---GENIETEN m m m mm M W» H m m m M m ZlViW. KLAPPER 6 ZONDAGSBLAD 8 JULI 1950 rnrai ..orrespondentie en oplossingen aan de beer H. J. J. Slavekoorde, Goudreinetstr. 125. "s-Gravenhage Heilzame tegenspoed De rake nederlaag, welke het Neder landse tiental op 22 en 24 Juni j.L legen het Joegoslavische team heeft geleden, zal velen teleurgesteld en in elk geval velen verrast hebben Na het relatief gunstige resultaat van de in 1949 gehou den Oost-Europese tournee van onze ver tegenwoordigers en de overwinningen op Groot-Brittannié (\2Vj7 V4en België <146), werd ons land algemeen ook in het buitenland beschouwd als het sterkste schaakland van West-Europa en waarschi}nlijk niet ten onrechte. Hoewel deze kwalificatie op zichzelf misschien wel juist was gaf zij toch hier en daar aanleiding tot een met-gerecht vaardigde hoeras temming. Men sloot de ogen voor het onbetwistbare feit, dat het schaakpeil xn West-Europa nog heel wat ten achter staat bij dat van de beste Oost-Europese landen, met name dat van die landen, waar het schaken goeddeels een aangelegenheid van de staat is ge- Men vergat, dat Nederland in Oost- Europa wel goed partij gaf, maar deson danks zijn 3 wedstrijdenverloor, zo wel tegen Joegoslavië als tegen Honga rije en Tsjechoslowakije. Men vergat, dat Nederland sindsdien weliswaar twee overwinningen behaalde, maartegen W e s t-Europese landen, terwijl Joego slavië een aantal fikse overwinningen boekte opOost-Europese landen en op de Verenigde Staten. Kortom, voor de nuchtere beoordelaar moesten de kansen der Joegoslaiven tegen Nederland hoog worden aangeslagen. Er is dan ook geen reden om te treuren, de uitslag 14514 voor Joegoslavië) in overeenstemming met de nuchtere taxa tie is geweest Intussen mogen wij dankbaar zijn, dat deze wedstrijd heeft plaats gevonden. leren: Nederland kan hieruit heel slechts behoorlijk, in zulk een geval rui terlijk de tegenstander om zijn grotere kracht te eren. Een geheel andere vraag is of wij zou den wensen, dat het Nederlandse tiental zo sterk ware als het Joegoslavische. Als dit volgens Nederlandse methoden, d.w.z. met volstrekte inachtneming van de per soonlijke vrijheid en op basis van 99 amateurisme en buiten welke staatsbe moeienis dan ook mogelijk ware, wij zou den niet aarzelen, deze vraag met een volmondig j a te beantwoorden. Wij gelo ven echter niet, dat Nederland met zijn huidige methoden ooit het schaakpeil van sommige Oost-Europese landen zal kun nen evenaren of overtreffen. En wij ho pen, sterker nog, wij zijn er wel zeker van, dait Nederland zijn methoden nooit zal veranderen om een dergelijk resultaat te verkrijgen. Zeker, een weinig meer belangstelling van de overheid en een bescheiden financiële steun hier en daar zouden niet onwelkom zijn. Doch wij ho pen er voor bewaard te blijven, dat in ons land het schaken staatszaak zou wor den, zelfs al zou dit er toe leiden, dat Nederland het sterkste schaakland ter wereld werd. Men concludere hieruit overigens niet, dat wij iets tegen schaak professionals hebben. Een schaker die kans ziet met zijn bijzondere gaven In zijn onderhoud te voorzien is even acht baar als een handelsman of een bekwaam handarbeider. Wij hebben echter wèl be zwaar tegen het schaakprofessionalisme, dat door de staat ingesteld en op ruime schaal mogelijk wordt gemaakt. Een tweede aantekening plaatsen wij bij het 