c NACHTVLUCHT veovolq vin Piq 3 E3 V. J. SIMONS w;1 MARKTEN ZONDAGSBLAD 15 APRIL 1950 ,DAAR BIJ DIE MOLEN. zelf met zijn parachute naar beneden?" ..Dat wil hij niet, kólonel. 'k Heb het hem voorgesteld. Tom is misschien al dood en anders overleeft hij zeker de noodlanding niet. Maar Mitchell heeft Tom beloofd dat hij zal landen. Samen landen of samen verbranden, zei hij. En u weet, als Mitchell wat zegt... Zijn woorden hameren op Jessie in en toch doet zijn stille bewondering voor Jack haar goed. Hij ziet haar aan en slaat zijn vuile olië-arm om haar heen. ..Moed houden, hoor Jess, die jongen van jou redt het wel. Wat een kei is-ie, we waren geen seconde bang met hem Als er één kans is om levend beneden te ko men. benut hij hem". Als er één kans iséén kans één kans. Het dreunt na in haar hoofd. Dan begint de radio te kraken en een mannenstem zingt: Mijn meisje, als we moeten scheiden. Als '1 q'ur van afscheid straks gaat slaan, Ook dat nog. 't Afscheid straks. „Zet dat ding afl", gilt z? tot de korporaal. De kolonel lept zijn hand op haar arm. ..Kalm meiske. hij ls' nog steeds verbon den met het vliegtuig. Het is Jack zelf, die zingt". Als de diepe tenor vervolgt: En als 't toch eens mocht gebeuren, Als ik zou blijven, ver, ver weg.... zakt haar blonde hoofd op haar arm en haar schouders schokken van diep inge houden smikken. Plots breekt het gezang af. „Hallo, hier Henry. Ik kom terug en zal probe ren te landen. Zet hospitaal-wagens en brandweer gereed. Schpkel nu de radio uit Daar gaat-ie". w Kolonel Francess belt. Buiten klinken de geluiden van wegrijdende auto's en stemmen. Alle manschappen lopen ge spannen en zenuwachtig rond. De kolo nel slaat zijn arm om Jessie en loopt met haar naar ,'t balcon. Het vliegveld baadt in een zee van licht. Aan het eind van de startbaan staan de ziekenauto's met een rood kruis. Verder naar rechts de brandweer. Het geluid van de bommen werper neemt in kracht toe. Het komt nader en nader... Dan zien ze het vliegtuig in de schijn van de zoeklichten. ,.C God, dat kan hij nooit", kreunt de kolonel Met enorme snelheid raast het gt vaart* op de grond toe. De remklap- pen werken niet. De wielen komen niet naar buiten en de rechtervleugel is tot de motor afgebroken. „Hij raakt de grond", roept iemand beneden. Met een vonkenregen van vliegtuigmetaal op be ton giert hij over de baan. En dan ge beurt het. Terwijl een kreet van afgrij zen door de toeschouwers gaat, rijst de staart van de bommenwerper omhoog. De nog onbeschadigde linkervleugel steekt recht in de lucht en als razend draait het vliegtuig op de vleugelstomp. Dan klapt het neer. „Goddank", zucht de kolonel, „niet over de kop en niet in brand!" Hij trekt Jessie tegen zich aan en voelt hoe het meisje beeft Beiden kijken ze naar het tot stilstand gekomen wrak. Brandweerauto's en Rode Kruis-wagens komen naderbij. Ze zien de mannen er af springen en zich in de hoop metaal begeven Er komen nos'meer auto's en andere rijden terug. Plots galmt een doffe knal over het vliegveld en echo t tegen de hangars. Een felrode steekvlam schiet omhoog en zwarte rookwolken walmen op. De figuurtjes rennen in alle richtingen om de gloeiende vuurzee te ontvluchten. In enkele seconden is nel toestel vergaan tot wat smeulend afval.. Jessie ziet de vuurgloed en plots wordt bet donker om haar heen. Ze weet niet, dat kolonel Francess haar in zijn armen neemt en naar zijn eigen kamer draagt. „Is T nu te veel geworden, dapper