onze j€uqó-p&qin& f
KABOUTER ROODMUTS
DE BENGELS
2
ZONDAGSBLAD 15 APRIL 1950
L
VOOR öe VROUW
PLUK
liet ogenblik 11
P? zijn altijd nog i
mij
pondentie bleek die menen, dat de
voorwaarde, om gelukkig te zijn, in de
uiterlijke omstandigheden ligt. In ons al
len is de hang naar geluk, of wilt ge:
het heimwee naar het verloren Paradijs.
De één haakt naar dit, de ander naar
dat. Rusteloos jagen wij voort naar één
of ander ideaal, dat voor ons geluk be
tekent. De één denkt: als ik maar één
maal dié trap op de maatschappelijke
ladder bereikt heb, zal ik gelukkig zijn
en voegt er dan nog welwillend aan toe:
méér zal ik dan niet verlangen, heus
niet I Een ander denkt: als ik maar één
maal getrouwd ben Ien wéér een
ander: als ik maar een behoorlijk huis
had. om zonder de aanwezigheid van
vreemden, in te wonen I en nog één
denkt: als m'n kinderen maar éénmaal
zó ver zijn. dat ze op eigen benen kun
nen staan 1 Zó jaagt ieder voort naar één
of ander ideaal, dat voor hem of haar
geluk betekent. Maar de tragiek van
deze rusteloze jacht is. dat dit lokkende
licht aan onze horizon steeds verder
wenkt, wanneer wij het bepaalde punt
bereikt menen te hebben.
Want dan willen we óók dit nog of
alleen dat er nog bij. Wij durven het
onszelf nauwelijks te bekennen, dat wij.
nu wij een zekere maatschappelijke wel
vaart bereikt hebben, nu wij getrouwd
zijn, een aardig huis bewonen, nu de kin
deren volwassen zijn. onszelf tóch nog
niet gelukkig voelen. We hadden het ons
zoveel mooier voorgesteld! Hebben wo
daar nu zovele jaren voor gezwoegd en
geslaafd? O. die bittere ontgoocheling,
tot de conclusie te komen, dat we een
schijnlicht hebben nagejaagdl Velen blij
ven op dit punt steken, om hun verdere
levensjaren in mokkende opstandigheid
tegen hun lot te slijten. Andere gooien
zich op een nieuw ideaal, scheppen zich
gelukkig worden ook zij nooit I
Hoe komt dat toch
Omdat zulke zoekers naar geluk, wil
lens blind zijn. Geluk ligt nooit in de
omstandigheden buiten ons, maar het
ligt in ons. Het is een geestelijk bezit en
binnen ons a 11 e r bereik. Voor ons chris
tenen staat dit voorop, dat wij. die de
levende Heiland liefhebben, a 11 ij d ge
lukkig kunnen zijn. met dié diepe vrede
in ons hart, die alle verstand te boven
gaat. Maar hóé zetten wij dit opstan
dingsleven nu dagelijks in de praktijk
om Door ieder ogenblik met ópen ogen
van Gods goedheid te genieten.
Kennen wij het gevoel van diepe te
vredenheid na een met toewijding ver
richte arbeid En ligt het diepst ge
luk niet hiérin: een ander gelukkig te
maken Een ander onbaatzuchtig te hel
pen, te troosten, te steunen
Geniet déze gewaarwordingen voor
ontvangenl Maardat ogenblik van
tóén ging verlorenl Dat komt nooit weer
terug. Geen innig contact kan voor de
tweede maal geschapen worden. En
we hadden het kunnen grijpenl
Gelukkig te zijn met de dingen van het
ogenblik, is een les, waard om te lerenl
Ik denk aan een beschamend voorbeeld
in mijn leven. Een meisje van twaalf
jaar. dat in een ziekenhuis lag. Zij wist,
dat zij nog hoogstens een maand te le
ven had. ..Maar", zei ze. „ik kom geen
één avond klaar met danken".
„Waar dank je dan allemaal voor?"
