KOSTBARE LEESTEN da X knipt onze jeuqó-p&qinA WIE KLEURT ER MEE? KNOBBELTJE LANGOOR 2 ZONDAGSBLAD 22 JULI 1950 f VOOR öe VROUW De inzending, die ..de gectoonde leeise" dit jaar verwierl. ontworpen en uitgevoerd door Buch en Frielink te Amsterdam. J Schoenmakers met Is een LIFT-VACANTIE sportief EEN verheugend verschijnsel in deze tijd is o.m. dat er zoveel scholieren zijn, die met flink de handen uit de mouwen te steken, hun vacantie zélf verdienen. De één werkt twee weken oi langer op een fabriek. een ander bij een boer ol tuinder, weer een ander helpt de kruidenier enz. Er is genoeg te doenl Wij kunnen als moeders deze sportieve activiteit niet ge noeg aanmoedigen bij onze jongens en meisjes. Ie hoort tegenwoordig van jonge lui uit allerlei rangen en standen, die dit doen. Ik heb respect voor deze jeugd. Daar zit tenminste pit in. En weet u, dat geld, dat ze verdienen is niet eens de hoofdzaak. Maar de heilzame invloed, die er van het ingespannen bezig zijn in een totaal andere omgeving voor hun karak ter uitgaat, is van zo groot belang. Een tweede belangrijke factor is. dat zij hun va cantie maar niet als vanzelfsprekend van hun ouders aanvaarden. Een vacantie, die ze met moeite en inspanning zélf ..ver overd" hebben is hun toch van oneindig meer waarde en vreugd, dan één, die hun in de schoot geworpen wordt, of één waarvan zij weten dat vader en moeder er krom voor hebben moeten liggen? M'n petje ai voor de meisjes-6cholieren, die haar vacantie-geld verdienen door een paar weken als kinderoppas of noodhulp te werken I Wat gaan zulke jongens en meisjes straks met een fier gevoel en een onbezorgd gemoed op reisl Anders is het gesteld met onze jonge lui, die een auto-lift-vacantie gaan hou den. Op gevaar af van heel wat jeugdige lezers tegen me in 't harnas te jagen, moet ik hier toch zeggen, dat ik aan so'n vacantie weinig sportiefs vind. Integen deel: het genieten van je vacantie ten koste van anderen, in afhankelijkheid van en een parasiteren op de welwillendheid van wildvreemden, verraadt m.i. een slap pe. gemakzuchtige mentaliteit. Waar blijft het gevoel van eigenwaarde en trots bij zulke kinderen, dat zij in hun later leven zo nodig hebben voor hun zelfrespect en dat hen toch zou moeten beletten, om voor eigen genoegen iemand lastig te val len? „Ze willen eens wat van de wereld lawèl. maar wie wil dat niet? Maar wie zou vóór de oorlog op 't idee Voor deze week staat op 't program een allerleukste strandjurk met bolero. Patroon 68. is in de maten 42-44 en 46 verkrijgbaar aan onze bureaux tot 29 Juli tegen betaling van f 0.35. Na ont vangst van l 0.50 volgt toezending. Maat 40 is op bestelling leverbaar. Ons model kan uitgevoerd worden in katoen, linnen ol doupion, dat op het ogenblik in een grote verscheidenheid van patroon en kwaliteit verkrijgbaar is. gekomen zijn, om dit via de automobilisten te bereiken? „Gelukkig maar, dat we nü zo wijs geworden zijn", merkt er misschien hier en daar één op. Dat vind ik niet gelukkig. Zij leren op deze wijze nooit te roeien met de riemen, die zij hebben. Is dat een fiets, kunnen ze daar dan geen pracht-vacantie mee maken? Velen van die jongens en meisjes kennen nog bij lange na niet de schoonheid van ons eigen land. Zij verleren voor ééns en voor goed het rustig genieten van een brok natuur, het stil-indrinken van do schoonheid van een zonsondergang boven de zee of de hei. Ze jagen van 't één op het ander en kunnen dan straks op school meedoen Frankrijk en Zwitserland geweest". Zou oen iongen, wiens