---GENIETEN
m
m m
mm
M
W» H
m
m
m
M
m
ZlViW.
KLAPPER
6
ZONDAGSBLAD 8 JULI 1950
rnrai
..orrespondentie en oplossingen
aan de beer H. J. J. Slavekoorde,
Goudreinetstr. 125. "s-Gravenhage
Heilzame tegenspoed
De rake nederlaag, welke het Neder
landse tiental op 22 en 24 Juni j.L legen
het Joegoslavische team heeft geleden,
zal velen teleurgesteld en in elk geval
velen verrast hebben Na het relatief
gunstige resultaat van de in 1949 gehou
den Oost-Europese tournee van onze ver
tegenwoordigers en de overwinningen op
Groot-Brittannié (\2Vj7 V4en België
<146), werd ons land algemeen ook
in het buitenland beschouwd als het
sterkste schaakland van West-Europa en
waarschi}nlijk niet ten onrechte.
Hoewel deze kwalificatie op zichzelf
misschien wel juist was gaf zij toch hier
en daar aanleiding tot een met-gerecht
vaardigde hoeras temming. Men sloot de
ogen voor het onbetwistbare feit, dat het
schaakpeil xn West-Europa nog heel wat
ten achter staat bij dat van de beste
Oost-Europese landen, met name dat van
die landen, waar het schaken goeddeels
een aangelegenheid van de staat is ge-
Men vergat, dat Nederland in Oost-
Europa wel goed partij gaf, maar deson
danks zijn 3 wedstrijdenverloor, zo
wel tegen Joegoslavië als tegen Honga
rije en Tsjechoslowakije. Men vergat, dat
Nederland sindsdien weliswaar twee
overwinningen behaalde, maartegen
W e s t-Europese landen, terwijl Joego
slavië een aantal fikse overwinningen
boekte opOost-Europese landen en
op de Verenigde Staten.
Kortom, voor de nuchtere beoordelaar
moesten de kansen der Joegoslaiven tegen
Nederland hoog worden aangeslagen. Er
is dan ook geen reden om te treuren,
de uitslag 14514 voor Joegoslavië) in
overeenstemming met de nuchtere taxa
tie is geweest
Intussen mogen wij dankbaar zijn, dat
deze wedstrijd heeft plaats gevonden.
leren:
Nederland kan hieruit heel
slechts behoorlijk, in zulk een geval rui
terlijk de tegenstander om zijn grotere
kracht te eren.
Een geheel andere vraag is of wij zou
den wensen, dat het Nederlandse tiental
zo sterk ware als het Joegoslavische. Als
dit volgens Nederlandse methoden, d.w.z.
met volstrekte inachtneming van de per
soonlijke vrijheid en op basis van 99
amateurisme en buiten welke staatsbe
moeienis dan ook mogelijk ware, wij zou
den niet aarzelen, deze vraag met een
volmondig j a te beantwoorden. Wij gelo
ven echter niet, dat Nederland met zijn
huidige methoden ooit het schaakpeil van
sommige Oost-Europese landen zal kun
nen evenaren of overtreffen. En wij ho
pen, sterker nog, wij zijn er wel zeker
van, dait Nederland zijn methoden nooit
zal veranderen om een dergelijk resultaat
te verkrijgen. Zeker, een weinig meer
belangstelling van de overheid en een
bescheiden financiële steun hier en daar
zouden niet onwelkom zijn. Doch wij ho
pen er voor bewaard te blijven, dat in
ons land het schaken staatszaak zou wor
den, zelfs al zou dit er toe leiden, dat
Nederland het sterkste schaakland ter
wereld werd. Men concludere hieruit
overigens niet, dat wij iets tegen schaak
professionals hebben. Een schaker die
kans ziet met zijn bijzondere gaven In
zijn onderhoud te voorzien is even acht
baar als een handelsman of een bekwaam
handarbeider. Wij hebben echter wèl be
zwaar tegen het schaakprofessionalisme,
dat door de staat ingesteld en op ruime
schaal mogelijk wordt gemaakt.
