Wn ^4 VQQR óe VRQuw~T t&chtiq-j&Riqe GODSDIENSTONDERWIJZERES 4 onze jeuqó-p&qin& f OOM KAREL IS WEER BLIJ MN d A o- N KNOBBELTJE LANGOOR ZONDAGSBLAD 8 JULI 1950 Ze hebben de zomer in het hoofd IA, 't valt niet mee, als je zo'n stelletje kinders rijk bent en iedere dag voor de boel staat! Je vindt ze overdag erg lief, maar je slaakt een diepe zucht van verlichting, als ze er 's avonds goed en wel „in" liggen. En als je je dan zo tegen mid dernacht over al die gezonde, heerlijk slapende kinderen buigt, ach. wat gaat er dan niet in een moederhart om! Het kan zóveel, haar van God toever trouwde, schatten haast niet bevatten! Het juicht en het dankt, maar tegelijk bééft het en het smeekt telkens weer Gods bescherming over hen af, nu de tijden zo boos zijn Dat kunnen goede, bijkans heilige ogenblikken zijn, zo 's avonds laat Maar dan komt de dag! De zon schijnt en ze hollen naar buiten. Ze glippen je tussen de vingers dóór, eer je ei- erg in hebt. Piet laat zich zo maar met z'n schone blousje in de zandhoop voor het huis rollen. Terwijl moeder met vaar dige vingers de vlechtjes van haar dochtertje breit, ontsnapt Jan, de oud ste jongen, naar buiten. Pas laat in de morgen komt moeder tot de ontdekking, dat Jans ondergoed onder zijn bed ligt. Juist hij, de jongen die veel last van bronchitis heeft, is dus zómaar met z'n katoenen pakje over z'n blote body naar school gegaan. Ende lucht betrekt. het begint te waaien! Moeder is boos en bezorgd. Jetje, wier keurige vlechtjes, met onderaan de fleurige strikken, iedere morgen een stukje kostbare tijd van moeder vragen. Jetje komt thuis als een ongeremd natuurkind. Haar hele ge zichtje is doorstoofd van gloeiende zon neschijn, maarvan de keurige vlechtjes is een verward pieken-hoofd overgebleven. Jetje moet bang en schuchter bekennen, dat ze één strik verloren heeft. Jan is met z'n broekje aan de punt van een hek blijven hangen. Vuurrood van schaamte houdt hij zijn hand stijf op de plek, waar een wit onderbroekje duidelijk zichtbaar is. Uitgelachen te worden door zijn vriendjes is haast nog erger dan het standje van moedert Het wordt etenstijd op zo'n mooie, warme zomerdag. Vader is zeer gesteld op het preciese etensuur en moeder, die van orde en regel in haar gezin houdt, niet minder. Een kwartier vóór die tijd steekt moeder haar neus al eens buiten de deur. In geen velden of wegen een kind te bespeuren. Waar zitten ze toch? Ze heeft het hen nog zó ingepeperd: „Denk er om, dat je om vyf uur thuis bent!" Kan je denken! Iedere dag het zelfde liedje. Géén of maar een paar van de grote kinderen aan tafel ais de maaltijd begint, een daarover ver toornde vader, het successievelijk bin nenkomen van de „zondaars", die met rode hoofden steêvast mompelen: „Ik wist niet, dat het al zo laat was" en die dan op z'n best nog in de keuken mogen eten. Enhóe ze er dan uitzien! Schoenen, waar dikwijls geen kleur oan te bekennen valt, grijs van 't vuil «n kaalgeschopt aan de punten, groeze- lig-zwarte handen, vuile, bezwete ge zichten, verwarde haarbossen Honderdmaal kan moeder tegen etens tijd door het huis roepen: ..Naar de W. C.. handen wassen en haren doen!" Maar eer zo'n bevel tot ze doordringt!! Ze hebben het immers zo druk onder ling! Dat blijken moeders maar niet te begrijpen, hoevéél belangrijker zaken er tussen broertjes en zusjes aan de orde kunnen zijn, dan handen wassen en naar de W.C. gaan! Ziezo, de maaltijd is achter ds rug. En de X km'ut deze week voor onze meiskes van 5-9 jaar een nieuw zomerjurkje. Voor dit modelletje kun nen we zowel Bra bants-bont als effen dupion of een