onze j€uqó-p&qin& f KABOUTER ROODMUTS DE BENGELS 2 ZONDAGSBLAD 15 APRIL 1950 L VOOR öe VROUW PLUK liet ogenblik 11 P? zijn altijd nog i mij pondentie bleek die menen, dat de voorwaarde, om gelukkig te zijn, in de uiterlijke omstandigheden ligt. In ons al len is de hang naar geluk, of wilt ge: het heimwee naar het verloren Paradijs. De één haakt naar dit, de ander naar dat. Rusteloos jagen wij voort naar één of ander ideaal, dat voor ons geluk be tekent. De één denkt: als ik maar één maal dié trap op de maatschappelijke ladder bereikt heb, zal ik gelukkig zijn en voegt er dan nog welwillend aan toe: méér zal ik dan niet verlangen, heus niet I Een ander denkt: als ik maar één maal getrouwd ben Ien wéér een ander: als ik maar een behoorlijk huis had. om zonder de aanwezigheid van vreemden, in te wonen I en nog één denkt: als m'n kinderen maar éénmaal zó ver zijn. dat ze op eigen benen kun nen staan 1 Zó jaagt ieder voort naar één of ander ideaal, dat voor hem of haar geluk betekent. Maar de tragiek van deze rusteloze jacht is. dat dit lokkende licht aan onze horizon steeds verder wenkt, wanneer wij het bepaalde punt bereikt menen te hebben. Want dan willen we óók dit nog of alleen dat er nog bij. Wij durven het onszelf nauwelijks te bekennen, dat wij. nu wij een zekere maatschappelijke wel vaart bereikt hebben, nu wij getrouwd zijn, een aardig huis bewonen, nu de kin deren volwassen zijn. onszelf tóch nog niet gelukkig voelen. We hadden het ons zoveel mooier voorgesteld! Hebben wo daar nu zovele jaren voor gezwoegd en geslaafd? O. die bittere ontgoocheling, tot de conclusie te komen, dat we een schijnlicht hebben nagejaagdl Velen blij ven op dit punt steken, om hun verdere levensjaren in mokkende opstandigheid tegen hun lot te slijten. Andere gooien zich op een nieuw ideaal, scheppen zich gelukkig worden ook zij nooit I Hoe komt dat toch Omdat zulke zoekers naar geluk, wil lens blind zijn. Geluk ligt nooit in de omstandigheden buiten ons, maar het ligt in ons. Het is een geestelijk bezit en binnen ons a 11 e r bereik. Voor ons chris tenen staat dit voorop, dat wij. die de levende Heiland liefhebben, a 11 ij d ge lukkig kunnen zijn. met dié diepe vrede in ons hart, die alle verstand te boven gaat. Maar hóé zetten wij dit opstan dingsleven nu dagelijks in de praktijk om Door ieder ogenblik met ópen ogen van Gods goedheid te genieten. Kennen wij het gevoel van diepe te vredenheid na een met toewijding ver richte arbeid En ligt het diepst ge luk niet hiérin: een ander gelukkig te maken Een ander onbaatzuchtig te hel pen, te troosten, te steunen Geniet déze gewaarwordingen voor ontvangenl Maardat ogenblik van tóén ging verlorenl Dat komt nooit weer terug. Geen innig contact kan voor de tweede maal geschapen worden. En we hadden het kunnen grijpenl Gelukkig te zijn met de dingen van het ogenblik, is een les, waard om te lerenl Ik denk aan een beschamend voorbeeld in mijn leven. Een meisje van twaalf jaar. dat in een ziekenhuis lag. Zij wist, dat zij nog hoogstens een maand te le ven had. ..Maar", zei ze. „ik kom geen één avond klaar met danken". „Waar dank je dan allemaal voor?" „Voor iedere zonnestraal, die over m'n bed is gekomen, voor de bloemen, die ik daar beneden in de tuin zie bloeien, voor duizend lieve woorden, die nfensen tegen mij zeggen, voor m'n eten en m'n drinken, m'n lekkere bed en nog voor duizend dingen meer. die ik nooit gehad zou hebben, als de Heere Jezus