racantie uit dag tochten bestaan heeft en die vón die va cantie een waar feest wist te maken, niet béter verstaan wat liefde voor Gods vrije natuur betekent, dan zij die onnodig op de éne plaats naar de andere jakkeren? Laten wij onze kinderen toch leren, dat een prettige vacantie niet afhangt van het waarhéén. maar het hóé ervan! Heus, dat liften stompt hun jeugdig eer gevoel en hun trots óf. Zij zien niet eens meer. dat het toch eigenlijk een vorm van bedelen is, een je afhankelijk stellen van de gunst van anderen. Zoals een 15-jarige jongen het raak uit drukte, toen iemand hem vroeg, hoe hij over een lift-vacantie dacht: „Néé, dat vind ik pét, dat gelift! Ie kunt net zo goed met veters langs de huizen gaan leuren, om je vacantie bij elkaar te bedelen!" Zó voelen ook al die pittige jongens en meisjes het aan. die met handenarbeid hun wandel-, fiets- of kampeervacantie zélf gaan verdienen. Hoeden óf voor hèn én voor diegenen, die van enkele dag tochtjes intens weten te genietenl Ik herinner me altijd nog een opstellen wedstrijd nó de vacantie in de tweede klas Gym. Er waTen van die „kapitalis- ten"-zoontjes en dochtertjes, die naar 't buitenland geweest waren, anderen had den in een mooi hotel of pension binnens lands gelogeerd, een boottocht gemaakt enz. De jongen, die de éérste prijs kreeg, had alléén maar vanuit Den Haag een week in Utrecht gelogeerd- Maar wat dié jongen uit die éne week van simpele ge noegens een vieugde had gepuurd! De leraar las dat opstel voor en je kon een speld horen vallen in de klas. Nooit heb ik dat opstel van die jongen vergeten! Hii verstond de kunst van het genietenl MARGARITHA. BIJ de intellectuele vrouwenberoepen is een voorname en waardige plaats ingeruimd voor de vrouwelijke arts, wier aanvaardbaarheid in het eertijds uitsluitend mannelijke beroep geen vraagstuk meer is. Ook het publiek, de patiënt, heeft zich reeds lang gewend aan de vrouwe lijke „dokter" en vooral moeders prefe reren haar dikwijls bij kinderziekten. Over de studie, welke de arts heeft te maken, aleer de bevoegdheid tot het moeilijke en verantwoordelijke beroep Is verworven, behoef ik eigenlijk niet te spreken; ieder weet daar wel van. Studie „in de medicijnen", zoals deze nog ouderwets wordt genoemd, is lang en moeilijk, en men heeft daarvoor grote innerlijke kracht, uithoudingsver mogen, moed en vooraltoewijding nodig: „Dokter" wordt men maar niet zó, er is voor dit belangrijke vak liefde en. zo men wil, roeping gewenst. Zeker, wanneer men er zo aan de buitenkant tegenaan kijkt, lijkt 't maar mooi: de dokter komt in een auto aan gereden, onderzoekt de patiënt, schrijft een medicijntje voor, en vertrekt weer. Maar zo erg mooi is het niet. Ge hebt wel eens lang moeten verblijven in een dokterswachtkamerge hebt dan gemopperd omdat het zitten op zo'n stoel vermoeiend en vervelend is maar hebt ge U wel eens afgevraagd, hoe vermoeid de dokter zélf moet we zen na zo'n overladen spreekuur, waar in altijd maar weer nieuwe patiënten met altijd weer andere klachten komen, zo'n spreekuur, dat zich twee, som9 driemaal per dag herhaalt? Ach, en dit is nog maar de minst «nerveerende zijde van het artsenbe roep. Zo'n griepje met een genezend medicgntje is 't ergste niet, maar het worstelen aan een zwaar ziekbed, het vechten met de dood, die een patiënt be dreigt, het dikwijls machteioos moeten 6taan bij pijn en ellende, het langdurige zoeken naar de oorsprong van een slo pende kwaal, de operaties, het zieken huisbezoek, de altijd terugkerende mo menten, waarop