ge bloemd stofje ge bruiken. De strook jes langs het ronde schouderpasje, en de mouwtjes staan heel kwiek. In de taille wordt de middenvoorbaan met een elastiekjo ingehaald en valt daar dan in het rokje gerimpeld, verder is het rokje klokkend. Patroon (67) be stemd voor de leef tijd 5-7-9 jaar, is tot en met 15 Juli aan onze bureaux verkrijgbaar tegen betaling van 0.35. Toezending alleen na ontvangst van 0.50. Benodigde stof 1.75 m van 90 m Benodigde stof 1.75 m van 90 cm Straks slaat het klokje van zeven. Bed tijd voor de jongsten. Half acht: de middenmoot; acht uur: de oudsten. Hé, hé, dat ligt! denkt moeder. Maar kan je denken! De zon werkt haar tegen! 't Is zo warm, de vogels fluiten hun hoogste lied, er spelen nog zoveoi kinderen buiten! Kinderen, die een va der en moeder hebben, van wie ze wél lang op mogen blijven! Bofferds! Laten we ons daar niet door van de wjjs laten brengen! Ze hebben hun nachtrust zo nodig en in 't bijzonder in deze nerveuze tijd. Zó is dan veelal do dag! Enwat hébben we veel ge bromd! Meestal met recht, maar óók wel eens ten onrechte! Toe moeder, help ze een handje mee, om volop te genieten van de, in ons land zo schaarse, warme zomerdagen! Doe een oogje dicht voor een vuile blouse, geef ze zo mogelijk een donker luchtig pakje aan, waarin ze heerlijk kunnen ravotten. Die overtollige energie Doe 's avonds ook een oortje dicht, als u ze in bed nog hoort -lachen en praten. Tot een zekere grens kunnen wo dit op warme zomeravonden gerust toe laten. 't Is geen doen, om maar direct Eenvoudige zomerschoen van grijs snéde. We blijven nog steeds de biel- loze schoen zien. De a-symetriscbe lijn in dit model is Iraai opgelost. in te slapen, als de volle zon nog in je kamertje schijnt. En wat zouden wij als moeders prefe reren, een zoontje, dat altijd met stijf- gcplakte haren en 'n kaarsrechte schei ding, in kraakschone pakjes en met glim mende schoenen rondloopt, of een jon gen. die met z'n verwarde haarbos boven z'n bruine toet wel eens met een vuile of gescheurde blouse thuiskomt? Van de eerste vragen wij ons immers af: „Is die jongen wel gezond?" terwijl de tweede voor ons het ras-echte type van een Hollandse jongen is! Laten ze nog maar zoveel mogelijk genieten van de zomer. Straks staat de winter weer voor de deur en dan kun nen wij hen beter in het gareel houdcnl MARGARITHA. Wedijver tussen Londen en Parijs Terwijl de etalages hier gevuld zijn met de luchtigste zomertoiletjes, wordt er in de modeateliers van Londen en Parijs onder hoogspanning gewerkt aan de wintermode 1950. Dit jaar is deze spanning extra groot, omdat er tussen Londen en Parijs een wedijver is ontstaan als nimmer te voren. Tot nu toe heeft Parijs altijd de pri meur gehad voor het brengen van de nieuwe modelijn, doch ditmaal is Lon den de Lichtstad te vlug afgeweest. Op 28 Maart reeds kwam Londen met de mededeling, dat de wintershows van de tien meest vooraanstaande huizen in de laatste week van Juli gehouden zou den worden. Een week later, op 5 April, kondigde Parijs, als had men daar nog niet van de Londense plannen gehoord, aan, dat de grote medeweek op 27 Juli zou openen. De verwarring was groot, immers grotendeels dezelfde mensen zijn ge ïnteresseerd in de nieuwe mode. In kopers uit alle landen komen dan samen om hun bestellingen te doen en het tegelijk houden van deze shows betekent een bijna onoverkomelijke moeilijkheid bij het samenstellen der collecties. Voor niemand zit in een dergelijke on gezonde concurrentie enig voordeel. Londen heeft dit ingezien, maar wilde toch de eer van de primeur behouden. Nu zijn