De Nederlandse Hervormde Gemeente te Londen ranó MODESHOW 4 VIER EEUWEN „ÓUStin fRI&RS" Kerken der Reformatie hebben veel aan deze Gemeente te danken Tl UST1N FRIARS dat betekent Augustijner broeders en dit is de titel van het belangwekkende boek van de hand van prof. dr. J. Lindeboom, hoogleraar te Groningen, waarin hy op verzoek van de kerkeTaad der Ncd. Herv. gemeente te Londen de geschiede nis dezer gemeente behandelt ter ge legenheid van haar 400-jarig bestaan. Austin Friarswant 24 Juli 1550 vaardigde de jonge Engelse koning Eduard VI het „charter" uit, waarin bepaald wordt, dat een deel van het kerkgebouw, dat voorheen aan de broe ders Augustijnen toebehoord had, als vergaderplaats toegewezen werd en ge schonken aan de Nederduitsers en an dere vreemdelingen, opdat daar „de on bedorven uitlegging van het Allerheiligst Evangelie en de bediening der Sacra menten volgens Gods Woord en aposto lische overlevering moge plaats vinden". Aangezien de Fransen en andere vreemdelingen weldra hun eigen plaats van samenkomst verkregen, is deze kerk tot haar verwoesting door een luchtbom bardement op 16 Oct. 1940, steeds de vergaderzaal geweest van de Ned. Herv. gemeente te Londen. Zoals u zich zult herinneren heeft prinses Irene 23 Juli 1.1. de eerste steen gelegd voor het nieuwe kerkgebouw dezer gemeente, dat thans bezig is te verrijzen in de Engelse hoofd stad. Het is ons een genoegen de belangrijke studie van prof. Lindeboom bij onze lezers te mogen inleiden. Zes fraaie pla ten verluchten de interessante tekst; het charter van Eduard VI is zowel in het Latijn als in de vertaling van de auteur opgenomen, alsmede een lijst van predi kanten, die de gemeente in de loop van vier eeuwen hebben gediend. Achtereen volgens behandelt de hooggeleerde schrijver: Stichting cn stormen; de eer ste jaren der gemeente; kracht naar bin nen en buiten; handhaving der leer; handhaving der zedetucht en philanthro- £isch-sociale activiteit; de betrekkingen it andere Hervormde Kerken in Neder land en Engeland; de verhouding der ge meente tot Staat en Kerk; de strijd met •artsbisschop Laud; de gemeente in de 17de en 18de eeuw; de lotgevallen van bet kerkgebouw; de gemeente in de 19de Honderden uitgewekenen Reeds van overlang trokken hand werkslieden uit de Nederlanden (ook de Zuidelijke, het tegenwoordige België) naar Engeland, waar zij niet weinig tot de economische opbloei hebben meege werkt, want de cultuur stond op het continent hoger dan op de Britse eilan den. Doch toen de geloofsvervolgingen kwamen, vonden velen een schuilplaats in het Engeland van Hendrik VIII, die in conflict kwam met de paus, die zijn huwelijk niet wilde ontbinden. Daarom brak de koning met Rome, beschouwde zichzelf als hoofd der Anglicaanse Kerk, die haar bisschoppelijke inrichting be hield; saeculariseerde de kloosters (het geen hem niet geringe baten afwierp!), doch van een hervorming kon nog kwa lijk gesproken worden. Luther verklaar de. dat de koning 's pausen lichaam wel wilde doden, doch diens ziel de leer behield! Politieke redenen deden hem echter aansluiting zoeken bij de Duitse protestantse vorsten. Toen echter Eduard VI hem opvolgde (the boy-king was nog maar 10 jaar), namen diens regent, de hertog van So merset en de aartsbisschop van Canter bury, Cranmer, de nadere reformatie ter hand in beslist evangelische zin. Een man als Bucer werd hoogleraar te Cam bridge, de Poolse edelman a Lasco kwam uit Oost-Friesland over. Alleen het aan tal