De rode greep op Korea Opoe v. Tricht ZONDAGSBLAD 8 JULI 1950 cjave der gezondmaking en magnetióeuro De tempel des geestes kome niet in onbevoegde handen (Ko, medische medewerker) J7TTEUJKE legers hebben naar aan leiding van vorige ariikelen vragen gesteld en opmerkingen gemaakt over mensen niet-artsen natuurlijk die over de gave der gezondmaking zou den beschikken. Om zich hierover een oordeel te kunnen vormen, zien we eerst wat het leven van Jezus daar omtrent leert. Het eerste wat ons opvalt is, dat Jezus niet naar willekeur zieken genas. In be paalde omstandigheden kon Hij het zelfs niet. Zijn Vader schonk Hem die bijzon dere macht onder speciale voorwaarden. Deze macht was inderdaad een gave, maar Jezus gebruikte die alleen als het overeenkomstig de wil des Vaders was, want daartoe is Hij immers in de wereld gekomen: het volbrengen van de wil Gods om de wereld te verlossen van de macht der zonde. Nooit was het wonder doel in zichzelf. Het wonder was slechts middel om te laten zien dat Jezus alle macht gegeven was, om te tonen dat inderdaad de Messias gekomen was, om als teken te dienen dat Jezus drager was van het koninkrijk Gods, om de zekere toekomst van een nieuwe schepping te schragen, om de eer van God te bevorde ren. om de kracht en de waarde van het geloof te bevestigen. Jezus heeft met dezelfde bedoelingen de gave der ge zondmaking aan zijn discipelen geschon ken, dus zeer zeker niet om voor eigen eer en roem om er naar willekeur over te beschikken. Denk maar aan Simon de Magiër. De gave der gezondmaking werd niet in de eerste plaats gegeven voor de lichamelijke gezondheid van een mens, maar wel voor de eer van God, voor de verzoening van God en mens door Jezus Christus. Het tweede wat ons opvalt is. dat deze gave sterk gebonden was aan het geloof. Ettelijke zieken kwamen tot Jezus na jaren van alles tevergeefs beproefd te hebben. Jezus zegt dan gelukkig niet, wat Hij overeenkomstig de redenering van een der briefschrijvers had moeten doen: ..Zieke, ge hebt een principiële fout gemaakt, u komt pas tot Mij als de medische kunst tekort geschoten is". Neen, Jezus zegt: „Uw geloof heeft u be houden!" Degene, die gezond maakte, had die macht als gave in geloof en gebed ontvangen, degene die gezond werd had ook het geloof als gave ontvangen van God. U weet. dot Jezus zich verwonder de over het ongeloof in Nazareth, daar geen kracht kon doen en weinige zieken de handen oplegde. U kent de geschiede- Ierse gijn Twee heel nette Ierse beren Kregen ruzie over geld: Dat liep uit op duelleren. Dag en uur werd vastgesteld. d'Eei schreef d'ander. daags l Maar bij scheen geen strijd te scbrc Want bij bad er by gekrast: „Mocht ik soms iets later komen. Wacbl dan niet. Begin maar raat." nis van de maanzieke knaap, die de dis cipelen niet konden genezen. Jezus zei: „Zo gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk degene, die gelooft." En de vader van het kind, roepende met tranen zei: „Ik geloof Here, kom mijn onge lovigheid te hulp!" Het derde wat ons opvalt is, dat die gave der gezondmaking soms voor éen bepaalde zieke scheen te zijn. Ik denk aan de vele zieken in Bethesda, doch slechts die ene geraakte werd genezen. Hoe is het nu met de gave der gezond making in onze dagen? Er zijn mensen, die beweren, dat ze deze gave van God ontvangen hebben. Ik heb een brief ont vangen over een magnetiseur, „een kerks man. die in de kracht van Christus zegt te werken". Hoe geheel anders werken deze mensen met hun gave der gezond making! Ze werken er mee naar wille keur. Ze maken er een bepaalde methode van. Het gaat niet meer om God en om de verlossing van een men6 door Jezus Christus, maar