Wn
^4 VQQR óe VRQuw~T
t&chtiq-j&Riqe
GODSDIENSTONDERWIJZERES
4 onze jeuqó-p&qin& f
OOM KAREL IS WEER BLIJ
MN
d A
o- N
KNOBBELTJE LANGOOR
ZONDAGSBLAD 8 JULI 1950
Ze hebben de zomer
in het hoofd
IA, 't valt niet mee, als je zo'n
stelletje kinders rijk bent en iedere
dag voor de boel staat!
Je vindt ze overdag erg lief, maar je
slaakt een diepe zucht van verlichting,
als ze er 's avonds goed en wel „in"
liggen. En als je je dan zo tegen mid
dernacht over al die gezonde, heerlijk
slapende kinderen buigt, ach. wat
gaat er dan niet in een moederhart om!
Het kan zóveel, haar van God toever
trouwde, schatten haast niet bevatten!
Het juicht en het dankt, maar tegelijk
bééft het en het smeekt telkens weer
Gods bescherming over hen af, nu de
tijden zo boos zijn
Dat kunnen goede, bijkans heilige
ogenblikken zijn, zo 's avonds laat
Maar dan komt de dag! De zon schijnt
en ze hollen naar buiten. Ze glippen je
tussen de vingers dóór, eer je ei- erg in
hebt. Piet laat zich zo maar met z'n
schone blousje in de zandhoop voor het
huis rollen. Terwijl moeder met vaar
dige vingers de vlechtjes van haar
dochtertje breit, ontsnapt Jan, de oud
ste jongen, naar buiten. Pas laat in de
morgen komt moeder tot de ontdekking,
dat Jans ondergoed onder zijn bed ligt.
Juist hij, de jongen die veel last van
bronchitis heeft, is dus zómaar met z'n
katoenen pakje over z'n blote body naar
school gegaan. Ende lucht betrekt.
het begint te waaien! Moeder is boos en
bezorgd.
Jetje, wier keurige vlechtjes, met
onderaan de fleurige strikken, iedere
morgen een stukje kostbare tijd van
moeder vragen. Jetje komt thuis als een
ongeremd natuurkind. Haar hele ge
zichtje is doorstoofd van gloeiende zon
neschijn, maarvan de keurige
vlechtjes is een verward pieken-hoofd
overgebleven. Jetje moet bang en
schuchter bekennen, dat ze één strik
verloren heeft.
Jan is met z'n broekje aan de punt
van een hek blijven hangen. Vuurrood
van schaamte houdt hij zijn hand stijf
op de plek, waar een wit onderbroekje
duidelijk zichtbaar is. Uitgelachen te
worden door zijn vriendjes is haast nog
erger dan het standje van moedert
Het wordt etenstijd op zo'n mooie,
warme zomerdag. Vader is zeer gesteld
op het preciese etensuur en moeder, die
van orde en regel in haar gezin houdt,
niet minder. Een kwartier vóór die tijd
steekt moeder haar neus al eens buiten
de deur. In geen velden of wegen een
kind te bespeuren. Waar zitten ze toch?
Ze heeft het hen nog zó ingepeperd:
„Denk er om, dat je om vyf uur thuis
bent!" Kan je denken! Iedere dag het
zelfde liedje. Géén of maar een paar
van de grote kinderen aan tafel ais
de maaltijd begint, een daarover ver
toornde vader, het successievelijk bin
nenkomen van de „zondaars", die met
rode hoofden steêvast mompelen: „Ik
wist niet, dat het al zo laat was" en die
dan op z'n best nog in de keuken mogen
eten. Enhóe ze er dan uitzien!
Schoenen, waar dikwijls geen kleur
oan te bekennen valt, grijs van 't vuil
«n kaalgeschopt aan de punten, groeze-
lig-zwarte handen, vuile, bezwete ge
zichten, verwarde haarbossen
Honderdmaal kan moeder tegen etens
tijd door het huis roepen: ..Naar de W.