3e door ons genoemde punt. Dit valt n.l. uiteen in een technisch en een mentaal gedeelte. Het tedmische deel is begrijpelijk: Nederland heeft gefaald in het winnen van „gewonnen" stellingen, in het behalen van voordeel in „gelijke" stellingen, in het behalen van remise in „verloren" stellingen. Slechts het winnen van een „gewonnen" stelling kan men. objectief bezien, tot de pure techniek re kenen. Maar het behalen van voordeel in een „gelijke" stelling en het behalen van remise in een „verloren" stelling kan men alleen wanneer de tegenstander hieraan zijn welwillende medewerking verleent. Doet hij dit niet, dan is alle in spanning tevergeefs. Welnu, de Joegoslaven deden, wat wij zo graag van ónze spelers zouden heb ben gezien. Zij wonnen „gewonnen" i Oost-Europa (zo den waar het schaken grotendeels staats zaak is en dus het volledige of gedeelte lijke^ schaakprofessionalisme hoogtij viert) 2. De Nederlandse spelers beheersen het openingsrepertoire uitstekend, beter zelfs dan de Joegoslaven. Ongetwijfeld is dit mede een gevolg van het zorgvuldig bes' ideren der „Losbladige schaakoerich- ten", welke voor een aanzienlijk deel openingsnieuwtjes bevatten. 3. In het midden- en eindspel schiet de meerderheid onzer beste spelers nog aanzienlijk tekort; een gemis aan tacti sche slagvaardigheid en harde, onverzet telijke strijdlust in deze phasen van de strijd is duidelijk gebleken. Wij willen bij deze beknopte samenvat ting nog een enkele aantekening maken. Vooreerst merken wij dan op. dat wij de nederlaag geenszins als schandelijk of on- zal kunnen herkennen. Uit de wedstrijd Nederland-Joegoslavië. Wit: Milic. Zwart: Donner 1. Pf3 d5; 2. d4 Pf6; 3. c4 c«; 4. Pc3 e€; 5. e3 a6; 6. Ld3 dxc4; 7. Lxc4 b5; 8. Ld3 c5; 9. 9—0 Lb7; 10. De2 Pbd7; 11. Tdl Dc7; 12. h3 Le7; 13. e4 cxd4; 14. Pxd4 Pc5; 15. e5 Pfd7; 16. Lf4 Pxd3; 17. Txd3 Pc5; 18. Tg3 b4; 19. Pdl g5! 20. Lxg5 Pe4; 21. Lf4 Pxg3; 22. Lxg3 Tg8; 23. Pb3 Db6; 24. Pe3 Tc8; 25. Kh2 a5; 26. Tdl a4; 27. Pd2 Dc6; 28. Dh5 Tg7; 29. Pdc4 De4; 30. Pd6f Lxd6; 31. exd6 Kd7; 32. Db5f Dc6; 33. Dxb4 f5; 34. Td4 e5; 35. Tc4 f4; 36. Txc6 fXg3f: 37. fxg3 Lxc6; 38. Pc4 en zwart gaf het op. Wit: Henneberke. Zwart: Matanovic. 1. d4 Pf6; 2. Pf3 e€; 3. g3 b6- 4. Lg2 Lb7; 5. 0—0 Le7; 6. c4 0—0; 7. Pc3 Pe4; 8. Dc2 Pxc3; 9. Dxc3 Le4; 10. Pel Lxg2; 11. Pxg2 d6; 12. e4 Pd7; 13. f3 c6; 14. Db3 Dc8; 15. Le3 Db7; 16. Pf4 Pf6; 17. g4 e5; 18. dxe5 dxe5: 19. Pe2 Pd7; 20. Tadl Tad8; 21. Dc3 a5; 22. a3 Tfe8; Td2 Dc7; 24. Tfdl Pf8; 25. Txd8 Tx Lxc5 PXc5; 32. Dd2 Pe€; 33. Kgl De7; 34. De3 Dd8; 35. f4 Ddlf; 36. Kf2 Dhl: 37. h3 Dh2j; 38. Kei exf4; 39. Dxb6 f3!; 40. Pgl Pf4 en wit gaf het op. Wit: Donner. 1. d4 Pf6; 2. c4 g6; 3. g3 Lg7; 4. Lg2 d5; 5 cxd5 Pxd5; 6. e4 Pb4; 7. a3 Pcö; 8. d5 Pd4; 9. Pc3 c6; 10. Pge2 Lg4; 11. 0—0 Pxe2t; 12. Pxe2 00; 13. h3 Ld7; 14. Pc3 e6; 15. d6 e5; 16. Le3 Le6, 17. Dd3 Pd7; 18. f4 Pb6; 19. Tf2 f5; 20. fxe5 Lxe5; 21. Lf4 Lxf4; 22. Txf4 fxe4; 23. TxfÖt Dxf8; 24. Pxe4 Dg7; 25. Pc5 Ld5!; 26. Lxd5 Pxd5; 27. Tel b6; 28. d7 Df7; 29. De4 Tf8; 30. Pe6 Dxd7; 31. Pxf8 Kxf8; 32. De6 Dc7; 33. De8f Kg7; 34. De5t Dxe5; 35. Txe5 Kf6; 36. Te8 a5; 37. Kf2 b5; 38. Kf3 Pb6; 39. Ke4 Pc4; 40. Ta8 Ke6; 41. Kd4 Pxb2; 42. Txa5 Pa4; 43. Ta6 Kd6; 44. Ta7 c5f; 45. Kd3 Pb2f; 46. Kc2 Pc4; 47. Txh7 Pxa3t; 48. Kb3 Pc4: 49. Th6 Pe5; 50. h4 Kd5; 51. g4 Ke6; 52. Kc2 Kf6; 53. Th8 Pxg4; 54. Kd3 