het gaat om de gezond heid als zodanig. Gevoelt ge het grote versfhil tussen de z.g. gave der gezond making van onze ti.id en die uit de tijd der discipelen? Of God die gave der ge zondmaking nu met meer kan schenken? Zeer zeker. Hij blijft altijd dezelfde Maar de gewone weg is. dat men gaat tot een arts, die het goddelijk beroep heeft, te waken voor en te arbeiden aan de ge zondheid van de mens. Men brengt een horloge toch niet ter reparatie bij een H auto jVj ecn gyogjjtg. bevoegde handen geraakt. Iemand vraagt mij, of deze arts allopaath of homoe- opaath moet zijn. Beiden zijn arts en vol gens de wet bevoegd de geneeskunst in volle omvang uit te oefenen. Ga naar de arts, die uw vertrouwen heeft, maar be denk dat God uw leven leidt, dat Hij het is die gezondheid schenkt, dat Hij het is roept om voor Hem te verschijnen eens linnenjuffROUW bij ör. è.BRè,h&m kuypeR i jaar, maar n het huisje aan 1 der zijstraten van de Amsterdamse straatweg te Utrecht, werd ons al spoe dig duidelijk, dat haar geheugen nog beginnen haar ogen te lichten. Ze modiste en kindermeisje, waarna zij ten. slotte na allerlei „omzwervingen" bij de familie Taets van Amerongen aan de öl&s een kind. CHAR1VARHJS. (Vervolg) Leo had een voldaan gevoel. Op deze manier werd je belachelijk ge maakt, maar ook dat hoorde er bij, dat was een offer van jouw kant Toen hij thuiskwam was hij opge wekt, speelde met Keesje en Loes zag verlicht, dat de zwaarmoedige bui van een paar dagen geleden was overge dreven. Maar onafwendbaar zeker, van dichterbij nu, dreven de kwade ge ruchten op hem toe, stuitten af op een wanhopig zich vastklemmen aan de gedachte: dat niet, dat kan niet, niet voor ons, niet voor mij Loes zag hem geestelijk en lichame lijk inzinken. Hij verloor zijn belang stelling voor haar en de kinderen, zat eenzaam, in zijn vrije uren, voor het raam met een boek; telkens zijn ogen onrustig dwalend naar de stille straat. Ze begreep waarover hij tobde, sprak hem moed in als altijd, hield de kinderen van hem weg en wacht te. Een paar dagen gingen voorbij. Hij hoopte weer, voelde zich beschaamd, dat hij zich zo had latert gaan. Waar om was hij toch zo spoedig ontmoe digd? Moest een Christen niet tegen alle menselijke redènering in, vast houden? Hy greep opnieuw de uit weg hy werd kalm en bad om meer geloof; om een geloof, dat bergen zou kunnen verzetten Na twee weken had hij zekerheid: hij hoorde bij de tachtig, die met in gang van 1 October de dienst zouden moeten verlaten. De regering bedank te hem wèl voor de bewezen dien sten Do KORT VERHAAL Door F. Ouwrrkerk-Bakker. MIDZOMER DAGDROOM de zomei des* week. De wereld stortte niet inéén men sen gingen hem pratend voorbij een troep spelende kinderen stoof lachend uiteen, toen hij slungelig met inge zakt figuur naderbij kwam een draaiorgel jengelde een naargeestig wijsje met veel vake tonen.... Zijn geloof had hij dan niet ge toond geloof te bezitten brak op deze onbegrijpelijke daad van God. Dus al het vertrouwen, dat hij zo dapper bewaard had, was voor niets geweest. Hij meende een spottend lachje om de lippen van zijn collega gezien te hebben. Dat had zoveel be tekend als: waar is nu uw God? Verbijsterd, ontzet, stond hij in de kamer. Ontslag zes maanden wacht geld maar er was meer dan dat: er was iets stuk, kapot, voor goed, van binnenEn wat moest zij, Loes, nu? Zou het voor haar niet een even grote slag betekenen? Zijn zon nig vrouwtje, moest zij bij dit erge, ook nog dat verliezen, wat altijd haar steun geweest Aras? Radeloosheid dreef hem naar haar toe, in haar ar men, als een kind. Ze streelde zijn hoofd, dat tegen het hare leunde. O, hoe jammerde het in hemwat