de tien Londense shows samen geperst tot twee dagen, 24 en 25 Juli. waarop van des ochtends half tien tot des avonds tien uur de mannequins de wintermode zullen vertonen. Dat is een warm programma voor Londen op een zomerdag! Woensdag 26 Juli worden de zaken afgewikkeld en dan vliegt heel de schare over naar Parijs, waar Donderdag het feest begint. Zo zullen in die ene week alle mode geheimen voor 1950 ontsluierd wordeDl voor een Maandag zal op Oost Witzand te Blaricum een familiefeest gevierd worden, waarheen de gedachten van vele vrouwen zullen gaan. Mevrouw M. Boissevain-Pijnappel wordt dan tachtig jaar; een vrouw, die temidden van haar 10 kinderen en 34 kleinkin deren deze dag kan doorbrengen en bovendien mag terugzien op een leven, dat naast zijn betekenis in de fami liekring nog een maatschappelijke heeft gehad. Op twintigjarige leeftijd trouwde zij en wijdde zich ten volle aan man en kinderen, zodat het grote huis in het Gooi tot een allergenoegelijkst thuis werd. Toen de kinderen groter waren en de belangstelling van de vrouw m het maatschappelijke leven steeds toenam, werd zij in 1907 lid van de Bond voor Vrouwenkiesrecht. Maar lid worden betekende voor haar ook actief deelnemen en spoedig werd zij een graag aangehoorde spreekster. Zij pleitte niet voor een bepaalde partij en werd eerst in 1922 lid van de Vrij heidsbond, i^adat ze tot lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland was gekozen. Na enige jaren werd zij lid van Gedeputeerde Staten en ver richtte als zodanig belangrijk werk voor het Provinciaal Ziekenhuis te Santpoort. In 1935 vond ze het tijd om zich terug te trekken, opdat jon geren haar plaats zouden kunnen innemen. Echter behield ze haar warme belangstelling voor het maat schappelijk en politiek gebeuren. Wij herinneren ons nog haar bezoek aan de tentoonstelling De Vrouw 1898 1948, waar zij van stand tot stand ging en er de geschiedenis der vrouwen beweging uitgebeeld zag, die zijzelve meebeleefd had. Het leven is niet gemakkelijk voor haar geweest, zij heeft niet tot de vrouwen gesproken vanuit een be schermde, ietwat geïsoleerde plaats, integendeel, alle noden en zorgen, die vrouwen kunnen beleven om man en kinderen, naast de benauwenis die soms het wereldgebeuren ons kan brengen, heeft zij gekende. Des te meer reden is er om haar op haar tachtigste verjaardag, een blijk van sympathie te schenken. Ballerina-model van Clark van lijn chroomleer. Het voorblad is eenvoudig versierd in een alstekcnde kleur, DE VROUW IN HAAR BEROEP Een steun voor de predikant DE functie van gods dienstonderwijzeres vindt men niet in de Ge reformeerde, maar wel in de Hervormde Kerk. Het is geen specifiek vrouwe lijke functie, doch in deze serie, gewijd aan vrouwe lijke beroepen, zal ik mij houden aan de godsdienst onderwijzeres naast haar mannelijke collega. Als vooropleiding is u.l.o.-ondcrwys of daar mee gelijkstaande ontwik keling nodig. Het meisje, dat godsdienstonderwijze res wil worden, kan voorts een speciale cursus, door predikanten geleid, volgen. Zij wordt dan onderwezen in Bijbelse geschiedenis, dogmatiek, inleiding tot de Bijbel, exegese, kerkge schiedenis en paedagogiek. De mogelijkheid bestaat echter, dat de godsdienst onderwijzeres in de prac- tijk als hulppredikante, dus als assistente van een predikant, optreedt. Hier voor is naast de genoemde opleiding die tot Werken in Kerkelijke Arbeid (W.I.K.A.), gegeven op „De Horst" te Driebergen, ofwel de studie tot theo logisch candidate zeer* aan te bevelen. Een van de voornaamste werkzaamheden van de godsdienstonderwijzeres is het geven