men de hoop moet op gevenEn daarbij voortdurende Mensen, die van hun vak houden weten ons altijd te boeien en zo kan het wel eens gebeuren, dat na een persconferentie men in een genoege- lijk napraatje, eigenlijk nog veel meer hoort dat waard is verder verteld te worden dan al de cijfers en opsom mingen van het officieel relaas. Zo verging het ons onlangs bij de tentoonstelling „De gecroonde leersse" waar de maatschoenmakers nu eens toonden wat zij voor de normale voet op modieus gebied konden presteren. Eerst waren het alleen maar schoen tjes, die we zagen. Weliswaar heel aantrekkelijke schoentjes, maar ach de keuze is in iedere winkel alweer zo groot en in ons achterhoofd zat ook nog de gedachte dat maatschoeisel voor ons onbetaalbaar zou zijn. Toen we eens gingen praten hoor den we van dat schoenmakersvak; hoe iedere voet, hoe normaal ook, zijn eigen leest heeft. De vorm van de voetholte, de bal van de voet, de te nen, dat alles heeft bij ieder mens zijn eigenaardigheden. Op die voeten draagt de mens zijn lichaam de we reld door. Soms gaat dat kwiek met En daarbij de voortdurende studie, studie van alles, wat „nieuw" is op me disch gebied, het experimenteren, dat altijd verantwoord moet blijven, het enerverende besef, dat men dikwijls een mensenleven als het ware in de hand houdt. Zeker, dit alles maakt zij ook door, die rustige vrouw in haar witte jas, aan wie ge, in de smetteloze spreekkamer, uw kind toont. Ze is vriendelijk en be langstellendmaar gij eist. dat zo met de noden van uw kind meeleeft, zo als gij dat, als moeder, doet. Go kfint er niet aan denken, dat uw kind slechts één patiëntje is uit de lange rij, die da gelijks haar aandacht vragen. En hoe dikwijls geeft zij u niet de indruk, dat juist üw kind haar belangrijkste pa tiënt is? Ziet ge: dat is het geheim van de goede arts: zich altijd weer opnieuw kunnen geven, ook al is het honderd maal per dag! Met liefde en belangstel ling, zonder enige haast te tonen, naar een klein mazelsnoetje te kijken, terwijl veel ernstiger gevallen haar in sterke spanning houden. Bedenkt ge dit alles, dan zult ge het uw dokter ook kunnen vergeven, als zij niet altijd die volkomen belangstelling toont, die ge u wel zoudt wensen voor uw klachten. Intussen overtreft het aantal manne lijke huisartsen nog altijd verre dat van de vrouwelijke. Ook percentsgewijze, want vrouwelijke artsen specialiseren zich dikwijls. Zij worden kinderarts, vrouwenarts, oor-, neus- en keeJspecia- list, enz. Vooral specialisatie in kinderziekten trekt vele vrouwelijke doktoren aan. Maar ook ziet ge ze gaan naar de zen- dingsterreinen, waar zij in uithoudings vermogen en toewijding niet onderdoen voor haar mannelijke collega's. Neen, wij zouden de vrouwelijke arts niet kunnen of willen missen. Vooral wjj vrouwen niet. Want is het niet zo, dat „de dokter" behalve lichamelijke klach ten ook nog zo dikwijls een intieme biecht of een reeks van verborgen ge zinsconflicten moet aanhoren PHË WIJNBEEK trippelpasjes, soms moeizaam zeulend, en soms dag in dag uit met scheefge- lopen hakken. Dat ligt maar aan de voeten enaan het schoeisel. De goede schoen geeft steun aan de voet en tegelijk de vrijheid om de stap behoorlijk af te wikkelen. Daar om is de leren zool te verkiezen boven de crêpezooi, vooral, bij kinderschoe nen. Het crêpe door velen verkozgji om de langere houdbaarheid, geeft een kleine vering waardoor de spiertjes van de voetholte voortdurend even ge rekt worden. Op den duur kan een zwakke voet hier hinder van onder vinden