had je nu nog „Ep omdat het geen wortel had, is het yerdord Hij leed smartelijk onder dit dub bele verlies. Tot zijn grote verwondering be merkte hij dat Loes haar opgewekt heid behield. Geduldig luisterde ze naar -het gebabbel van Keesje, lachte tegen het zoete jongetje in de wieg. Wat dacht ze, dat hij zo gemakkelijk een andere betrekking zou krijgen? Dat de goeie baantjes opgeschept la gen? Dacht ze misschien nog, nu nog, dat God daar wel voor zorgen zou? Maar wat zou het dan voor zin gehad hebben om hen eerst in deze misère te storten? Zy zou ook wel tot de ontdekking komen, dat het niet veel hielp, wannneer je geloofde Maar Loes kwam niet tot die ont dekking. Ze aanvaardde de dingen niet uit een oppervlakkige gelijk- Nieuwe Gracht te Utrecht belandde. Haar grote droom, nog eens naar Am sterdam te kunnen gaan, ging onder tussen steeds maar niet in vervulling, totdat zij door relaties van genoemde familie als derde meisje in dienst kon treden by het gezin Kuyper. En nog steeds is zij er trots op, dat „zij twee keer met de professor vertrouwelijk ge sproken heeft". „Hij zei: Meisje, kom nu eens even op mijn studeerkamer en dan zullen we 'ns over je geestelijk leven praten." Uit het pretentieloze verhaal rijst het beeld van een bewogen levensepisode van dr. Abraham Kuyper op, die toen met recht als een rots in de branding van een onrustige tijd stond. Zijn vrouw was zojuist in Zwitserland overleden en van zijn zeven kinderen waren nog twee dochters en een zoon thuis. Onbekom merd om alle verdachtmakingen en be dreigingen ging Kuyper zijn weg. „De post bracht soms de vreemdste briefkaarten," vertelt opoe van Tricht, „zoals: Brammetje, Brammet je, de Gods dienst zit niet meer in je hart, maar in je verstand." Ze heeft ook beleefd, dat het huis aan de Keizersgracht door stille recher cheurs bewaakt werd. Ze zegt: „Af en toe zag ik weer zo'n man aan de over kant van de gracht staan en al maar kijken en dan begreep ik wel, hoe laat het was." 1 Maar Kuyper bleef rustig en vast beraden en om besehuldigingen, dat hij 's Zondags melk liet halen of werk liet verrichten, lachte hij. Tot drie uup 's nachts werkte hij in zijn studeerver trek, waar het om met opoe van Tricht te spreken „één boek, al boek" was. Wanneer zij 's mc#gens om tien uur binnen kwam om wat orde op zaken te stellen, bood het vertrek een chao tisch beeld, daar de hele kamer met kranten en opengeslagen boeken be zaaid was. In het huis bevond zich ove rigens een enorme kluis, waar geen mens in mocht komen: hierin was wel een wagonlading kranten en brochures opgepakt, die als „studiemateriaal" dienst deden. En zo vertelt opoe van Tricht verder. Over de twee zoons, die dominee waren, het eenvoudige gezinsleven, de gewone en hartelrjlke persoonlijkheid van Kuy per, de boeken, die de oudste dochter Henriet te schreef, de dagelijkse regel maat en zoveel meer. Hij mocht nooat gestoord worden, wanneer hij zijn be faamde driestarren voor „De Standaard" schreef, van welk blad hij evenals van „De Heraut" hoofdredacteur was. „Wanneer hij 's middags uit de Bijbel las, riep hij allen binnen, dus ook het personeel." En ze zegt verder: „Het heeft de pro fessor erg gespeten, dat ik niet mee kon gaan naar Den Haag, nadat hij tot mi nister benoemd was. Dat was wat! Nog hoor ik het Zingen van het studenten corps voor het huisIk vond het ook jammer, maar door mijn huwelijk was mijn weg door de Heere anders be stemd Wanneer ze ons uitgeleide doet naar de deur van het huisje, tegen welks muur de rozen fel in het zonlicht stralen, peinst ze nog voor zich uit: „Ja, ik ben er altijd op mijn plaats geweestilk was er thuis. Een mens denkt wel eens: waar blijft de tijd. En het ie zo vreemd, dat ik me alles weet te herinneren, alftof het gisteren gebeurd is." Maar er blijft een glimlach om haar mond, want hot was alles mooi en goed. En het is toch wel bijlzonder, wanneer je aan „iemand van de krant" kunt vertellen, dat je een halve eeuw geleden een groot man, die in Neerlands historie onsterfelijk ge worden is, van nabij ontmoette moedigheid, maar uit een we}-l?ewus- te, innige, onvoorwaardelijke over gave. Zij geloofde als een kind. Ze redeneerde nietze vertrouwde. Alles \yilde ze ontvangen uit Zijn hand, blijdschap, voorspoed, zegeh; maar ook zorgen, ook verdTiet eh tegenspoed in het vaste weten, dat God in Zijn wijsheid weet, wat Hy doet. Hij bespiedde haar, zocht jaloens naar haar zwakke ogenblikken. Ze hield zich zeker goed voor hem, zijn flinke vrouwtje. Hij verlangde uit haar mond dezelfde klacht te horen; in haar ogen dezelfde bittere teleurstel ling te zien, die zijn opstandigheid zou rechtvaardigen. „Het verbaast me, dat je je er zp weinig van aantrekt", begon hij op een avond, zonder te willen, geprik keld, „denk je misschien dat ik dade lijk weer wat anders heb?" Loes was bezig de tafel te dekken en liet Keesje zijn speelgoed opruimen. Ze gaf niet dadelijk antwoord. „Nou?" hield Leo aan in een koppig doorzet ten. Hij wilde een antwoord van haar hebben, op dit moment. „Laten we daar vanavond over pra ten, man, dit lijkt me niet het ge schiktste ogenblik. Toe Keesje, schiet eens op vent." „Vanavond, vanavond", herhaalde hij schamper, „waarom is alles altijd belangrijker dan dit, dan mijn aange legenheden? De kinderen gaan altijd voor, maar ik weet het nu, ik heb je mening niet meer nodig". Zijn boze onredelijke woorden kwetsten haar, maakten haar machte loos een antwoord te vinden. Zo was hij nog nooit tegen haar geweest. Keesje stond verschrikt naar hem te kijken, een blokkendoos styf geklemd in zijn armen. J^Zie vervolg op pag. 6), ZONDAGSBLAD 8 JULI 1950 5 De moeilijke positie van een vruchtbaar gebied T^E gevechtshandelingen op Korea hebben opnieuw de aandacht van de wereld op dit vruchtbaar randgebied in het verre Oosten ge vestigd. Los van de strategische overwegingen, welke de satelliet- regering van Noordkorea bewo gen heeft de poging om Zuidkorea te overweldigen, liggen er onge twijfeld ook economische overwe gingen aan ten grondslag, waarbij de voedselpositie in het rode China, alsmede in tal van Noordkore- aanse gebieden, een woordje mee spreekt. daartegenover slechts een bevolking van ruim 22 milQuoen zielen telt, heeft name lijk een gunstig klimaat met betrekking tot de landbouw. In het bijzonder de rijstcultuur en de verbouw van soja-i bonen, mais en andere graansoorten, heb ben er dé laatste tientallen jaren een steeds groter betekenis verworven, on danks het feit, dat de bevolking deze landbouwcultures op vaak zeer primitieve wijze voert, eensdeels roofbouw pleegt en anderzijds er een primitieve beoefe ning van de landbouw op na houdt, wel ke men naar Westerse begrippen in deze eeuw voor nauwelijks mogelijk zal hou den. Ongeveer tweederde deel van de bevol king vindt zijn bestaan in de landbouw, doch van deze bijna 15 millioen daarvan levende bevolking zijn er bijna 1% mil lioen, die een nomadenbestaan leiden en telkens van streek tot streek trekken om daar hun landbouw te beoefenen. Hele groepen van Koreanen trekken van streek tot streek, verbranden zodra zij een bosrijk of goed beplant gebied gevonden hebben de natuurlijke vegetatie en zanden in de daaruit ontstane as hun zaai goed. Zonder véél naar de stand der ge- —i te zien, oogsten zij tenslotte waaronder voornamelijk ?rhande- ien deze in de