C.. handen wassen en haren doen!"
Maar eer zo'n bevel tot ze doordringt!!
Ze hebben het immers zo druk onder
ling! Dat blijken moeders maar niet te
begrijpen, hoevéél belangrijker zaken er
tussen broertjes en zusjes aan de orde
kunnen zijn, dan handen wassen en naar
de W.C. gaan!
Ziezo, de maaltijd is achter ds rug.
En de X km'ut
deze week voor
onze meiskes van
5-9 jaar een nieuw
zomerjurkje. Voor
dit modelletje kun
nen we zowel Bra
bants-bont als effen
dupion of een ge
bloemd stofje ge
bruiken. De strook
jes langs het ronde
schouderpasje, en
de mouwtjes staan
heel kwiek. In de
taille wordt de
middenvoorbaan
met een elastiekjo
ingehaald en valt
daar dan in het
rokje gerimpeld,
verder is het rokje
klokkend.
Patroon (67) be
stemd voor de leef
tijd 5-7-9 jaar, is
tot en met 15 Juli
aan onze bureaux
verkrijgbaar tegen
betaling van 0.35.
Toezending alleen
na ontvangst van
0.50.
Benodigde stof
1.75 m van 90 m
Benodigde stof
1.75 m van 90 cm
Straks slaat het klokje van zeven. Bed
tijd voor de jongsten. Half acht: de
middenmoot; acht uur: de oudsten.
Hé, hé, dat ligt! denkt moeder. Maar
kan je denken! De zon werkt haar
tegen! 't Is zo warm, de vogels fluiten
hun hoogste lied, er spelen nog zoveoi
kinderen buiten! Kinderen, die een va
der en moeder hebben, van wie ze wél
lang op mogen blijven! Bofferds!
Laten we ons daar niet door van de
wjjs laten brengen! Ze hebben hun
nachtrust zo nodig en in 't bijzonder in
deze nerveuze tijd. Zó is dan veelal do
dag! Enwat hébben we veel ge
bromd! Meestal met recht, maar óók
wel eens ten onrechte!
Toe moeder, help ze een handje mee,
om volop te genieten van de, in ons land
zo schaarse, warme zomerdagen!
Doe een oogje dicht voor een vuile
blouse, geef ze zo mogelijk een donker
luchtig pakje aan, waarin ze heerlijk
kunnen ravotten. Die overtollige energie
Doe 's avonds ook een oortje dicht,
als u ze in bed nog hoort -lachen en
praten. Tot een zekere grens kunnen wo
dit op warme zomeravonden gerust toe
laten. 't Is geen doen, om maar direct
Eenvoudige zomerschoen van grijs
snéde. We blijven nog steeds de biel-
loze schoen zien. De a-symetriscbe
lijn in dit model is Iraai opgelost.
in te slapen, als de volle zon nog in je
kamertje schijnt.
En wat zouden wij als moeders prefe
reren, een zoontje, dat altijd met stijf-
gcplakte haren en 'n kaarsrechte schei
ding, in kraakschone pakjes en met glim
mende schoenen rondloopt, of een jon
gen. die met z'n verwarde haarbos boven
z'n bruine toet wel eens met een vuile
of gescheurde blouse thuiskomt? Van
de eerste vragen wij ons immers af: „Is
die jongen wel gezond?" terwijl de
tweede voor ons het ras-echte type van
een Hollandse jongen is!
Laten ze nog maar zoveel mogelijk
genieten van de zomer. Straks staat de
winter weer voor de deur en dan kun
nen wij hen beter in het gareel houdcnl
MARGARITHA.
Wedijver tussen Londen
en Parijs
Terwijl de etalages hier gevuld zijn
met de luchtigste zomertoiletjes, wordt
er in de modeateliers van Londen en
Parijs onder hoogspanning gewerkt aan
de wintermode 1950.
Dit jaar is deze spanning extra groot,
omdat er tussen Londen en Parijs een
wedijver is ontstaan als nimmer te voren.