en komen er klachten. In Nederland is het niet algemeen gebruikelijk, dat men zich voorziet van maatschoeisel. Dit blijft meer ge reserveerd voor de voet met afwijkin gen of.... voor de mensen met een behoorlijk budget. In Hongarije daarentegen wordt on geveer 80% van de schoenenomzet in maatwerk geleverd. Het confectie- schoeisel is bestemd voor de export. Ook in Frankrijk wordt het ambacht in het maatwerk geëerd. Een typisch voorbeeld van de glorie van het am bacht vindt men in Italië, waar de be roemde Ferogamo te Florence in zijn marmeren paleis woont. Hij is de maatschoenmaker van de Engelse prin sessen. Drie honderd handwerkslieden heeft hij in dienst om de vele op drachten uit te voeren, die hem uit alle hoeken der wereld bereiken. Hon derden leesten zijn in zijn bezit van alle mogelijke beroemdheden. Een paar schoenen kost bij hem f 250 tot f 500, maar dan hebt u ook werkelijk iets bijzonders! In Parijs is het heel gewoon, wanneer een maatschoenma ker slechts aan een opdracht begint, wanneer hy de garantie heeft, dat ten minste zes paren van dezelfde leest geleverd zullen kunnen worden. Hier in Nederland is bet verschillend. Voor de schoenmaker komt het eerste paar vanzelfsprekend vry duur. daar hij dan de leest moet maken Sommigen rekenen daarom de leest apart, ande ren zeggen: „Ik kan wel rekenen, dat de klant driemaal een paar schoenen bij me zal bestellen" en slaan de prijs dan om. Maar ze kunnen best bedrogen uit komen. Want 15 tot 20 jaar is voor maatschoeisel geen bijzondere levens duur. Het handwerk aan de schoen be steed is immers alleen verantwoord bij het gebruik van prima materiaal en de slijtage wordt tot een minimum beperkt, doordat wringing van de schoen door de pasvorm practisch uit gesloten is. Dat al deze degelijke eigenschappen gepaard kunnen gaan aan elegance tonen onze photo's. Sierlijk schoentje van donkerblauwe suède met smal goud algebiesd. Ontwerp George in de Maucr te Utrecht. DE VROUW IN HAAR BEROEP ,<zbokter, mag ik <=Li eenó vragen ZONDAGSBLAD 22 JULI 1950 7 Hoe tante Harmke een wit poesje kree; JN het leuke, kleine huisje, aan het eind van het dorp, woont tante Harmke. Ze heeft in. het hele dorp geen familie, en toch zegt iedereen tante Harmke. Ze woont er alleen, met haar grote, grijze poes. Maar ze is bijna nooit al leen. Als de school uitgaat, drentelen de meisjes arm in arm langs het huisje, in de hoop, dat tante Harmke zal vragen of ze binnen komen. De jongens spelen haasje-over voor de ra men. Misschien gaat tante Harmke mee naar 't bos, en vertelt ze van el fenbankjes en vliegenzwammen en an dere soorten paddestoelen. Tante Harmke is altijd op het dorp. Maar op een keer is er een brief geko men van haar zuster uit de stad. Die zuster is ziek. Daar moet ze heen. Dat kan best. Ze doet de deur van haar huisje maar op slot. Alleen: de poes. Of eigenlijk: de twéé poesen. Want poes heeft een klein poesje gekregen, o, zo'n lief diertje. Ze liggen samen in de grote mand, in de keuken. Wie moet daar nu voor zorgen? Eén van haar kleine vrienden natuurlijk. Maar wie? Tante Harmke denkt na. Jelle maar. Die houdt veel van dieren en hij woont het dichtste bij. Jelle vindt het heerlijk. Hij is er trots op, dat tante Harmke hem uitge kozen heeft. De poesenmand wordt in 't schuurtje gezet. De deur mag op een kiertje blijven. Dan kan moeder poes eens een eindje gaan wandelen 't Kleintje zal wel in de mand blijven. Die kan nog niet eens zien. „Vind je 't geen schatje" babbelt tante Harmke. Jammer dat 't zo'n zwarte