klein ding?", mompelt hij, als hij haar op de rustbank legt. Schrijlings op een stoel gezeten, ziet hij naar het witte gezicht en strijkt een blonde lok van haar klam me voorhöofd. Dan staart hij over haar heen door de kamer. Vréémd, hij wil zich niet aangetrokken voelen tot zijn mannen. Hij wil niet, want vriendschap met hen maakt je leven alleen maar moeilijker. Nu zie je hen en over een paar uur krijg, je het bericht dat je ze nooit meer zal zien. Vermist, neergescho ten, begraven ergens ver weg. Hoe veel van zijn oude vrienden zijn nog in leven? Hij grijpt de telefoon en probeert zijn stem onverschillig te laten klinken. „Hier Francess, allebei verbrand zeker? Hè, wat?ls 't waarachtig? En hoe is't?Ja. dat dacht ik wel, de schok niet overleefd, maar Mitchell, kerel, 't is een wonder, juist vóór de ontploffing. Wil hij naar z'n eigen ka mer? Nou, als de dokter 't goed vindt, vind ik het best. Hoe is 't mogelijk Jessie slaat de ogen op. De kolonel glimlacht. „Zo. Jessie, lig je even lekker? Ja, ik kon best je vader zijn, hè". „Hoe is 't kolonel, weet u al iets?" „Met Mit- WANDAAG bereikte de bekende Nederlandse schrijfster lna Bou- dier-Bakker de vijf en zeventig-jarige leeftijd, een feit, dat een gerecht vaardigde aanleiding mag zijn bij vernieuwing onze aandacht aan deze figuur te wijden, welke de laatste halve eeuw aan het literaire leven in ons land actief heeft deelgenomen. Het mag dan al waar zijn, dat zij naar haar levensinzichten en religieuze op vattingen nimmer heeft behoord tot een bepaalde groep kunstenaars (nog het minst tot Prot. Chr. groepen), even waar is het, dat er maar weinig chris telijke lezers(essen) zijn, die haar boe ken, waarvan we b.v. noemen „Ar moede", „Het spiegeltje", „De klop op de deur", niet gelezen hebben. Ina Boudier-Bakker heeft reeds veel pennen in beweging gebracht en wie veel van haar weten wil zal genoeg stof over haar kunnen vinden. Zij is niet het type dat zich gemakkelijk in bestaande be grippen laat vangen, m a.w. zij is politiek, religieus en in haar sociale gevoelens een aparte figuur. Een eigenschap, veel wer kelijke kunstenaars eigen, omdat het scheppend vermogen gespeend is van elk collectivisme en het aankweken van een sterk individualisme in de hand werkt. Als schrijfster heeft zij zich nooit laten meeslepen in enige literaire revolutie. Haar leven vertoont een rustige ontwik kelingsgang. Zij was geen wonderkind en eerst op 17-jarige leeftijd stuurde zjj voor chell? O, alles goed natuurlijk, een paar schrammetjes enVerdraaid nog toe, nu zou hij bijna gaan snotteren. Hij lijkt wel een vrouw. Weer loopt hij naar de telefoon: ,,l9 Mitchell al op z'n kamer? Wat? Met Francess, ken je mijn stem nu nog niet? Of Mitchell al op z'n kamer is. vraag ik.... O, is.hij er al.... Nee. niets, zorg dat hij alleen is „Zo, meisje, nu gaan we naar Jack en mag je hem vanavond zelf toedekken. Kun je lopen? Wacht, ik help je wel". Arm in arm met de kolonel loopt ze naar de officiersbarakken. De buiten lucht doet haar goqd. De kolonel gaat eerst binnen. „Jack, kerel, je bent, je bent geweldig.... bedankt, enne.... wat is er met je handen?" Jack's knuis ten liggen vreemd verwrongen op het witte laken. „O, die willen nog niet, ko lonel, ze kunnen niet open door het mar telen met die kist". „Nou, 't beste. Ik ga en zal een verrassing voor je binnenla ten. Maar kalm blijven, denk er aan!" „Zo, Jessie, ga jij nu maar. Maar over een kwartier