Ke5. Remise gegeven. den doen heeft ontegenzeggelijk aan hun tegenstanders gelegen. Maar hieruit volgt tevens, dat de Joegoslaven onder moei lijke omstandigheden tot meer in staat waren dan de Nederlanders. Onze tegen standers waren harder in strijdlust dan wij; zij legden zich in gedaohten eigen lijk nimmer bij een nederlaag neer. Is het niet merkwaardig, dat in de enige partij, welke Nederland won, de winnaar volle 7 uur heeft moeten strij den? Dit was de laatste partij welke tot beslissing kwam. De Joegoslaaf Trifuno- vic streed urenlang voor een verloren zaak. Hij wist dit, doch bleef onver moeid strijden, hopende op een kleinig heidje, dat mogelijk de kansen zou doen keren. Hij legde zich mentaal niet bU de nederlaag neer en men moet hem hierom prijzen. Nederland zal zeker door volhardend oefenen en ijverige studie zijn peil nog kunnen opvoeren. Maar voorlopig zijn de grenzen van ons kennen en kunnen duidelijk gemarkeerd. Dat is de heil zame les van NederlandJoegoslavië. Wij geven hieronder enkele partijen uit deze wedstrijd, waarin degene, die TER OPLOSSING. Probleem van Dr. J. J. O "Keef e. 1 H 3 p F i Pi IP f? -1? s Zwart: Mille. abcdefgb Wit geeft mat in drie zetten. Horicontaal: 1 schaaldier. 4 harde slag of stoot. 7 zangnoot, 8 ledig, dun, 9 afk. maanstand, 10 lidwoord, 11 zangnoot, 12 gesloten, 14 afk. ingenieur, 15 omgeving, 18 scheiding der continenten, 19 slimme viervoeter, 23 bewogen, geroerd, 28 af't. oudere, 29 herkauwend zoogdier, 30 afk. geneeskundige dienst, 31 voorzetsel, 32 tandeloos zoogdier, 33 voegwoord. 34 pers. voorn, woord, 35 tragische gebeurtenis, 30 grote plas. Verticaal: 1 helder maken, zuiveren. 2 schatten, 3 ruw gezicht. 4 étui. 5 erg boos, 6 klederen, 13 bejaard, 16 samenstel van spoorwagons. 17 fijne geur. 20 kwaadspre kerij. 21 kudde dieren. 22 verscheurend gedierte. 24 strijdperk. 25 samenstelling van vele voorwerpen tot een geheel. 26 zuurdeeg, 27 diktongige hagedis. Oplossing vorige opgave: Horlsontaal: 1 wonderlijk. 7 Ee, 8 ma, 9 lat, 12 sas. 14 Dr., 15 rap, 17 Lt.. 18 ora, 19 karbonk'el, 21 eerbetoon, 26 Ata, 27 en 28 rel. 29 E.K., 31 nap, 33 ora, 34 O.T.. 36 e.d.. 37 kastelein. Verticaal: 1 wild, 2 net, 3 de, 4 R.M., 5 las, 6 kast, 10 aria, 11 barometer, 13 aloë, 15 rob, 16 Pan, 19 koe, 20 lijn. 22 Etna, 23 bar, 24 tal, 25 oker, 27 enak, 30 kar 32 pos. 33 ode, 35 t.t., 36 el. Uw oplossing moet uiterlijk Donderdag morgen as. per briefkaart in ons bezit zijn. In linkerbovenhoek van de adreszijde te vermelden; Puzzle-oplossing. Prijzen: 1 t 5.—; 2 f 2.50; 3 f 2.50. OntvlLChte cbimi Êmman door buf g«g rapoji. Kassier van -Haarlemse, boe renleenbank/ sloot loket voor drie rovers. I J«' .1» Sigaren worden goedkoper, sioaretten worden duurder. KRONIEK VAN EEN W66tO IV BABBELTJES met GOOS KAMPHUIS 6V KflREL LINKg Dia darm, bracht mat acMehand ctaaao zb dwaasheid aan't verstand. 2a had als juffVouw vön't buf{fet nog nooit ToVi/tent er uit gezét. Hij deed,schoon met ajznppsgea de luiken onverstoorbaar dient -Hü dachtAls deze heren lenen is X qeld voorgoed verdwenen." De sigarettenkokers gzen voor die wüziginq der prüzen. Troost U h<Zren 't is wel naar, maar U bent zélf tocbtde sigaar! 