„Voor iedere zonnestraal, die over m'n
bed is gekomen, voor de bloemen, die
ik daar beneden in de tuin zie bloeien,
voor duizend lieve woorden, die nfensen
tegen mij zeggen, voor m'n eten en m'n
drinken, m'n lekkere bed en nog voor
duizend dingen meer. die ik nooit gehad
zou hebben, als de Heere Jezus niet op
aarde was gekomen enals ik aan
Hèm denk. heb ik geen wóórden
In dat kinderhart brandde de vlam
hóóg-op, die nooit te doven is. o
het begin van de eeuwige vre
Zij genoot de eeuwigheid in het ogen
blik. En dat kunnen al Zijn kinderen,
dóór Hem 1
MARGARETHA.
mdat zij
de volle 100 pet I Als u
de knoppen van de kastanjeboom ziet,
hot frisse groen aan bomen en struiken,
de voorjaarsbloemen in hun verscheiden
heid van kleur en vorm, de lammetjes
in de wei, de zon aan de blauwe hemel,
toe rust dan eens even en geniet dit
ogenblik, dat boordevol is van de goed
heid van uw hemelse Vader, ten volle I
Dit is juist het erge van een jagen ach
ter oen schijn-geluk, dat wij ons geen
tijd gunnen, ons op te houden bij de vele,
zéér vele liefelijke plekjes langs onze
Zo kan het ons gebeuren, dat wij lieve
dingen van onze kinderen voorbijgaan,
omdat wij ons geen tijd gunnen te luis
teren. We jagen immers naar dat andere I?
En als we dat „andere" bereikt hebben?
Hoe innig wensen wij ze dan weer klein,
om hun liefheid en aanhankelijkheid te
ZO NIETI
Een modedwaasheid, die alleen getuigt
van slechte smaak. Een stijl wit piqué
boord met zwatt /Juwelen strikje, ge
dragen boven een decolleté.
DE VROUW IN HAAR BEROEP
Gastvrouw, cassière en ordebewaarster
in de rijdende autobus
Pepita gebracht op de modeshow
van de modelgioep voor dameskleding.
Precies helxelltfe model was ook uil-
gevoerd in zachte crème los geweven
wollenstot, met zwart a/gebiesd.
FjE Nederlander moet
altijd even „wennen"
aan „nieuwigheidjes"
en dat wennen gaat meestal
gepaard met een wat af
wijzende houding, die men
later dan weer vergeet
juist omdat men,dan aan
dat nieuwigheidje is ge
wend. Ingewikkeld, deze
stelling? Weineen. Ge weet
het zelf wel. De Neder
landse aard is conservatief
en niet zo gauw warm te
maken voor iets bijzonders.
Ge meent, dat de vrou
wen, die de emancipatie
vóórstonden en ijverden
voor de gelijkstelling der
vrouw in staat en beroep
alléén daarmee hadden te
maken? Neen, deze hou
ding, ook al is zij dan mis
schien ietwat soepeler ge
worden, werkt nog altijd
door.
Vraag het maar eens aan
onze conductrices, die zich
hebben vertoond in een
splinternieuw beroep, dat
kort voor de oorlog bekend
begon te worden. Toege
geven, zij hebben een moei
lijke tijd gehad, doordat de
Duitse bezetter vrouwelijke
conductrices op de tram
zette, vrouwelijke post-
lopers en andere vrouwen
in niet-militaire uniformen
stak en ze deed werkzaam
zijn op de plaatsen, die
aan de weggevoerde of
'ondergedoken mannen be
hoorden.
Dat werd een dobber
voor de meisjes, die hiel
den van haar beroep als
autobus-conductrice. En
kijk. na de oorlog zijn de
meisjes van de tram ver
dwenen. maar in de bus
ziet men ze nog altijd.
En nuoch, nu is het
vooroordeel alweer over
wonnen en realiseert men
zich nauwelijks, dat het
beroep van de bus-conduc
trice eigenlijk nog maar
een jong beroep is. Maar
intussen hebben de meis-
kes zich dikwijls een on
welwillende houding van
het publiek moeten ge
troosten.
Is het misschien daar
door gekomen, dat zij, van
haar kanit, wel eens wat
arrogant optreden en niet
altijd de zachte, vriende
lijke toon weten te vinden?
Hoe het zy, Nederland
„kent" nu zijn conductri
ces en breekt er zich het
hoofd niet meer over.
Spreekt men hier en
daar eens met zo'n meiske-
in-uniform, dan blijkt het
wel, dat ook dit beroep op
de ..gewone" manieren
wordt gekpzen. De één
zegt: „mijn vriendin is ook
conductrice en toen ben
ik het ook maar ge
worden", de ander: „ik
moet niks hebben van de
huishouding, ze gebruiken
je overal toch maar als
werksterde ander:
„ik heb het altijd zo graag
gewild, het leek me fijn.