uitgewekenen uit de Nederlanden wordt op een 800 geschat (in Londen alleen), zodat dezen, die zich in de Ang licaanse Kerk niet thuis gevoelden, eigen samenkomsten belegden. Deze nu kregen door het charter van 1550 niet alleen een eigen kerkgebouw, doch ook het recht „een georganiseerd en politiek lichaam uit eigen gezag" te zijn en te blijven „op naam van super intendent en dienaren van de kerk der Nederduitsers en andere vreemdelingen krachtens stichting door Koning Eduard VI in de Stad Londen". Een zelfstandige nationale en kerkelijke eenheid dus (denk aan de verhouding van Kerk en Staat in die dagen!); een pnesbyteriale gemeente in het episcopale Engeland, die wij zou zijn haar „eigen riten, ceremo niën en eigen bijzondere kerkelijke tucht toe te passen", ook al wijken deze af van de Anglicaanse. Vergeten we niet, dat deze royale vrijheidstoekenning mede ingegeven is door angst voor extreme doperse gees ten. Een gereformeerde gemeente zou een goed tegenwicht vormen tegen deze vrijgeesten, waar ook de Engelse Kerk zeer huiverig voor was. In 1553 werd n.l. bepaald, dat een Nederlander slechts burger van Londen kon worden, wan neer hij toegelaten zou worden tot de vluchtelingengemeente. Een anabaptist kreeg hier geen schijn van kans! Westelijke gevel en ingang van de oude kerk. Eerste predikanten dan zij verwacht hadden, een kerk, waar in „het zuivere Woord mag worden verkondigd en- de sacramenten bediend naar de instelling van Christus de Heer, zonder superstitie. Ook de kerkelijke tuoht naar het Woord Gods is ons geoor loofd. Daarenboven wat niet gevraagd is wij hebben niets te doen met één der bisschoppen, zelfs niet met die van Londen, wat hen maar al te zeer tegen de borst stuitHet betekent Voor waar niet weinig, dat wij vrij zijn van het juk der bisschoppen, en daarom zij de Heer geprezen tot in eeuwigheid. gerestaureerde oude kerk. (uit Alkmaar) en Micron (uit Gent), ter wijl als superintendent Lasco wordt aan gewezen. Deze functie te moeten aan vaarden is een concessie aan het Engelse kerkelijke systeem; het riekt ietwat naar de bisschop, deze persoon, die als „over- siender" met regelende en besturende macht werd bekleed! Een figuur, die fei telijk niet past in een gereformeerde kerk. De Vlaming Utenhove, door zijn theolo gische ontwikkeling weldra de meest op de voorgrond tredende ouderling der ge meente, schreef dan ook een dankbare 'I Was een blijde, onvergetelijke dag voor 23 Juli jJ. de eerste steen voor bet i prinses de Ned. Herv. Gemeente te Londen, toen ïieuwe kerkgebouw werd gelegd dooi Moeite met de bisschoppen We begrijpen Utenhoye's vreugde, doch wie meent, dat alles nu verder zondejr moeilijkheden zich ontwikkelen kon. ver gist zich deerlijk. De bisschoppen poogden direct al de Uitvoering van het charter te saboteren en straks, in de 17de eeuW, heeft de gemeente tijdens de catholiseren- de bisschop Laud grote moeite ondervon den. Het begon al spoedig, toen in 1553 Eduard VI overleed en door zijn fana tiek Roomse halfzuster Mary (de bloe dige) werd opgevolgd. De leidende figu ren weken met vele gemeenteleden uit naar Emden. En wel konden zij na Eli zabeths troonsbestijging weldra terugke ren, doch Lasco werd in 1560 geen superintendent meer: de gemeente behield slechts een gedeeltelijke autonomie, doch werd eigenlijk ingevoegd in het geheel der Anglicaanse Kerk, doordat de bis schop van Londen de plaats van h Lasco zöu gaan innemen. Van een classis-1 ming der Nederlandse