roep ik je, hoor!" „Ja pa", lacht ze overmoedig. De kolonel glim lacht en houdt de deur open. Juist ziet hij nog, dat een troostende koele meis jeshand op Jack's brandende voorhoofd wordt gelegd.. Dan steekt hij een cigaret op en laat hen alleen met hup grote geluk. Buiten op de seinmast bejubelt een merel de eerste zonnestralen van de nieuwe dag, die de lucht in het Oosten rood kleuren. het eerst werk in aan een tijdschrift. Zij schreef in het geheel niet met de bedoe ling om in korte tijd een erkenning te verwerven, maar als consequentie van haar sterk levend innerlijk, dat een even wicht zocht in het geschreven woord. Om haar levensinzicht op haar schrijf stersloopbaan toe te passen zouden we het zó kunnen zeggen, dat zij gehoor moest geven aan de gave die zij in erfe nis van haar voorgeslacht had meege kregen. (We komen hier breder op terug.) Want dit is in wezen de kerngedachte van al haar kunst, dat geen mens aan het fatum van zijn verleden kan ontkomen. Deze opvatting is vooral sterk tot uiting gekomen in haar grote familieroman ..De klop op de deur" Dr. P. H. Ritter Jr. formuleerde het in zijn boek over deze schrijfster, dat naar we menen in 1931 reeds verscheen (dus toen de schrijfster ruim 50 jaar was) aldus, dat haar gehele kunst gedragen wordt door de falalifeifsgedachte en het fatum van het verleden. Critiek Daarmede raken we direct aan de oor zaak van veel afwijzende critiek op haar werk, want critiek is deze schrijfster niet gespaard zomin van rechts als van links. Een van haar felle tegenstanders, vooral na het verschijnen van haar grote familieroman, was de socialistische schrij ver A. M. dc Jong. Dit is allicht begrij pelijk omdat Ina's verhalen zich bij voor keur in het burgerlijke milieu afspelen. De kleine man. een beetje zielig, bekrom pen en angstvallig, had de liefde van Z!nu ^^ioudier'^Sakker 75 JAAR Haar kunst gedragen door fataliteitsgedachte haar hart. Maar De Jong verweet haar, dat zij in wezen de proletarische ziel niet kende. De diepere armoede van het men senbestaan werd hem in haar werk nim mer reëel genoeg. Deernis met de mens Van christelijk standpunt gezien even min, want de diepste armoede van ons leven wordt openbaar in Christus. Buiten het geloof kan er niets anders van het leven gezegd worden dan dat het diep-in hopeloos arm is. Maar als de schrijfster niet meer doet dan alleen dit feit constateren en demon streren, dan is in zeker opzicht het ver wijt juist: dat haar kunst in diepste we zen pessimistisch is. Dat redeneert men niet weg door te zeggen (zoals Roel Houwink dat eens deed dat de stuwkracht van haar werk altijd is geweest de diepe deernis met de mens. Haar deernis zonder heen wijzing naar Christus zal niets genezen. Christus' deernis alles! Het is 'toch bitter, dat haai liefde tot de mens het leven nimmer heeft kunnen leiden tot een schoon menselijk geluk, de troostende verbeelding. Zij kent niet de Idee van waaruit zij schrijft, maar alleen de ervaring. Zij past zeer scherp in haar werk de stelling toe. dat de smarten van de in zijn natuur gevangen mens geen oplossing kennen. Dat is een waarheid die we als christen volmondig toe moeten geven, maar anderzijds blijkt hieruit, dat wie alleen bij de ervaring blijft stilstaan, niet ziet hoe Christus het leven met Zijn verlos sing doorbreekt, m a.w. hoe Christus het in zichzelf verloren leven van zijn con sequenties verlost. De ervaring alleen laat het leven met de mensen spelen