Tot nu toe heeft Parijs altijd de pri
meur gehad voor het brengen van de
nieuwe modelijn, doch ditmaal is Lon
den de Lichtstad te vlug afgeweest.
Op 28 Maart reeds kwam Londen met
de mededeling, dat de wintershows van
de tien meest vooraanstaande huizen in
de laatste week van Juli gehouden zou
den worden. Een week later, op 5 April,
kondigde Parijs, als had men daar nog
niet van de Londense plannen gehoord,
aan, dat de grote medeweek op 27 Juli
zou openen.
De verwarring was groot, immers
grotendeels dezelfde mensen zijn ge
ïnteresseerd in de nieuwe mode. In
kopers uit alle landen komen dan samen
om hun bestellingen te doen en het
tegelijk houden van deze shows betekent
een bijna onoverkomelijke moeilijkheid
bij het samenstellen der collecties.
Voor niemand zit in een dergelijke on
gezonde concurrentie enig voordeel.
Londen heeft dit ingezien, maar wilde
toch de eer van de primeur behouden.
Nu zijn de tien Londense shows samen
geperst tot twee dagen, 24 en 25 Juli.
waarop van des ochtends half tien tot
des avonds tien uur de mannequins de
wintermode zullen vertonen. Dat is een
warm programma voor Londen op een
zomerdag!
Woensdag 26 Juli worden de zaken
afgewikkeld en dan vliegt heel de schare
over naar Parijs, waar Donderdag het
feest begint.
Zo zullen in die ene week alle mode
geheimen voor 1950 ontsluierd wordeDl
voor een
Maandag zal op Oost Witzand te
Blaricum een familiefeest gevierd
worden, waarheen de gedachten van
vele vrouwen zullen gaan. Mevrouw
M. Boissevain-Pijnappel wordt dan
tachtig jaar; een vrouw, die temidden
van haar 10 kinderen en 34 kleinkin
deren deze dag kan doorbrengen en
bovendien mag terugzien op een leven,
dat naast zijn betekenis in de fami
liekring nog een maatschappelijke
heeft gehad.
Op twintigjarige leeftijd trouwde
zij en wijdde zich ten volle aan man
en kinderen, zodat het grote huis in
het Gooi tot een allergenoegelijkst
thuis werd. Toen de kinderen groter
waren en de belangstelling van de
vrouw m het maatschappelijke leven
steeds toenam, werd zij in 1907 lid van
de Bond voor Vrouwenkiesrecht. Maar
lid worden betekende voor haar ook
actief deelnemen en spoedig werd zij
een graag aangehoorde spreekster. Zij
pleitte niet voor een bepaalde partij
en werd eerst in 1922 lid van de Vrij
heidsbond, i^adat ze tot lid van de
Provinciale Staten van Noord-Holland
was gekozen. Na enige jaren werd zij
lid van Gedeputeerde Staten en ver
richtte als zodanig belangrijk werk
voor het Provinciaal Ziekenhuis te
Santpoort. In 1935 vond ze het tijd
om zich terug te trekken, opdat jon
geren haar plaats zouden kunnen
innemen. Echter behield ze haar
warme belangstelling voor het maat
schappelijk en politiek gebeuren. Wij
herinneren ons nog haar bezoek aan
de tentoonstelling De Vrouw 1898
1948, waar zij van stand tot stand ging
en er de geschiedenis der vrouwen
beweging uitgebeeld zag, die zijzelve
meebeleefd had.
Het leven is niet gemakkelijk voor
haar geweest, zij heeft niet tot de
vrouwen gesproken vanuit een be
schermde, ietwat geïsoleerde plaats,
integendeel, alle noden en zorgen, die
vrouwen kunnen beleven om man en
kinderen, naast de benauwenis die
soms het wereldgebeuren ons kan
brengen, heeft zij gekende.
Des te meer reden is er om haar
op haar tachtigste verjaardag, een
blijk van sympathie te schenken.