gemeenten en vertegenwoordiging bij de Hollandse tionale synoden kon dan ook geen sprake zijn; de bisschoppen verboden dit een voudig. Zo bleef de Londense gemeente geïsoleerd en hoewel zij veel steun ver leende aan het strijdende vaderland en ook elders nood hielp lenigenook nu nog is zij geheel apart-staande en staat ook organisatorisch los van de Herv. Kerk in ons land. Toch neemt zij historisch een zeer be langrijke plaats in; niet alleen omdat zij voor duizenden een veilig toevluchts oord geweest is, toen hier de vervolgin gen in volle gang waren, doch voor al omdat onder bekwame leiding hier de eerste organisatie der Ned. Herv. Kerk tot stand kwam. Van grote invloed op de ontwikkeling van het kerkelijke le ven in liturgie en kerkorde is geweest, wat in Londen tot stand kwam. Onze formulieren voor doop, avondmaal en huwelijk zijn niet rechtstreeks uit Lon den overgenomen, doch de liturgie van de Paltz is door de Londense sterk be- invloed. Veel brachten de mannen van Londen in de eerste jaren tot stand uitvoerig wordt ons dit door dr Linde boom beschreven: leerboeken voor jong bede zang de predicatie door Datheen is overgeno men en nog onder onze Enige Gezangen voorkomt) en bijbelvertaling. Ook ver scheen tijdens de Emdense ballingschap (tijdens Mary de bloedige) een kerkorde: a Lasco's „Forma* ac ratio" door Micron bewerkt als „Christlicke ordinanciën". De „profetie" Nog op één merkwaardig verschijnsel in de Londense gemeente willen we wij zen, dat der z.g. „profetie". Hier blijkt trouwens duidelijk (gelijk ook elders) sterke Zwingliaanse invloed, want Cal- vijn moest van dit „profetisme" niets hebben, terwijl k Lasoo cr juist een grote waarde aan hechtte. Wat is deze „profetie"? Wij zouden hier spreken van een „gesprek" op een gemeente-avond. Een dergelijke bijeen komst werd iedere Donderdag te Lon den gehouden en was bedoeld als een ontmoeting van gemeenteleden met hun voorgangers, waarbij dan vragen en be zwaren de leer betreffende, naar voren konden worden gebracht. Was iets in de prediking niet voldoende duidelijk ge worden, of indien er vragen overgeble ven ^waren.er loon over gesproken Ook hier dreigden echter gevaren: dat n.l. ongewenste elementen teveel aan het woord zouden komen (met name wederdopers en andere afwijkende lie den) en daarom had reeds Zwingli te Zürieh (te bevoegdheid der gemeente tot spreken en getuigen in handen gelegd van enkele door studie daartoe meer be voegde personen, die „profeten" genaamd werden. Gemeenteleden, die iets ter sprake wilden brengen, dienden zich tot deze „profeten" te wenden. Deze benaming is toch eigenlijk wel wonderlijk, omdat van het spontane en directe, dat de nieuiw-testamentische profetie kenmerkte, weinig of niets is overgebleven. Het instituut der profetie heeft niet lang gewerkt: de zekeringen bleken niet voldoende garantie ter wering van on gewenste personen en ideeën: in 1571 werd het reeds afgeschaft Het overige der lotgevallen dezer kerkgemeenschap kunt U lejten ,ip ge- prdf. Lindeboom, Hoe dernisme zijn intrede met ds. Adama van Scheltëma (1874) en hoewel pok hier b.v. in de persoon van dr. J., van Dorp een meer naar dé Bijbel zich rich tende vrijzinnigheid kwam, ook nu is de gemeente tot de vrijzinnigen te rekenen. Sinds 1946 wordt zij bediend door ds. R. H. van Apeldoorn, tevoren Herv. pred. te Witmarsum (Fr.) Vermelding dient nog de indrukwek kende sociale activiteit die de Londense kring steeds heeft uitgeoefend. Ds. P. A. A. Klusener. Prof. dr. J. Lindeboom, Austin Friars, Geschiedenis van de Neder landse Hervormde Gemeente te Londen, 1505—1950. 