Een tweede aantekening plaatsen wij
bij het 3e door ons genoemde punt. Dit
valt n.l. uiteen in een technisch en een
mentaal gedeelte. Het tedmische deel is
begrijpelijk: Nederland heeft gefaald in
het winnen van „gewonnen" stellingen,
in het behalen van voordeel in „gelijke"
stellingen, in het behalen van remise in
„verloren" stellingen. Slechts het winnen
van een „gewonnen" stelling kan men.
objectief bezien, tot de pure techniek re
kenen. Maar het behalen van voordeel in
een „gelijke" stelling en het behalen van
remise in een „verloren" stelling kan
men alleen wanneer de tegenstander
hieraan zijn welwillende medewerking
verleent. Doet hij dit niet, dan is alle in
spanning tevergeefs.
Welnu, de Joegoslaven deden, wat wij
zo graag van ónze spelers zouden heb
ben gezien. Zij wonnen „gewonnen"
i Oost-Europa (zo
den waar het schaken grotendeels staats
zaak is en dus het volledige of gedeelte
lijke^ schaakprofessionalisme hoogtij viert)
2. De Nederlandse spelers beheersen
het openingsrepertoire uitstekend, beter
zelfs dan de Joegoslaven. Ongetwijfeld is
dit mede een gevolg van het zorgvuldig
bes' ideren der „Losbladige schaakoerich-
ten", welke voor een aanzienlijk deel
openingsnieuwtjes bevatten.
3. In het midden- en eindspel schiet
de meerderheid onzer beste spelers nog
aanzienlijk tekort; een gemis aan tacti
sche slagvaardigheid en harde, onverzet
telijke strijdlust in deze phasen van de
strijd is duidelijk gebleken.
Wij willen bij deze beknopte samenvat
ting nog een enkele aantekening maken.
Vooreerst merken wij dan op. dat wij de
nederlaag geenszins als schandelijk of on-
zal kunnen herkennen.
Uit de wedstrijd Nederland-Joegoslavië.
Wit: Milic. Zwart: Donner
1. Pf3 d5; 2. d4 Pf6; 3. c4 c«; 4. Pc3
e€; 5. e3 a6; 6. Ld3 dxc4; 7. Lxc4 b5;
8. Ld3 c5; 9. 9—0 Lb7; 10. De2 Pbd7;
11. Tdl Dc7; 12. h3 Le7; 13. e4 cxd4;
14. Pxd4 Pc5; 15. e5 Pfd7; 16. Lf4 Pxd3;
17. Txd3 Pc5; 18. Tg3 b4; 19. Pdl g5!
20. Lxg5 Pe4; 21. Lf4 Pxg3; 22. Lxg3
Tg8; 23. Pb3 Db6; 24. Pe3 Tc8; 25. Kh2
a5; 26. Tdl a4; 27. Pd2 Dc6; 28. Dh5
Tg7; 29. Pdc4 De4; 30. Pd6f Lxd6; 31.
exd6 Kd7; 32. Db5f Dc6; 33. Dxb4 f5;
34. Td4 e5; 35. Tc4 f4; 36. Txc6 fXg3f:
37. fxg3 Lxc6; 38. Pc4 en zwart gaf
het op.
Wit: Henneberke. Zwart: Matanovic.
1. d4 Pf6; 2. Pf3 e€; 3. g3 b6- 4. Lg2
Lb7; 5. 0—0 Le7; 6. c4 0—0; 7. Pc3 Pe4;
8. Dc2 Pxc3; 9. Dxc3 Le4; 10. Pel
Lxg2; 11. Pxg2 d6; 12. e4 Pd7; 13. f3 c6;
14. Db3 Dc8; 15. Le3 Db7; 16. Pf4 Pf6;
17. g4 e5; 18. dxe5 dxe5: 19. Pe2 Pd7;
20. Tadl Tad8; 21. Dc3 a5; 22. a3 Tfe8;
Td2 Dc7; 24. Tfdl Pf8; 25. Txd8 Tx
Lxc5 PXc5; 32. Dd2 Pe€; 33. Kgl De7;
34. De3 Dd8; 35. f4 Ddlf; 36. Kf2 Dhl:
37. h3 Dh2j; 38. Kei exf4; 39. Dxb6
f3!; 40. Pgl Pf4 en wit gaf het op.
Wit: Donner.
1. d4 Pf6; 2. c4 g6; 3. g3 Lg7; 4. Lg2
d5; 5 cxd5 Pxd5; 6. e4 Pb4; 7. a3 Pcö;
8. d5 Pd4; 9. Pc3 c6; 10. Pge2 Lg4; 11.