Ballerina-model van Clark van lijn
chroomleer. Het voorblad is eenvoudig
versierd in een alstekcnde kleur,
DE VROUW IN HAAR BEROEP
Een steun voor de predikant
DE functie van gods
dienstonderwijzeres
vindt men niet in de Ge
reformeerde, maar wel in
de Hervormde Kerk. Het
is geen specifiek vrouwe
lijke functie, doch in deze
serie, gewijd aan vrouwe
lijke beroepen, zal ik mij
houden aan de godsdienst
onderwijzeres naast haar
mannelijke collega.
Als vooropleiding is
u.l.o.-ondcrwys of daar
mee gelijkstaande ontwik
keling nodig. Het meisje,
dat godsdienstonderwijze
res wil worden, kan voorts
een speciale cursus, door
predikanten geleid, volgen.
Zij wordt dan onderwezen
in Bijbelse geschiedenis,
dogmatiek, inleiding tot
de Bijbel, exegese, kerkge
schiedenis en paedagogiek.
De mogelijkheid bestaat
echter, dat de godsdienst
onderwijzeres in de prac-
tijk als hulppredikante,
dus als assistente van een
predikant, optreedt. Hier
voor is naast de genoemde
opleiding die tot Werken
in Kerkelijke Arbeid
(W.I.K.A.), gegeven op
„De Horst" te Driebergen,
ofwel de studie tot theo
logisch candidate zeer*
aan te bevelen.
Een van de voornaamste
werkzaamheden van de
godsdienstonderwijzeres is
het geven van catechisatie
op de openbare scholen. De
onkunde op Bijbelterrein is
dikwijls zeer groot onder
deze jeugd, en de vertel
lingen moeten aansluiten
bij de eenvoudigste begrip
pen en de meest alledaag
se voorbeelden. Dit valt
temeer op, omdat meestal
eerst in de 4e klasse het
godsdienstonderricht op de
scholen begint. Wel is het
streven naar beginnen in
de eerste klasse op enke
le scholen verwezenlijkt,
doch meestal ontbreken
de geldmiddelen hiertoe.
Het godsdienstonder
richt op de openbare scho
len is dikwijls zeer vrucht
dragend, veel kinderen
zijn ontvankelijk hiervoor
en verzuimen de lessen
slechts node.
Daarnaast is er het
jeugdwerk in clubverband,
want het is moeilijk om
kinderen en vooral op
groeiende jeugd, die men
slechts één uur per week
kan onderrichten, voldoen
de te bereiken. Via jeugd
clubs wordt daarom het
evangelie verder uitgedra
gen. Het spreekt wel van
zelf, dat de eigen houding
en het voorbeeld van de
onderwijzeres of leidster
hierbij van grote invloed
Verder is het mogelijk,
dat de godsdienstonderwij
zeres de predikant bijstaat
in al zyn werkzaamheden:
huis- en ziekenbezoek, ca
techisatie, enz. Preken in
de kerk mag zij niet, maar
wel mag zy bijbellezingen
houden. Hierbij speelt
echter de geaardheid van
een gemeente een groote
rol. In de Achterhoek en
in Overijssel b.v. heeft
men er geen bezwaar te-
voorgaat bij een Bijbelle
zing, doch in Zeeland en
in Zuid-Holland denkt men
daar anders over en meent
men, dat dit het werk van
de predikant moet blijven.
In de gezinszorg en de
diaconale arbeid kan de
vrouw zeer veel goed werk
doen en wordt zij overal
gewaardeerd. In vele
plaatsen zou deze arbeid
veel meer kunnen worden
uitgebreid, doch dikwijls
mist de kerk daarvoor de
financiële middelen. En
dat is jammer, want vele
predikanten hebben hard
hulp nodig, teneinde meer
zorg aan de gemeente te
kunnen besteden. Dikwijls
kan een predikant bij al
zijn herderlijke werkzaam
heden nauwelijks de tijd
vinden, rustig huisbezoek
te doen bij al zijn gemeen
teleden. Wordt hem iets
van het dagelijkse werk
uit de hand genomen, dan
kan hy zich op zijn beurt
meer wijden aan zijn ge
meente.
