De VALLEY FORGE Mr F.L.S.F. baron van Tuyll van Serooskerken RECIDIVIST ZONDAGSBLAD 22 JULI 1950 V-iet dorp met de ooievaar AFKOMST VAN HET HAAGSE WAPEN op alléén de ooievaar voorkomt. Reeds in 1587 (zie boven!) kwam op de brandmcrk-ijzers de ooievaar al leen voor. In 1610 had men op de nieuw-aangeschafte kussens van dc Ma gistraat een ooievaar laten borduren. Onder Napoleon schijnt het wapen er te zijn: een ooievaar. Napoleon voegde er bij decreet drie bijen aan toe. Deze insecten verdwijnen later weer: Volgens een besluit van de Hoge Raad van Adel van 24 Juli 1816 is het wapen van Den Haag een gouden schild met ooievaar in natuurlijke kleuren, hou dende in de bek een paling; het schild gedekt door een gouden kroon met 13 paarlen, vastgehouden door twee leeu wen. De ooievaar staat op de rechter poot, terwijl de andere horizontaal is opgetrokken. En zó is het tot heden! Vóór de oorlog kon men van de Vij verberg af en kortgewiekte ooievaar zien rondwandelen op het toegroeide ei landje in de Vijver, blijkbaar als kost ganger van de gemeente 's-Graven- hage. (Zo iets als de beer in zijn kooi te Bern!) Vandaag of morgen verwacht ik er daar weer een terug. Of zijn ze schaars? Slechts weinige Hagenaars weten, dat op de St. Jacobstoren (Grote Kerk) i.p.v. een haan de ooie vaar als windwijzer dienst doet. (Vervolg van pag. 3) veRmeenöe ouöe schuLö gaat, praat hij met me. En ik praat terugEn nu, met deze droogte, haal ik iedere dag een emmer water voor 'm. Ik geloof niet dat het vol doende is, want hij is zo groot, vindt U En met iets van trots keek ze langs zijn machtige stam omhoog. „U moest dat niet doen," zei Jack. ,,U is toch zeker al vlak bij de zeven tig?" „Eén en tachtig!" was het ant woord, en opnieuw was er die ondeu gende trots in haar ogen, waarmee ze haar gevoel voor humor verried. Nadenkend keek Jack naar de dicht begroeide kroon. „Hudge" had ze ge zegd. Hudge. Er was iets bekends, in haar korte verhaal. Was het omdat zijn vader óók Hudge heette? Of had.~ ja, zo was hetzijn vader had hem wel eens verteld over een meisje, dat hij in deze buurt gehad had. maar door wederzijds misverstand had vaar wel gezegd. En jaren geleden toen ze met de auto hier voorbij kwamen, had zijn vader hem gewezen op een klein villaatje, bezijden de wegen nu opeens zag hij weer die gulden letters in de witte voorgevel: „Green Cot tage". En terwijl Jack naar het slanke fi guurtje van de hoogbejaarde vrouw keek, bedacht hij, dat het mogelijk geweest was dat zij zijn moeder zou geworden zijn. Zijn eigen moeder had hij niet gekend. Was vlak na z'n ge boorte gestorven. Zó had dus zijn moe der er kunnen uitzienJa, een dergelijke voorstelling had hij altijd van haar gehad. Het portret van de meisjesachtige jonge vrouw dat nog van zijn moeder was overgebleven,, zei hem, zelf man op leeftijd, zo weinig. Maar deze dame, girijs als een duif met de geestige lijntjes rond haar blauw grijze ogenja, zo had hij zich z'n moeder gedacht. Zo had ze künnen In gedachten verdiept wandelde hij een ogenblik later het weggetje weer af, naar zijn auto. Het dametje stond in de serredeur, en toen hij z'n hoed afnam, ten afscheid, zwaaide ze hem met een zakdoekje na. Toen de andere morgen het dametje bij het opstaan naar de lucht keek, of er geen verandènng op til was, zag ze rond haar boom vier werklieden in blauwe overalls bezig aan het