0—0 Pxe2t; 12. Pxe2 00; 13. h3 Ld7;
14. Pc3 e6; 15. d6 e5; 16. Le3 Le6, 17. Dd3
Pd7; 18. f4 Pb6; 19. Tf2 f5; 20. fxe5 Lxe5;
21. Lf4 Lxf4; 22. Txf4 fxe4; 23. TxfÖt
Dxf8; 24. Pxe4 Dg7; 25. Pc5 Ld5!; 26.
Lxd5 Pxd5; 27. Tel b6; 28. d7 Df7; 29.
De4 Tf8; 30. Pe6 Dxd7; 31. Pxf8 Kxf8;
32. De6 Dc7; 33. De8f Kg7; 34. De5t
Dxe5; 35. Txe5 Kf6; 36. Te8 a5; 37. Kf2
b5; 38. Kf3 Pb6; 39. Ke4 Pc4; 40. Ta8
Ke6; 41. Kd4 Pxb2; 42. Txa5 Pa4; 43.
Ta6 Kd6; 44. Ta7 c5f; 45. Kd3 Pb2f; 46.
Kc2 Pc4; 47. Txh7 Pxa3t; 48. Kb3 Pc4:
49. Th6 Pe5; 50. h4 Kd5; 51. g4 Ke6;
52. Kc2 Kf6; 53. Th8 Pxg4; 54. Kd3 Ke5.
Remise gegeven.
den doen heeft ontegenzeggelijk aan hun
tegenstanders gelegen. Maar hieruit volgt
tevens, dat de Joegoslaven onder moei
lijke omstandigheden tot meer in staat
waren dan de Nederlanders. Onze tegen
standers waren harder in strijdlust dan
wij; zij legden zich in gedaohten eigen
lijk nimmer bij een nederlaag neer.
Is het niet merkwaardig, dat in de
enige partij, welke Nederland won, de
winnaar volle 7 uur heeft moeten strij
den? Dit was de laatste partij welke tot
beslissing kwam. De Joegoslaaf Trifuno-
vic streed urenlang voor een verloren
zaak. Hij wist dit, doch bleef onver
moeid strijden, hopende op een kleinig
heidje, dat mogelijk de kansen zou doen
keren. Hij legde zich mentaal niet bU
de nederlaag neer en men moet hem
hierom prijzen.
Nederland zal zeker door volhardend
oefenen en ijverige studie zijn peil nog
kunnen opvoeren. Maar voorlopig zijn
de grenzen van ons kennen en kunnen
duidelijk gemarkeerd. Dat is de heil
zame les van NederlandJoegoslavië.
Wij geven hieronder enkele partijen
uit deze wedstrijd, waarin degene, die
TER OPLOSSING.
Probleem van Dr. J. J. O "Keef e.
1
H
3
p
F
i
Pi IP
f?
-1?
s
Zwart: Mille.
abcdefgb
Wit geeft mat in drie zetten.
Horicontaal: 1 schaaldier. 4 harde slag
of stoot. 7 zangnoot, 8 ledig, dun, 9 afk.
maanstand, 10 lidwoord, 11 zangnoot, 12
gesloten, 14 afk. ingenieur, 15 omgeving,
18 scheiding der continenten, 19 slimme
viervoeter, 23 bewogen, geroerd, 28 af't.
oudere, 29 herkauwend zoogdier, 30 afk.
geneeskundige dienst, 31 voorzetsel, 32
tandeloos zoogdier, 33 voegwoord. 34 pers.
voorn, woord, 35 tragische gebeurtenis, 30
grote plas.
Verticaal: 1 helder maken, zuiveren. 2
schatten, 3 ruw gezicht. 4 étui. 5 erg boos,
6 klederen, 13 bejaard, 16 samenstel van
spoorwagons. 17 fijne geur. 20 kwaadspre
kerij. 21 kudde dieren. 22 verscheurend
gedierte. 24 strijdperk. 25 samenstelling
van vele voorwerpen tot een geheel. 26
zuurdeeg, 27 diktongige hagedis.
Oplossing vorige opgave:
Horlsontaal: 1 wonderlijk. 7 Ee, 8 ma,
9 lat, 12 sas. 14 Dr., 15 rap, 17 Lt.. 18 ora,
19 karbonk'el, 21 eerbetoon, 26 Ata, 27 en
28 rel. 29 E.K., 31 nap, 33 ora, 34 O.T.. 36
e.d.. 37 kastelein.