is. Ik zou zo graag eens een heel wit poesje wil len hebben. Misschien verf ik hem wel!" Jelle belooft alles en tante Harmke reist gerust af. Nu kan er niets gebeu ren. Ja, dat denkt ze. Dat denkt Jelle ook. Op een middag is hij in de tuin aan het wieden. Hij kan 't schuurje van Tante Harmke zien. De poes kent hem al. Als hij met wat lekkers komt, strijkt ze spinnend langs z'n benen. Moeder heeft soep gekookt. Straks zal hij wat velletjes brengen. Opeens hoort hij een hevig gekrijs in de schuur. Er volgt een klagend miau wen. Vlak langs hem heen stuift een grote, zwarte kater, met in zijn lelijke bekhet kleine poesje. „Geef hier!" gilt Jelle, en smijt de schoffel boven op de kater. Deze laat verschrikt zijn prooi vallen en rent in grote sprongen weg. Jelle knielt bij 't poesje, 't Bekje is opengescheurd en 't oortje hangt bloedend naar bene den. Op 't lijfje zijn plekjes haar er helemaal uitgetrokken, 't Leeft wel. 't Ademt snel en 6totend. Jelle legt het voorzichtig in z'n zakdoek en brengt het naar moeder. „Als ik die gemene kater te pakken krijg, sla ik hem dood!" zegt hij fel. „Breng 't maar naar de oude poes," zegt moe der. „Die zal 't wel schoon likken en misschien wil 't een beetje dTinken." Jelle doet het. Hij zit er de hele middag bij. 't Diertje drinkt niet meer. "t Ligt heel stil te hijgen en als moeder na een poosje komt kijken, is 't poesje dood. ,,'t Is niet zo heel erg", troost moe der. Zulke kleine poesjes voelen nog niet veel pijn!" „Nee, maar de grote poes," snikt Jelle, „die heeft zo'n verdriet. Die roept maar om haar kind en ze be grijpt niet, dat het er niet meer is. En 't is zo erg, dat je er niks aan doen kunt." Weet je wat je doet," zegt moeder, „je gaat naar 't asyl voor dieren. En je vraagt of ze daar misschien een pas geboren poesje hebben." Jelle's hele gezicht klaart op. „Kan dat?" vraagt hij blij. „Ja, 't kan wel, maar je moet er niet vast op rekenen, hoor!" Jelle holt al weg. In 't boodschappen- mandje legt hij een oud kleedje. De hele weg draaft hij, om 't toch maar zo gauw mogelijk te weten. Opgewon den doet hy z'n verhaal aan een op passer in 't asyl. „Nou, je boft," zegt de man. "t Ge beurt haast nooit, maar we hebben een poes met vier jongen. Die kan er best een missen. Kom maar mee, dan mag je er een uitzoeken, 'k Zal dg ouwe even wegbrengen, 't Is een kwaaie." Piepend krioelen vier poesenlijfjes over en door elkaar in een grote mand. Jelle hoeft niet lang te zoeken. Er is een wit poesje bij, helemaal wit. En dat wou tante Harmke immers zo graag. Behoedzaam legt hij 't op het oude kleedje. Moeder ziet aan z'n blije gezicht al, dat hij geslaagd is. Samen gaan ze naar 't schuurtje. De poes miauwt vragend. Onwennig blijft ze staan- bij 't witte hoopje dat in haar mand wordt gelegd. Ze loopt er omheen. Ze be snuffelt het. Maar als 't kleintje kla gend piept en 't kopje zoekend tegen de grote poes duwt, begint ze gretig te likken. Behaaglijk drukt ze 't witje tegen zich aan. Op een avond komt onverwachts tant Harmke weer thuis. Haar eerste gang is naar 't schuurtje. Vol verba zing ziet ze 't kleine witje. Hoe kan dat nu? Die malle jongen zal toch niet echt gedacht hebben, dat poesjes ge verfd kunnen worden? Maar nee, 't is geen verf. 