Zo ziet ge het: ook hier
bij is niets nieuws meer.
De sensatie van het bui
tenissige is er niet meer
bij. Het uniform trekt na
tuurlijk wel en de ver
meende „vrijheid' lijkt zo
mooimaar dat alles
valt, wil men de meisjes
geloven, toch maar erg
tegen. Aan dat uniform
ben je zomaar gewend
het kan zelfs danig lastig
zijn als het warm is. De
„vrijheid" bestaat alleen...
na de dienst. En dat is
heel logisch. Is de bus eens
leeg. dan kan de conduc
trice zo van halte tot halte
een poosje zitten, maar ge
woonlijk is het staan en
waakzaam zijn en hard
werken.
Gc weet uit ervaring, hoe
vermoeiend het is, wanneer
ge een kwartier in een
schommelende bus moet
staan. Hoe denkt ge dan,
dat de conductrice zich na
haar volledige dagtaak
voelt?
„Dikwijls geradbraakt.
en vooral op feestdagen en
's Zaterdags". Geen won
der! En eigenlijk is het
zo'n meiske niet te verwij
ten, als ze dan eens wat
korter is dan U, die een
Wie vis eet, krijgt vitamines
binnen
Munten de magere vissoorten uit door
hun eiwitgehalte, vette vis heeft, be
halve haar grotere voedzaamheid, nog
een ander voordeel. In het vet van vis
soorten als haring, bokking, makreel,
sprot en paling zijn twee stoffen
opgelost, die voor on^b^'g^zondheid een
groot belang hebben. Dat zijn de vita
mines A en D.
Van vitamine A hebt U zeker wel
gehoord in verband met de margarine.
Vooral in de wintermaanden komen wij
aan dit vitamine dikwijls tekort. Nu zal
men daar niet onmiddellijk kwade ge
volgen van ondervinden, maar op de
duur kunnen er allerlei ziekten en narig
heden, onder andere oog- en huidafwij
kingen, er het gevolg van zijn. Dit vita
mine behoedt namelijk ons lichaam te
gen het binnendringen van ziekte
kiemen.
Vitamine D bevordert de afzetting
van kalk in onze beenderen en ons gebit
en voorkomt daardoor bijv. de Engelse
ziekte. (Daarom worden van dit vita
mine extra hoeveelheden voorgeschreven
aan aanstaande en jonge moeders).
's Zomers kan deze stof zich ook
vormen in onze huid, onder invloed van
het zonlicht. Maar in de winter en het
vroege voorjaar kan alleen ons voedsel
ons van deze 'stof voorzien.
Daarom is het geregeld gebruik van
bijv. haring ook uit dit oogpunt zo sterk
aan te raden. Ook in magere vissoorten
komt wel wat vitamine A en D voor,
voornamelijk in de lever.
Verder bevat verse vis nog vitamine
E, dat onder meer de eetlust opwekt en
vitamine C, dat eveneens weerstand
geeft tegen infecties. Ook om haar vita
mine-rijkdom is vis dus wel een koste
lijk voedingsmiddel!
£n de knipt
Een simpel voorjaarsjaponnetje, dat
ook zonder mantel op de eerste zomerse
dagen dienst kan doen.
Het is eenvoudig van snit, de garne
ring is eigenlijk de doorlovende knoop-
sluiting. Zakken en manchetten wor
den bovendien afgewerkt met een tye»
in contrasterende kleur. Midden achter
heeft de rok een halve plooi. Het pa
troon, no. 61, is verkrijgbaar aan onze
bureaux tot 25 April, tegen betaling
prettige visite gaat maken,
wel lief is
Dc moeilijke puntjes van
het beroep zijn: „je goede
humeur tc bewaren als je
een bus vol lastige school
jongens hebt, of als het
zo vol is en de mensen
willen niet meewerken
door in te schuiven, of....
als je aan een halte na
allerlei gevechten toch nog
mensen moét laten staan,
omdat de bus vol is
En dan het letten op
sommige passagiers, die
proberen „onder te dui
ken", d.w.z. niet te beta
len. Ach ja, je hebt ze al
tijd weer en ieder ogen
blik kan er een controleur
opstappen!
En dan, de spanning van
elke dag: het tellen. Afge
geven kaartjes en ontvan
gen geld moeten kloppen.