niet op aarde was gekomen enals ik aan Hèm denk. heb ik geen wóórden In dat kinderhart brandde de vlam hóóg-op, die nooit te doven is. o het begin van de eeuwige vre Zij genoot de eeuwigheid in het ogen blik. En dat kunnen al Zijn kinderen, dóór Hem 1 MARGARETHA. mdat zij de volle 100 pet I Als u de knoppen van de kastanjeboom ziet, hot frisse groen aan bomen en struiken, de voorjaarsbloemen in hun verscheiden heid van kleur en vorm, de lammetjes in de wei, de zon aan de blauwe hemel, toe rust dan eens even en geniet dit ogenblik, dat boordevol is van de goed heid van uw hemelse Vader, ten volle I Dit is juist het erge van een jagen ach ter oen schijn-geluk, dat wij ons geen tijd gunnen, ons op te houden bij de vele, zéér vele liefelijke plekjes langs onze Zo kan het ons gebeuren, dat wij lieve dingen van onze kinderen voorbijgaan, omdat wij ons geen tijd gunnen te luis teren. We jagen immers naar dat andere I? En als we dat „andere" bereikt hebben? Hoe innig wensen wij ze dan weer klein, om hun liefheid en aanhankelijkheid te ZO NIETI Een modedwaasheid, die alleen getuigt van slechte smaak. Een stijl wit piqué boord met zwatt /Juwelen strikje, ge dragen boven een decolleté. DE VROUW IN HAAR BEROEP Gastvrouw, cassière en ordebewaarster in de rijdende autobus Pepita gebracht op de modeshow van de modelgioep voor dameskleding. Precies helxelltfe model was ook uil- gevoerd in zachte crème los geweven wollenstot, met zwart a/gebiesd. FjE Nederlander moet altijd even „wennen" aan „nieuwigheidjes" en dat wennen gaat meestal gepaard met een wat af wijzende houding, die men later dan weer vergeet juist omdat men,dan aan dat nieuwigheidje is ge wend. Ingewikkeld, deze stelling? Weineen. Ge weet het zelf wel. De Neder landse aard is conservatief en niet zo gauw warm te maken voor iets bijzonders. Ge meent, dat de vrou wen, die de emancipatie vóórstonden en ijverden voor de gelijkstelling der vrouw in staat en beroep alléén daarmee hadden te maken? Neen, deze hou ding, ook al is zij dan mis schien ietwat soepeler ge worden, werkt nog altijd door. Vraag het maar eens aan onze conductrices, die zich hebben vertoond in een splinternieuw beroep, dat kort voor de oorlog bekend begon te worden. Toege geven, zij hebben een moei lijke tijd gehad, doordat de Duitse bezetter vrouwelijke conductrices op de tram zette, vrouwelijke post- lopers en andere vrouwen in niet-militaire uniformen stak en ze deed werkzaam zijn op de plaatsen, die aan de weggevoerde of 'ondergedoken mannen be hoorden. Dat werd een dobber voor de meisjes, die hiel den van haar beroep als autobus-conductrice. En kijk. na de oorlog zijn de meisjes van de tram ver dwenen. maar in de bus ziet men ze nog altijd. En nuoch, nu is het vooroordeel alweer over wonnen en realiseert men zich nauwelijks, dat het beroep van de bus-conduc trice eigenlijk nog maar een jong beroep is. Maar intussen hebben de meis- kes zich dikwijls een on welwillende houding van het publiek moeten ge troosten. Is het misschien daar door gekomen, dat zij, van haar kanit, wel eens wat arrogant optreden en niet altijd de zachte, vriende lijke toon weten te vinden? Hoe het zy, Nederland „kent" nu zijn conductri ces en breekt er zich het hoofd niet meer over. Spreekt men hier en daar eens met zo'n meiske- in-uniform, dan blijkt het wel, dat ook dit beroep op de ..gewone" manieren wordt gekpzen. De één zegt: „mijn vriendin is ook conductrice en toen ben ik het