graven. „Hé, hé„ wat moet dat?" riep ze ze nuwachtig met een hoog stemmetje. Met nerveuze bewegingen sloeg ze een ochtendjas om en tripte driftig naar beneden. Een der werklieden nam zijn pet af en vertelde dat ze opdracht gekregen hadden om rond deze boom gaten te graven, waarin water gestort moest worden. Nee, hij kon tot zijn leedwezen niet zeggen wie de opdrachtgever was. Maar mevrouw moest maar gerost zijn. Het zat wel goed; nu hoefde ze niet meer elke dag met haar emmer die lange reis te doen, want elke morgen zouden ze even langs komen. Op dc grote weg stond een tankwa gen. Een der werklieden schroefde een Slang aan de kraan en rolde hem in haar tuin. Met toegeknepen ogen las het oude dametje de rode letteirs op de tank wagen: „Willbrey Son". een doolhof van gangetjes en zalen be reikten we de commandotoren. Het schip voer op een middelmatige snelheid 3035 km per uur. Op het dek stonden tien jagers achter mekaar opgesteld. De pas gepromoveerde piloten moesten hun bruikbaarheid bewijzen, door acht lan dingen te maken op het varende moeder schip. Een na een gingen ze de lucht in; de eerste keer werden ze van op de rand van het dek weggeschoten, de volgende keren konden ze vrij starten. Het ging allemaal uitstekend. Spectaculairder waren de! demonstraties die ons in de namiddag geboden werden. Jagers en gevechtsvliegtuigen voerden een schiin- aanval uit op het schip. Hierbij bleek duidelijk de teamgeest en de paraatheid van deze piloten, die in duizelingwek kende vaart op hun doel neerstortten en weer optrokken.Het was een prachtig gezicht! Toen ik 's avonds weer op de wal naar bed ging klonk het motoren geronk en het geknetter der machine geweren nog in mijn oren. De tocht met het schip, de vliegdemon- straües. de aanblik van de haven: het gaf me een gevoel van veiligtfeid. He: was tevens een hele geruststelling te vernemen, dat juist dit vliegdekschip een taak te vervullen kreeg op het strijd- naar het strijdtoneel Best uitgeruste oorlogsbodem van Stille Oceaan-vloot SET vliegdekschip „Valley Forge" is ingezet in de strijd op Korea, en ft tot taak gekregen Formosa te ver ledigen". Dit krantenbericht deed me Ioedkcurcnd glimlachen, zoals men doet ij het vernemen van het nieuws, dat een vriend-ambtenaar tot burgemees ter van een belangrijke stad is benoemd Meteen kwam in mijn herinnering 10 September 1950, en de tocht, die 50 Euro pese journalisten met de „Valley Forge" op de Stille Oceaan toen maakten. We waren de avond tevoren uit Los Angeles in San Diego aangekomen. Deze meest Zuidelijke haven van het .gouden" California bracht ons in het duister niet veel nieuws. Hoeveel te verrassender was de aanblik van deze nagenoeg 400.000 inwoners tellende badplaats met haar haven, van zee uit. Staande op het dek van de .Valley Forge', aan boord waar van we de nacht hadden doorgebracht, zagen we ons omringd door tientallen kruisers en torpedobootjagers, in groep jes van vier of zes. Ze lagen daar voor anker, wachtend.. Ja, waarop?.. En hoe verder ons vliegdekschip zich uit de ha ven verwijderde, hoe meer oorlogs schepen we ontdekten. Toen we 's ande rendaags. met de Boeing stratocruiser van dc American Overseas Airlines die ons vervoerde, boven de haven vlogen, cagen we de massa's schepen, in lange rijen naast mekaar liggen. Hoeveel waren het er? Driehonderd? Minstens! En daar tussen. duidelijk herkenbaar, de