't Is een lekker zacht velletje. Regelrecht gaat ze naar de buren. Jelle slaapt al. Moeder vertelt, wat er gebeurd is. Tante Harmke is erg blij dat het weer zo goed gekomen is. „Die arme Jelle." zegt ze. „Wat zal hij geschrokken zijn. Wie had dat nu ook kunnen denken!" Als Jelle de andere morgen wakker wordt, ligt er op de stoel voor zijn bed een mondharmonica. En op een briefje staat: Uit dankbaarheid, van moeder CO VAN DER STEEN-Pijpers. En nu gaan we kleuren Deze week, jongens en meisjes, nu eens iets, waarover je niet je hoofd behoeft te breken: nu komt het er op aan, of je een beetje handig bent met een kleurpotlood. Maat- natuurlijk moeten ook zij, die niet zo goed zijn. in het kleuren, zich niet uit het veld laten slaan, hoor.' We doen allemaal mee en ik popel alweer, om de beste er uit te zoeken, om die met een leuke prijs te belonen. Wel op tijd inzenden hoor. Doe haar maar vóór Woensdag op de bus. dan ben je vast niet te laat OOM KAREL. Beste Neven, beste Nichten! Zo, het voorlopig afgelopen ten. Ik heb deze week van tante" Lies een mooi erfenisje gekregen, dat wil dan zeggen, ik had me toch een stapel brieven door te snuffelen! Ik heb in ieder geval gemerkt, dat die lcgpuzzle niet zo erg moeilijk was. De winnaar- tjes (want daar zijn jullie natuurlijk weer razend benieuwd naar) zijn: Nel lie Teuling, Rino v. d- Burgh, Aartje Hoornweg en Klaasje Bisschop. Alle maal gefeliciteerd hoor en jullie krijgen een mooi geschenk thuis. Weet je wat me eigenlijk opvalt? Dat er altijd veel meer meisjes dan jongens zijn, die mes doen aan onze wedstrijdjes. Nou, man nen, jullie laten je niet op de kop rit ten hoor, geef die meisjes van katoen in de vorm van een heleboel inzondin gen! En dan ga ik nu nog even een paar briefjes beantwoorden: Adrie Wildeman heeft een zusje op de kleuterschool, dat nu al meegedaan heeft aan die legpuzzle. Ze heeft er zelfs een molentje bij getekend. Leuk. Adrie. Als je zusje kan schrijven, moet ze me ook eens een briefje krabbelen Vraag je dat Roelof de Ruiter schrijft, dat hij zijn Moeder altijd helpt met boodschappen doen en met allerlei andere karweitjes. Goed zo, Roel, doe je Moeder maar veel plezier, want daar zul je nooit spijt van hebben. Fijn, dat je altijd onze jeugdpagina leest „Trudy" vindt het nog steeds leuk. om te schrijven naar een oom en een tante, die ze nooit gezien heeft Nou, Trudy, als wij het niet leuk vonden, zou het ook niet gebeuren, hoor Ik hoop maar, dat je in Zeeland beter weer hebt als je gaat kamperen, don ik had, en dan een heleboel beste va- cantiewensen maar van ie ..ongeziene" oom Karei. Elsje van Leeuwen heeft het toch zo te kwaad gehad met de vorige puzzle. Een hele dag zitten ploeteren en toe» was ze er eindeljik mee klaar. Zeg nou zelf. Elsje, als alles 7.0 vanzelf zou gaan, konden we wel ophouden met puzzletjes plaatsen. Ook de groetjes aan Marijke doen, hoor! Sarina de Goey heeft haar oplossing aardig gekleurd, maar ze is geloof ik een beetje bang, dat ik het niet mooi vind. Troost je, Sarina. Ik vond het reuze-grappig, vooral omdat je het met waterverf hebt gedaan. Bedankt voor je gedichtje van dat lamimetje. Gerrie Schouten kijkt altijd verlan gend uit naar de Zaterdag. Zou ze een prijsje gewonnen hebben, vraagt ze zich iedere keer af. Wie weet, Ger- reke, er komen nog zoveel Zondags bladen voor jij te groot bent gewor den, om mee te doen Zo, voor vandaag ben ik weer uitge praat- Ik wilde maar, dat ik al jullie briefjes kon behandelen. Maar ik krijg altijd ruzie met de ruimte op deze kleine pagina, daarom vinden jullie het wel goed dat ik nog een keer in gedachten jullie allemaal tegelijk de 1 j j zeg: tot de volgende hand schud OOM KAREL. AVONTUREN VAN JANNY H. v. d. SCHOOR Hij besloot bij haar te bly- ven en haar te helpenom haar huis weer te vinden. Hij keek toe hoe zij zat te smullen. Toen ze klaar was, zei ze dankbaar: „Dank je wel, Knobbeltje, 't was erg lekker, ik vind je heel lief." Knobbeltje vond het leuk, dat ze dat zei. „Zeg, zei hij, zullen we bij elkaar blijven, JÖ ik?" Oplossing leg puzzle- „Goed hoor, antwoordde Sneeuwie, wil jij mij dan hel pen om mijn huis weer te vinden, Knobbeltje?" „Natuurlijk, Sneeuwie, ik zal heel goed voor je zorgen, wees maar niet bang hoor. 