ook maar ge worden", de ander: „ik moet niks hebben van de huishouding, ze gebruiken je overal toch maar als werksterde ander: „ik heb het altijd zo graag gewild, het leek me fijn. Zo ziet ge het: ook hier bij is niets nieuws meer. De sensatie van het bui tenissige is er niet meer bij. Het uniform trekt na tuurlijk wel en de ver meende „vrijheid' lijkt zo mooimaar dat alles valt, wil men de meisjes geloven, toch maar erg tegen. Aan dat uniform ben je zomaar gewend het kan zelfs danig lastig zijn als het warm is. De „vrijheid" bestaat alleen... na de dienst. En dat is heel logisch. Is de bus eens leeg. dan kan de conduc trice zo van halte tot halte een poosje zitten, maar ge woonlijk is het staan en waakzaam zijn en hard werken. Gc weet uit ervaring, hoe vermoeiend het is, wanneer ge een kwartier in een schommelende bus moet staan. Hoe denkt ge dan, dat de conductrice zich na haar volledige dagtaak voelt? „Dikwijls geradbraakt. en vooral op feestdagen en 's Zaterdags". Geen won der! En eigenlijk is het zo'n meiske niet te verwij ten, als ze dan eens wat korter is dan U, die een Wie vis eet, krijgt vitamines binnen Munten de magere vissoorten uit door hun eiwitgehalte, vette vis heeft, be halve haar grotere voedzaamheid, nog een ander voordeel. In het vet van vis soorten als haring, bokking, makreel, sprot en paling zijn twee stoffen opgelost, die voor on^b^'g^zondheid een groot belang hebben. Dat zijn de vita mines A en D. Van vitamine A hebt U zeker wel gehoord in verband met de margarine. Vooral in de wintermaanden komen wij aan dit vitamine dikwijls tekort. Nu zal men daar niet onmiddellijk kwade ge volgen van ondervinden, maar op de duur kunnen er allerlei ziekten en narig heden, onder andere oog- en huidafwij kingen, er het gevolg van zijn. Dit vita mine behoedt namelijk ons lichaam te gen het binnendringen van ziekte kiemen. Vitamine D bevordert de afzetting van kalk in onze beenderen en ons gebit en voorkomt daardoor bijv. de Engelse ziekte. (Daarom worden van dit vita mine extra hoeveelheden voorgeschreven aan aanstaande en jonge moeders). 's Zomers kan deze stof zich ook vormen in onze huid, onder invloed van het zonlicht. Maar in de winter en het vroege voorjaar kan alleen ons voedsel ons van deze 'stof voorzien. Daarom is het geregeld gebruik van bijv. haring ook uit dit oogpunt zo sterk aan te raden. Ook in magere vissoorten komt wel wat vitamine A en D voor, voornamelijk in de lever. Verder bevat verse vis nog vitamine E, dat onder meer de eetlust opwekt en vitamine C, dat eveneens weerstand geeft tegen infecties. Ook om haar vita mine-rijkdom is vis dus wel een koste lijk voedingsmiddel! £n de knipt Een simpel voorjaarsjaponnetje, dat ook zonder mantel op de eerste zomerse dagen dienst kan doen. Het is eenvoudig van snit, de garne ring is eigenlijk de doorlovende knoop- sluiting. Zakken en manchetten wor den bovendien afgewerkt met een tye» in contrasterende kleur. Midden achter heeft de rok een halve plooi. Het pa troon, no. 61, is verkrijgbaar aan onze bureaux tot 25 April, tegen betaling prettige visite gaat maken, wel lief is Dc moeilijke puntjes van het beroep zijn: „je goede humeur tc bewaren als je een bus vol lastige school jongens hebt, of als het zo vol is en de mensen willen niet meewerken door in te schuiven, of.... als je aan een halte na allerlei gevechten toch nog mensen moét laten staan, omdat de bus vol is En dan het letten op sommige