Verticaal: 1 wild, 2 net, 3 de, 4 R.M., 5
las, 6 kast, 10 aria, 11 barometer, 13 aloë,
15 rob, 16 Pan, 19 koe, 20 lijn. 22 Etna,
23 bar, 24 tal, 25 oker, 27 enak, 30 kar
32 pos. 33 ode, 35 t.t., 36 el.
Uw oplossing moet uiterlijk Donderdag
morgen as. per briefkaart in ons bezit
zijn. In linkerbovenhoek van de adreszijde
te vermelden; Puzzle-oplossing.
Prijzen: 1 t 5.—; 2 f 2.50; 3 f 2.50.
OntvlLChte cbimi
Êmman door buf
g«g rapoji.
Kassier van -Haarlemse, boe
renleenbank/ sloot loket voor
drie rovers.
I J«' .1»
Sigaren worden goedkoper,
sioaretten worden duurder.
KRONIEK VAN EEN W66tO
IV BABBELTJES
met
GOOS KAMPHUIS 6V KflREL LINKg
Dia darm, bracht mat acMehand
ctaaao zb dwaasheid aan't verstand.
2a had als juffVouw vön't buf{fet
nog nooit ToVi/tent er uit gezét.
Hij deed,schoon met ajznppsgea
de luiken onverstoorbaar dient
-Hü dachtAls deze heren lenen
is X qeld voorgoed verdwenen."
De sigarettenkokers gzen
voor die wüziginq der prüzen.
Troost U h<Zren 't is wel naar,
maar U bent zélf tocbtde sigaar!
26% Boer bü Steenwük/ wilde 2
hond in'n zak verdrinken
Zwarte ooievaar gezien bg
Hengelo. -
5o gezinnen in €de moeten
het nuis uit
w'M fïot I
3 honden springen in de sloot
<2n redden Nora van de olood
De boer bekende toen/wat strak.;
dat hij een kat kocht m de zak. -
Wellichtdat dit dorp binnenkort
op die manier echt nuis'lijk/ wordt.
Want zie hoe onze tekenaar
d e toekomst ziet da/"Edanaar.
Vla dachtendat van Hengc
zit zonder cwerdruvinq zcT:
De ooievaar had rrvzt permi'
hier'n zeer speciale missie,
Als het gebit der fondspatiënten
ta slacht gaat wordenkost dat centen
an daarom wordt U (goed bedoeld
geregeld aan de tandf gevoeld
ZONDAGSBLAD 8 JULI 1950
3
WE WILLEN
WE MOGEN N
V_*J
WE willen genieten. Mogen we ge
nieten? Kunnen we genieten?
Men kan gerust zeggen dat alles om
deze beide vragen draait. Ongetwijfeld
in het bijzonder tijdens deze vacantie-
maanden, maar werkelijk dan niet al
leen. De genotsdrang verhevigt zich
slechts in deze weken van zon en zo
mer. Hij grijpt als een bosbrand rond
zich heen en tast ieder hart aan. Van
de kleinste kinderen met hun ijssie af
tot de bejaarde pensiongasten in het
Grand Hotel toe. Hij verschroeit gelij
kelijk communisten en kapitalisten, hu
manisten en christenen, socialisten en
idealisten. Het bewijs ligt voor het
grijpen in elke overvolle vacantietrein,
bjj iedere zwerm adspirant tramreizi
gers. Men kan niet zeggen dat christe
nen zich daarbij anders gedragen dan
hun kerkloze kornuiten: ter verovering
van een half uurtje méér genot zijn zij
al even bereid tot moord en doodslag
in het nette dan
altijd als ieder
ander.
We willen genie
ten. Is dit het zeer
bewuste doel in Juli
en Augustus, het is
het minder bewust
in alle overige maan
den van het jaar. Terwijl bovendien
het genot in wel zeer uiteenlopende
richtingen gezocht en gevonden wordt.
Maar het is hetzelfde genot, hoe ver
schillend het ook gericht is. Men kan
schrikken als men op Zondag door een
stad loopt en achtereenvolgens het in
terieur ziet van een zeer ontkerstend
deftig fnan, van een vroom kerkgang-
stertje op jaren en van een duivencafé.
Die binnenkamerse tafrelen lijken
enerzijds niets op elkaar: de deftige
meneer is laat opgestaan en zit aan een
ontbijt, dat meteen zijn koffieuurtje
omvat. Het vrome vrouwtje is in
tussen al weer thuis uit de kerk en
drinkt haar bakje leut. Terwijl de
kampioen-duivenmelker zijn kame
raads tracteert op het zoveelste rondje
ter gelegenheid van zijn zoveelste
overwinning-in-de-lucht. Maar ander
zijds lijken de drie hoofdpersonen op
elkaar als evenveel waterdroppels: ze
genieten elk op hun wijze op een pre
cies eendere manier; de gelaatsuitdruk
kingen ontlopen elkaar practisch niet.
