VADERDAG
r
BOEKENWURM
BOEKENJOOD
S
r ZONDAGSBLAD 17 JUNI 1950
werd ¥-
mijn eRVARinqen als m&Rktkoopm&n
ER zijn mensen, op wie een boeken
stalletje dezelfde aantrekkings
kracht uitoefent als de kaars op een
mug en de kroeg op een dronkelap.
Zodra zy een dergelijke nederige tem
pel der wetenschap ontwaren weten
zy niet meer van tijd of plaats. Zij
denken niet meer aan treinen, die ge
haald of afspraken, die gehouden moe
ten worden. Dat de inhoud van hun
portemonnaie hun nog tot het eind van
de maand het nodige zal moeten ver
schaffen is volmaakt uit hun geheu
gen gewist. Een boekenmarkt is voor
dezulken een geestelijk luilekkerland,
waarbij de rijstebrijberg pas bij de
uitgang gepasseerd behoeft te worden.
Met deze berg wordt dan zeer oneer
biedig gedoeld op de egaas van deze
ongelukkigen, egaas die geleerd heb
ben ieder met kranten omwikkeld pak
of ieder extra bultige actetas met wan
trouwen te bezien. Bij dezulken is het
gemakkelijker met een naar het edel
gerstenat riekende adem dan met één
onnozel en o zo listig verborgen boek
je de huisdeur te passeren.
Hoe ik dit alles zo goed weet? Wel,
waarde lezer omdat de ervaring me
zulks met harde hand heeft geleerd.
Ja, laat ik het maar meteen bekennen,
ook ik ben zo'n ongelukkige, die door
een boekenstalletje wordt gebiologeerd
gelijk de onnozele kikvors door de
adder. Ook ik behoor tot de broeder
schap van hen, die hun eigen woning
besluipen als een dief in de nacht om
te trachten ongezien de boekenkast te
bereiken en de nieuwe aanwinsten on
gezien tussen de oude vrienden weg
te smokkelen. Ook ik moet onder het
aanvoeren van duizend valse voorwend
sels mijn woning trachten te ontvluch
ten op de avonden, dat een boeken
veiling gehouden wordt, daarbij zelfs
het risico lopend, dat getwijfeld wordt
aan mijn echtelijke trouw. Kortom
ik ben een lijder aan de ongeneeslijke
kwaal genaamd bibliomania, zo'n ver
slaafde waaraan zelfs de heren van de
Blauwe Knoop zich niets gelegen la
ten liggen.
WIJ, boekenwurmen hebben slechts
weinig vrienden naast die papie
ren kameraden, die tegelijk de bela
gers van onze portemonnaie en onze
huiselijke vrede zijn. Slechts één groep
mensen is ons zeer goed gezind. Ik doel
hief op de lieden, die op de boeken
markt aan de andere zijde van de
kraampjes staan om met een welwil
lende grijns de penningen, die wy
hun bieden, in hun broekzakken te la
ten verdwijnen. Puur eigenbelang, die
voorkeur vart deze lieden voor mij 'en
mijns gelijken. Nog geen droog brOöd
zouden zij kunnen verdienen als zij
slechts moesten bestaan van die toe
vallige klanten, die één bepaald boek
zoeken en kieskeurig naar laatste
drukken kyken.
De gegeselde staat graag eens in de
schoenen van de beul, zo zegt men.
Zo was het dan, dat ik een lotgenoot
opzocht, ook een nederige dienaar van
de Koningin der Aarde, die eveneens
een te groot deel van de luttele bezol
diging, die deze machtige hem voor
zijn arbeid pleegt te geven, offert aan
kraamhouders en veilingmeesters.
Wij besloten samen en in vereniging
een aantal boeken bijeen te brengen
om deze dan via een kraam op de
markt aan de man te brengen. Daar
bij zouden wij dan het genot smaken
nu zelf eens de zuur verdiende pen
ningen van lotgenoten in onze zakken
te laten verdwijnen en bovendien had
den we zo de gelegenheid het speci
men boekenwurm nu eens met een ob
jectieve blik door de bril eens boeken
verkopers te kunnen gadeslaan.
