aspira- j
ties. Maar één ding kan ik X
met de hand op mijn hart 2
beztveren: dit, dat toe nooit j
zeventien zomerjurken bij X
elkaar gezien hebben, en X
zelfs geen tien. Dit, dat zo- gg
merjuvken ons nooit berei- X
ken voor de laatste herfst- X
dag en dat ze voor de eer- gg
ste lentemorgen al zyn uit-
gedeeld. En dit, dat Juf-
frouw Hibbel al sinds jaar
en dag bij ons staat aange- X
merkt met hetzelfde waar- X
schuwingsteken, dat ook 2
bij Juffrouw Sibbel staat 2
en dat zoveel betekent als 2
„Niets geven; houd haar in 2
de gaten: ze verlakt ieder- 2
een." 2
Maar breng dat Juf- 2
frouw Sibbel nu maar eens 2
aan haar verstan± 2
WIJKPREDIKANT.
nen, want dat „kreupel staan" heeft be
trekking op een buur-molen, kilometers
verder de polder in. Het z.g. kreupelen
is één der letters var. het molen-alphabet,
de z.g. rouwstand. De wieken worden in
een bepaalde stand gedraaid, wanneer
buren, familieleden of leden van het
polderbestuur zijn overleden. De molen
kan ook „blij" of „overheks" staan en
zo zijn er veel andere standen denkbaar,
waarmee iets gezegd wil worden In die
wiekentaal zijn regionale verschillen.
Ja, er is heel wat te leren in het
eigenaardige kamertje onder het rieten
molenlijf. Frans Vogel en zijn vrouw zijn
er weer, alleen overgeschoten, zoals zij
er alleen kwamen, maar nu kunnen zij
terugzien op een leven vol van wissel
valligheden en molenaarsromantiek,
waarbij men dan in aanmerking moet
nemen, dat ook deze romantiek hard
kan zijn!
(Vervolg van pag. 3)
T KRUISKE IN HET KAPELLEKE
ook den stolpkens gestaan met den
Heiligen Familie en die van den Hei
ligen Barbara, den Patrones tegen
een schielijken dood. Dat was nog een
familiestukske geweest van Moeder
zaliger, 't Was alles weggedaan, ver
mits Ons Heer den beeldendienst ver
foeide.
In 't Kapelleke was geen Kruiske
van Ons Heer en Melanieke zou het
er toch zoo geere zien. Hoe vaak had
ze gepeist: hoe kan ik dat daar krij
gen, en plots was dat in heur gedacht
gekomen en alles tegaar zou heur
gene centiem kosten, alleen maar een
beetje moeite en geduld. Jaren gele
den had ze zoon kruiske gezien, ge
maakt van stek9kensdooskens en dat
kost zij ook maken, ge zult het zien en
beleven zulle en schoon zal het zijn.
Na maanden geduld en sparen had ze
ten langen leste er genoegzaam ge
spaard en met menig droppelke zweet
gelaten te hebben, was het voor goed
kleer gekomen.
Op den avond van den samenkomst
trok ze met heur schat naar het Ka
pelleke. „Zie een keer Menier, ge het
gij van zijn leven nog niet iet van mij
gehad en awel, hier is iet schoons
veur het Kapelleke zulle".
Met een verheugd wezen toonde zij
aan een ieder hèur sqhoon Kruiske en
ze zag wel aan dien Evangelist zijn
wezen, dat um danig content was. Vol
moed ging ze verder en zei: „Bezie
dat eens goed wat dat alles beteekend
Menier? ,,'t Kruis van Ons Heer," ant
woordde deze. „Ja, ja dat ziet een
klein kind ook, maar luisterden
toen kwam het hooge woord er uit.
„Dat Kruis bestaat uit twaalf cir-
kelkens en dat beteekend dees
Dat zijn de twaalf Apostelen van Ons
Heer en (ze voelde zich alsof ze een
sermoen hield veur allen in het Ka
pelleke) we lezen in het Evangelie,
dat het nief Jeruzalem zal hebben
twaalf poorten en dat diene twaalf
Apostelen ook eens zullen gaan oor-
deelen over den twaalf stammen van
Israel. Awel, en dat alles zou van zijn
leven niet geschiedde ware het niet
dat Ons Heer Zijn zwaar kruiske den
berg van Calvarie had opgetorst."
Menier van het Kapelleke stond te
zien alsof um een schoon visioen zag
en ten ende zeide hij: „Melanieke, zoo
lang 't Kapelleke er zijn zal, zal t
Kruiske van Ons Heer hier blijven
hangen en aan allen die het willen
hooren, zal ik verklappen wat gij daar
van gezegd heb."
't Werd Melanieke warm om het
harte en toen aan het einde van een
heel schoon sermoen ook nog werd
gezongen:
In hef Kruis zal 'k eeuwig roemen
En geen Wet kan mij verdoemen,
Christus droeg den vloek voor mij,
Christus is voor mij gestorven,
Heeft gena voor mij verworven:
't Ben van dood en zonde vrij
toenja toen was het voor Me
lanieke alsof dat lied door allen heur
ter versterking van heur geloof en als
dank yeur heur Kruiske werd toege
zongen en koe* het diepste put-
teke van h"1- ""en; „Amen."