als de kat met de muis. Het geloof, de idee, stelt alle ervaring in een ander licht, het ziet een plan-wij, het Goddelijk plan. Haar stijl Een ander punt, dat dikwijls aanleiding is geweest tot veel critiek, is haar stijl. Zij schrijft (of misschien schrijven we nu juister: zij schreef) dikwijls slordig en onlogisch. In het zot;ven genoemde boek van dr. Ritter, treffen we enige frappante voorbeelden aan. Het is echter niet moeilijk om dergelijke voorbeelden in haar werk aan te wijzen. We zijn het echter met verschillende critici eens. dat men hier met het oor deel voorzichtig te werk moet gaan, want dit, als het ware stijlloze, kan ook per soonlijke stijl zijn. We bedoelen hier eigenlijk dat hier niet geheel sprake is van nonchalance maar van een zekere opzettelijkheid, die ten nauwste samen hangt met de structuur van haar per soonlijkheid. Daarmede zde tekortkomingen op dit terrein niet goedgepraat, maar in een ander licht geplaatst, waarin iets uuide- lijk wordt van haar persoonlijkheid dat zeer veel betekenis heeft; Men kan hier uit voelen de spanning, de innerlijke dynamiek, die een uitweg zoekt in haar werk en een uiterst bezonnen slylering niet verdraagt. Het gaat in haar werk niet om aesthetische waarden, maar om wat zij ons te zeggen heeft. Hier is sprak* van eenzelfde situatie als bij de dichter Slauerhoff, die men ook zijn slordigheid verweet, maar wiens innerlijke spannin gen overtuigend genoeg waren Bij zinsontleding van 1 BB.'s werk komt mep telkens tot de conclusie, dat dc structuur van haar zinnen dan on juist mag zijn, maar dat het psycholo gisch effect dikwijls frappant juist is en raak. Niettemin mogen we constateren, dat zij in technisch opzicht een groei in haar werk heeft getoond, waarin vorm en in houd, gedachte en zeggingskracht, tot grotere eenheid zijn gekomen. Haar werk zal altijd belangrijk blijven in onze Nederlandse literatuur. Het ge tuigt van grote geesteskracht en veel eigenschappen van de menselijke ziel zijn er in blootgelegd, Verder heeft zij altijd bezield gestreden voor het moederschap. Niet alleen gedacht als lichamelijke erva ring, maar meer naar de geestelijke po tentie die het in zich draagt. Dit moeder schap is de voortdurende inspiratie voor haar werk geweest. Misschien is een pleidooi voor het moederschap in voor noemde zin niet zo actueel meer als in de dagen dat deze schrijfster in de vol heid van haar krachten stond, niettemin houdt dit pleidooi zijn waarde. Zo heeft Ina Boudier-Bakker een vruchtbaar en werkzaam leven achter zich en we hopen dat daarom haar levensavond licht zal zijn door dankbaar heid voor de vele grote gaven die God haar heeft geschonken. ZONDAGSBLAD 15 APRIL 1950 5 ■lekende landgenoten thi ZEELOODS, KANAALLOÖDS, HAVENLOODS in IJmuiden Prinses ging zonder loods naar Engeland op: lige Hollandse kust binnenbrengt, die Waterweg en Noordzeekanaal op een prik kent, de „Willem Ruijs" en de „Oranje" doet zwaaien voor de kade en de „Pasteur" onmerkbaar langs de stei ger meert? De namen van dc kapiteins van al die schepen prijken daags na aankomst in vele bladen. Maar de loóds wordt terloops vermeldt en zonder naamsaanduidingl „Om zo en zo laat kwam de loods aan boord" wordt gemeld. De man. die daar boven op de brug de aanwijzingen geeft voor het bin nenvaren van het schip, die zeestromen en zandbanken kent en die, nadat hij het ene schip binnqn gebracht heeft, terstond weer vertrekt om pen volgende boot af te