Een boekenwurm koopt altijd veel
te gauw en veel te veel. Het viel ons
dan ook in het geheel niet moeilijk
enkele honderden boeken en brochu
res bijeen te brengen uit het midden
van onze boekenschat, waarvan we
zonder veel smart zouden kunnen
scheiden. Dit temeer, daar deze schei
ding immers door de ontvangst van
de nodige kopeken zou worden ver
goed en dus reeds visioenen voor onze
ogen oprezen van nieuwe aankopen,
die de gaten op onze planken spoedig
met vurig gewenste exemplaren zou
den opvullen.
De afgekeurde boeken werden inge
deeld in enkele groepen, kartons wer
den beschreven met de ons zo ver
trouwde opschriften: 5 cent, drie voor
een dubbeltje, 10 cent, 25 cent en 1
gulden, drie voor een riks. Na deze
voorbereidende werkzaamheden kon
de grote dag met vertrouwen worden
afgewacht.
*JO zag de stad onzer inwoning ons
dan op de vroege morgen van die
gedenkwaardige Zaterdag met een vol
geladen bakfiets marktwaarts tijgen.
Helaas, reeds spoedig bleek ons, dat het
pad van een'marktkoopman ook niet
immer over rozen gaat. Immers, reeds
zeer vroeg hadden we ons aan de ar
men des heren Morpheus ontworsteld
en reeds om half acht liet, ik mijn
vriend in een zijstraatje achter om de
wacht over onze koopwaar te houden,
terwijl mijn persoontje op zoek ging
naar de marktmeester, die als een dic
tator in dit rijk van kramen en schra
gen heerst. Deze autoriteit verzekerde
mij echter, dat het aantal kooplieden
dat der kramen verre overtrof en dat
VOORPRET BEGINT
BIJ NAPRET
IK weet nog goed, hoe het verleden
jaar was, zo tegen vaderdag. Mijn
kinderen hadden de laatste dagen een
complot tegen me gesmeed en ik liet
ze in de waan, dat ik er niets van
gemerkt had.
Aan tafel werd natuurlijk nergens
over gepraat en ik hield me wijselijk
onkundig van het bestaan van een
vaderdag. Ondertussen werd er zo ge
zellig samengezworen tegen me. Mijn
vrouw had de leiding genomen van
het „krijgsplan en ik was er achter
gekomen, dat het de bedoeling was,
mij in mijn slaap te overrompelen en
my éérst een 6tuip te laten schrikken
voordat de cadeautjes aangeboden
zouden worden.
Hoe ik daarachter ben gekomen, ia
een verhaal apart, maar hoofdzaak is,
dat myn vier belhamels er een bijzon
der genoegen in smaken, mij onver
hoeds te overvallen. Ik was dus op
alles voorbereid, toen ik de avond
vóór vaderdag ging slapen. Ik had
een erg onrustige nacht en droomde,
dat mijn kindertal vertienvoudigd was
en dat met tussenpozen van 60 minuten
die ga nee kinderschaar in slagorde
de vaste klanten het eerst het recht
hadden om een dergelijke verkoop
plaats te bezetten, zodat wij eerst om
negen uur heel misschien bedeeld zou
den kunnen worden met de dan nog
leegstaande kraam van een collega,
die deze dag niet gedisponeerd was om
op de markt te verschijnen.
Toen ik met hangend hoofd en be
drukt gemoed weer bakfietswaarts
toog zag ik van verre reeds, dat de
toestand zich daar aanmerkelijk gewij
zigd had. O, uit welk een cultuurmin-
nend volk zijn wij toch gesproten en
hoe onovertroffen is de speurneus van
een boekenliefhebber! Van een bak
fiets viel niets meer te bespeuren en
van mijn collega slechts het opperste
van zijn kuif, dat uitstak boven een
wriemelende menigte, die blijkbaar
met armen en benen rondwoelde in de
schatten, die wij daar voor hen ver
zameld hadden. Ja, daar kon men nu
de boekenwurmen aanschouwen met
al het fanatisme en egoïsme, dat deze
lieden eigen is. Hier werd ons de spie
gel voorgehouden, waarin we ons zelf
levensgroot konden aanschouwen en
zoals immer was het geen aanlokke
lijk beeld, dat deze spiegel ons toonde.