Dit vrouwelijke beroep
is nog betrekkelijk nieuw,
terrein. Het is echter geen
eenvoudig werk en het
eist veel van de persoon
lijkheid. Te zeggen; „Kom,
ik zal maar godsdienston
derwijzeres worden", gaat
natuurlijk niet. Het is geen
beroep, dat men uit ver
schillende andere kiest: er
is roeping voor nodig, er
wordt ook volkomen over
gave voor gevraagd.
Het arbeidsterrein is
groot en hoe dieper men
op de dingen ingaat, hoe
veelomvattender de taak
wordt. Alleen al bij de
8choolcatechisaties: hoe
veel inspanning vergt het
niet om zo'n kind, dat
men ééns per week een
uur in klassikaal verband
ziet, toch persoonlijk te
raken en vast te houden
en Gods Woord te zaaien
in elk hart afzonderlijk.
Dat eist volkomen toewij
ding en meer dan dat.
De godsdienstonderwij-
zij e
hoge opvatting heeft
haar taak, de predikant
tot grote steun zijn in zijn
arbeid en als zodanig is
haar werk van bijzonder
belang.
Phé Wijnbeek.
ZONDAGSBLAD 8 JULI 1950
7
Beste nichtjes en neefjes.
Jullie hebben Oom Karei prachig ge
holpen door het kattekopje weer te
lijmen. Wat een lief kopje heeft ze nu
weer hc? Ja, ze doet ook nooit kwaad.
Maar als ze Robbie weer zal aden, zet ze
vast wel een hoge rug! Maar we laten
Rob niet meer bij haar hoor! Oom Karei
heeft dc timmerman laten komen en die
heeft het slot van de deur weer prach
tig in orde gemaakt. Oom Karei is nu
gemaakt zeg! Cor v. d. Lecq wilde, dat
zij mooi tekenen kon, nou \k geloof
best. dat je het ook wel kunt, want je
schrijft ook zo netjes. Zal Jannie Plai-
sier er om denken, dat ze haar inzen
ding niet als drukwerk kan versturen?
Leuk dat je naar de huishoudschool
gaat, wat zal jij goed leren koken! Elsje
van Meeuwen, die nog maar zes jaar is,
heeft ook de puzzle gemaakt. Knap hoor.
met een rustig hart met vacantie ge
gaan. Ja, Oom Karei is er al weer op
uitgetrokken!
Maar nu eerst de prijswinnaars: de
vier mooiste inzendingen waren van
Mickey Cortenbach, Nclleke van Ooyen,
Piet Gulcy en Riek Coppens.
Jullie krijgen alle vier deze week een
boek thuis. Natuurlijk hoor ik nog wel
eens van jullie, of het boek mooi was.
Altijd zijn er nog jongens en meisjes die
vergeten hun leeftijd op de oplossing te
zetten. Om deniken hoor, want dat moe
ten we heus weten!
Hoe langer hoe meer nichtjes en neef
jes sturen brieven, van die leuke gezel
lige brieven. Vooral die van Sjanie van
Gameren. Ja Sjanie, dat is naar als de
wind in eens zo onverwachts blaast.
Stuur je nu voortaan steeds de puzzles
in? Robbic Floryn is ook een nieuwe
neef van ons, hij schrijft dat hij hele
maal uit Indonesië is gekomen, 't Was
zeker wel fijn op de „Camferonia"?
Schrijft Gc Boef ons de volgende keer
wanneer hij jarig is? Dat willen we
graag van alle nichtjes en neefjes weten.
Jij kan leuk gedichtjes maken Gé! Wil
lie Lips heeft de poes prachtig geverfd,
maar je hebt z'n ogen wel erg kattig
Waf vangt hij?