passagiers, die proberen „onder te dui ken", d.w.z. niet te beta len. Ach ja, je hebt ze al tijd weer en ieder ogen blik kan er een controleur opstappen! En dan, de spanning van elke dag: het tellen. Afge geven kaartjes en ontvan gen geld moeten kloppen. AndersTja, er is geen „anders". Je hebt maar te zorgen, dat het klopt, des noods met je eigen porte- Dat vergt dus accura tesse, heel de dag door. Zelfs in de grootste druk te. Letten op het knippen van de af te geven kaart jes, letten op het ontvan gen geld, op het wissel geld. Dat op zichzelf is ook al vermoeiend. Neen, veel „vrijheid" laat dit beroep niet En tochover het geheel houden de meisjes van haar werk. Het is afwis selend, je komt met aller lei mensen in aanraking, je zit niet de hele dag op een stoel tussen vier mu- Zo leeft en werkt de conductrice. Vindt ge haar soms wel wat by de hand? Maar moet ze dat niet wezen als ordebe waarster in zo'n bus, waarin allerlei publiek, ui keurig, onbe- welwillend, ru- n rustig, heel de 1 uit gaat? slordig leefd en moerig i Phé Wynbeek. van 0,35. Het wordt toegezonden na ontvangst van f 0,50. Ook te voldoen door het plakken van f 0J0 postzegels boven de normale port op de adreszijde van een briefkaart. Voorradig in de maten 42 - 44 - 46. Maat 48 op bestelling. Voor het model is nodig 2% meter stof van 130 cm of 3,75 meter van 90 cm breed. ZONDAGSBLAD 15 APRIL 1950 7 ZEVENHONDERD ANSICHTKAARTEN EN 8 PRIJSWINNAARS i nichten! Geweldig, nou, ik kan merken, dat jullie Paasvacantie gehad hebben, hoor. Wat een brieven, wat een brieven! Maar, voordat ik iets over Jopie Haas ga vertellen, eerst ccn belofte nakomen. Jullie herinneren je nog wel, dat we twee weken geleden met z'n allen door middel van een ansichtkaartje op bezoek gingen bij de kinderen in het Rotterdams Zeehospitium in.Katwijk aan Zee? Wel nu, op de foto. die je hier naast vindt, kim je wel zien, hoe blij de zieke kinderen zijn met jullie kaarten. En als je nu nog het briefje leest van zuster Van Duyl uit Katwijk, nou, dan behoef i k niets meer te zéggen! Kier komt het: Aan Oom Karei van 't Kinderhoekje. Tientallen, neen, honderdtallen kaar ten zijn het hospitium binnengestroomd en op dit ogenblik zyn er al 700 geteld en aan de kinderen doorgegeven. Ze zijn er natuurlijk heel blij mee, maar omdat het voor hen zo mocilyk is, zelf terug ie schrjjven, doe ik het maar uit aller naam. Er waren veel Paaskaarten by met goede wensen voor Pasen en van alle kanten stads- en dorpsgezich ten, kleur- en knipplatcn, te veel om op te noemen. Van een school kwamen er tientallen brieven, dan aan grotere kinderen zyn gegeven. Zoudt U in Uw kinderhoekje al Uw jeugdige lezers en lezeressen harteiyk willen danken, uit naam van de kinderen in het Zeehos pitium? Zuster S. C. Van Duyl Natuurlijk zijn alle neven en nichten blij, dat ze samen de kinderen in Katwyk zo'n plezier gedaan hebben! En nu: JOPIE HAAS! Nou, jullie hebben zitten broeden op dat ei, hoor! De een vond het makkelyk, de ander had er wat méér moeite mee, maar de meesten hadden de oplossing goed. Het was: EIERDOPJE. En uit de grote stapel goede inzendin gen kwamen de volgende acht prijswin- naartjes voor de dag: Nellie van Egmond, 11 jaar; Henk van Schothorst, 11 jaar; Rina v. d. Does, 10 jaar; Hans dc Vries, 10 jaar; Nellie van Tol; Ria Quak, 7 jaar; Wemmie Wiselius, 9 jaar en Douwc van Boven, 9 jaar. Allemaal hartelijk geluk gewenst. Be valt het cadeau jullie? Joke Lankhuüsen