stond opgesteld, om my met sok
ophouders, dasspelden, electrische
echeerapparaten en gleufhoeden te be
kogelen. Om vyf uur werd ik wakker
en besloot, tot het uur „V" de wacht
by mezelf te betrekken. Ik vocht met
de slaap en, al lag ik in dat gevecht
zo nu en dan wel eens onder, ik was
toch klaar wakker, toen myn vrouw
uit bed gleed, akelig zacht en behoed
zaam. Zó zacht, dat ik niet eens kon
horen, of ze nu de kamer uit was, of
niet.
Ik waakte er in ieder geval tegen,
demonstratief hard te snurken, waot
met zoiets hoef ik mijn vrouw niet te
bedriegen. Iedere oogknippering kon
verraad van mezelf betekenen en ik
wilde voor geen geld van de wereld
myn vrouw het plezier ontnemen, mjj
slapende te weten. Evenzeer wilde ik
er zélf by zijn, als straks de kinder-
horde vanuit een hinderlaag of zo op
me af zou komen. Als vader ben ik er
van overtuigd, ook te mogen delen in
de voorpret om de dingen, die mij
staan te gebeuren. Toen ik enigszins
de zekerheid had, dat mijn vrouw in
derdaad de kamer uit was, durfde ik
me wat vrijer te bewegen. Ik kreeg
gelegenheid, mij voor te bereiden op
de invasie en kon slechts gissen, wat
er in de andere vertrekken ondertus-
Met driftige bewegingen woelden
begerige handen in de boekenvoorraacL
Eén oog was gericht op de schatten,
die men zelf opdolf, het andere loerde
schuins naar het boek, dat de buur
man aan het licht bracht. Zou hy het
nemen? Nee, hij legt het weer neer.
Verdraaid, nu pikt zy het in. Daar, dat
is voor mij. Pardon mijnheer, ik had
dat boek het eerst.
Met ware doodsverachting stortte
ook ik mij in de strijd. Vier stemmen
vroegen tegelijk naar de prijs van de
nog niet gesorteerde boeken. Drie
handen zwaaiden met papieren geld,
dat gewisseld moest worden. Brochu
res fladderde op de grond, oude rotten
begonnen te loven en te bieden over
boeken van luttele dubbeltjes en in een
minimum van tijd was de zo netjes
opgetaste bakfiets in een slagveld her
schapen.
Toch bleken hier onder de boeken-
minnende menigte ook reeds wolven
in schaapsvacht verscholen te zyn,
want menig boek, dat temidden van
dit tumult van eigenaar verwisselde
troffen we later deftig geprijsd aan
voor de etalage van de antiquariaten
in de plaats onzer inwoning en andere
exemplaren bleken op onnaspeurlijke
wijze op de kramen van onze concur
renten verzeild te zijn geraakt. Zo had
den onze beulen in wier schoenen wij
voor één dag staan wilden toch ook
op deze dag nog aan ons willen ver
dienen; en waarschijnlijk is het hun
rog gelukt ook!
O, wat een heerlijke rust, toen ons
eindelijk goedgunstig een kraam
werd toegewezen en we onze bakfiets
met de deerlijk geslonken voorraad
marktwaarts konden voeren. Welis
waar werden we op korte afstand ge
volgd door enkele lieden met boeken
onder de arm, boeken in de binnenzak
en boeken in de actetas, die hun
noodlottige neiging nog niet geheel be
vredigd hadden, maar we hielden deze
enthousiasten op veilige afstand, tot
onze koopwaar in nette rijen op de
planken stond geschaard en de prijs
kaarten ons voor verder loven en bie
den vrijwaarden.