En toch denken ze aan volkomen an
dere dingen: aan een copieus ontbijt,
aan een preek en aan een duivenborrel.
Maar ze gebruiken dezelfde woorden
om hun gevoel van welbehagen te
uiten: „Ik geniet; ik heb genoten
WANNEER we dit vooropstellen,
komen meteen de vragen los. Mo
gen en kunnen we genieten? Misschien
dat onze drie hoofdpersonen zelf niet
tot het stellen laat staan tot het be
antwoorden dezer vragen komen,
maar wij. die hen stilletjes hebben
gade geslagen en die ons eigen genot
vinden in een zekere beschouwelijkheid
(tussen haakjes: wat lijken wij op die
drie, nietwaar?) willen wel degelijk
antwoord. Goed: mogen we genieten9
Het is een beetje vreemd dat we ons zo
inspannen om dat druppeltje geluk op
te slurpen, terwijl de wereld in brand
staat. In de verte laaien de vlammen
hoog op boven Korea. In China is hon
gersnood. In Indonesië staat het er
bar slecht voor. In Rusland en Ameri
ka werken ze koortsachtig in de wa
pensmidsen der wereld om de sterk
ste te worden. In ons eigen land heer
sen armoede, martelende kwalen, aller
lei vormen van onrecht. Mógen we dan
ondanks dit alles toch maar rustig ge
nieten? Is de gemeenschap der mens
heid zo een dwaze droom dat we met
innige voldoening kunnen spinnen van
tevredenheid terwijl vlak naast ons
gekermd wordt van onduldbaar leed?
Ja, kunnen we werkelijk genieten als
we dit alles beseffen? Kun je nog één
moment diep vergenoegd adem halen,
terwijl je weet dat anderen de adem
afgesneden wordt? Staat het verse
eitje, en de borrel, en het kopje koffie,
ja staat zelfs het vrome genot van een
mooie preek opeens niet een beetje
tegen? Natuurlijk, we kunnen zulke
gallige gevoelens meteen weer onder
drukken door een tweede eitje, een
tweede borrel, een tweede preek. Maar
het komt terug. Terwijl je aan zee lui
op het strand ligt, zie je plotseling de
luchtspiegeling van een ander strand
waar een mens net zo ligt alleen: die
ander is dood. Terwijl je luistert naar
het fluiten van een vogel in het bos,
weet je eensklaps dat door een ander
bos kogels fluiten. En dat gaat maar
door. Je hebt een of andere liefhebberij
en je gaat er jaren lang argeloos in op:
je geniet. Dan komt het moment dat je
ontdekt wat er van anderen werd, die
deze zelfde hobby met je deelden. Je
filmt zo graag maar er komt een
dag dat je elke keer wanneer je je
filmtoestel in handen neemt, denkt aan
dat vooroorlogse filmcongres waaraan
die vlotte Poolse landedellieden ook
deel namen. „Au revoir", zei je bij het
afscheid het had Dieu" moeten
luiden, want weinige maanden later
trokken Duitse en Russische oorlogs-
walsen diepe voren over hun lande
rijen; hun kastelen hebben ze in
vlammen doen opgaan: waar zijn die
cineasten gebleven? Waar is die jon
gen, die je vroegér zo trouw hielp aan
zeldzame postzegels? Waar is het man
netje. dat in de stadslanen bloemen ver
kocht en zijn „Móóóie Lóóóbééélijas"
als een litanie deed klinken? Achter
alles waarvan we genieten willen,
grijnzen ons schimmen toe,
T7N toch: we willen genieten. Meer
nog: we moeten genieten. We
zien doodeenvoudig geen kans om
straks het winterwerk weer op onze
smalle schouders te
torsen, wanneer we
er niet eerst eens
helemaal uit geweest
zijn, onverschillig of
dat „uit" bestaat in
een dagje naar Ahoy'
of Blijdorp; in een
weekje aan zee of op
de heide: in een vacantietrip naar
Zwitserland of Noorwegen.
Kunnen we ons uit deze impasse
soms redden door het genot aan be
paalde voorwaarden te gaan binden?