heeft zelf nog eens een heel apart verhaaltje van Jopie Haas gemaakt. En ze tekende er èen leuk plaatje by. Nou, ik heb genoten, hoor! Cobi de Klerk. Oeff! Wat moet ik daér op antwoorden. Of ik altijd alléén de raadsels verzin? Nou, heleméél alleen niet, hoor. Er zyn nog een paar vriende lijke ooms èn een tante, die me trouw helpen. Samen doen we ons best, om iullie in het Zondagsblad gezelligheid te brengen! Janneke Warnaar. Zo, ga jij gauw naar de huishoudschool? Ik hoop maar, dat je het daar naar je zin hebt. Dat zal best gaan, hè? Gerrit den Haan. Ja, Gerrit. als het regenachtig weer is, zoals met Pasen, is het best leuk. als je wat te doen hebt, hè? Doe je de volgende week wéér mee? Jopie Bregman. Jij houdt zeker van mooie boeken, Jopie? Wie weet, win je nog wel eens een prijsje met de wed- stryden van Oom Karei. Willie Baak. Nog wel bedankt voor je Êpede Paaswensen, meid! Zo, vond je et verhaaltje van Jopie Haas leuk? Anneke Brandsma. Zeker. Anneke, er waren er inderdaad méér dan acht. die aardig, vind je niet? Zó houden spanning erin! Je opstel heb ik gelezen en ik vond het erg grappig, dat je geschre ven hebt van die professor, die een straal water op zijn hoofd kreeg. GCrrit Kaper. Marianne Selles, Albert Stiehstra, Jopie Links en andere neefjes ■lijk heel blij en nichtjes, hartelijk dank voor je mooie, gekleurde oplossingen. Helaas kan ik niet alle neven en nichten beantwoorden, want dan zou ik drie Zondagsbladen no dig hebben. Maar dan doe ik het zó- een hele grote armzwaai als groet aan jullie allemaal! Volgende week gaan we weer wat leuks doen. OOM KAREL. en het elfenfeest i onderonsje. Jan v. Leencs. Zoiets heb ik nog nooit gezien. Jan. Heb je er laag over gedaan, voor je dat ei zo netjes had uitgezaagd, geverfd en daarna in dat houten dopje had gestoken? Keurig, hoor! jTRGENS in het bos stond een grote kastanjeboom. Daar bloeiden wel duizend kaarsjes aan. Elke avond kwam de maan die kaarsjes aansteken. Dan leek de boom wel een reusachtige kerst boom. En dan kwamen de elfjes, die in de witte waterlelies van de bosvijver woonden- Ze dansten in het gouden licht en vierden feest. Onder die kastanjeboom groeide een paddestoel met een rode hoed op een lange, witte steel. Maar het was geen gewone paddestoel. In de steel zag je een raampje en een deurtje. Het was een huisje, een heel klein huisje. Daar woonde een kaboutertje. Hij had Het was heel gezellig in het kabouter- huisje. De kastanjebladeren fluisterden heel de dag mooie verhaaltjes en de vo gels zongen vrolijke liedjes. En toch was Rooomuts niet bly. Hij was verdrietig. Weet je. waarom? Hy wilde zo graag het elfenfeest eens zien. Maar de elfenkoningin had gezegd: „Kaboutertjes mogen niet op mijn feest komen." En elke avond stuurde ze een boze fee. Die strooide een paar korreltjes in de ogen van Roodmuts. Daardoor viel hy Dat vond Roodmuts erg naar. Het v De kaa d eerste blaadjes dwarrelden al neden, net alsof het sneeuwvlokjes waren- Het werd een beetje donker. Roodmuts zat in het gras voor zijn huisje. Hij keek naar de kaarsjes. Het eerste zou wel spoedig gaan branden. De maan kwam dadeiyk op. En aan vielen zyn ogen toe. Maar waarom fluisterden de kastanje bladeren zo verdrietig? En wat vertelden ze elkaar toch? Hy luisterde. Ze zeiden: „Vanavond zal het geen feest zijn. Kijk maar, de maan zal niet schij nen. Er dryven een hele boel wolken voor. Wie moet onze kaarsjes aansteken? Straks komen de elfjes. Zy