Zo kregen we dan eindelyk gelegen
heid onze mede-slachtoffers rustig in
hun doen en laten te observeren. Daar
was de man met het gouden lorgnet,
die ook verder alle kenmerken van een
gemeenteambtenaar vertoonde. De
bakfiets had hij met een tas vol lec
tuur verlaten, bij de kraam dook hij
tot vijf keer toe weer op, maar nu in
gezelschap van een koffer, welks aan
wezigheid voor geen twee uitleggingen
vatbaar was. Deze man was een ver
tegenwoordiger van de groep der om
nivoren. Hij kocht de Zangen van Ho-
ratius en Arthur van Schendels Wa
terman, Wassermans Leven van Stan
ley verdween in de koffer in gezel
schap van een boek. genaamd „Uit het
Toverryk der Film".
Een oude man werd na lang wikken
en wegen eigenaar van de complete
werken van Dickens in Hollandse ver
taling en zeulde er kinderlijk ver
heugd mee heen om zich thuis in een
gemakkelijke stoel te gaan verdiepen
in deze herinneringen uit de dagen
zijner jonkheid. Een jongeman, die
dagelijks aan een draaibank gekluis
terd was schafte zich a raison van vijf
cent oer stuk alle oude Baedekers en
Teisgidsen aan. die hij maar vinden
kon om met dit surrogaat te kunnen
voldoen aan zijn hunkering naaT wij-
een geschiedde. Daar was mijn vrouw
bezig, mijn zonen voor het laatst in
structies te geven en de cadeautjes
aan hen te geven, die straks op myn
bed zouden worden uitgestald.
Cadeautjes van mijn zelfverdiende
geld, bedacht ik, maar het is erg
egoïstisch in zo'n ogenblik aan zoiets
te denken.
Eindelijk kwam er een vaag gerucht
op de gang. Ik hoorde duidelijk, dat
Roeltje, die eetgraag, „eeret wat te
bikken wilde hebben", maar zyn moe
der beval hem te zwijgen. Natuurlijk.
Ik ging voor. Ze kwamen sluipend
binnen en gingen in een halve cirkel
om mijn bed staan. Ik wachtte op het
verlossende „HUUU" en „HOEOE",
dan mocht ik tenminste mijn ogen
open doen. Ofschoon ik op alles was
bedacht, schrok ik oprecht, toen mijn
vier zonen het gehuil aanhieven Eoht
het geschreeuw van jongens, die hun
vader wakker mogen lallen. Ik schoot
overeind en trachtte me nog tc ver
weren tegen de stortvloed van pakjes,
die over me heen vloeide. Veel pa
pier, veel dozen en daar tussenin
kleine snuisterijtjes, die ik allang
nodig had, maar die opgespaard blij
ven voor zo'n dag.
Ja, ik weet nog goed, hoe het ver
leden jaar was. Het zal dit jaar weer
zo zijn. Vaderdag is de dag van alle
vaders. Ik maak me sterk, dat vaders,
die directeur zijn van magazijnen, er
het meest mee in hun sas zyn. Maar
by ons thuis gaat het om de voorpret
en om de napret. Die duren samen
precies 364 dagen.
VADER JACOB.
loodje langt de marktkramen Ie maken
Ami de vooravond van
ZONDAGSBLAD 17 JUNI 1950
5
Terugkeer van yjDE KEI
MARTEN was nu op de thuisreis.
Port-Said waren ze al voortoy, dus
ging heft nu snel huiswaarts. Huis
waarts! Wat hield dat éne woord een
wereld in Zich en hoe dikwijle had hij
daar al over gedacht en zich voorgesteld
hoe het zou zijn iedere minuut dichter
bij huis te komen. Alleen maar gedacht,
nooit had hij zich daarover geuit.
Byna drie jaar was hy weg geweest,
eerst korte tijd op Java, toen op Su
matra.
Gesloten en stil als hij was, zo zelfs,
dat hij soms bijna stug leek, had hy zich
in het onvermydelyke geschikt en allee
aanvaard.
„De Kei" noemden zijn kameraden
hem. Niet, omdat hij zo uitblonk, maar
omdat hij zo hard was.
„Daar stuit nu letterlijk alle6 op af',
wós de opinie van zijn vrienden omtrent
zijn persoon. Toch mochten ze hem wel.