C V 45. ..Valley Forge". Deze naam kreeg het vliegkampschip naar het fameuze win terkwartier van het onder generaal Washington strijdende Amerikaanse re- volutionnaire leger in Pennsylvania in 1777—1778. Het is het eerste zo geheten vliegkampschip, dat voor een groot deel Ecfinancierd is met de vrijwillige aan- oop van oorlogsobligaties door de be volking van het nabij Valley Forge gelegen Philadelphia. De schoolkinderen van deze stad brachten ook hun steentje bij door een groot aantal spaarzegels te kopen. Hieruit kunt u reeds afleiden dat het gevaarte nog niet zo oud kan zijn. Inderdaad, op 3 November 1946, nadat men cr 26 maanden aan gewerkt had. was het schip klaar. Dat het zo lang geduurd heeft hoeft niemand te verbazen. De „Valley Forge" is van de „Essex"- klassc en meet 27.000 ton. Het vliegdek Is ruim 266 meter lang. De hoogte van de romp bedraagt 43 meter, waarvan 31 meter, tot aan het dek. boven het water uitsteekt. De top van de mast is 54 meter boven het water. Op dit gigantische, drijvende oorlogsmonster, leven in vredestijd nagenoeg 1800 marinemensen, ieder met hun eigen taak. Nu de ..Valley Forge" echter op het strijdtoneel is in gezet, mag men aannemen dat de maxi mum-bemanning en bewapening is inge zet: 3000 jonge kerels stevenen naar Formosa! De ..Valley Forge" heeft een voortref felijke staat van dienst, wat onder meer blijkt uit het feit dat dit vliegdekschip de ..Battle Efficicncv"-wimpel in zijn bezit heeft. Dit beduidt, dat het de meest strijdbare oorlogsbodem is van de gehele Amerikaanse vloot in de Stille Oceaan. De Valley Forge" was het eerste vlieg dekschip, dat in de Perzische Golf „ope reerde". en tevens het grootste schip dat ooit door het Suez-kanaal voer. Ook de Chinese wateren, waarheen thans de tocht leidt, zijn voor dit schip niet onbe kend. In de eerste helft van 1948 werd het getest: in opdracht van hogerhand maakte de C 45 een tocht rond de wereld vanuit de Chinese wateren, waar het op dat moment verbleef. Het schip legde achtereenvolgens aan in Hongkong, Singapore. Ceylon, Saudi Aragieë. Gi braltar Noorwegen. Engeland en New- York. Van daaruit keerde het in Juni 1948 naar zijn basis in San Diego terug: van hieruit werden geregeld trainings- tochton gemaakt. Een van deze een zeer bijzondere want zeer zeldzame attractie, werd ons aangeboden. Langs OMTRENT de afkomst van het Haagse gemeentewapen valt niet veel met zekerheid te zeggen, 't Is wel duidelijk, dat het iets te maken heeft met het nog niet uitgestorven (bij)ge loof op het platteland, dat sommige vogels, vooral de zwaluw en de ooie vaar, de boerderijen haar bewoners ge luk aanbrengen (ooievaar odebaar schatdrager! In Zuid-Limburg zag ik weer eens, dat niet alleen talrijke zwaluwnesten in dc schuur, maar even eens in de overbouwde poort geduld worden, niettegenstaande de netjes on derhouden binnenplaats door de uit werpselen zó bevuild werd, dat een pa raplu voor de nieuwsgierige toerist niet overbodig was. Dat de zwaluwen zelfs begeerd en dus beschermd werden, bleek uit het plankje, dat onder één der nesten gespijkerd was om het voor vallen te bewaren! En nu onze eiber. Zeer vermoedelijk staat de kwestie in verband met het nestelen van ooievaars, eeuwen geleden, op de torens of daken van de Binnen hof. Die Binnenhof was tussen 1200 en 1500 niet veel meer dan een „grafelijk" jachtslot. In de 14e eeuw stonden