Het is zeker vaak genoeg geprobeerd.
Kijk maar weer eens onze drie bin
nenhuisjes aan: de deftige meneer
ziet hoogstverbaasd op en verzekert
ons dat hij toch wel eens één morgen
mag uitslapen: hij draaft genoeg voor
de gemeenschap. Het vrome vrouwtje
staat al even versteld van onze aan
merkingen: „Waar kan men beter toe
ven dan in des Heren huis? en kof
fie is toch geen zonde?" En de duiven
melker wijst er op dat hij zes dagen
lang koeliediensten verricht, dat zijn
vrouw en zijn gezin niets te kort
komen, en dat een mens een verzetje
nodig heeft. De drie antwoorden zijn
echter tegelijk geneigd om het genot
van de ander te verwerpen: het villa-
meneertje voegt er aan toe: „Ik zit
toch niet in de kroeg....", waarop
het oude vrouwtje instemmend knikt
maar tegelyk verzekert: „Maar je zit
ook niet in de kerkterwijl de
arbeider met een sneer opmerkt: „Als
ik zo'n kasteel van een huis had, bor
relde ik ook bij moeder de vrouw,
maar daar is geen ruimte voor bij
Ik heb u op Creta achterge
laten met de bedoeling, dat
gij in orde zoudt brengen het
geen nog verbetering behoef
de
Tifus I 5.
Zo zit dan Titus op een eiland. Om
orde op zaken te stellen. Er is nog het
een en ander te doen. En Paulus heeft
dit toevertrouwd aan Titus. Na de
zware jaren van gevangenschap in
Rome is Paulus opnieuw met de Evan
gelieboodschap de heidenwereld inge
trokken. Vanwaar deze brief aan Titus
is geschreven, is ons niet bekend.
Maar Paulus moet verder. Zijn werk
is het pionierswerk: ik stelde er myn
eer in het (evangelie van Christus)
te verkondigen, doch zó, dat ik niet
(optrad), waar de naam van Christus
reeds genoemd was Rom. 15 20.
De voorste frontlijn is het arbeids
veld van Paulus.
Maar Titus zit op een eiland. En zijn
opdracht is: ordenen, verbeteren, con
solideren. Soms, in zijn romantische
ogenblikken, was hij met een heimwee-
achtig verlangen vervuld eruit te trek
ken en óók de zeis door de halmen te
trekken, het lied van de sikkel te zin
gen, volle garven te binden in de
oogst. Waren de velden niet witV/a
ren de halmen niet rijp? Zong het ook
niet soms by hem van binnen, maar
dan in andere zin, als in het kamp
liedje van het CJMV: heel de wereld
staat te wachten?
Maar Titus zit op een eiland. In op
dracht van God. Nu ja, fluistert het
soms van binnen, in opdracht van
Paulus. Waarom geeft Paulus zulk een
opdracht, als heel de wereld staat te
wachten? Waf is die opdracht van een
zekere Paulus eigenlijk waard? Als
Titus van de bergen van Creta in de
blauwige verten over de Middellandse
zee staart, kan hij intens verlangen
naar het pionierswerk aan het voor
ste front. Wat is dat wisselvallig,
ons...." Met andere woorden: wij
handhaven onze genotsbeschouwing
even gaarne als we die van onze
naaste veroordelen. Waarbij we dan
vrijwel doof blijven voor tegenwer
pingen van de andere partij.
Als we het echter eens van een an
dere kant benaderen? Genot is ook
een bijbels begrip, maar het is daar
geladen met een geheel andere in
houd. Genot betekent daar tweeërlei.
Enerzijds: vruchtgebruik van gaven
welke Christus voor ons verworven
heeft en die Hij ons gaarne ter be
schikking stelt. En anderzijds: gaven,
die het doel hebben om ons méér te
bekwamen tot de dienst aan God en
avontuurlijk, aantrekkelijk! En als hij
van huis tot huis gaat, hier zit aan het
bed van een stervend moedertje, daar
een doodgewone ruzie moet beslechten
en ginds een moeizaam gesprek voeren
over de nog sterke heidense denkbeel
den bij de discipelen, en als dan zo
op het oog alles bij het oude blijft: ge
boorte en dood, ruzie, twijfel en dwa
ling, dan, als moedeloosheid hem over
valt, is het, of de donder van de strijd
in de voorste linie, waar de naam van
Christus voor het éérst valt, treft, over
wint, of die hem roept en alsof het
leven van Paulus als een dof tromge
roffel ook hem komt halen.