Oude en jonge boek
dere horizonten dan de fabriek hem
bood. Goed geklede kantoorlieden en
andere gebrilde jongelieden liepen
zonder op- of omzien onze kraam voor
bij om zich bij onze welgedane rech
ter buurvrouw vijf repen chocolade
voor een kwartje te gaan kopen, maar
een man met manchesterbroek en ra
felige pet telde negen dubbeltjes en
twee stuivers neer voor de Odyssee in
de vertaling van wijlen Nico van
Suchtelén. Nimmer werd ons duidelij
ker dap deze dag, dat boekenminnaars
en boekenhaters in alle rangen en
standen gevonden worden.
We werden echter verstoord in deze
overpeinzingen door de verschijning
van een jongedame, over wier blonde
lokken omstreeks zestien lentes wa
ren heengegaan. Zij liet haar hemels
blauwe ogen met een ietwat weemoe
dige uitdrukking over onze koopwaar
gaan en ik deed reeds een greep in het
vak, waar ik een werk van Cissy van
Marxveld wist toen ze schuchter de
gans onverwachte vraag stelde: ..Myn
heer, verkoopt u ook drama's?" Helaas
moest ik deze vraag ontkennend be
antwoorden en bedroefd ging deze
lieftallige zuster van de jonge Werther
heen, bedroefd om de tranen, die ze
nü niet zou kunnen plengen.
Een student met een pofbroek aan
en een pijp tussen de tanden had zich
zelfs door dit lieftallige intermezzo
niet laten weerhouden om naarstig
verder te zoeken naar alle lectuur die
hij maar vinden kon over het Sovjet
paradijs en deszelfs leiders, uit welk
fanatisme men haast zou afleiden, dat
deze jonge man eens een gevaar voor
onze maatschappij zal worden. Eén
troost rest ons, de lectuur, die wy
hem verschaften zal zyn bolsjewisering
zeker niet in de hand werken.
We kregen ook bezoek van zo een.
die zich slechts noodgedwongen met
het boek laat confronteren. Deze jon
geman nam zelfs niet de moeite zelf
te kyken naar de lectuur, die zo rij
kelijk voor hem lag uitgestald. „Heeft
u Oostloorn van Ulfers, ik moet dat
ding lezen voor het examen, maar ik
kan het nergens te pakken krijgen",
zo informeerde deze hoofdonderwijzer
in spé heel zakelijk en op mijn ont
kennend antwoord maakte hij onmid
dellijk reehtsopikeert.
ZO trokken ze ons daar voorbij in een
eindeloze stroom. De H.B.S.-nuf-
jes, die hun kennis vftn Franse en En
gelse auteurs voor die natuurlijk
slecht geëdueeerde marktjoden kwa
men uitstallen en door wie Stendhal
en Florence Barclay gelijkelijk ver
oordeeld werden, de spes patriae, die
tevergeefs naar beeldromans zocht, de
man, die zoveel boeken kocht dat hij
de voor vrouw en kroost gekochte
koekjes niet meer torsen kon en daar
om ten einde raad deze lekkernij met
ons tegen nog een boek ruilde. Ja, zo
ver kan een boekenliefhebber zinken
in het moeras van egoisme!
Steeds groter gaten vertoonde onze
boekenvoorraad tot tenslotte om acht
uur in de avond een stel groezelige
als zulks noting bleek. Maar „getapt
i hij niet. In zijn vrije tijd hield hij
aityd wat achteraf en had
Als kind was Marien al stil en terug
getrokken geweest, niettegenstaande hy
groot en vrolijk ge
rote gezin te zamen en hielp de
moeilijkheden dragen, die zich maar al
te vaak voordeden.
In hun straat, vijf huizen verder,
woonde een jongetje: Jantje. Als kin
deren speelden Marien en hy samen. Ze
pasten goed by elkaar, beiden wat stil
jongetjes zich over het restant van
onze brochures ontfermde, lectuur pro
en contra de vrijmaking in de Gere
formeerde kerken, die geen kopers
vond.