de ooievaars onder grafelijke bescherming, wat ook blijkt uit een rentmeestersre kening van 1352, waaruit te zien is, dat voor het voederen van deze vogels uitgaven waren gedaan. In die tijd bestond er nog geen wa pen van „Die Haghe". Wél bestond een z.g. schepenzegcl dat diende als on dertekening (weinigen konden schre ven!) of aan een ondertekening oen officieel stempel gaf. In 1316 wordt van dit zegel reeds gebruik gemaakt. Daarvóór gebruikte men waarschijnlijk „familiezegels". In 1386 stelt dit sehepenzegel voor: een burcht met een drietal gekanteelde to rens en aan weerszijden daarvan een boem (kasteel bos Tot 1563 zegelt men op die wjjze, soms met weglating van de boompjes. Kort daarna, in 1587, wandelen op de markt enige kortge wiekte ooievaars rond, die boven hun „officiële" voedsel, zeker daar nog een extraatje wisten op te pikken. Hieruit zou kunnen afgeleid worden, dat er omtrent die tijd iets bijzonders met één of meer ooievaars aan de hand is geweest. Immers in 1592 (dus na de afzwering van F*ilips II) vindt men op het zegel een ooievaar op de rech ter- en een leeuw op de linker buiten toren van bovengenoemde burcht. In 1656 is de ooievaar van zijn verheven standplaats afgedaald en staat hrj vóór de poort, terwijl de leeuw verdwenen is. Het zegel van 1710 is weer als dat van 1592, ma$r de leeuw op de toten is vervangen dóór een tweede ooie vaar! Aan de ooievaar(s) wordt dus een steeds belangrijker plaats toege in 1700 komt een zegel voor, waar- Waai is '1 op een wanne dag beier dan op 'I water?. Bekende landgenoten thnls NEEN, met het boek van dr. Dippcl „Kerk en wereld in de crisis" heeft dit artikel niets te maken. Dit om alle misverstand te voorkomen. Het wil al leen zeggen, dat, na dc oorlog zowel de kerk als de wereld in een heel gewone materiële «crisis verkeerden. Geen hui zen, geen geld, geen auto's, geen natio naliteit, geen visa en nog veel meer an dere dingen niet, die het werken van de kerk in de wereld mede gemakkelijk moeten maken. Maar wel: demobilisa tie, dienstplicht, uitwijzing, politieke delinquenten, wereldse dingen, waarmee de kerk veel te maken had en heeft. Op de grens van die twee grootheden heeft, op dat crisismoment medege- staan de man, die kort geleden afgetre den is als secretaris van het Nederlands Bijbelgenootschap, mr. F. L. S. F. ba ron van Tuyll van Serooskerken. Hij be hartigde de wereldse zaken def Neder landse Hervormde kerk bij de overheid. Zijn titel was: Gedeputeerde. Aan het eind van zijn werk gekomen heeft hij me een blik gegund in de ver slagen, die hij van dat werk opmaakte. Enkel en alleen om te laten zien, hoe omvangrijk het werk van de kerk thans is geworden. Het is goed, dat U daar eens iets van weet. Herinnert U zich nog de kreten van afgrijzen, die er in 1948 door Nederland weergalmden, toen de Vreemdelingen dienst in Nederland verblijvenden en voor uitwijzing in aanmerking komende Duitsers naar het kamp Mariënbosch bij Nijmegen deed transporteren? Daar heeft de kerk ook zo hot een en ander mee te maken gehad. Het bureau van de heer Van Tuyll was gevestigd aan de Carncgielaan in Den Haag en dit bureau was het punt waar alle klach ten, ook die over Mariënbosch binnen kwamen. „En" schrijft de Gedeputeerde: „Bij een bezoek aan het kamp Mariën bosch bleken de over dit kamp geuite bezwaren aanmerkelijk overdreven. Met de Rijksvreemdelingendienst