wachten, blijft op de achtergrond. Hij is de bekende onbekende. De man, die iedereen ziet staan en de man, die niemand opmerkt. gegeven heeft Niet omdat hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt had, maar omdat hij plotseling voelde: en nu niet meer. Het is genoeg geweest. Dat overkomt mensen, die verantwoor delijk, riskant en gevaarlijk werk doen soms: dat' zij voelen „dit was de laatste keer. Nu moet het genoeg zijn". Zo loods Simons. Hij heeft 39 jaar ge loodst. Tien jaar als leerling. Daarna als loodsman. Én hij is de speciale loods ge worden van grote Amsterdamse rederijen als de Nederland, dc K.N." maatschappijen. i andere Toen de „Oranje", na de oorlog, voor de eerste maal Amsterdam bevoer, stond de heer Simons op de brug. En de destroyer, die in 1940 IJmuiden aanliep om het gezin van Prinses Juliana en Prins Bernhard naar Engeland te brengen, loodste hij de buitenhaven bin nen. Maar dat is een heel verhaal. Het begon in die oorlogsdagen van Met 1940 met de Iris. Dat was omstreeks 11 Mei. Het schip moest buitengaats ge bracht worden en dat leverde moeilijk heden op. want er lagen mijnen en ander oorlogstuig voor de uitgang van de bui tenhaven.-Maar er moest gevaren wor den. Later.bleek waarom. Er ging eon schip vóór de „Iris uit naar buiten. Het. liep op een mjjn én de gezagvoerder zette het bij de Noorderpier aan de grond. „Toen was het de beurt aan de „Iris Die glipte naar. buiten terwijl een Frans vliegtuig laag over het water scheerde om de mijnen, die er lagen magnetisch "tot ontploffing tc brengen. En dat vlieg tuig van de bondgenoten werd door eigen luchtdoelartillerie uit het fort met af- weorvuur bestookt. Een zenuwachtige boel. Maar de „Iris" bracht ik buiten gaats. En later hoorde ik van de kapitein, die ik in Engeland sprak, dat er voor 80 millioen aan goud in gezeten had". „Een of twee dagen later vroeg een Engelse destroyer loodsassistentie voor de kust. De loodsboot erop af en Simons aan boord. De kapitein moest de Noorder- sluis in en hij moest daar zo komen te liggen, dat hij zó weer weg kon. Nou dat ging met een beetje pijn. maar het ging. Ik klaarde het het schip rond te zwaaien en achteruit de Noordersluis in te krij gen. Toen nam ik afscheid van de com mandant; hij lekende m'n certificaat af. Toen hoorde ik, dat er belangrijke Ne derlandse personen met dat schip naar Engeland zouden varen. Ik ben toen naar de commandant teruggegaan en heb mijn diensten als loods aangeboden. „Ik wil U ook wel weer naar zee terugbrengen' zei ik. De commandant praatte toen lang en breed en ernstig met zijn eerste officier. En ik vertelde hem nog eens. dat ik be reid was mee terug te gaan, om zijn schip naar buiten te brengen. Maar na veel ge praat weigerde hij loodshulp. Hij zou het zelf wel klaren Hij heeft het inder daad geklaard. De Prinses en de Prins en de kinderen zijn aan boord gegaan en vertrokken. Zonder Nederlandse loods hulp. Het was vreemd. Ik heb nooit be grepen, waarom die Engelsman het risico Vier dagen later ging de loodsboot, met wie er op waren, naar Engeland „Om elf uur op 14 Mei nam ik afscheid van m'n vrouw. In November 1940 hoor de zij. via Amerika, voor het eerst, dat ik in Engeland was aangekomen. En in 1945 waren we weer bij elkaar". Oorlogsjaren met allerlei functies bij de marine waren het. Voor mevrouw Simons waren ze gevuld van illegaal werk. dat zij in Laren verncblte Een kleine gezette vrouw. „Hebt U ooit in zorgen gezeten