van catechisatie op de openbare scholen. De onkunde op Bijbelterrein is dikwijls zeer groot onder deze jeugd, en de vertel lingen moeten aansluiten bij de eenvoudigste begrip pen en de meest alledaag se voorbeelden. Dit valt temeer op, omdat meestal eerst in de 4e klasse het godsdienstonderricht op de scholen begint. Wel is het streven naar beginnen in de eerste klasse op enke le scholen verwezenlijkt, doch meestal ontbreken de geldmiddelen hiertoe. Het godsdienstonder richt op de openbare scho len is dikwijls zeer vrucht dragend, veel kinderen zijn ontvankelijk hiervoor en verzuimen de lessen slechts node. Daarnaast is er het jeugdwerk in clubverband, want het is moeilijk om kinderen en vooral op groeiende jeugd, die men slechts één uur per week kan onderrichten, voldoen de te bereiken. Via jeugd clubs wordt daarom het evangelie verder uitgedra gen. Het spreekt wel van zelf, dat de eigen houding en het voorbeeld van de onderwijzeres of leidster hierbij van grote invloed Verder is het mogelijk, dat de godsdienstonderwij zeres de predikant bijstaat in al zyn werkzaamheden: huis- en ziekenbezoek, ca techisatie, enz. Preken in de kerk mag zij niet, maar wel mag zy bijbellezingen houden. Hierbij speelt echter de geaardheid van een gemeente een groote rol. In de Achterhoek en in Overijssel b.v. heeft men er geen bezwaar te- voorgaat bij een Bijbelle zing, doch in Zeeland en in Zuid-Holland denkt men daar anders over en meent men, dat dit het werk van de predikant moet blijven. In de gezinszorg en de diaconale arbeid kan de vrouw zeer veel goed werk doen en wordt zij overal gewaardeerd. In vele plaatsen zou deze arbeid veel meer kunnen worden uitgebreid, doch dikwijls mist de kerk daarvoor de financiële middelen. En dat is jammer, want vele predikanten hebben hard hulp nodig, teneinde meer zorg aan de gemeente te kunnen besteden. Dikwijls kan een predikant bij al zijn herderlijke werkzaam heden nauwelijks de tijd vinden, rustig huisbezoek te doen bij al zijn gemeen teleden. Wordt hem iets van het dagelijkse werk uit de hand genomen, dan kan hy zich op zijn beurt meer wijden aan zijn ge meente. Dit vrouwelijke beroep is nog betrekkelijk nieuw, terrein. Het is echter geen eenvoudig werk en het eist veel van de persoon lijkheid. Te zeggen; „Kom, ik zal maar godsdienston derwijzeres worden", gaat natuurlijk niet. Het is geen beroep, dat men uit ver schillende andere kiest: er is roeping voor nodig, er wordt ook volkomen over gave voor gevraagd. Het arbeidsterrein is groot en hoe dieper men op de dingen ingaat, hoe veelomvattender de taak wordt. Alleen al bij de 8choolcatechisaties: hoe veel inspanning vergt het niet om zo'n kind, dat men ééns per week een uur in klassikaal verband ziet, toch persoonlijk te raken en vast te houden en Gods Woord te zaaien in elk hart afzonderlijk. Dat eist volkomen toewij ding en meer dan dat. De godsdienstonderwij- zij e hoge opvatting heeft haar taak, de predikant tot grote steun zijn in zijn arbeid en als zodanig is haar werk van bijzonder belang. Phé Wijnbeek. ZONDAGSBLAD 8 JULI 1950 7 Beste nichtjes en neefjes. Jullie hebben Oom Karei prachig ge holpen door het kattekopje weer te lijmen. Wat een lief kopje heeft ze nu weer hc? Ja, ze doet ook nooit kwaad. Maar als ze Robbie weer zal aden, zet ze vast wel een hoge rug! Maar we laten Rob niet meer bij haar hoor! Oom Karei heeft dc timmerman laten komen en die heeft het slot van de deur weer prach tig in orde gemaakt. Oom Karei is nu gemaakt zeg! Cor v. d. Lecq wilde, dat zij mooi tekenen kon, nou \k geloof best. dat je het ook wel