AndersTja, er is geen
„anders". Je hebt maar te
zorgen, dat het klopt, des
noods met je eigen porte-
Dat vergt dus accura
tesse, heel de dag door.
Zelfs in de grootste druk
te. Letten op het knippen
van de af te geven kaart
jes, letten op het ontvan
gen geld, op het wissel
geld. Dat op zichzelf is
ook al vermoeiend.
Neen, veel „vrijheid"
laat dit beroep niet En
tochover het geheel
houden de meisjes van
haar werk. Het is afwis
selend, je komt met aller
lei mensen in aanraking,
je zit niet de hele dag op
een stoel tussen vier mu-
Zo leeft en werkt de
conductrice. Vindt ge
haar soms wel wat by de
hand? Maar moet ze dat
niet wezen als ordebe
waarster in zo'n bus,
waarin allerlei publiek,
ui keurig, onbe-
welwillend, ru-
n rustig, heel de
1 uit gaat?
slordig
leefd en
moerig i
Phé Wynbeek.
van 0,35. Het wordt toegezonden na
ontvangst van f 0,50. Ook te voldoen
door het plakken van f 0J0 postzegels
boven de normale port op de adreszijde
van een briefkaart.
Voorradig in de maten 42 - 44 - 46.
Maat 48 op bestelling. Voor het model
is nodig 2% meter stof van 130 cm of
3,75 meter van 90 cm breed.
ZONDAGSBLAD 15 APRIL 1950
7
ZEVENHONDERD ANSICHTKAARTEN
EN 8 PRIJSWINNAARS
i nichten!
Geweldig, nou, ik kan merken, dat
jullie Paasvacantie gehad hebben, hoor.
Wat een brieven, wat een brieven!
Maar, voordat ik iets over Jopie Haas
ga vertellen, eerst ccn belofte nakomen.
Jullie herinneren je nog wel, dat we
twee weken geleden met z'n allen door
middel van een ansichtkaartje op bezoek
gingen bij de kinderen in het Rotterdams
Zeehospitium in.Katwijk aan Zee? Wel
nu, op de foto. die je hier naast
vindt, kim je wel zien, hoe blij de zieke
kinderen zijn met jullie kaarten. En als
je nu nog het briefje leest van zuster
Van Duyl uit Katwijk, nou, dan behoef
i k niets meer te zéggen!
Kier komt het:
Aan Oom Karei van 't Kinderhoekje.
Tientallen, neen, honderdtallen kaar
ten zijn het hospitium binnengestroomd
en op dit ogenblik zyn er al 700 geteld
en aan de kinderen doorgegeven. Ze
zijn er natuurlijk heel blij mee, maar
omdat het voor hen zo mocilyk is, zelf
terug ie schrjjven, doe ik het maar uit
aller naam. Er waren veel Paaskaarten
by met goede wensen voor Pasen en
van alle kanten stads- en dorpsgezich
ten, kleur- en knipplatcn, te veel om
op te noemen. Van een school kwamen
er tientallen brieven, dan aan grotere
kinderen zyn gegeven. Zoudt U in Uw
kinderhoekje al Uw jeugdige lezers en
lezeressen harteiyk willen danken, uit
naam van de kinderen in het Zeehos
pitium?
Zuster S. C. Van Duyl
Natuurlijk zijn alle neven en nichten
blij, dat ze samen de kinderen in Katwyk
zo'n plezier gedaan hebben! En nu:
JOPIE HAAS!
Nou, jullie hebben zitten broeden op
dat ei, hoor! De een vond het makkelyk,
de ander had er wat méér moeite mee,
maar de meesten hadden de oplossing
goed. Het was: EIERDOPJE.
En uit de grote stapel goede inzendin
gen kwamen de volgende acht prijswin-
naartjes voor de dag:
Nellie van Egmond, 11 jaar; Henk van
Schothorst, 11 jaar; Rina v. d. Does, 10
jaar; Hans dc Vries, 10 jaar; Nellie van
Tol; Ria Quak, 7 jaar; Wemmie Wiselius,
9 jaar en Douwc van Boven, 9 jaar.
Allemaal hartelijk geluk gewenst. Be
valt het cadeau jullie?
Joke Lankhuüsen heeft zelf nog eens
een heel apart verhaaltje van Jopie Haas
gemaakt. En ze tekende er èen leuk
plaatje by. Nou, ik heb genoten, hoor!