Maar dan is er dit woord: Ik heb u
op Creta achtergelatenPaulus
heeft een beeld voor ogen, een beeld
van een gemeente van Christus, waar
hij, Titus, orde op zaken gesteld heeft.
In harde, taaie, moeizame arbeid. En
dat nog wel onder een volk, dat uit
leugenaarsbeesten en vadsige buiken
bestaat. In forse lijnen tekent Paulus
hem het beeld van die gemeente: zó
en niet anders. En Titus zit op een
eiland.
Kent u dat gevoel? Het gevoel, dat
alles zo klein, zo petieterig, zo be
krompen is? Het gevoel geketend te
zijn aan een miezerig bestaan, dat voor
ons romantisch verlangen geen bevre
diging en in onze moedeloze ogenblik
ken geen uitzicht en geen horizon
biedt? Vastzitten in een situatie, orders
opvolgen van mensen, een leven ver
slijten in een kleine kring,.... op een
eiland.' Wat kan dat hard zijn, wat kan
het beklemmen en drukken, drukken
tot we naar adem moeten happen, deze
uitzichtloosheid.
Maar nunu vergeten we toch,
dat dit geplaatst zijn in een kleine si
tuatie, miezerig is het woord, ja,
omlijst is door een klein, maar rijk
woordje: genade. Genade zy u de
genade zij met u allen.
Zo is het begin en het slot van de
de naaste. Die beide kanten worden
samen gegrepen In het woord ..heil
genot", rente van de schatten des heils,
ons verleend om anderen te helpen.
Wij lopen vast als we denken over
het genot, zolang wij ons zelf als doel
beschouwen en ons zelf als bewerkers
wiUen handhaven. Maar wy worden
ia een wijde ruimte gevoerd, zodra we
beseffen dat ook de vacantiemaanden
iets te maken hebben méér nog:
alles te maken hebben met het
lijden en sterven van Christus en met
onze taak in de wereld. Want dan is
het genot geen doel meer op zichzelf,
het is een onderdeel in het grote ge
heel van het waarachtige leven.
brief van Paulus: Ik heb u op Creta
achtergelaten, Tifus, maar van over
zeeën en bergen stuur ik u mijn groet:
de genade zij met u.
En ik heb u het beeld wan de ge
meente getekend, zoals zij worden
moet, dank ey uw arbeid, uw taaie,
moeizame arbeid. En, Titus, de ge
nade zij met u éllen.
Moeders in de tredmolen van elke
dag weer: bedden opmaken, de groten
naar school, de kleinen een koekje,
pap, rammelaar, slapen, stof afne
men, o ja, tijd voor de aardappels
Vaders, die er maar weer aan gaan
staan: dc voeten branden 's morgens al
bij dit lome weer: hij slingert zich op
de fiets; zou moeder de vrouw van
avond weer zo moe zijn? Wc moesten
met de vacantie eens
Om van de verveeldheid van de
jeugd nog maar niet te spreken; die
hebben het zo duimdik op hun gezicht
liggen, dat we niet behoeven te vra
gen, of ze plezier hebben in hun leven.
O mensen, waar gaan we heen, als
we niet anders meer weten, dan dat
we op een eiland zitten, machteloos,
zonder stem in het kapittel, terwijl
anderen ons bedillen en over ons be
slissen!
Maar God in de hemel heeft een
beeld voor ogen: een gezin, waar orde
op zaken is gesteld; een leven, dat In
zyn eigen nood, ondanks die nood, ja
misschien wel dank zij die nood, voor
anderen een diepe, diepe zegen wordt.
God heeft een plan met uw en mijn
leven- En hoe dat ook moge zyn, hoe
zeer wy ook moedeloos en uitzicht
loos, ja, rampzalig ons kunnen voelen
in onze petietengheid: dit leven van
u en van mij, precies dit leven, be
krompen, miezerig, „op een eiland",
wil God omlijsten met zyn genade.
Laat het eens stil over u heen gaan
in de kerk, Zondag, dit bewogen apos
tolische woord, dat aLs een milde mor
gendauw daalt over al die hoofden, die
zich nu buigen: genade zij u....
Mensen nog toe, dat is toch geen klei
nigheid! Het is waarachtio arnoeg! De
genade zij met u allen.
IN DE GROTE
VRAAG
Riimmn=p Leven op een eiland