om Uw man?" „Vroeger wel. maar later niet meer. Alles went. En hij voer gelukkig". „Heel gelukkig", zegt de man. „Eens een schram en eenmaal een splinter van een balk. En dat was alles". Er vajt een officiële waardering van minister Schokking jegens de loods Si mons voor me op tafel. Die geldt het bin nenbrengen van de „Grote Beer" op 23 October 1949. Het was een dag vol storm en de loodsdiensten van Vlissingen en de Hoek waren al gestaakt. Toen kwam de „Grote Beer" voor IJmuiden, vol solda ten uit Indonesië. „Kan het?" vroeg de kapitein. En de loodsdienst in IJmuiden zei: „Het kan". Want het tij was goed en als het water nog meer zou toeschieten zou de loodsschipper zijn vlag moeten inhalen; ten teken, dat er niet geloodst werd! Dus vooruit maar. In de sloep en naar de „Grote Beer". Ik keek het eens aan. Ik dacht: het kan best een flinke uitschieter worden, maar we liepen nor- Zo gaat dat: normaal. ..Twaalfhonderd jongens worden door stormweer heen over zandgronden en door geulen naar moeders en meisjes gebracht. Als dat mislukt heet het een ramp en alle kran ten staan drie weken lang boordevol. Als het goed gaat een aantekening in een journaal: „Hebben schip normaal be- loodst". En een bedankje van de minister daarna Maar dóar is zo'n loods dan ook ontzag /jk trots op. En het is te begrijpen. Want net kon! Dus moest het! Hoe je loods wordt? Ja. door eerst als stuurmansleerling te varen en daarna als leerling loodsman goed je ogen te ge bruiken. Iedere loodsman heeft z'n eigen merktekens in zee en aan de wal Een paal, een licht een torenspits. Dat hangt van jezelf en je leermeester af. En de rest is ervaring. En zorgen dat je altijd een meter of negen water onder de boeg houdt!" Of de koopvaardij en het zwerven over de zeeën niet meer trekt? „Mij niet. Er is geen mooier vak dan dat van loodsman. Altijd scanning; altijd directe voldoening en altijd dankbare mensen. De kapitein, de opvarenden en jijzelf als loodsman. Want je houdt heel wat in je handen op zo'n moment". De IJmuider loodsen brengen het schip uit zee de sluis binnen, het kanaal door en in Amsterdam voor de wal Het is een hele opdracht. Als het erg druk is, varen ze tot in de sluis en dan gaan de van Amsterdam komende loodsen ermee naar de haven. Een week zijn ze van huis de loodsen*, Dan koersen ze per loodskotter voor de kust. Vroeger was dat anders. Toen zeil den ze tot Dungenes om daar de schepen al op te vangen. Dat was Simons' leer school. Hard maar nuttig. Hij had vele malen loodsschipper kun nen worden. Maar dan zou nij nooit meer als loodsman op een schip gekund hebben en dat lokte hem niets „Zo is dat loodswezen. Als het je te pakken heeft, laat het je niet meer los. Tenminste mij Een kleine, rustige man. Hij heeft een wat peinzende blik. In zijn huis herin nert niets aan de zee. Hy zou even goed reiziger in handgebreide wollen goede ren of zo iets kunnen zijn. Hij is nu zeven en vijftig. Een mooie leeftijd om er mee op te houden Maar wat als straks de „Iris" loeit voor de pieren en de grove roep van de „Oranje* tot in de huizen aan de Wijk aan Zeese- straat doordringt? Zal de loods dan binnen kunnen blij- Een kleine, rustige in vroeger tijd een aLouöe tpaöitie, óie noq voootleeft DE markt is in de regel het c punt der stad, het knooppunt van alle straten en wegen, waarlangs op marktdagen stedeling cn landman trekt, om er zijn simpele handel te drijven. In onze tijd beklemtoont men vooral deze