Cobi de Klerk. Oeff! Wat moet ik daér
op antwoorden. Of ik altijd alléén de
raadsels verzin? Nou, heleméél alleen
niet, hoor. Er zyn nog een paar vriende
lijke ooms èn een tante, die me trouw
helpen. Samen doen we ons best, om
iullie in het Zondagsblad gezelligheid te
brengen!
Janneke Warnaar. Zo, ga jij gauw naar
de huishoudschool? Ik hoop maar, dat je
het daar naar je zin hebt. Dat zal best
gaan, hè?
Gerrit den Haan. Ja, Gerrit. als het
regenachtig weer is, zoals met Pasen, is
het best leuk. als je wat te doen hebt, hè?
Doe je de volgende week wéér mee?
Jopie Bregman. Jij houdt zeker van
mooie boeken, Jopie? Wie weet, win je
nog wel eens een prijsje met de wed-
stryden van Oom Karei.
Willie Baak. Nog wel bedankt voor je
Êpede Paaswensen, meid! Zo, vond je
et verhaaltje van Jopie Haas leuk?
Anneke Brandsma. Zeker. Anneke, er
waren er inderdaad méér dan acht. die
aardig, vind je niet? Zó houden
spanning erin! Je opstel heb ik gelezen en
ik vond het erg grappig, dat je geschre
ven hebt van die professor, die een straal
water op zijn hoofd kreeg.
GCrrit Kaper. Marianne Selles, Albert
Stiehstra, Jopie Links en andere neefjes
■lijk heel blij
en nichtjes, hartelijk dank voor je mooie,
gekleurde oplossingen. Helaas kan ik niet
alle neven en nichten beantwoorden,
want dan zou ik drie Zondagsbladen no
dig hebben. Maar dan doe ik het zó- een
hele grote armzwaai als groet aan jullie
allemaal! Volgende week gaan we weer
wat leuks doen.
OOM KAREL.
en het elfenfeest
i onderonsje.
Jan v. Leencs. Zoiets heb ik nog nooit
gezien. Jan. Heb je er laag over gedaan,
voor je dat ei zo netjes had uitgezaagd,
geverfd en daarna in dat houten dopje
had gestoken? Keurig, hoor!
jTRGENS in het bos stond een grote
kastanjeboom. Daar bloeiden wel
duizend kaarsjes aan. Elke avond kwam
de maan die kaarsjes aansteken. Dan
leek de boom wel een reusachtige kerst
boom. En dan kwamen de elfjes, die in
de witte waterlelies van de bosvijver
woonden- Ze dansten in het gouden licht
en vierden feest.
Onder die kastanjeboom groeide een
paddestoel met een rode hoed op een
lange, witte steel.
Maar het was geen gewone paddestoel.
In de steel zag je een raampje en een
deurtje.
Het was een huisje, een heel klein
huisje.
Daar woonde een kaboutertje. Hij had
Het was heel gezellig in het kabouter-
huisje. De kastanjebladeren fluisterden
heel de dag mooie verhaaltjes en de vo
gels zongen vrolijke liedjes.
En toch was Rooomuts niet bly.
Hij was verdrietig.
Weet je. waarom?
Hy wilde zo graag het elfenfeest eens
zien. Maar de elfenkoningin had gezegd:
„Kaboutertjes mogen niet op mijn feest
komen."
En elke avond stuurde ze een boze
fee. Die strooide een paar korreltjes in
de ogen van Roodmuts. Daardoor viel hy
Dat vond Roodmuts erg naar.
Het v
De kaa d
eerste blaadjes dwarrelden al
neden, net alsof het sneeuwvlokjes waren-
Het werd een beetje donker.
Roodmuts zat in het gras voor zijn
huisje. Hij keek naar de kaarsjes. Het
eerste zou wel spoedig gaan branden.
De maan kwam dadeiyk op. En aan
vielen zyn ogen toe.
Maar waarom fluisterden de kastanje
bladeren zo verdrietig? En wat vertelden
ze elkaar toch?
Hy luisterde.
Ze zeiden: „Vanavond zal het geen feest
zijn. Kijk maar, de maan zal niet schij
nen. Er dryven een hele boel wolken
voor. Wie moet onze kaarsjes aansteken?
Straks komen de elfjes. Zy zullen alles
oonker vinden en terug gaan."
Kabouter Roodmuts keek naar de
lucht. Ze was helemaal grijs-
Nee, de maan zou niet schijnen.