zijn vele gevallen besproken en tot een goed eind gebracht". Er waren toen ook grote moeilijkhe den door dc komst naar Nederland van, naar origine, Duitse vrouwen van Ne derlanders, die door de oorlog staten- loos waren geworden. De kerk kon ook die kinderen van haar niet loslaten en de Gedeputeerde kwam in het geweer. In het jaar 1950 werden bij het bu reau 500 zaken van politieke delinquen ten aanhangig gemaakt. In de meeste gevallen betrof het gezinnen en men-' sen, die door langdurige gevangen schap in grote geestelijke en materiële nood dreigden te komen. „En Jezus, de scharen ziende werd met ontferming bewogen", staat er in het Evangelie. De kerk heeft niet ver zuimd haar Heer op dit pad te volgen. Dat is eigenlijk in het kort de indruk, die deze verslagen wekken. Er waren ook typisch kerkelijke za ken, gemeentebesturen vorderden leeg staande pastorieën voor woonruimte. Oude, met emeritaat gaande domine's dienden hun pastorieën te verlaten, maar waar moesten ze heen? In geen enkele gemeente konden zij vestigingsvergun ning krijgen. Een kwestie voor het bu reau, dat, door middel van woningruil, oplossingen bracht, mede, dank zij de medewerking van Binnenlandse Zaken. Deviezen voor buitenlandse reizen van predikanten en voor studiedoelein den van afgestudeerden en niet te ver geten, autovergoedingen voor legerpre- dikanten, die met een eigen auto er op uit trokken, staah verder op de lijst. Huishoudelijke, uiterst materiële aange legenheden. maar geen kerk, die er zon der werken kan. De verplichte omzetbelasting te beta len voor: kerkelijke conferenties, inter naten, kerkelijk voorlichtingsmateriaal en lectuur-uitgaven bestemd voor evan gelisatie noopte tot overleg met het ministerie van Financiën. Met Oorlog moest gesproken worden over de vrij stelling van militaire dienst van toe komstige predikanten en met Justitie over het gebruik van kerkklokken in gemeentetorens voor andere diensten dan Protestantse, juist op momenten, dat dc Protestantse kerkdienst aan de gang was. Kinderbijslag, Steun Wettig Gezag, de wijziging van de Bioscoopwet (één keuring per film en niet meer, vond het bureau) alsmede dc Paasker- mis in Hoogezand, die men daar op Stille Zaterdag wilde doen aanvangen, maar verschoof naar Eerste Paasdag 12 uur gingen evenmin aan de Gedepu teerde en zijn bureau voorbij. Apostolische taak ER zouden nog meer onderwerpen te noemen zijn, die in de loop van de voorbije jaren de aandacht van de heer Van Tuyll en zijn medewerkers gehad hebben. Er is echter al voldoende aan getoond, dat de kerk een plaats midden in het leven inneemt. Dat er maar heel Afgetreden „Gedeputeerde" weinig is, waarmee zjj niet in aanra king komt. Ja, zelfs zou men kunnen vragen: „Bemoeit de kerk zich niet met al te veel zaken?" Maar de heer Van Tuyll zegt: „Neen. Deze zaken betrof fen nog in hoofdzaak haar eigen wer kingssfeer. Het is logisch dat mensen ir moeilijkheden van materiële aard en bij politieke narigheid of anderszins bij hun pastor aanlopen en hem om raad vragen. En dat die dan het bureau van de Gedeputeerde opbelt en om advies vraagt. Maar daarnaast: de taak van de kerk, dat is m(j in deze enkele jaren heel duidelijk geworden, is toch wel sterk apostolisch. Zij kan niet alleen stilstaan bij wat zij hééft; zij moet zich bemoeien met hen, die niet van haar zijn. De kerk hééft dat b.v. heel goed