Vermoeid maar welvoldaan trokken
we toen huiswaarts, mijn collega met
een ingebonden jaargang van „De Her
vormde Kerk" en schrijver dezes met
„Ivoren Parade" van Han6 van Uden
onder de arm, de beide winkeldoch
ters van onze kraam.
Zo kwam h.et einde van ons korte,
maar interessante bestaan als boeken
verkopers en zo Kunnen we tot in
lengte van dagen tegenover onze res
pectievelijke echtgenoten volhouden,
dat we toch eens de boekenmarkt ver
lieten zonder boeken en met meer
contanten, dan we er heen brachten,
een prestatie, waarop naast ons geen
enkele boekenliefhebber zich zal dur
ven beroemen.
Kameleonitus
D'l is dan de historie van
het gezin dat zich
door een samenloop van
omstandigheden (met
welke uitdrukking -we een
kortsluiting in het brein en
in het bureau van uw die
naar zoeken te bemante
len) mocht verheugen
in diverse visites binnen
een zeer afzienbaar tijds
bestek gebracht door zeer
uiteenlopende dramatis
personae. Of liever nog:
dit is de historie van de
onmogelijkheid van een
juist kaartsysteem alsmede
van de totale onbetrouw
baarheid van alle gegevens
welke u, ik of anderen
omtrent deze bijzondere
familie zouden wensen te
erlangen.
We beginnen bij het be
gin. Op een wijkavond
zegt iemand tegen me: „Er
zijn nieuwe mensen by ons
op de trap komen wonen;
keurige mensen; ze ben
nen ook van de kerk". Nu
moet men aan predikan
ten nooit iets op wijk-
avonden vertellen, die
zitten dan stikvol met
toespraken, afkondigingen,
informaties en rond
Kerstfeest met choco
lademelk, en ze vergeten
meteen wat men hun zegt.
Weliswaar noteren ze con
sciëntieus alle mededelin
gen, maar ze verliezen
daarna prompt hun aante
keningen of stoppen die in
'n verscholen vestzakje
waar ze toeken lang knie
zerig blijven zitten wrok
ken. Om kort te wezenna
vier weken vind ik die
aantekening terug en zeg
tegen mijn assistente:
Loop eens even langs dit
adres en kijk eens wat
daar woont...." Kon ik
vooruit weten dat ik er
diezelfde middag nog vlak
in de buurt zou komen en
er dus meieen zelf even
aangaan? Kon ik verder
weten dat mijn informatie
bron dit bericht bovendien
aan een wijkwerker had
doorgegeven? En kon ik
eindelijk weten dat alweer
deze bron, (die in het alle
daagse leven een diaconaal
gevoede bron is), voor
opperste securiteit ook de
bezoekende diaken meteen
maar 'n trapje
hoger zou
sturen omdat
die keurige
mensen in
meer dan één
zin „omhoog" bleken te
zitten?
Nochtans: deze vijfvou
dige kerkedienst zou zyn
nut blijken te hebben, zy
het ook het trieste nut dat
ik nu geen enkele van mijn
duizendtallen kaarten meer
au serieux durf te nemen
terwijl ik daar nogal zo
trots op geweest ben. Want
zie nu de gegevens welke
deze kerkgezanten hebben
vergaard, en laat ik ze
maar stomweg overnemen
van de desbetreffende aan
tekeningen. We krijgen
dan achtereenvolgens:
a. Rapport buurman:
Vit huizer dwarsstraat 77,
familie Pietersburen, keu
rige mensen, die in finan
ciële moeilijkheden zitten,
maar tot onze kerk beho-
b. Rapport wijksecretares-
se: TJithuizerdwarsstraai 77,
familie Pietersburen? Een
stem bovenaan de trap ant
woordt op de vraag of deze
familie hier woont dat dit
VOLKSWIJK
niet het geval is, en of ik
de deur wel wil dicht trek
ken.
c. Rapport wijkbezoeker:
Vithuizer dwarsstraat 77,
familie Pietersburen. De
man is alleen thuis, aan
gezien de vrouw juist naar
een gehuwde dochter is.
Zegt niets te gevoelen voor
kerkgang of wijkbezoek.