26% Boer bü Steenwük/ wilde 2 hond in'n zak verdrinken Zwarte ooievaar gezien bg Hengelo. - 5o gezinnen in €de moeten het nuis uit w'M fïot I 3 honden springen in de sloot <2n redden Nora van de olood De boer bekende toen/wat strak.; dat hij een kat kocht m de zak. - Wellichtdat dit dorp binnenkort op die manier echt nuis'lijk/ wordt. Want zie hoe onze tekenaar d e toekomst ziet da/"Edanaar. Vla dachtendat van Hengc zit zonder cwerdruvinq zcT: De ooievaar had rrvzt permi' hier'n zeer speciale missie, Als het gebit der fondspatiënten ta slacht gaat wordenkost dat centen an daarom wordt U (goed bedoeld geregeld aan de tandf gevoeld ZONDAGSBLAD 8 JULI 1950 3 WE WILLEN WE MOGEN N V_*J WE willen genieten. Mogen we ge nieten? Kunnen we genieten? Men kan gerust zeggen dat alles om deze beide vragen draait. Ongetwijfeld in het bijzonder tijdens deze vacantie- maanden, maar werkelijk dan niet al leen. De genotsdrang verhevigt zich slechts in deze weken van zon en zo mer. Hij grijpt als een bosbrand rond zich heen en tast ieder hart aan. Van de kleinste kinderen met hun ijssie af tot de bejaarde pensiongasten in het Grand Hotel toe. Hij verschroeit gelij kelijk communisten en kapitalisten, hu manisten en christenen, socialisten en idealisten. Het bewijs ligt voor het grijpen in elke overvolle vacantietrein, bjj iedere zwerm adspirant tramreizi gers. Men kan niet zeggen dat christe nen zich daarbij anders gedragen dan hun kerkloze kornuiten: ter verovering van een half uurtje méér genot zijn zij al even bereid tot moord en doodslag in het nette dan altijd als ieder ander. We willen genie ten. Is dit het zeer bewuste doel in Juli en Augustus, het is het minder bewust in alle overige maan den van het jaar. Terwijl bovendien het genot in wel zeer uiteenlopende richtingen gezocht en gevonden wordt. Maar het is hetzelfde genot, hoe ver schillend het ook gericht is. Men kan schrikken als men op Zondag door een stad loopt en achtereenvolgens het in terieur ziet van een zeer ontkerstend deftig fnan, van een vroom kerkgang- stertje op jaren en van een duivencafé. Die binnenkamerse tafrelen lijken enerzijds niets op elkaar: de deftige meneer is laat opgestaan en zit aan een ontbijt, dat meteen zijn koffieuurtje omvat. Het vrome vrouwtje is in tussen al weer thuis uit de kerk en drinkt haar bakje leut. Terwijl de kampioen-duivenmelker zijn kame raads tracteert op het zoveelste rondje ter gelegenheid van zijn zoveelste overwinning-in-de-lucht. Maar ander zijds lijken de drie hoofdpersonen op elkaar als evenveel waterdroppels: ze genieten elk op hun wijze op een pre cies eendere manier; de gelaatsuitdruk kingen ontlopen elkaar practisch niet. En toch denken ze aan volkomen an dere dingen: aan een copieus ontbijt, aan een preek en aan een duivenborrel. Maar ze gebruiken dezelfde woorden om hun gevoel van welbehagen te uiten: „Ik geniet; ik heb genoten WANNEER we dit vooropstellen, komen meteen de vragen los. Mo gen en kunnen we genieten? Misschien dat onze drie hoofdpersonen zelf niet tot het stellen laat staan tot het be antwoorden dezer vragen komen, maar wij. die hen stilletjes hebben gade geslagen en die ons eigen genot vinden in een zekere beschouwelijkheid (tussen haakjes: wat lijken wij op die drie, nietwaar?) willen wel degelijk antwoord. Goed: mogen we genieten9 Het is een beetje vreemd dat we ons zo inspannen om dat druppeltje geluk op te slurpen, terwijl de wereld in brand staat. In de verte laaien de vlammen hoog op boven Korea. In China is hon gersnood. In Indonesië