200 blz. Ing. f 9 60: geb. f 12. (ook in het Engels verkrijgbaar). Uitg. Martinus Nijhoff, Den Haag. Emeritus Emeritus betekende oudtijds bij de Romeinen een krijgsman, die zyn tijd uitgediend had. In later tijden heeft men die bena ming op burgerlijke betrekkingen toe gepast en gegeven aan oude, getrou we staatsdienaren, die wegens gevor derde leeftijd rust genoten. In ons land wordt deze benaming tegenwoordig uitsluitend gebruikt voor hoogleraren en predikanten, die om hun hoge leeftijd en langdurige werkzaamheid, eervol van hun betrek king ontheven werden. ZONDAGSBLAD 16 SEPTEMBER 1950 5 maakt de veertig vol einöe van eeri moLenAARS-tRAöitie FIANS VOGEL is een molenaar met een tanig gezicht en een pijp als een richtingwijzer in zijn rechtermondhoek. Een magere, gespierde kerel van even vijfenzestig, die door het leven gaat met Geertruida Konijnenburg, waarmee hij al bijna veertig jaar getrouwd is. Goed, zegt ge. dat is dus een eehtpaar met goed Hollands klinkende namen, maar wat valt er nog meer van te vertellen? „Zo bar veel is dat niet", zou Firans Vogel zelf zeggen en zijn Geertrui is gaarne geneigd om dat te beamen. Ge moet echter weten, dat Frans Vogel i Vogel draaiend c een molenaar is. Zijn molen staat ergens tussen Lek en Merwede in de Alblnsser- waardse polders met het wiekenkxuis te pronken. Onlangs nog stond de molen „blij", want toen vierde de beheerder zijn vijfenzestigste verjaardag. De kin deren en kleinkinderen kwamen felici teren en het polderbestuur sleepte een reusachtige bloemenmand naar het mo lenkamertje benevens een minder zwaar cadeau, een enveloppe met inhcud. Amb telijk beduidt het bereiken van die leef tijd, dat de molenaar een ontslagaan vrage indient. Maar Vogel voelt er wei nig voor, om rustigjes te gaan leven. In November aanstaande is hij veertig jaar in dienst van de polder en bovendien is het veertigjarige huwelijksfeest op komst. Dus Vogel maakt de veertig vol! De molenaar is de laatste telg van een oud molenaarsgeslacht uit de Alblasser- waard. Zijn grootvader beheerde de „Doetse molen" in Gicssen-Nieuwkerk en toen zijn vader veertien jaar was, hielpideze al met het malen. Wijlen Jan Vogel was ook zo'n rasechte molenaar. Hij kwam aan de vierenveertig dienst jaren en bediende nog na zijn zeventigste jaar de molen. Toen Frans veertien was, brandde de ouderlijke molen af als ge volg van blikseminslag. Bij het bereiken van de vijfentwintigjarige leeftijd had hij succes met zijn sollicitatie 'naar het baantje van molenaar. Dat is nu al weer veertig jaar geleden Het was in die tijd geen vetpot voor 't molenaarsgezin. Frans Vogel kreeg een jaarwedde van 90 en dat was al een hele bonk geld, want zijn vader had het met 70 moeten stellen. Wat er meer nodig is kan de molenaar cr in zijn vrije tijd bijverdienen. Gemiddeld is hij echter duizend uren per jaar in touw om het water op peil te houden. Destijds kwam dat dus neer op een uurloon van negen cent. En het gebeurt ook wel, dat er 1500 uur per jaar met het malen is gemoeid! Ja, die oude tijd In 1910 gebeurde het eens, dat de molen vijf weken ach tereen bleef draaien. En wie kwam er soms op avonden, als de lucht kwaad weer voorspelde, naar de Tiendwegse molen? Niemand minder dan vader Jan Vogel, die toen al zeven kruisjes achter de rug had maar toch eens kwam kij ken, of de jongen het wel