Ontwijkt met grote behen
digheid elke geestelijke
wending in het gesprek.
Informeert wel naar het
spreekuur van de wijk-
predikant en
schijnt van
plan te wezen
zich daar te
melden. Laat
zich evenwel
niet uit over het doel van
een eventueel bezoek. Ar
moedige indruk.
d. Rapport toykdiaken:
XJithuizerdwarsstraat 77,
familie Pietersburen.
Vrouw alleen thuis; man
naar getrouwde zoon. Ge-
zinsgegevens: Jan Piet Pie
tersburen, geboren 22 Juli
1875 te Rotterdam, aldaar
gedoopt en belijdenis ge
daan op onbekende datum
(vrouw wist de desbetref
fende datum niet uit haar
hoofd); gehuwd 2 Januari
1895 met Pietje Jansje Bu-
renpieters, geboren 9 April
1879 te Maastricht, aldaar
gedoopt en belijdenis ge
daan te Amsterdam op 27
Maart 1894. Vragen drin
gend ondersteuning in ver
band met ongesteldheid van
de vrouw, die haar dwingt
thuis te blijven. Volgt
trouw de radioprekenBe
hoefte aan kleding, lakens,
slopen. Gezinsinkomen zo
veel. Gezinslasten zoveel.
De gehuwde kinderen kun
nen onmogelijk helpen.
Aan alles gebrek.
e- Rapport wijkpredi-
kant: Uithuizerdwarsstraat
77, familie Jan Piet Pieters
buren. Geen gezinsgege-
vens gevraagd in verband
met het feit dat wijksecre-
taresse deze zou halen.
Man zegt lidmaat te zijn,
maar op de vraag wanneer
hij belijdenis deed zegt hij
dat hij zich dat niet herin
neren kan, maar zijn moe
der had hem verteld dat
hy het wel degelijk gedaan
had. Blijkt doop en belij
denis te verwarren. Vrouw
ivel lidmate volgens haar
zeggen (27 Maart 1894 te
Amsterdam). Vragen drin
gend om ondersteuning.
Beiden zijn volgens hun
zeggen ziekelijk en komen
zelden of nooit buiten. Ra
dio-kerkdiensten worden
geregeld beluisterd. Kinde
ren allen gehuwd, schijnen
goed huwelijk te hebben
gedaan of het door eigen
arbeid ver gebracht te
hebben. Ouders daarente
gen armoedig.
Dat waren de vijf rap
portenMaar het uiteinde
lijke is na veel zoeken en
tasten het meest verras
sende: U ithuizerdwarsstr.
77, fam. Pietersburen. Ver
huisd zonder vergunning
(vandaar: flier onbekend"
bij deurinformatie). Man
noch vrouw lidmaat (be
richt Amsterdam: naam in
boeken onvindbaar). Door
drankmisbruik aan lager
wal (om de beurt uit).
Geen kinderen. Adres thans
onbekend aangezien met
vele schulden naar onbe
kende bestemming vertrok
ken.
Wykpredikairt.
en teruggetrokken, maar altijd goed ge
luimd. 't Was een stille straat met
kleine werkmansbuisjes, maar in hun
ogen was die straat' een wereld. Was
zyn vriendje niet buiten, dan liep Marien
zijn huis en omdat hij niet bij de
bel kon. rammelde rj,
van de brievenbus, todat Jan naar bui
ten kwam. Dat
woonte.
ge
niet. i
deur, en dat bleef toen later ook zo. Dat
was hun manier om eikaars gezelschap
te zoeken, woorden waren daar niet voor
Samen hadden ze de lagere school
doorlopen en later de ambachtsschool.
Hot spelen op straat had zich in de loop
der jaren veranderd m wandelingen of
uitgangetjes, waar beiden veel plezier
in hadden, maar waarbij heel weinig ge
sproken werd. „Een stel dooie dienders",
zeiden de vrienden.
Merkwaardig was het wel, dat Mar
ten, één uit een gezin met veel broers
KORT VERHAAL
van W. GERLACH
Dit was een kleine vrouw, met zorge
lijke trekken, die een moeilijk leven had.