zullen alles oonker vinden en terug gaan." Kabouter Roodmuts keek naar de lucht. Ze was helemaal grijs- Nee, de maan zou niet schijnen. NOU, en ik vind het flauw!" Does schopt landerig met haar schoen tegen de tafel poot. De twee anderen kyken ook bedrukt. Vader ziet op zyn drie bengels neer. Hij trekt zijn bril af en zet hem weer op. Hij wil wat zeggen, maar doet het toch niet. De drie bengels zyn boos op hun Vader. Het is herfstvakantie, en nu krijgt Vader morgen óók een week vry, en wat gaat hy doen? Op reis! Dat is nog nooit gebeurd, tweemaal achter elkaar nog wel. Eerst tot slot van de zomervakantie, en nu al wéérNee. dc bengels vin den 't niets goed. „Blijf u nou thuis! Dan heb ben we nog net twee dagen samen vakantie, en dan hebt u verder niets te doen, als wy uit school komen", zegt Does verleidelijk. „Hè ja", helpt Turn, „en dan komt u ons gezellig halen." „En u kunt uw buro eens opruimen", moedigt Anne- marietje aan, „dat is hard nodig!" Nu schiet Vader in een lach. Hij schudt van plezier. De bengels houden zich niet goed daarbij. En dan is meteen de bozigheid over. Maar ze begrijpen niets van Vader. „Waar gaat u dan héén?" „Naar Den Haag, Tum." „Waarom dan?" „Voor zèken, kindje." Diezelfde vragen krygt Va der nog zevenmaal te beant woorden. die dag. Toch gaat hij weg. 's morgens heel vroeg, nog vóór de bengels wakker zyn. Het regent dat het giet, en de bengels maken dc hele dag spektakel op zolder. Maar om drie uur ziet Does iets geks. Ze komt er opgewonden mee boven. „Er is een telegram ge komen, en Snoecksie zit hard te huilen in de keuken!" Hé, wat is dèt nou weer? Ze filosoferen er over, maar ze durven niets te vragen. Na krijgen ze slagroom Zo de door Phé Wijnberk Gelukkig maar, dat ze weer naar school moeten. Nu zijn ze alle vreemde dingen weer vergeten. Thuis is 't rommelig, want het is najaarsschoon- maak. Alle kamers krygen vliegensvlug een beurt. Snoecksie, Alie en Rika heb ben 't heel druk. Vóór Vader thuiskomt, moet alles schoon zijn. Er komen twee schoon maaksters helpen. Dan zyn de bengels 't liefst niet thuis. Ze lopen in de weg en worden verjaagdarme bengels! Maar dan ineens komt er een brief van Vader. Uit Berlyn „Da's niet Den Haag!" merkt Annemarietje op. Does leest voor. „Lieve bengfels, morgen avond kom ik thuis en heb dan heel groot nieuws voor jullie. Ja, jullie waren wel boos op vader, maar ik denk, dat jullie nu wel heel, héél erg blij zullen zyn. Alle drie een zoen van vader." -.Wat is dat nou?", roept Does, „een verrassing!" Tum springt de kamer rond. Annemarietje rukt de brief uit Does' hand, ze wil 't zélf lezen. Snoecksie huilt weer. Tel kens huilt ze maar. Toch is niet ziek. De bengels den het t telkens Maar gens mei i troosten haar kunnen ze ner- aan denken dan aan de verrassing van vader. Ze snappen er niets van. Ze bedenken van alles, vragen Snoecksie er naar. Snoecksie zegT dat ze er niets van weet. Wat duurde de dag lang! Vader komt met een verras sing uit Berlyn! Van het huiswerk komt niet veel te recht. Waar blijft vader toch? Ze kunnen haast niet eten van opwinding. Eindelijk, om zeven uur houdt een taxi stil. Het is al helemaal donker. De bengels rennen naar buiten. Wat_ geeft het, al regent het? „Vader, Vader!" Vader geeft ze een zoen, houdt met één arm Anne marietje en Turn Vast. terwyl hij de chauffeur betaalt. Ze laten Vader geen ogen blik vrij. Als hij in zijn stoel zit, kruipt Tum op zyn knie, Annemarietje en