dichtstbijzijnde landbouw centra. kopen van de opbrengst hun nood zakelijke overige leeftocht en trekken vervolgens naar een nieuw landbouwge bied. Alhoewel sinds het begin van deze eeuw .talrijke pogingen zijn ondernomen om. door de Japanse autoriteiten pm aan dit nomadenbestaan en deze pri mitieve landbouwbeoefening, welke zo schadelijk is voor de bosbouw en de gi-ondgesteldheid in het algemeen, een einde te maken, is men daarin tot heden slechts weinig geslaagd. In het' bijzonder in Noord-Korea heeft deze landbouwpolitiek ernstige gevolgen gehad, temeer daar de laatste tyd vele Koreanen, die jaren in Mandsjoerije en Siberië vertoefd hadden, naar hun oor spronkelijke haardsteden zijn terug ge zonden en dientengevolge de voedselpo- sitie^un deze gebieden ongunstiger deden In het bijzonder in Noord-China, waar de behoefte aan rijst zeer groot is en millioenen Chinezen een zorgelijk leven leiden, is de vraag naar dit volksvoedsel uit de aard der zaak bijzonder groot. Het feit. dat telkenjare bijna 60 van de Koreaanse rijstoogst werd uitgevoerd, tot een totale hoeveelheid van 1,8 tot 2 mil lioen ton, en een export van soja-bonen van meer dan een half millioen ton, zul len er ongetwijfeld toe hebben bijgedra gen, om de ogen afgunstig te slaan op dit vruchtbaar randgebied bij de Gele Zee. Hoewel de Koreaanse landbouw zo goed als niet gemoderniseerd is, beslaat het tarwe-areaal bijna 350.000 ha met een opbrengst van 250 000 tot 300.000 ton, per jaar, het gerst-areaal bijna 900000 ha, met een opbrengst van gemiddeld 1 mil lioen ton pér jaar, dat van havër 125 000 ha. met een gemiddelde opbrengst van 35.000 tot 45.000 ton per jaar, van mais 130.000 ha met een gemiddelde opbrengst ""0 fon. terwijl het rijst-areaal is gestegen tot bijna 2 millii gemiddelde opbrengst v« boen ton per jaar. De soj. pRimitief voLk expoRteeRt waarde van 365 tot 490 millioen yen des tijds bijna 90 uit landbouwproducten bestond. Hiertegenover stond een invoer ter waarde van 400 tot 500 millioen, waarvan het leeuwenaandeel door gewe ven stoffen en andere textiel werd ge- Sinds enkele tientallen jaren verbouw de Korea weliswaar zelf hennep, vlas en katoen, doch de hoeveelheden waren niet van die aard. dat een belangrijk deel van de eigen behoefte der bevolking daaruit kon worden gedekt. Trouwens, de jonge Koreaanse textielindustrie had zich even min op massa-productie ingesteld Niet alleen wat de textielindustrie be treft staat Korea nog in de kinderschoe nen, doch evenzeer ten aanzien van an dere takken van industrie. Van betekenis is eigenlijk slechts de mijnbouw, welke voornamelijk door de invloed van bui tenlands kapitaal is tot stand gekomen. Zo bedroeg de goudproductie ongeveer 10.000—12.000 k g. per jaar, welke pro ductie zich hoofdzakelijk in handen be vond van de Shokusanmijnen (Jap- Amer. kapitaal), dc Shoiho-mijnen (Fr. kap.), de Suinan Mining Works (Eng. kap.) en de Unsan Mining (Amer. kap.) De ijzerpaodoictie was voornamelijk in handen van de Japan Mineral Cy en het Mitsubishi Concern, welk concern hier exploreerde onder de naam van Mitsubis- ki Iron Cy. De productie was de laatste jaren tot boven 700.000 ton gestegen, die van gietijzer tot bijna 200.000 ton. De yteenkoolproductie varieerde van l'/j millioen tot 2 mill. ton. De waarde van deze mineralen zal naast de betekenis van de landbouw mede van invloed zijn gewest op de af gunstige ogen, welke het rode Azië op Korea geslagen heeft (Vervolg van pag. 4) ALS N KIND „'k Ga weg, 'k heb geen trek in eten en ik weet niet hoe laat ik thuis- Met een bruusk gebaar stond hij op, trok de voordeur met een smak dicht. „Oh!" zei het jongetje onthutst. Loes