kunt, want je schrijft ook zo netjes. Zal Jannie Plai- sier er om denken, dat ze haar inzen ding niet als drukwerk kan versturen? Leuk dat je naar de huishoudschool gaat, wat zal jij goed leren koken! Elsje van Meeuwen, die nog maar zes jaar is, heeft ook de puzzle gemaakt. Knap hoor. met een rustig hart met vacantie ge gaan. Ja, Oom Karei is er al weer op uitgetrokken! Maar nu eerst de prijswinnaars: de vier mooiste inzendingen waren van Mickey Cortenbach, Nclleke van Ooyen, Piet Gulcy en Riek Coppens. Jullie krijgen alle vier deze week een boek thuis. Natuurlijk hoor ik nog wel eens van jullie, of het boek mooi was. Altijd zijn er nog jongens en meisjes die vergeten hun leeftijd op de oplossing te zetten. Om deniken hoor, want dat moe ten we heus weten! Hoe langer hoe meer nichtjes en neef jes sturen brieven, van die leuke gezel lige brieven. Vooral die van Sjanie van Gameren. Ja Sjanie, dat is naar als de wind in eens zo onverwachts blaast. Stuur je nu voortaan steeds de puzzles in? Robbic Floryn is ook een nieuwe neef van ons, hij schrijft dat hij hele maal uit Indonesië is gekomen, 't Was zeker wel fijn op de „Camferonia"? Schrijft Gc Boef ons de volgende keer wanneer hij jarig is? Dat willen we graag van alle nichtjes en neefjes weten. Jij kan leuk gedichtjes maken Gé! Wil lie Lips heeft de poes prachtig geverfd, maar je hebt z'n ogen wel erg kattig Waf vangt hij? /K N keer weer mee? Ik denk, dat de moeder van Jannie Scholten niet zegt, dat zij al poesjes heeft, maar katjes!!! is dat zo, Jannie? Dinsdag 11 Juli is Eefje van der Kooij jarig, dan wordt hij acht jaar. Van alle nichtjes en neefjes gefeliciteerd en ook van Oom Karei en Tante Lies. Nu de nieuwe puzzle. Daar is niet veel over te zeggen. Het is, zoals jullie zien een rebus die vier woorden vormt. Doe maar goed je best, er staan weer vier boeken voor klaar! Denken jullie er goed aan. dat de oplossing uiterlijk Dinsdag gepost moet zijn. Jongens en meisjes, den maar weer tot de volgende week. DE POESJES VAN DE MOLEN Dicht bij de grote stad stond een grote - molen. Die molen had groene wieken en een groene deur. In de molen woonden ook mensen. Heel oude mensen, maar ook een heel klein jongetje. Dat jongetje heel-, te Martijn. Martijn woonde bij Opa en Oma, want een vader en een moeder had Martijn niet. Opa en Oma zorgden heel goed voor de kleine jongen. Dat moest ook wel, want Martijn kon niet lopen! Dat was héél erg! Daardoor had Martijn ook geen vriendjes, waarmee hij fijn kon slootje springen en hard draven. Nee, Marlijn zat altijd in een grote stoel. Toch had Martijn wél vriendjes. Daar had je bijvoorbeeld de vogeltjes, die hij altijd eten gaf en vooral niet te vergeten de poes! Altijd hield Mikky, want zo heette ze, hem gezelschap. Hele verhalen kon htf aan haar vertellen en 't was net, of ze hem altijd begreep. Ja 't was een heel verstandig poesje! Maar nu, wat had ze nu gedaan? Ze had Martijn in de steek gelaten! Twee dagen lang al. En Martijn had er erg veel verdriet van. Opa en Oma hadden overal gezocht, zelf kon Martun dat niet doen. maar nergens was Mikky te vinden! „Zullen we een nieuw poesje voor je kopen?" vroeg Opa. „Nee, Opa, nee, ik wil geen ander poesje dan Mikky, ik wil Mikky terug hebben. Andere poesjes eter» m'n vogeltjes op en die lopen nog véél verder weg!" Ja, Martün was haast on troostbaar. Maar dan, na vier dagen, o wat is Mar tijn dan weer blij! Opa was boven op de zolder van de molen geweest en wie vond hij daar? O, jullie raden het al. Ja, Mikky! Maar niet Mikky alleen, nee met nóg twee poesjes, héél kleine poesjes! Kindertjes