gedaan in het Protestants Interkerke lijk Thuisfront (P.I.T.), dat voor de soldaten in Indonesië gezorgd heeft. Dat was groot kerkelijk werk, dat zich werkelijk uitstrekte tot alle niet Rooms- Katholieke soldaten. Meer dan vroeger het werk van, overigens voortreffelijke organisaties, die bij alle inter-kerkelrjk- heid, toch een bepaalde band hadden (b.v. de drie formulieren) wat, naar de praktijk heeft uitgewezen „een basis was, te eng voor een waarlijk „Pro testantse" samenwerking". De heer Van Tuyll voelt meer voor de formule ring, die de Wereldraad van kerken gaf, omdat zij talrijker mensen grijpt. En, zo vervolgde hij: „In de functie, die ik tot nu toe bekleedde, leerde je af al te veel vrees te hebben voor het woord „vrijzinnig". Ik heb, bij menige discus sie bemerkt, dat zij en ik, die mij tot de orthodoxe Hervormden reken, in veel gevallen hetzelfde bedoelden, maar ver schillende formuleringen gebruikten. Aan vrijzinnige kant is men bang voor de orthodoxe hoogmoed, die zich met verplaatsen kan in de denkwereld van de andersdenkende". Omgekeerd dreigt die hoogmoed natuurlijk evengoed en zo blijven er misverstanden, omdat er in alle ontmoetingen van mensen een element-van zonde steekt". Staat van dienst HOE de heer Van Tuyll tot die kerk®- lijke arbeid kwam, terwijl hij toch helemaal geen theoloog was? Hij was, toen de oorlog in 1940 uit brak, burgemeester van Domburg. In 1941 zetten de Duitsers hem af en zjj verbanden hem later zelfs uit Zeeland. Hij was toen in 1942 twee maanden in dienst van het Nederlands Bijbelge nootschap waarvan hij nu weer se cretaris is In 1943 werd hij belast met de leiding van het bureau voor Kerkelijke Gezinszorg en in 1945 zag hij zich benoemd tot verbindingsofficier bij de chef-staf Militair gezag, ten be hoeve van zaken, de Protestantse ker ken betreffend. Hij is bovendien secretaris van de Nederlandse afdeling van de Wereld raad van kerken en hij was directeur van het Interkerkelijk bureau voor de Noodvoorziening. In 1946 ging baron van Tuyll volkomen in kerkelijke dienst HET werk is, wat de heer Van Tuyll betreft, gedaan. Zijn opvolger zal het overnemen. Baron van Tuyll heeft, als opvolger van dr. H. C. Rutgers het secretariaat van het Nederlands Bijbel genootschap overgenomen. „Een werk" zegt hij, „dat veel vraagt en veel geeft". Bijbels zrjn in onze wereld nodiger dan ooit. Er zrjn landen, waar er een ware zwarte markthandcl in gedreven wordt. Waar geweldige bedragen worden uit gegeven om aan een bijbel te komen. Daarom moeten alle beschikbare krach ten ingespannen worden om de bijbel weer over de aarde te doen gaan De nieuwe Nederlandse vertaling is in be werking, er komt een vertaling in het Eahassa Indonesia en er staan nog veel meer en grotere plannen op stapel „Als de mensen eens zouden willen zien hoe belangrijk dit werk is. zouden zij zorgen, dat het Nederlands Bijbel genootschap nooit geld te kort kwam". De heer Van Tuyll woont met vrouw en vijf kinderen in een heerlijk huis in Velsen. Er staat een opschrift op het hek: „Wacht U voor de hond". Maar dat is eigenlijk fout, naar ik bemerkte toen een vrij tamme zwarte hond (Max genaamd) op m'n onderbeen toesnelde. Het moest luiden: „Wacht U voor de mens" en aan de hondekant op het hek staan. De Velsense politie schiet n 1. alle honden dood, die los op straat lopen En de heer Van Tuyll houdt van Max, vandaar