schepte de soep in de horden, haar hand beefde licht. „Laten wij samen maar beginnen." Het kind knikte, zocht, vorste in haar ontdaan gezicht, maar vroeg niets. En ze kon opeens geen woorden vinden om hem af te leiden met een verhaaltje, een grap.... Om half negen kwam hij terug, bleek en vermoeid. „Vergeef me, ik was onredelijk, denk er maar niet meer over". Ze maakte wat eten voor hem klaar, maar hij roerde het nauwe lijks aan. Daarna zat hy aan tafel met een krant voor zich, een stug, afwe rend zwijgen om hem heen Zyn ogen vlogen over de advertenties., niets., niets voor hem, te oud, te oud.... leeftijd niet boven de vijf-en-dertig. En hij was een en veertig, o, hij had er met moeten blijven hangen al die jaren. Te oud.dus weer die ellende van. vroeger, die je had meegemaakt vóór de oorlog en die je niet bestaan baar had gedacht erna, de ellende van bedankt te worden, van inkrimping en opheffing van bedrijven en instel lingen. Hij solliciteerde toch, pro beerde het met relaties; iedereen wil de je helpen, verzekerde je, dat hij best weer wat anders zou krijgen, maar hoe oud was hij eigenlijk? Over de veertig? Ja, dan werd het natuur lijk moeilijker En God liet je maar rondtobben. Je zou het willen uitschreeuwen, maar je durfde niet je durfde het nóg niet: „Waarom, als Gij toch beloofd hebt niemand te zullen beschamen, die op Hem vertrouwt? Het is niet eerlijk; het is niet recht!" Hij wilde er niet meer over praten, ook niet er over horen en zwijgend* verbeten, maar grimmig vastberaden zocht hij alleen zijn weg in een onbe kend, donker land zonder toekomst. Soms deed hij een aandoenlijke po ging om opgewekt te zijn, vriendelijk tegen haar en geduldig tegen zijn kleine jongen, maar al heel gauw viel hij weer terug in zijn neerslachtigheid en hinderde hem het gebabbel van Keesje; zyn eindeloze verhalen over de klas, de juffrouw, een nieuw vriendje. (Slot volgt.) i gemiddelde jaaropbrengst totale export ter Uit de VOLKSWIJK leen naar zijn Heimat gaan om daar de kat eens uit de boom te kijkenHoe meer zij schreide en sprak over schandeen „das arme Kind", hoe hartstochteUj- ker hij haar bezwoer dat het nodig was eerst eens te ontdekken of dat arme kind m Holland wel schandeloos in het leven zou staan. Op de dag der bevrijding is hij ver trokken met veel goede beloften en met een laat ste homp brood van die Braut in zijn zak. Hij kuste haar voor het laatst vaar wel VERDRUKTE DUITSE ONSCHULD plek van de moord, zo werd hij getrokken naar dat nietige dorp waar Tru- di woondeTrudi met de kleine Hans, die nu wel een hele kerel geworden zou zijn. Trudi heeft hem begroet als een verloren zoon. Ze heeft gelachen en ge schreid; ze heeft „Ach, du lieber Jungen" gezegd en weet ik wat meer. En hij heeft gezwegen van zijn reistransacties en zijn we zenlijke doel en zich op nieuw in haar liefde ge koesterdMet heel veel verzekeringen dat hei al lemaal best in orde kwam en dat ze gerust konden trouwen, en dat hij haar daarvoor een volgend maal 20u komen halenEn daar na is hij weer weggegaan en zij heeft dit maal ge zongen van „Wenn^ ich wiederum komm'en dat het dan bruiloft zou zijn. wat van hem ge hoord. Maar negen maan den later had kleine Hans wel een zusje. Met die twee schreeuwende en hon gerige aandenkens moet zij het verder doen. Hoe ze het daarmee doet, weet ik uit zeer betrouwbare bron: ze lijden samen honger en gebrek en ze zitten in één kamertje met haar ouders en nog een getrouwde zus. Soms staart ze naar het Westen en dan schimpt de familie op dien Hollander. En misschien is het maar goed dat die Nederlander in ktvestie hun geen be richt heeft gestuurd toen hij zo'n best huwelijk deed. Dan