van Mikky! Och, och, wat was die Martijn daar blij mee! Het ene poesje was helemaal zwart en de ander zwart met een wit befje. „Dat zwartje noemen we maar Moortje en de ander.... Oma, hoe zullen we de andere noemen?" Ja, daar moest Oms eerst even over denken „Mag ik het ook zeggen. Martijn?". „Natuurlijk, Opa, weet U een leuke naam?" „Ja, hoor, wc noemen hem Pluk", „Ja, Opa. Pluk, da's leuk". Martijn was heel gelukkig met z'n poesjes en Mikky ook. Die liep nu niet meer weg, ze paste heel goed op haar kin dertjes en als de poesjes melk gedronken hadden, dan likte Mikky de snoetjes van haar kinderen weer schoon. Maar de kleine poesjes werden al heel gauw groot, want in de molen waren veel muizen cn van het muizen eten worden poesen groot! En ook Moortje en Pluk kregen weer kindertjes, maar die konden natuur lijk niet allemaal op de molen blyven. Nee. Martijn gaf ze, als ze groot genoeg waren, weer aan andore kindertjes, maar Mikky, Moortje en Pluk, die bleven! AU MEENDERMAN. Raden, raden, raden maar 1. Myn eerste smeer je op je brood. Mijn tweede groeit langs buitenpaden, 'k Ben altijd geel - nooit blauw of -rood. En wie ik ben mag je nu raden! 2. Wie valt door de ruiten zonder die te breken? 3. Wie gaat uit en blijft toch thuis? 4. Ik besta uit twee delen. Mijn eerste j--, j_ toiletartikel en mijn is een sehrijfvoorwerp. aast hem. Want die wil nteraad komen. Niet hi iaar ergens in Australië. TANTE LIES deel tweede deel Samen vormen we een stad. 5. Men kan er geld brengen en erop gaan zitten. •aiirea -jj luodureji !i3ip*x 'g :uap2J09Ou -uoz z luiaoiqaajoQ -x :uaSuissoido De eers/e munten in de V. S. Op de eerste munten, die in de Ver enigde Staten van Amerika geslagen wer den, kwam voor de afbeelding van de ge malin van Washington, doch deze gene raal vond dat absoluut niet prettig, weshalve men het afbeeldsel veranderde, door dat met een Phrygische muts te tooien. Het eigenaardige was, dat het conterfeitsel nu de „Godin der Vrijheid" voorstelde Een paar kunststukjes ring. die dé omtrek heeft van een gulden en die een gat heeft ter grootte van een kwartje. Deze ring maken we van niet al te dik carton. Nu moet je een knikker pakken en proberen, de knikker in de ring te krijgen. Je zult zien. dat het nog niet eens zo erg gemakkelijk gaat. Het beste lukt het. wanneer je het bord heel vlug iets omlaag trekt en dan de knik ker probeert op te vangen in de ring. Laat het bord niet vallen hoor. want dan krijg je het met je moeder aan de stok. 2. De onzichtbare letters. Wc nemen een stukje papier en daar schrijven we een leuke vraag op. met inkt Met een nieuwe, schone pen schrijven we daaronder het antwoord in citroensap Wanneer dat sap goed opgedroogd is, zie je dat antwoord niet meer, maar als je er even met een heet strijkijzer over gaat worden de woorden leesbaar. Grappig, hè? 3. Een knnstje met water. We zetten een stuk of vier glazen naast elkaar op tafel. Maar zó dat het ene glas een stuk hoger staat dan het andere; je zet ze dus trapsgewijs neer. In het glas. dat het hoogst staat doen we een lang. wollen bandje, dat we verder van het ene glas naar het andere leiden, maar zó. dat het bandje overal de bodem raakt. Als je die „leiding" heb aangelegd, vul je het hoog ste glas met water en dan zul je zien, dat het water uit dit glas trekt en een reis gaat maken langs de andere glazen. Ook hier geldt: wees voorzichtig, knoei niet met water wanf dan trekt ma een boos gezicht AVONTUREN VAN JANNY H. v. d. SCHOOR Hebben jullie de oplossing van de vorige tekening gevonden? Het waren bomen, die bij schilderde. En nou