klaren kon. Frans Vogel heeft geen opvolger. Het molenaarsechtpaar kreeg vier kinderen (twee zoons en twee dochters), maar de jongens zijn al lang en breed getrouwd en zij voelen niets voor vaders baantje. Het spijt de oude molenaar wel, maar ja, het is te begrijpenDe jaarwedde is na 1910 zeer aanzienlijk gestegen, maar vergeleken bij de normale lonen blijft die schraal. En zo komt er dus een einde aan een molcnaarstraditie, die van geslacht op geslacht ging en waarvan de huidige molenaar zelf het begin niet Een apart slag volk, die molenaars. Ge kunt. genietend van uw „bakkie troost", in het kamertje b.v. te horen krijgen: „Klaasje Sterrenburg staat kreupel". Ge behoeft dan niet naar de dokter te ren- JUFFROUW Sibbel is boos op me; wat zeg ik, ze is ronduit razend. Ze woedt tegen mij met de ijver van een Noord-Kore- aanse brigade; ze beukt mijn linies, ze bedreigt >Jt mijn aanvoerwegen, ze ajt bestookt me met haar grof- jö ste geschut. Nu reeds ze- ajt ven dagen achtereen heeft Juffrouw Sibbel van jji 's morgens acht tot 's avonds tien in of omtrent haar deur mijn doopceel gelicht en den volke kond gedaan jjt dat ik smijt met geld, maar >jr dat een arrem mens er on- ajt dertussen nooit iets van te jjt zien k,pjgt. jjr U voelt dat dit een hoogst gevaarlijke tactiek jjr is, die ik niet op me kan jj: laten zitten. Ik kan dat te jjt minder doen naarmate de jjc giften in de niéuw begon- jj: nen cursus beginnen te j*r vloeien en men van Noord tot Zuid brieven schrijft over de hulp aan ons kin- derwerk. Tussen haakjes: wat gaat die actie ontroe- rend goed; wat blijken er overal mensen te wonen, die de gevraagde vijf en twintig gulden overmaken aan de redactie van dit blad opdat het wijkwerk draaien kan. Ik schrijf dit heel kort na onze oproep en reeds is één procent van de benodigde helpers bin- nen. Maar juist daarom dien ik Juffrouw Sibbei's contra-propaganda te weer. 2 leggen en u de ware toe- dracht in extenso te verha- kn- 2 Het zit dan zo: Juffrouw T Sibbel woont naast Juf- T frouw Hibbel en gelijk hun T namen komen ook hun in- 2 nerlijke overleggingen zeer overeen. Beiden zijn ze 7? om het zacht te zeggen T wat hebberig van aard. 2 Beiden zijn ze ingewijd in 2 de geheime zwarte kunst T om ergenstvat te be- T machtigen. Ze weten intui- 2 tief wanneer enige organi satie in de wijde omtrek iets bedelen en te ver geven heeft; ze ruiken het minste spoor van bewogen heid en liefdadigheid en ze evenaren schaakmeester Euwe in het opbouwen van knappe stellingen met het doel om in de gunst te vallen. U weet wel: niet pal voor Kerst komen aan zetten dat valt te zeer op maar in October een vertrouwensband weven, met 'n inzinking begin No vember, en dan 'n echt be rouw tegen het einde v'dn die maand: succes gegaran deerd. En jaren aaneen heeft deze methode 'dit succes gehad: weliswaar b\j uitermate verscheidene geloven'en gelegenheden, went je kunt niet jaar na jaar by dezelfde gerefor meerde of hervormde of lutherse of heilsleger groep één eendere tactiek toepas sen; slechts afwisseling van spijsoord doet eten maar dat eten is dan toch maar perfect geslaagd. Ze zijn dus beiden heb berig, maar ze zijn boven dien jaloers, naijverig, scheel van nijd jegens el kander. Dat ligt in de aard van de zaak: twee zulke kunstenaressen gunnen el kaar nu eenmaal het licht in de ogen niet; dat zie je op ander gebied ook. En bovendien gelijken hun huiselijke omstandigheden van mannen, die omtrent hetzelfde loon verdienen