staat het er bar slecht voor. In Rusland en Ameri ka werken ze koortsachtig in de wa pensmidsen der wereld om de sterk ste te worden. In ons eigen land heer sen armoede, martelende kwalen, aller lei vormen van onrecht. Mógen we dan ondanks dit alles toch maar rustig ge nieten? Is de gemeenschap der mens heid zo een dwaze droom dat we met innige voldoening kunnen spinnen van tevredenheid terwijl vlak naast ons gekermd wordt van onduldbaar leed? Ja, kunnen we werkelijk genieten als we dit alles beseffen? Kun je nog één moment diep vergenoegd adem halen, terwijl je weet dat anderen de adem afgesneden wordt? Staat het verse eitje, en de borrel, en het kopje koffie, ja staat zelfs het vrome genot van een mooie preek opeens niet een beetje tegen? Natuurlijk, we kunnen zulke gallige gevoelens meteen weer onder drukken door een tweede eitje, een tweede borrel, een tweede preek. Maar het komt terug. Terwijl je aan zee lui op het strand ligt, zie je plotseling de luchtspiegeling van een ander strand waar een mens net zo ligt alleen: die ander is dood. Terwijl je luistert naar het fluiten van een vogel in het bos, weet je eensklaps dat door een ander bos kogels fluiten. En dat gaat maar door. Je hebt een of andere liefhebberij en je gaat er jaren lang argeloos in op: je geniet. Dan komt het moment dat je ontdekt wat er van anderen werd, die deze zelfde hobby met je deelden. Je filmt zo graag maar er komt een dag dat je elke keer wanneer je je filmtoestel in handen neemt, denkt aan dat vooroorlogse filmcongres waaraan die vlotte Poolse landedellieden ook deel namen. „Au revoir", zei je bij het afscheid het had Dieu" moeten luiden, want weinige maanden later trokken Duitse en Russische oorlogs- walsen diepe voren over hun lande rijen; hun kastelen hebben ze in vlammen doen opgaan: waar zijn die cineasten gebleven? Waar is die jon gen, die je vroegér zo trouw hielp aan zeldzame postzegels? Waar is het man netje. dat in de stadslanen bloemen ver kocht en zijn „Móóóie Lóóóbééélijas" als een litanie deed klinken? Achter alles waarvan we genieten willen, grijnzen ons schimmen toe, T7N toch: we willen genieten. Meer nog: we moeten genieten. We zien doodeenvoudig geen kans om straks het winterwerk weer op onze smalle schouders te torsen, wanneer we er niet eerst eens helemaal uit geweest zijn, onverschillig of dat „uit" bestaat in een dagje naar Ahoy' of Blijdorp; in een weekje aan zee of op de heide: in een vacantietrip naar Zwitserland of Noorwegen. Kunnen we ons uit deze impasse soms redden door het genot aan be paalde voorwaarden te gaan binden? Het is zeker vaak genoeg geprobeerd. Kijk maar weer eens onze drie bin nenhuisjes aan: de deftige meneer ziet hoogstverbaasd op en verzekert ons dat hij toch wel eens één morgen mag uitslapen: hij draaft genoeg voor de gemeenschap. Het vrome vrouwtje staat al even versteld van onze aan merkingen: „Waar kan men beter toe ven dan in des Heren huis? en kof fie is toch geen zonde?" En de duiven melker wijst er op dat hij zes dagen lang koeliediensten verricht, dat zijn vrouw en zijn gezin niets te kort komen, en dat een mens een verzetje nodig heeft. De drie antwoorden zijn echter tegelijk geneigd om het genot van de ander te verwerpen: het villa- meneertje voegt er aan toe: „Ik zit toch niet in de kroeg....", waarop het oude vrouwtje instemmend knikt maar tegelyk