Na de dood van haar man was het haar
met veel wilskracht gelukt Jan groot te
brengen tot wat hy nu was.
Toen zij 19 jaar waren, werden zij bel
den opgeroepen en gingen in militaire
dienst, dooh niet by hetzelfde wanen.
Toen zy na enige tijd naar Indië uitge
zonden werden, aanvaardden beiden deze
noodzakelijkheid zonder klagen, alleen
zei Jan wel even: ,,'t Is beroerd voor
myn moeder. Nu zy ouder wordt moet
ik toch voor haar zorgen, want zij staat
zo helemaal alleen."
Zo trokken beiden dus heen. En even
weinig als zij vroeger met elkaar ge
sproken hadden, even weinig schreven
zy elkaar. In 't begin nu en dan een.
kort bericht, langzamerhand bleef ook
dat uit. Maar beiden hadden dezelfde
gedachteals we weer thuis zijn zien we
elkaar terug.
Toen, na maanden, kwam daar ineens
het bericht van Jan's dood, gesneuveld.
Marten hoorde het op een eenzame
buitenpoet, en zijn eerste gedachte
wasdie moeder. Hoe moet dat nu
met die moeder? Elven kon hjj niet ver
der denken en toen schoot als een flits
door zijn brein: als ik thuis kom, is Jan
er niet.
Zo mogelijk werd hij nog stiller, nog
meer in zichzelf gekeerd.
Het werd een zware tijd voor de
Nederlandse troepen. Ze maakten hache
lijke ogenblilkken door, aanvallen wer
den afgeslagen, maar ze leden hun ver
hezen daarbij. En de stemming werd
moedelozer.
Marten deed onverstoord zijn plicht,
hielp zijn kameraden op zijn mandei.
bleef zeldzaam
En nu is hij op de bhuisreie.
Waarschijnlijk komen zij op een Za
terdag aan, zullen dus weJ Zondag van
boord gaan. Zondag, dam zyn ze denke
lijk wel allemaal thuis. In gedachten
ziet hjj ze allemaal, zoals ze op hem
zullen wachten en -hij grimmikt even Ach
ja. ze hebben zich op" die thuiskomst ver
heugd. Als ze er maar geen feest van
maken! En weer dwalen zijn ge
dachten
huis, in grote autobussen. Hjj ziet zijn
stad weer, zyn eigen straat, dat stille
straatje van vroeger. Nu is het daar
ongékend druk door alle familieleden en
kenmseen, die hem opwachten. Zijn huis
is versierd: de gebruikelyke slingers en
papieren bloemen, 't Is zo goed bedoeld,
maar 't doet hem zo vreemd aan, na
alles wat hij doorgemaakt heeft. Hij
kijkt ernaar, wat onwefcenbjBc.
zyn plunjezak. En hij ziet zijn hele fa
milie. opgesteld in een dubbele ry tot
aan zijn voordeur.
Maar even wenkt hij met zijn hand
en schiet dan gauw linksaf, vjjf hulzen
verder. Oudergewoonte gaat zrjn hand
omhoog, maar blijft dan plotseling roer
loos, en de bekende raffel komt niet
neer op die andere deur. Hij belt. Voor
het eerst vam zyn leven belt hij aan dat
huis.
Jan's moeder laat hem binnen, sluit
de deur achter hem. Even kijken ze el
kaar aan en ineens buigt die grote forse
jongen zich voorover en zoent die vale,
gerimpelde wang. Elven legt hij zflm
grote arm beschermend om dat tengere,
gebogen ruggetje En zonder een woord
te zeggen, dóet hij haar een zawijgende
belofte.
Dan, met een ruk, richt hij zich op
en veegt met zyn hand, onhandig, zflti
tranen weg.
EJn zij, de moeder. z$ kijkt hem maar
aan en begrijpt en probeert te glim
lachen.
Zonder een woord te zeggen gaat hij
heen. zijn juichende familie tegemoet.
Als hij door die opgestelde familiehaag
naar zijn oudere toeloopt, grinnikt htj
blij, trekt een rare grimas tegen
jongere broertjes, en als enig repliek