benevens van even oude kin derviertallen, die met moederlijke driften de te genpartij de blauwe ogen slaan welke voornoemde moeders elkaar toewensen. En die hebzucht gevoegd bij die nijd doen mij nu in Juffrouw Sibbels kwade blaadje staan. Want temid den der voorbije zomerse dagen is Juffrouw Hibbel Uit de VOLKSWIJK ineens onder de mensheid verschenen in een buiten sporig toilet, dat met recht een midzomernachtsdroom mag heten en ze heeft daarmee voor Juffrouw Sibbels deur gepraald op een waarlijk oogver blin dende manier. En de vol gende dag heeft zich dit spel herhaald met een an dere, nog ravissanter mo del. En de derde dag is het een sporttenue geworden, waarmee Wimbledon furo re zou verwekken. En de vierde en de vijfde dag is haar lichaam min of meer en meer min dan meer gehuld geweest in steeds meer naar een luxestra nd zwemende ge waden. Het plete mode show gewor den, die omtrent tien dagen aanhield en waar men na zulk een termijn de eer ste creaties vergeten is die de schijn aannam van een drie a vier weeks Film Festival. Eerst is het een stomme film geweest, want Juf frouw Sibbel had bij zo veel vreugde der tegenpar tij vooralsnog geen woor den meer. Wanneer je ja- nek door het leven spurt, moet een plotseling uitlopen van de naaste partner wel met zwijgzaamheid slaan. Maar sneller dan men zich den ken kan, is het toch een geluidsfilm geworden, met een geluid van machtige overwinningskreten ener zijds en diepe wanhoops klachten anderzijds. En toen is ondermeer dit ge sprek gevoerd: „Nou mens, het zit cr an bij je, heb je man de honderdduizend getrokken?" „Wel nee, mens, ik ben bij de wijk- dominé geweest en die had net wat kieren, en daar heb ik zeventien japonne- T tjes van gehad 2 Begrijpt u nu dat Juf- Y frouw Sibbel woest op me jf is? Zeventien jurken aan 2 Juffrouw Hibbel en Juf- X frouw Sibbel nog niet één nietige zakdoek om haar tranen af te uiissen. Zeven- tien jurken voor de een en I broodmagere naaktheid JE voor de ander. O, wat een X loeder vaneen vent. O I ivat wqrjdt er gesmeten met X dat lieve geld je. O uiat een X wanbeheer. X Ik zei al: dit alles is ge- X schied midden in de zomer, X toen ik weg was en toen X het wijkgebouw zo dicht Jr zat als een pot. Ik heb er g dus pas later van gehoord, j veel later toen arglistig- T heid en jaloesie met tvyd- 2 uitslaande vlammen ge- X woed hadden. En lang na jj een brand is het moeilijk X om de ivare oorzaak der pg ramp vast te stellen, tenzij J* men er justitie en politie gg en al zo meer in moeit. Ik zal maar rustig afwachten gg hoe het alles uitpakt: mis- gg schien zit er een kraukje gg achter, en misschien een Amerikaanse achterneef met weldoenders-aspira- j ties. Maar één ding kan ik X met de hand op mijn hart 2 beztveren: dit, dat toe nooit j zeventien zomerjurken bij X elkaar gezien hebben, en X zelfs geen tien. Dit, dat zo- gg merjuvken ons nooit berei- X ken voor de laatste herfst- X dag en dat ze voor de eer- gg ste lentemorgen al zyn uit- gedeeld. En dit, dat Juf- frouw Hibbel al sinds jaar en dag bij ons staat aange- X merkt met hetzelfde waar- X schuwingsteken, dat ook 2 bij Juffrouw Sibbel staat 2 en dat zoveel betekent als 2 „Niets geven; houd haar in 2 de gaten: ze verlakt ieder- 2 een." 2 Maar breng dat Juf- 2 frouw Sibbel nu maar eens 2 aan haar verstan± 2 WIJKPREDIKANT. nen, want dat „kreupel staan" heeft be trekking op een buur-molen, kilometers verder de polder in. Het z.g. kreupelen is één der letters var. het