/K
N
keer weer mee? Ik denk, dat de moeder
van Jannie Scholten niet zegt, dat zij al
poesjes heeft, maar katjes!!! is dat zo,
Jannie? Dinsdag 11 Juli is Eefje van der
Kooij jarig, dan wordt hij acht jaar.
Van alle nichtjes en neefjes gefeliciteerd
en ook van Oom Karei en Tante Lies.
Nu de nieuwe puzzle. Daar is niet veel
over te zeggen. Het is, zoals jullie zien
een rebus die vier woorden vormt. Doe
maar goed je best, er staan weer vier
boeken voor klaar! Denken jullie er goed
aan. dat de oplossing uiterlijk Dinsdag
gepost moet zijn. Jongens en meisjes,
den maar weer tot de volgende week.
DE POESJES
VAN DE MOLEN
Dicht bij de grote stad stond een grote -
molen. Die molen had groene wieken en
een groene deur. In de molen woonden
ook mensen. Heel oude mensen, maar ook
een heel klein jongetje. Dat jongetje heel-,
te Martijn. Martijn woonde bij Opa en
Oma, want een vader en een moeder had
Martijn niet. Opa en Oma zorgden heel
goed voor de kleine jongen. Dat moest
ook wel, want Martijn kon niet lopen!
Dat was héél erg! Daardoor had Martijn
ook geen vriendjes, waarmee hij fijn kon
slootje springen en hard draven. Nee,
Marlijn zat altijd in een grote stoel. Toch
had Martijn wél vriendjes. Daar had je
bijvoorbeeld de vogeltjes, die hij altijd
eten gaf en vooral niet te vergeten de
poes! Altijd hield Mikky, want zo heette
ze, hem gezelschap. Hele verhalen kon htf
aan haar vertellen en 't was net, of ze
hem altijd begreep. Ja 't was een heel
verstandig poesje! Maar nu, wat had ze
nu gedaan? Ze had Martijn in de steek
gelaten! Twee dagen lang al. En Martijn
had er erg veel verdriet van. Opa en Oma
hadden overal gezocht, zelf kon Martun
dat niet doen. maar nergens was Mikky
te vinden!
„Zullen we een nieuw poesje voor je
kopen?" vroeg Opa. „Nee, Opa, nee, ik
wil geen ander poesje dan Mikky, ik wil
Mikky terug hebben. Andere poesjes eter»
m'n vogeltjes op en die lopen nog véél
verder weg!" Ja, Martün was haast on
troostbaar.
Maar dan, na vier dagen, o wat is Mar
tijn dan weer blij! Opa was boven op de
zolder van de molen geweest en wie
vond hij daar? O, jullie raden het al. Ja,
Mikky! Maar niet Mikky alleen, nee met
nóg twee poesjes, héél kleine poesjes!
Kindertjes van Mikky! Och, och, wat was
die Martijn daar blij mee! Het ene poesje
was helemaal zwart en de ander zwart
met een wit befje.
„Dat zwartje noemen we maar Moortje
en de ander.... Oma, hoe zullen we de
andere noemen?" Ja, daar moest Oms
eerst even over denken „Mag ik het ook
zeggen. Martijn?". „Natuurlijk, Opa,
weet U een leuke naam?" „Ja, hoor, wc
noemen hem Pluk", „Ja, Opa. Pluk, da's
leuk". Martijn was heel gelukkig met z'n
poesjes en Mikky ook. Die liep nu niet
meer weg, ze paste heel goed op haar kin
dertjes en als de poesjes melk gedronken
hadden, dan likte Mikky de snoetjes van
haar kinderen weer schoon. Maar de
kleine poesjes werden al heel gauw groot,
want in de molen waren veel muizen cn
van het muizen eten worden poesen
groot! En ook Moortje en Pluk kregen
weer kindertjes, maar die konden natuur
lijk niet allemaal op de molen blyven.
Nee. Martijn gaf ze, als ze groot genoeg
waren, weer aan andore kindertjes, maar
Mikky, Moortje en Pluk, die bleven!