verzekert: „Maar je zit ook niet in de kerkterwijl de arbeider met een sneer opmerkt: „Als ik zo'n kasteel van een huis had, bor relde ik ook bij moeder de vrouw, maar daar is geen ruimte voor bij Ik heb u op Creta achterge laten met de bedoeling, dat gij in orde zoudt brengen het geen nog verbetering behoef de Tifus I 5. Zo zit dan Titus op een eiland. Om orde op zaken te stellen. Er is nog het een en ander te doen. En Paulus heeft dit toevertrouwd aan Titus. Na de zware jaren van gevangenschap in Rome is Paulus opnieuw met de Evan gelieboodschap de heidenwereld inge trokken. Vanwaar deze brief aan Titus is geschreven, is ons niet bekend. Maar Paulus moet verder. Zijn werk is het pionierswerk: ik stelde er myn eer in het (evangelie van Christus) te verkondigen, doch zó, dat ik niet (optrad), waar de naam van Christus reeds genoemd was Rom. 15 20. De voorste frontlijn is het arbeids veld van Paulus. Maar Titus zit op een eiland. En zijn opdracht is: ordenen, verbeteren, con solideren. Soms, in zijn romantische ogenblikken, was hij met een heimwee- achtig verlangen vervuld eruit te trek ken en óók de zeis door de halmen te trekken, het lied van de sikkel te zin gen, volle garven te binden in de oogst. Waren de velden niet witV/a ren de halmen niet rijp? Zong het ook niet soms by hem van binnen, maar dan in andere zin, als in het kamp liedje van het CJMV: heel de wereld staat te wachten? Maar Titus zit op een eiland. In op dracht van God. Nu ja, fluistert het soms van binnen, in opdracht van Paulus. Waarom geeft Paulus zulk een opdracht, als heel de wereld staat te wachten? Waf is die opdracht van een zekere Paulus eigenlijk waard? Als Titus van de bergen van Creta in de blauwige verten over de Middellandse zee staart, kan hij intens verlangen naar het pionierswerk aan het voor ste front. Wat is dat wisselvallig, ons...." Met andere woorden: wij handhaven onze genotsbeschouwing even gaarne als we die van onze naaste veroordelen. Waarbij we dan vrijwel doof blijven voor tegenwer pingen van de andere partij. Als we het echter eens van een an dere kant benaderen? Genot is ook een bijbels begrip, maar het is daar geladen met een geheel andere in houd. Genot betekent daar tweeërlei. Enerzijds: vruchtgebruik van gaven welke Christus voor ons verworven heeft en die Hij ons gaarne ter be schikking stelt. En anderzijds: gaven, die het doel hebben om ons méér te bekwamen tot de dienst aan God en avontuurlijk, aantrekkelijk! En als hij van huis tot huis gaat, hier zit aan het bed van een stervend moedertje, daar een doodgewone ruzie moet beslechten en ginds een moeizaam gesprek voeren over de nog sterke heidense denkbeel den bij de discipelen, en als dan zo op het oog alles bij het oude blijft: ge boorte en dood, ruzie, twijfel en dwa ling, dan, als moedeloosheid hem over valt, is het, of de donder van de strijd in de voorste linie, waar de naam van Christus voor het éérst valt, treft, over wint, of die hem roept en alsof het leven van Paulus als een dof tromge roffel ook hem komt halen. Maar dan is er dit woord: Ik heb u op Creta achtergelatenPaulus heeft een beeld voor ogen, een beeld van een gemeente van Christus, waar hij, Titus, orde op zaken gesteld heeft. In harde, taaie, moeizame arbeid. En dat nog wel onder een volk, dat uit leugenaarsbeesten en vadsige buiken bestaat. In forse lijnen tekent