zouden ze mogelijk nog harder schelden..... HET is raar, maar waar: ik méén dit opschrift. Ik meen het, ondanks alles wat we van Duitse zijde te lijden hebben gehad; ik meen het niettegenstaande de vele wijkgezinnen waar in de dagen der bezetting ledige plaatsen gekomen zijn, die nooit weer inge nomen zullen worden; ik meen het tegen alles uiat ik ooit schreef en zei over dit onderwerp in- Dus niet. als die meneer, die thans wel durft bekennen dat die Duitsers zo slecht nog niet waren en dat de grootste narigheid een ge volg van de pngel-saksi- sche oorlogsmentaliteit is geweest zulke meneren zou ik aan de kaak stel len wanneer ze niet naar stig enkel ongetekende bn even rondzonden om dit aan de hedendaagse snel-vergetende wereld voor te houden. Maar ik meen het wel, als een man, die het onrecht niet dul den kan. Eens niet het Duitse onrecht. Maar thans ook geen Nederlands on- Dit is het verhaal: een jonge man wordt tewerk gesteld in Duitsland. Het is nog maar vroeg in de oorlogsperiode en ofschoon hij het thans wil laten voor komen dat hij met duizend zielen naar Germania toe- gesleept is, achtervolgd door scharen en scharen SS-ers, meen ik dat te moeten betwijfelen. Ik denk eerder dat hij des tijds tvel wat voor de nieuwe orde voelde en een van die flinke arbeiders dacht te zijn, die zich in zetten voor een verenigd Europa. Hij is daarbij van "<>n koude kermis thuis ge komen. Het had zelfs niet veel gescheeld of hy was héél koud geworden en nooit meer thuis gekomen om welke kermis ook te vieren. Maar toen de nood in den vreemde steeg en steeg hmft een Duits meisje hem het leven ge red. Ze heeft haar huis voor hem open gesteld; ze heeft hem volgepropt met Liebesgaben; ze heeft zijn kleren gewassen en her steld en boven dat alles heeft ze hem tenslotte een zoon geschonken. Mogelijk ware dit ver- .haal anders gelopen wan neer die zoon vr\j snel op de eerste ken nismaking ge volgd ware, doch dit is niet geschied. De baby kraaide zijn eerste kreten, toen het morgenrood van de Duitse ineenstorting reeds was opgegaan. En dot maakte de geredde en ge bedde Hollander huive rig voor een al te nauive band mei zijn Duitse vrien din. We hebben reeds op gemerkt dat hij een bereke nend man schijnt geweest te zijn, die maar wat graag op het beste paard wedde. En in drie oorlogsjaren was 't zelfs hem duidelijk geworden dat de germaan- se'rossen zouden sneven, hoe snel zy in het oorlogs veld gedraafd mochten hebben. Daarom bedacht hij opeens schoon wat plechtig ,.Auf Wiedersehn", wat in die dagen beter klonk dan de germaanse groet waarmee hij gekomen was. Een gans jaar lang hoor de zij toen niets. Taal noch teken ging over de grens in de richting van haar kleine Beierse dorpje. En evenmin konden taal en tekenen van daar door dringen naar Nederland, aangezien ze zijn adres niet wist daar had hij wel voor gezorgd. Maar ter wijl voor haar de dagen in spanning voorbijtrokken, waren ze voor hem vol op gewektheid en jolijt. Zó blijmoedig zelfs dat het een jaar duurde eer hij zich Braut met baby herinner de en vond dat hij hen toch eens moest gaan op- dientengevolge zei hij hard en hardnekkig „Neen" en nogmaals „Neen", toen zij over trouwen begon. Na tuurlijk moest ze hem goed begrijpen: hij wou niet van haar af, want ze had welbeschouwd best op hem gepast; maar hij kon beter na de bevrijding al- ook niet dat zijn geweten hem kwelde. Maar kame raads hadden hem verze kerd dat het je in begin '46 geen windeieren legde als je de grens wist over te komen en zo trok hy dan opnieuw oostwaarts. En gelijk een misdadiger gezogen wordt naar de Wijkpredikant.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 10