laatstgenoemde actie, in tegenstel ling feitelijk met vroeger, toen men markten wel bestempelde als „minia tuur-kermissen". omdat naast de handel het pleizier-maken een brede plaats be sloeg en het niet zelden voorkwam, dat het overgrote percentage der markt- bezoekers de stad bezocht uitsuitend met het laatste doel voor ogen. In alle geval benutte men slechts de voor middag voor de handel, terwijl 's mid dags kermis gehouden werd. Vooral de vroegere paardenmarkten moeten razend pleizierig zijn geweest. Zelfs werden voor deze gelegenheid aparte liederboekjes in het licht gege ven, die Verscheidene drukken beleef- Tradities zijn moeilijk af te schaffen, omdat ze gewordteld zijn in het volks bestaan van jaren her. En wanneer dan de aloude toestanden, waardoor ze ge boren werden, zijn verdwenen en de verhoudingen, waardoor ze tot aanschi/n kwamen, totaal gewijzigd zijn. bleven ze vaak nog voortleven, al begrijpt de mo derne mens ze soms niet meer. Zo dan bleef de bevolking toch datum" als uitgaansdag beschouwen. Deze toch bracht enige afwisseling in de meermalen bleke, dagelij-kse sleurgang van het plattelandsleven. Nog hoort men wel spreken van de „Bomimelse mutsenmarkt". Toen de paardenmarkt van Vrijdag, na Vasten avond, te Zaltbomimel in feite reeds was opgeheven, kwamen op voormelde dag er toch nog zoveel vrouwen en meisjes samen, dat de karakteristieke naam „mutsenmarkt" recht van bestaan Het marktkruis In de Middeleeuwen werden de markt ten vaak gehoude-n op kerkelijke her denkingsfeesten. Er heersrte dus een ge wijde sfeer Tallozen stroomden er heen, van hein- (Vervolg op pag. Gemiste bruidssuikers gaat niet door, dominé," zegt de oude baas, een beetje ernstig en een beetje triest. Ik weet best wat hij met dat „het" bedoelt: het is de late bruiloft, die hij eindelijk op zijn zeventigste jaar zou gaan houden. Ach, hoe gaat dat: met trouwen be gin je héél vroeg in arge loze onwetendheid omtrent de talloze konsekwenties, of je bedenkt je eerst nog eens en voor je het weet kom je tot de ontdekking dat de houwelijcke staat ook niet alles is. Je ziet vrienden, die zich piep jong in dat grote avontuur gestort hebben en die nu spijt voelen als de haren op hun hoofd. Je ziet het voorwerp van je prille aanbidding met een ander stadhuiswaarts schrijden cn drie jaren later vraag je je verbijsterd af wat je ooit voor aantrekkelijks in zo'n vrouiuspersoon hebt kunnen ontdekken een verbijstering doortrild van dankbaarheid dat je er lekker niet ingelopen bent. En dan wieken de jaren al vlugger voorbij eer je het weet loopt een volgen de generatie op vrijersvoe ten en zelf tel je niet meer mee op de huwelijksmarkt. Tot de oude dag aan de horizon verschijnt. Dan krijgt de gulden vrijheid donkere randjes; dan vraag je je af of het wel zo ver kieselijk is om eenzaam en onverzorgd van pension naar pension en van loge ment naar logement te trekken. Wat zal er met je gebeuren als je eens ziek wordt? Wie zal bij je zijn in je laatste maanden we ken en uren? Wie zal je weg brengen naar het kerkhof? Zal er dan nie mand wezen; die ook maar één traan om je plengt? Dat is toch ook wel heel hard en in de herfst des levens ga je zinnen op een mogelijk huwelijk. De geschiedenis herhaalt zich. Eens was je een jonge kerel niet handen aan zijn lijf, met een goeie baan en een vast week geld daar zijn de meis jes dol op en je kon te kust en te keur gaan. Nu ben je een oude baas met een Spaarbankboekje, met een