Paulus hem het beeld van die gemeente: zó en niet anders. En Titus zit op een eiland. Kent u dat gevoel? Het gevoel, dat alles zo klein, zo petieterig, zo be krompen is? Het gevoel geketend te zijn aan een miezerig bestaan, dat voor ons romantisch verlangen geen bevre diging en in onze moedeloze ogenblik ken geen uitzicht en geen horizon biedt? Vastzitten in een situatie, orders opvolgen van mensen, een leven ver slijten in een kleine kring,.... op een eiland.' Wat kan dat hard zijn, wat kan het beklemmen en drukken, drukken tot we naar adem moeten happen, deze uitzichtloosheid. Maar nunu vergeten we toch, dat dit geplaatst zijn in een kleine si tuatie, miezerig is het woord, ja, omlijst is door een klein, maar rijk woordje: genade. Genade zy u de genade zij met u allen. Zo is het begin en het slot van de de naaste. Die beide kanten worden samen gegrepen In het woord ..heil genot", rente van de schatten des heils, ons verleend om anderen te helpen. Wij lopen vast als we denken over het genot, zolang wij ons zelf als doel beschouwen en ons zelf als bewerkers wiUen handhaven. Maar wy worden ia een wijde ruimte gevoerd, zodra we beseffen dat ook de vacantiemaanden iets te maken hebben méér nog: alles te maken hebben met het lijden en sterven van Christus en met onze taak in de wereld. Want dan is het genot geen doel meer op zichzelf, het is een onderdeel in het grote ge heel van het waarachtige leven. brief van Paulus: Ik heb u op Creta achtergelaten, Tifus, maar van over zeeën en bergen stuur ik u mijn groet: de genade zij met u. En ik heb u het beeld wan de ge meente getekend, zoals zij worden moet, dank ey uw arbeid, uw taaie, moeizame arbeid. En, Titus, de ge nade zij met u éllen. Moeders in de tredmolen van elke dag weer: bedden opmaken, de groten naar school, de kleinen een koekje, pap, rammelaar, slapen, stof afne men, o ja, tijd voor de aardappels Vaders, die er maar weer aan gaan staan: dc voeten branden 's morgens al bij dit lome weer: hij slingert zich op de fiets; zou moeder de vrouw van avond weer zo moe zijn? Wc moesten met de vacantie eens Om van de verveeldheid van de jeugd nog maar niet te spreken; die hebben het zo duimdik op hun gezicht liggen, dat we niet behoeven te vra gen, of ze plezier hebben in hun leven. O mensen, waar gaan we heen, als we niet anders meer weten, dan dat we op een eiland zitten, machteloos, zonder stem in het kapittel, terwijl anderen ons bedillen en over ons be slissen! Maar God in de hemel heeft een beeld voor ogen: een gezin, waar orde op zaken is gesteld; een leven, dat In zyn eigen nood, ondanks die nood, ja misschien wel dank zij die nood, voor anderen een diepe, diepe zegen wordt. God heeft een plan met uw en mijn leven- En hoe dat ook moge zyn, hoe zeer wy ook moedeloos en uitzicht loos, ja, rampzalig ons kunnen voelen in onze petietengheid: dit leven van u en van mij, precies dit leven, be krompen, miezerig, „op een eiland", wil God omlijsten met zyn genade. Laat het eens stil over u heen gaan in de kerk, Zondag, dit bewogen apos tolische woord, dat aLs een milde mor gendauw daalt over al die hoofden, die zich nu buigen: genade zij u.... Mensen nog toe, dat is toch geen klei nigheid! Het is waarachtio arnoeg! De genade zij met u allen. IN DE GROTE VRAAG Riimmn=p Leven op een eiland

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 9