dat opschrift en dus, de stille vermaning: „Doe het hek dicht als gij dit erf betreedt OFIR In 1 Kon. 9 vinden we, dat Koning Salomo aan de oever der Schelfzee, in het land van Edom, schepen liet bouwen en dat deze, met Fcnicische „kenners der zee" bemand naar Ofir voeren en van daar 420 talenten goud haalden. Ofir ie dus het waarschijnlijkst te zoeken in Indië of in Oost-Afrika. In Rhodesia, ten N.O. van Transvaal, heeft men enige tijd geleden overblijfse len gevonden van oude mijnwerken en oude gebouwen, die onmogelijk het werk kunnen zijn der tegenwoordige bevol king. Nog onlangs vond men behalve gouden versierselen en stenen potten, twee in de rotsen uitgehouwen trappen, leidende naar een fort, éen gedeelte van een kasteel. Onderzoekers drongen door in een onderaardse gang van meer dan 300 M. lengte. Deze vondsten wijzen op vroegere bewoners, die hoger stonden, dan de tegenwoordige. De mogelijkheid bestaat derhalve, dat het oude Of»r in Rhodesia te zoeken is. JAN JAKOB is in over treding geweest. Voor de vierde keer, om precies te wezen, en het ziet er helaas niet naar uit dat het de laatste maal is dat hij met de rechter zal kennis maken. Althans zo oordeelt de buitenstaander alsmede menig dagbladverslagge- rer, die Jan Jakob gade- sloeg terwijl hij zijn. ver- hoor onderging en zijn straf hoorde uitspreken. Ik heb zelfs achtbare mede- mensen gesproken, die von- de» dat het met Jan Jakob een hopeloos geval is en die naar aanleiding van zijn houding sombere dingen mompelden waarvan „galg en rad" het hoofdbestand- deel uitmaakten. Ondertus- sen waag ik hun pessimis- me te bestrijden; laten we voorlopig aannemen dat dit komt wijl ik zelf zo i weinig achtbaar ben. Dit is Jan Jakobs mis- daadHij heeft met een kameraad gevochten en deze daarbij een wonde toegebracht, althans licha- melijk letsel, zijnde voor- noemde ter grootte van cén ouderwetse rijksdaal- der, althans van tweehon- derdenvijftig centen. Daar- na heeft hij zich verzet tegen een ambtenaar in functie, die hem deswege in hechtenis, althans in verzekerde bewaring wil- de nemen en in plaats van aan een desluidend bevel gehoor te verlenen, heeft hij genoemde ambtenaar in functie gescholden voor cholerahond, althans deze ambtenaar voornoemd niet t met zijn juiste aanspreek- c titel aangesproken. Ik ge- c loof tenminste dat het on- t ge veer zo, althans in ter- i men, die dit gegeven bena- 1 deren, vermeld stond in c de officiële dagvaarding, welke Jan Jacob voor de t rechter sleepte. En daar Uit de VOLKSWIJK staat Jan Jakob nu, met een zeer weinig schuldig uiterlijk, een wapperende haardos en glanzende ogen, voor de groene tafel. Het onderhoud is in eerste instantie vrij een zijdig. De dagvaarding is voorgelezen en Jan Jakob heeft zich bepaald tot een norse bevestiging dat hij inderdaad Jan Jakob is, dan dan en dan geboren, daar en daar woonachtig. Ver volgens komt er meer le ven in de brouwerij, want de Officier van Justitie gaat Jan Ja kob nader be palen bij zijn grote euvel daad en brengt hem onder het vrijmoedige oog dat „Cholerahond" nu juist niet de geijkte benaming voor een politieagent is. Hierop reageert Jan Jakob bliksemsnel fel en zegt: „Dat heb ik nooit gezegd „Dat deed je wel," zegt de hoge ambtenaar in kwestie. ,,Dat dee ik niet", ver weert Jan Jakob zich man haftig. „Wel allemensen", repli ceert de Officier. „Ik sta hier toch