moor zien „uit Ie vissen" waf deze bengelaar vangt. Hij zou er stiekum van door gaan, als ze naar het nieuwe nest zouden gaan! Ja, dat zou hij doen. Als moedertje ge weten had, dat er zulke boze plannen in Knobbeltje's hoofd je waren, zou ze wel beter op hem gelet hebben. Maar zij vermoedde niets van dit al les. Z{j dacht, dat al haar kin deren netjes achter haar aan huppelden. Niemand had er iets van gemerkt, dat Knob beltje er niet meer was. Ondertussen was Knobbel tje de andere kant op gelo pen, zodat hij geen kans liep zijn moeder tegen te komen. Nadat hij een eindje gelopen had, ging hjj even rusten. Hij wreef eens met zijn pootje over zijn neus, (dat deed hij altijd als hy diep over iets na dacht). Ja, wat zou hy nu eens eerst gaan doen? Maar wat hoorde hij daar nu opeens? Een zacht stem metje binnen in hem zei: „Knobbeltje, je doet je va der en moeder zo'n verdriet, ga terug!" Ineens wist hy van wie dat stemmetje was. Maar naar dat stemmetje wilde hij niet luisteren, o nee hoor, hij ging heerlijk door het gras rennen. Hij vond het fijn, om zo vrij door het bos te kunnen huppelen en niet steeds moeders stem te ho ren, die hem voor iets waar schuwde. De zon scheen zo heerlijk en wat was dat mos lekker zacht aan je pootjes! Hij moest zomaar opeens een luchtsprongetje van blijd schap maken en De zon scheen zo heerlijk en wat was dat mos lekker zacht aan je pootjes. Hij moest zomaar opeens een luchtsprongetje van blijd schap maken en nog èèn, zo blij was hij! Maar nu kreeg hij honger cn ging op zoek naar voedsel. Knobbeltje merkte, dat dat nog niet mee viel, om zelf je eten te moe ten zoeken. Het was veel en veel gemakkelijker als vader of moeder dat voor hem de den. Na een tjjd lang gezocht te hebben, vond hy twee prachtige malse koolbladeren. Hij had erge honger en be gon direct te smullen. Hij had juist een koolblad opgegeten en was van plan om aan het andere te beginnen, toen een zacht stemmetje hem in zijn smulpartij kwam storen. „Lief haasje, mag ik als-je- blieft ook een klein stukje koolblad? 'Ik heb zo'n hon ger", hoorde Knobbeltje vra gen. Hij keek eens om zich heen. aan wie dat stemmetje toebehoorde en daar zag hij een beestje zitten, dat net zo groot was als hij, maar het had rode oogjes en 't was spierwit. Knobbeltje zat het verbluft aan te staren en vroeg toen: „Wie ben jij?". „Ik ben Sneeuwie en ik woon op de Hoenderhof. Dat is een boerderij, een heel eind hier vandaan. Maar ik ben weg gelopen en nu wil ik weer naar mijn huis, maar ik kan het niet meer vinden." „O, zei Knobbeltje, maar wat ben jij wit. Ik ben niet wit". „D$t komt omdat jij een haasje bent en ik een konijn tje", antwoordde Sneeuwie, „maar we zijn wel familie van elkaar, hoor", voegde ze er als een troost aan toe. „Hoe weet jij dat alle maal?", vroeg Knobbeltje „Dat heeft mijn moeder mij verteld. Maar hoe heet jij?1* „Ik heet Knobbeltje Lang oor en ben ook weggelopen net als jij. Maar het bevalt mij best hoor. Jou niet, Sneeuwie?" vroeg hij haar. „Nee hoor, mij niet, ant woordde ze, ik wilde zo dol- graag weer naar mijn moe dertje en naar mijn broertjes en zusjes op de boerderij" en toen ze dit zei, zag Knobbel tje, dat er tranen in haas mooie oogjes kwamen. „Hoeveel broertjes en zus jes heb jij?", vroeg Knob beltje. „Vier broertjes en dri« zusjes en we woonden alle maal in één groot hok", ant woordde zij, met een bevend stemmetje. Knobbeltje kreeg medelij den met haar en zei toent „Maar Sneeuwie, je wilde zo graag iets eten, hè? Nu ga! je gang maar hoor. Ik heb al genoeg." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 8