Does elk op een armleuning. „Vertél nou. Vader, gauw Opeens sprong hij op, zyn ogen schit terden. Haastig zei hij: „Als ik jullie kaarsjes aansteek, mag ik dan naar het feest kijken?" „O, ja, stellig," fluisterden de blade ren. „maar zou je dat kunnen?" „Ik ga het proberen. Zullen jullie dan Roodmuts ging zijn huisje binnen. Hy kwam terug met een lantaarntje. Hij ging naar de stam van de kastanjeboom. Maar die stam was zo dik en de ka bouter was zo klein, hy kon zijn armen er lang niet om heen slaan, hy kon er nooit tegen op klauteren. Verdrietig ging hij in het gras zitten. Hij huilde een beetje. Toen kwam er een spin aan. Zij vroeg: „Waarom huil je? Wat scheelt er aan?" Roodmuts zei: „Ik wil de kaarsjes van de kastanjeboom aansteken, maar ik kan niet in de boom klimmen." ..O, is het anders niet? Dat zal ik wel voor je doen- Ik loop er gemakkelijk tegen op." „Maar jy kunt het lantaarntje niet dragen." „Dat hoeft ook niet. Wacht maar." En toen krabbelde de spin tegen de stam op. En waet je. wat ze deed? Ze liet zich langzaam naar beneden zakken aan een heel dikke spindraad Ze weefce de sterkste draad, die ze maken kon. Ze zei tegen Roodmuts: „Klim nu maar voorzichtig langs die draad om- Dat durfde Roodmuts wei- En zo kwam hij bij het eerste kaarsje en stak het aan. En daarna nog een en nog een, wel duizend. Net zo lang tot ze allemaal brandden. Het was een heel werk. Ze zaten soms zo ver uit elkaar. De kabouter had het te druk om te kyken naar wat er onder hem gebeurde Maar eindelijk was hij klaar. Hij ging op ^en dikke tak zitten wachten op het Daar kwamen de elfjes aanzweven vanuit het donker. Ze droegen lange, witte mantels, die bijna op de grond hin gen. Ze dansten op lichtblauwe muiltjes en hadden een kransje van vergeet-mij- nietjes in hun blonde haren. Tussen zich in hielden ze een bank. Ze was gemaakt van oen boomwortel en versierd met waterlelies. Op die bank zat de elfen- De - lfjes zetten de bank voorzichtig neer. juist onder Roodmuts- Ze maakten een kring om haar heen en bogen eer biedig en wuifden met varentakken. De koningin lachte vriendelijk en stak een gouden stokje omhoog. Opeens klonk er muziek. Ze werd ge maakt door wel hondera krekeltjes. Tien nachtegaaltjes zongen erbij. De elfjes dansten- Ze bogen en zwaai den en zweefden, eerst langzaam, maar het ging steeds sneller. Plotseling hipld de muziek op. De elfjes gingen aan de voeten van de koningin zitten. Ze dronken van de dauwdrupjes. De koningin vertelde iets xhet een heel fyn stemmetje. haal De elfjes lachten Toen begon de muziek weer. De elfjes dansten opnieuw. O. het leek prachtig! Het was zo stil. Zelfs de kastanjebla deren fluisterden niet meer. Het feest duurde tot de morgen. Toen het eerste zonnestraaltje door de takken gluurde, namen de elfjes de troon met de koningin op om terug te gaan naar de bosvijver. De wind blies de kaarsjes uit en er sneeuwden wel hon derden izend witte blaadjes naar beneden. Het feest was voorbij. Roodmuts liet zich langs de spindraad naar beneden glijden. Hij was erg slaperig geworden, maar hij lachte blij. weer op. Hy had het elfenfeest toch gezien. Toen hij in zijn bed lag. fluisterden de tWordt vervolgd) kastanjebladeren hem in slaap. Snoecksie heeft Vader kopje thee ingeschonken gaat dan de kamer uit. „Gauw nou. Vader!" De bengels springen ongeduld Vader zet uilenbril af. kykt er eens n en zet hem v eer op.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 10