molen-alphabet, de z.g. rouwstand. De wieken worden in een bepaalde stand gedraaid, wanneer buren, familieleden of leden van het polderbestuur zijn overleden. De molen kan ook „blij" of „overheks" staan en zo zijn er veel andere standen denkbaar, waarmee iets gezegd wil worden In die wiekentaal zijn regionale verschillen. Ja, er is heel wat te leren in het eigenaardige kamertje onder het rieten molenlijf. Frans Vogel en zijn vrouw zijn er weer, alleen overgeschoten, zoals zij er alleen kwamen, maar nu kunnen zij terugzien op een leven vol van wissel valligheden en molenaarsromantiek, waarbij men dan in aanmerking moet nemen, dat ook deze romantiek hard kan zijn! (Vervolg van pag. 3) T KRUISKE IN HET KAPELLEKE ook den stolpkens gestaan met den Heiligen Familie en die van den Hei ligen Barbara, den Patrones tegen een schielijken dood. Dat was nog een familiestukske geweest van Moeder zaliger, 't Was alles weggedaan, ver mits Ons Heer den beeldendienst ver foeide. In 't Kapelleke was geen Kruiske van Ons Heer en Melanieke zou het er toch zoo geere zien. Hoe vaak had ze gepeist: hoe kan ik dat daar krij gen, en plots was dat in heur gedacht gekomen en alles tegaar zou heur gene centiem kosten, alleen maar een beetje moeite en geduld. Jaren gele den had ze zoon kruiske gezien, ge maakt van stek9kensdooskens en dat kost zij ook maken, ge zult het zien en beleven zulle en schoon zal het zijn. Na maanden geduld en sparen had ze ten langen leste er genoegzaam ge spaard en met menig droppelke zweet gelaten te hebben, was het voor goed kleer gekomen. Op den avond van den samenkomst trok ze met heur schat naar het Ka pelleke. „Zie een keer Menier, ge het gij van zijn leven nog niet iet van mij gehad en awel, hier is iet schoons veur het Kapelleke zulle". Met een verheugd wezen toonde zij aan een ieder hèur sqhoon Kruiske en ze zag wel aan dien Evangelist zijn wezen, dat um danig content was. Vol moed ging ze verder en zei: „Bezie dat eens goed wat dat alles beteekend Menier? ,,'t Kruis van Ons Heer," ant woordde deze. „Ja, ja dat ziet een klein kind ook, maar luisterden toen kwam het hooge woord er uit. „Dat Kruis bestaat uit twaalf cir- kelkens en dat beteekend dees Dat zijn de twaalf Apostelen van Ons Heer en (ze voelde zich alsof ze een sermoen hield veur allen in het Ka pelleke) we lezen in het Evangelie, dat het nief Jeruzalem zal hebben twaalf poorten en dat diene twaalf Apostelen ook eens zullen gaan oor- deelen over den twaalf stammen van Israel. Awel, en dat alles zou van zijn leven niet geschiedde ware het niet dat Ons Heer Zijn zwaar kruiske den berg van Calvarie had opgetorst." Menier van het Kapelleke stond te zien alsof um een schoon visioen zag en ten ende zeide hij: „Melanieke, zoo lang 't Kapelleke er zijn zal, zal t Kruiske van Ons Heer hier blijven hangen en aan allen die het willen hooren, zal ik verklappen wat gij daar van gezegd heb." 't Werd Melanieke warm om het harte en toen aan het einde van een heel schoon sermoen ook nog werd gezongen: In hef Kruis zal 'k eeuwig roemen En geen Wet kan mij verdoemen, Christus droeg den vloek voor mij, Christus is voor mij gestorven, Heeft gena voor mij verworven: 't Ben van dood en zonde vrij toenja toen was het voor Me lanieke alsof dat lied door allen heur ter versterking van heur geloof en als dank yeur heur Kruiske werd toege zongen en koe* het diepste put- teke van h"1- ""en; „Amen."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 10