oude rdomsuitke rink je en met vadertje Drees als een bescherm- eiigel boven je kale bol daar zijn de bejaarde meisjes ook dol op en weer heb je maar één vinger uit te steken of meteen hangen er rissen trouwlustigen aan. Weduw vrouwen, die hun gemaal jaren overleefd hebben. Andere weduwvrouwen. die meer dan één gemaal meer dan vele jaren over leefden. Gescheiden opoe- tjes, die achteraf menen dut hun ex-lieve man en kel en alleen de schuld was van het verscheurde trouwboekje. En princi pieel ongehuwd gebleven meisjes, die tabak hadden van mannen en kinderen, en die uit noeste arbeid ook een Spaarbankboekje hebben overgehouden, óók een pensioentje fokten en ook vadertje Drees ver heerlijken. En ach, dat deze oude baas uit zulk een onuitputtelijke voor raad van mnaelrikheden nu juist de UerslecMste Uit de VOLKSWIJK moest kiezen; dat hem in deze tombola met louter prijzen precies de enige Niet te beurt moest val len. Terrvijl het toch alles zo prachtig leek. Ga zelf maar ng: hij. is kerks en zij is het ook. Dat zegt toch wel wat, nietwaar? Dat komt wer kelijk niet huis aan huis voor dat oude mensen in hun lange leven de kerk met de rug hebben toege draaid. Maar zij beiden 2ijn trouw gebleven; voor al de vrouw. Ik geloof niet dat er één kerkelijke plechtigheid binnen de pa len onzer stad zich afspeelt zonder dat zij onder de aanwezigen wordt opge merkt. Ker kelijk dan ge nomen in de meest uitge breide en diepste zin, want 2ij gunt hervormd en ge reformeerd, baptist en heilsleger, stadsevangelisa tie en wijkavond, secte en high church zonder onder scheid haar clandisie. En overal zit ze vooraan en schudt alsmaar van „Ja" behalve als er gecollec teerd wordt want dan schudt ze van „Nee". Niet uit gebrek, maar uit voor zichtigheid omdat je nooit weet wat je nog boven hef hoofd kan hangen. Misschien had dat „Nee" hem kunnen waar schuwen, maar hij schijnt het niet te hebben opge merkt. Ook oude lie/de schijnt blind te wezen. In elk geval heeft hij het in de eerste verïoiringsmaan- den ook niet opgemerkt dat zij altijd geld nodio had. Nooit grote bedragen. maar wel permanent klei ne sommetjes. Als hij haar bezocht, ivas er altijd iéts op. De thee. O] de suiker. Of de melk. Of de koffie. Of de aardappelen. Of weet ik wat: verbazing- wekkend hoeveel levens middelen plotseling op kunnen zijn. Dan moest dat natuurlijk gauw even gehaald en pleitte het niet voor haar bezonnenheid dat ze nooit schulden wil de maken? Mag men dat niet prijzen in een verstan dige huisvrouw? En ligt het tevens niet in de aard der dingen dat de toekom stige gemaal dan zijn beurs te voorschijn haalt en die paar centen voorschiet? Vooral wanneer daarna bij Jiet nu aangevulde sui ker-, thee-, melk- erf kof- fiepotjeernstig gestoken wordt over de naderende grote bruiloftsdag en wie van alle predikanten, voor gangers en evangelisten de ere beschoren zoude zijn om dit volmaakte echtpaar over te trouwen Week na week had zij daarvoor een nieuwe can- didaat en spoorde hem aan die nog eerst te gaan ho ren en dan nader te beslis sen. Week na week maanden aaneen. Tot hij de ontdekking van zijn leven deed: dat vele kleine uitaaafjes zijn Spaarbank boekje hadden gehalveerd en dat er altijd nieuwe predikers opstonden om gehoord te worden..... „Het gaat niet door. dominéwat ernstig, wat triest. „Ze plukt me kaal, daar ben ik geen ze- nentia voor geworden..." W-jkpredikant.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 12