niet te liegen. En die agent staat hier toch niet te liegen. Het staat zwart op wit in het procesverbaal. Luister Maar Jan Jakob vonnist: Dan deugt dal preces niet, want ik heb het niet gezegd." Over zoveel eigenge reidheid verbaast zich zeer de wijde omgeving en de Officier vermaant va derlijk: Jongen, blijf toch niet zo op je stuk staan...." De Officier zegt nog vele andere dingen, maar zijn verder betoog is aan Jan Jakob verspild. Hij be grijpt er nu letterlijk niets meer van. Dat komt van wege dat „stuk", waarover zo juist gerept werd- Jan Jakob kent maar één be tekenis van „stuk": een yStuk" is in zijn taal zijn meisje en hij snapt er geen jota van wat dat meisje nu ineens met dit onder havige geval te maken heeft. In gedachten ziet hij haar voor zich: ze is blond met blauwe ogen en rode lippen. Voor de ze kerheid kijkt hij even ach terom of ze misschien op de tribune zit. Dan hoort hij de Officier weer „Mij aankijken Wat heb je dan gezegd als je geen Cholerahond hebt gezegd." „Keleirehond", zegt Jan Jakob naar waarheid. Hij zal er niet om liegen, maar recht is recht en dat pre ces is pertinent verkeerd. Goed, het is dus Keleire hond geweest en ook dat is strafbaar. Misschien wel even zwaar strafbaar als Cholerahond, vooral in combinatie met een hand tastelijkheid en met verzet tegen een ambtenaar in functie. Het ziet er hele maal niet mooi voor Jan Jakob uit en vergeet daar bij zijn vroegere misdaden niet. Feitelijk zou dit alles moeten uitdraaien op een vrijheidsstraf. Er wordt daar uitvoerig van achter de groene tafel over ge sprokenWijzere en meer ontwikkelde lieden dan Jan Jakob vernemen dat hij een moeilijk geval is. Ze vernemen ook bijzonder heden over erfelijke be lasting en over het ganse probleem, dat aan de volkswijk vast zit. Maar ze halen verlicht adem als de Officier het toch nog eens proberen wil met Jan Ja kob, aangezien er toch ook lichtzijden te bespeuren vallen. Ze komen zelfs diep onder de indruk van de wijze waarop die Offi cier Jan Jakob vermaant om nu voortaan beter op te passen, want anders loopt het verkeerd met hem af. Als hij zo door- 3 gaat, belandt hij in de ge- 3 vangen is; dan is zijn leven 3 bedorven. „Heb je me be- 3 grepen?" informeert de OJficier tenslotte. 3 Jan Jakob knikt en zegt „Ja". 3 vWat zei ik danwaar- toe ben je nu veroor- deeld?" polst de Officier verder. 3 „Levenslang tuchthuis", 3 zegt Jan Jakob bhjmoe- 3 dig, en ter verduidelijking voegt hij er aan toe: „In de gevangenis...." Het z\jn de woorden die hij ver- staan heeft, alleen combi- 3 neert hij ze een beetje verrassend. Zo verrassend dat de Officier zucht en het opgeeft. Die vraagt nog alleen maar pro forma3 „Ga je m hoger beroep?" 3 Op die vraag zwijgt Jan Jakob in alle talen, zodat de Officier de informatie met iwrheffing van stem herhaalt: „Ga je in hoger beroep?" Dan zegt Jan Jakob hard en kort: „Ja" Over dat ,Ja" hebben achtbare mensen hun hoofd geschud: als je zo mild behandeld wordt en dan nog niet tot inkeer komt! Maar wij schudden ons hoof d niet. We vroegen alleen maar later aan Jan Jakob: ..Waarom zei „Ja?" En Jan Jakob keek ons innemend aan en zei: ..Weet ik wat die gooser bedoelde? Maar je ken tegen zo'n deftige meneer toch geen „Nee" verkopen, is het wel" Vandaar dat wij niet pessimistich over Jan Ja- cob zijn. Wijkpredikant.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 8