't Komt allemaal best in orde", stelde hij haar gerust en streek even met zijn pootje over haar mooie, witte vachtje. Wat is dat heerlijk zacht, dacht Knobbeltje. Zc hadden allebei hun buik jes rond gegeten en gingen op stap. Ze hipten door het bos, Sneeuwie achter het „Spatbordje" van Knobbel tje aan. Ze kwamen bij een open plek in het bos aan, waar allemaal madeliefjes en bo terbloemen in het gras ston den. Ze buitelden in het gras en stoeiden naar hartelust. Sneeuwie zei: „Knobbeltje, wat ben jy sterk, zeg!" „Ja, antwoordde Knobbel tje, dat komt omdat ik een haasje ben en jij een konijn tje. Dat scheelt een stuk hoor." Ze werden moe en gingen in de schaduw van een klein bosje wat uitrusten. „Vertel my eens wat over de boerderij?" vroeg Knob beltje aan Sneeuwie. „Goed, zei ze, luister: Toen ik pas geboren was en nauwelijks kon zien, was de eerste, die ik zag, mijn moeder, die mij vol zorg besnuffelde, 's Mor gens kreeg moeder altijd eten van de boerin of van het dochtertje van de boerin." „De boerin, wie is dat, Sneeuwie?" viel Knobbeltje haar in de rede. „O, dat is de vrouw van de boer en de boer is de baas van de boerderij, snap je?" antwoordde Sneeuwie. Een paar keer in de week werd ons hok schoongemaakt en mochten we even vrij rond huppelen, terwijl het dochter tje van de boer op ons moest passen. Onze boerderij is heel groot, er is een hoge hooiberg waar al het hooi bewaard wordt om 's winters de bees ten eten te kunnen geven. In de schuren staan grote ma chines om het land te bewer ken. Dit heeft mijn moeder mij allemaal verteld, anders zou ik het ook niet weten, natuurlijk. Maar nu zal ik je vertellen hoe ik hier gekomen ben. Op zekere dag werd ons hok weer schoongemaakt en ik kon de verleiding niet weerstaan om er vandoor te gaan. Mijn hart bonsde, maar ik deed het toch. Ik had een eind gelopen en ging wat rusten. In 't begin beviel het mij best, maar 't werd mid dag en ik kreeg zo'n honger en kon niets vinden. Ik werd erg bedroefd en wenste, dat ik weer in ons veilige hok was. Opeens zag ik jou zitten en de rest weet je", besloot „Nu vannacht zullen we hier wel moeten blijven, Sneeuwie, zei Knobbeltje. Maar morgen gaan we de boerderij opzoeken, hoor Sneeuwie. Laten we nu eerst een holletje gaan zoeken waar we in kunnen slapen." Dus gingen ze op stap om een slaapplaats te vinden. Dat viel lang niet mee en het was dan ook al bijna hele maal donker, toen ze eindelijk een holletje vonden. Ze wa ren doodmoe van de opwin dende dag. Sneeuwie kroop dicht tegen Knobbeltje aan, ze huiverde even, de nachten waren al koud. Ze sliep dade lijk in. Knobbeltje lag nog wakker. Hij kreeg opeens zo'n raar gevoel, iets van be rouw kwam er in zijn klein hartje geslopen. O, wat zal zijn lief moedertje nu onge rust over hem zijn. dacht hij. Maar morgen zal hij de boerderij gaan zoeken en dan zal hij zijn eigen huis gaan zoeken, want zo elke dag alleen in dit grote bos, nee, dat wil hij niet. Maar ook spoedig is Knobbeltje in dromenland aangekomen. Hij had ook zoveel beleefd van- (Wdrdt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 6