AU MEENDERMAN.
Raden, raden, raden maar
1. Myn eerste smeer je op je brood.
Mijn tweede groeit langs
buitenpaden,
'k Ben altijd geel - nooit blauw
of -rood.
En wie ik ben mag je nu raden!
2. Wie valt door de ruiten zonder die
te breken?
3. Wie gaat uit en blijft toch thuis?
4. Ik besta uit twee delen. Mijn eerste
j--, j_ toiletartikel en mijn
is een sehrijfvoorwerp.
aast hem. Want die wil
nteraad komen. Niet hi
iaar ergens in Australië.
TANTE LIES
deel
tweede deel
Samen vormen we een stad.
5. Men kan er geld brengen en erop
gaan zitten.
•aiirea -jj
luodureji !i3ip*x 'g :uap2J09Ou
-uoz z luiaoiqaajoQ -x :uaSuissoido
De eers/e munten in de V. S.
Op de eerste munten, die in de Ver
enigde Staten van Amerika geslagen wer
den, kwam voor de afbeelding van de ge
malin van Washington, doch deze gene
raal vond dat absoluut niet prettig,
weshalve men het afbeeldsel veranderde,
door dat met een Phrygische muts te
tooien. Het eigenaardige was, dat het
conterfeitsel nu de „Godin der Vrijheid"
voorstelde
Een paar kunststukjes
ring. die dé omtrek heeft van een gulden
en die een gat heeft ter grootte van een
kwartje. Deze ring maken we van niet
al te dik carton. Nu moet je een knikker
pakken en proberen, de knikker in de
ring te krijgen. Je zult zien. dat het nog
niet eens zo erg gemakkelijk gaat. Het
beste lukt het. wanneer je het bord heel
vlug iets omlaag trekt en dan de knik
ker probeert op te vangen in de ring.
Laat het bord niet vallen hoor. want dan
krijg je het met je moeder aan de stok.
2. De onzichtbare letters. Wc nemen een
stukje papier en daar schrijven we een
leuke vraag op. met inkt Met een nieuwe,
schone pen schrijven we daaronder het
antwoord in citroensap Wanneer dat sap
goed opgedroogd is, zie je dat antwoord
niet meer, maar als je er even met een
heet strijkijzer over gaat worden de
woorden leesbaar. Grappig, hè?
3. Een knnstje met water. We zetten
een stuk of vier glazen naast elkaar op
tafel. Maar zó dat het ene glas een stuk
hoger staat dan het andere; je zet ze dus
trapsgewijs neer. In het glas. dat
het hoogst staat doen we een lang. wollen
bandje, dat we verder van het ene glas
naar het andere leiden, maar zó. dat het
bandje overal de bodem raakt. Als je die
„leiding" heb aangelegd, vul je het hoog
ste glas met water en dan zul je zien,
dat het water uit dit glas trekt en een
reis gaat maken langs de andere glazen.
Ook hier geldt: wees voorzichtig, knoei
niet met water wanf dan trekt ma een
boos gezicht
AVONTUREN VAN
JANNY H. v. d. SCHOOR
Hebben jullie de oplossing van de
vorige tekening gevonden? Het waren
bomen, die bij schilderde. En nou
moor zien „uit Ie vissen" waf deze
bengelaar vangt.
Hij zou er stiekum van door
gaan, als ze naar het nieuwe
nest zouden gaan! Ja, dat zou
hij doen. Als moedertje ge
weten had, dat er zulke boze
plannen in Knobbeltje's hoofd
je waren, zou ze wel beter
op hem gelet hebben. Maar zij
vermoedde niets van dit al
les. Z{j dacht, dat al haar kin
deren netjes achter haar aan
huppelden. Niemand had er
iets van gemerkt, dat Knob
beltje er niet meer was.
Ondertussen was Knobbel
tje de andere kant op gelo
pen, zodat hij geen kans liep
zijn moeder tegen te komen.
Nadat hij een eindje gelopen
had, ging hjj even rusten. Hij
wreef eens met zijn pootje
over zijn neus, (dat deed hij
altijd als hy diep over iets na
dacht). Ja, wat zou hy nu
eens eerst gaan doen?
Maar wat hoorde hij daar
nu opeens? Een zacht stem
metje binnen in hem zei:
„Knobbeltje, je doet je va
der en moeder zo'n verdriet,
ga terug!" Ineens wist hy
van wie dat stemmetje was.
Maar naar dat stemmetje
wilde hij niet luisteren, o nee
hoor, hij ging heerlijk door
het gras rennen. Hij vond het
fijn, om zo vrij door het bos
te kunnen huppelen en niet
steeds moeders stem te ho
ren, die hem voor iets waar
schuwde.
De zon scheen zo heerlijk
en wat was dat mos lekker
zacht aan je pootjes! Hij
moest zomaar opeens een
luchtsprongetje van blijd
schap maken en
De zon scheen zo heerlijk
en wat was dat mos lekker
zacht aan je pootjes. Hij
moest zomaar opeens een
luchtsprongetje van blijd
schap maken en nog èèn, zo
blij was hij! Maar nu kreeg
hij honger cn ging op zoek
naar voedsel. Knobbeltje
merkte, dat dat nog niet mee
viel, om zelf je eten te moe
ten zoeken. Het was veel en
veel gemakkelijker als vader
of moeder dat voor hem de
den. Na een tjjd lang gezocht
te hebben, vond hy twee
prachtige malse koolbladeren.
Hij had erge honger en be
gon direct te smullen. Hij had
juist een koolblad opgegeten
en was van plan om aan het
andere te beginnen, toen een
zacht stemmetje hem in zijn
smulpartij kwam storen.
„Lief haasje, mag ik als-je-
blieft ook een klein stukje
koolblad? 'Ik heb zo'n hon
ger", hoorde Knobbeltje vra
gen. Hij keek eens om zich
heen. aan wie dat stemmetje
toebehoorde en daar zag hij
een beestje zitten, dat net zo
groot was als hij, maar het
had rode oogjes en 't was
spierwit. Knobbeltje zat het
verbluft aan te staren en
vroeg toen: „Wie ben jij?".
„Ik ben Sneeuwie en ik woon
op de Hoenderhof. Dat is een
boerderij, een heel eind hier
vandaan. Maar ik ben weg
gelopen en nu wil ik weer
naar mijn huis, maar ik kan
het niet meer vinden."
„O, zei Knobbeltje, maar
wat ben jij wit. Ik ben niet
wit".
„D$t komt omdat jij een
haasje bent en ik een konijn
tje", antwoordde Sneeuwie,
„maar we zijn wel familie
van elkaar, hoor", voegde ze
er als een troost aan toe.
„Hoe weet jij dat alle
maal?", vroeg Knobbeltje
„Dat heeft mijn moeder mij
verteld. Maar hoe heet jij?1*
„Ik heet Knobbeltje Lang
oor en ben ook weggelopen
net als jij. Maar het bevalt
mij best hoor. Jou niet,
Sneeuwie?" vroeg hij haar.
„Nee hoor, mij niet, ant
woordde ze, ik wilde zo dol-
graag weer naar mijn moe
dertje en naar mijn broertjes
en zusjes op de boerderij" en
toen ze dit zei, zag Knobbel
tje, dat er tranen in haas
mooie oogjes kwamen.
„Hoeveel broertjes en zus
jes heb jij?", vroeg Knob
beltje.
„Vier broertjes en dri«
zusjes en we woonden alle
maal in één groot hok", ant
woordde zij, met een bevend
stemmetje.
Knobbeltje kreeg medelij
den met haar en zei toent
„Maar Sneeuwie, je wilde zo
graag iets eten, hè? Nu ga!
je gang maar hoor. Ik heb
al genoeg."
(Wordt vervolgd).