NOU, en ik vind het flauw!"
Does schopt landerig met
haar schoen tegen de tafel
poot. De twee anderen kyken
ook bedrukt.
Vader ziet op zyn drie
bengels neer. Hij trekt zijn
bril af en zet hem weer op.
Hij wil wat zeggen, maar doet
het toch niet.
De drie bengels zyn boos
op hun Vader.
Het is herfstvakantie, en
nu krijgt Vader morgen óók
een week vry, en wat gaat hy
doen? Op reis!
Dat is nog nooit gebeurd,
tweemaal achter elkaar nog
wel. Eerst tot slot van de
zomervakantie, en nu al
wéérNee. dc bengels vin
den 't niets goed.
„Blijf u nou thuis! Dan heb
ben we nog net twee dagen
samen vakantie, en dan hebt
u verder niets te doen, als wy
uit school komen", zegt Does
verleidelijk.
„Hè ja", helpt Turn, „en dan
komt u ons gezellig halen."
„En u kunt uw buro eens
opruimen", moedigt Anne-
marietje aan, „dat is hard
nodig!"
Nu schiet Vader in een lach.
Hij schudt van plezier.
De bengels houden zich niet
goed daarbij. En dan is meteen
de bozigheid over. Maar ze
begrijpen niets van Vader.
„Waar gaat u dan héén?"
„Naar Den Haag, Tum."
„Waarom dan?"
„Voor zèken, kindje."
Diezelfde vragen krygt Va
der nog zevenmaal te beant
woorden. die dag. Toch gaat
hij weg. 's morgens heel vroeg,
nog vóór de bengels wakker
zyn. Het regent dat het giet,
en de bengels maken dc hele
dag spektakel op zolder. Maar
om drie uur ziet Does iets
geks. Ze komt er opgewonden
mee boven.
„Er is een telegram ge
komen, en Snoecksie zit hard
te huilen in de keuken!"
Hé, wat is dèt nou weer?
Ze filosoferen er over, maar
ze durven niets te vragen. Na
krijgen ze slagroom
Zo
de
door Phé Wijnberk
Gelukkig maar, dat ze weer
naar school moeten. Nu zijn
ze alle vreemde dingen weer
vergeten. Thuis is 't rommelig,
want het is najaarsschoon-
maak. Alle kamers krygen
vliegensvlug een beurt.
Snoecksie, Alie en Rika heb
ben 't heel druk. Vóór Vader
thuiskomt, moet alles schoon
zijn. Er komen twee schoon
maaksters helpen. Dan zyn de
bengels 't liefst niet thuis. Ze
lopen in de weg en worden
verjaagdarme bengels!
Maar dan ineens komt er
een brief van Vader.
Uit Berlyn
„Da's niet Den Haag!" merkt
Annemarietje op.
Does leest voor.
„Lieve bengfels, morgen
avond kom ik thuis en heb
dan heel groot nieuws voor
jullie. Ja, jullie waren wel
boos op vader, maar ik denk,
dat jullie nu wel heel, héél
erg blij zullen zyn. Alle drie
een zoen van vader."
-.Wat is dat nou?", roept
Does, „een verrassing!"
Tum springt de kamer
rond. Annemarietje rukt de
brief uit Does' hand, ze wil
't zélf lezen.
Snoecksie huilt weer. Tel
kens huilt ze maar. Toch is
niet ziek. De bengels
den het t
telkens
Maar
gens mei
i troosten haar
kunnen ze ner-
aan denken dan
aan de verrassing van vader.
Ze snappen er niets van. Ze
bedenken van alles, vragen
Snoecksie er naar. Snoecksie
zegT dat ze er niets van weet.
Wat duurde de dag lang!
Vader komt met een verras
sing uit Berlyn! Van het
huiswerk komt niet veel te
recht. Waar blijft vader toch?
Ze kunnen haast niet eten
van opwinding.
Eindelijk, om zeven uur
houdt een taxi stil. Het is al
helemaal donker. De bengels
rennen naar buiten. Wat_
geeft het, al regent het?
„Vader, Vader!"
Vader geeft ze een zoen,
houdt met één arm Anne
marietje en Turn Vast. terwyl
hij de chauffeur betaalt.
Ze laten Vader geen ogen
blik vrij. Als hij in zijn stoel
zit, kruipt Tum op zyn knie,
Annemarietje en Does elk op
een armleuning.
„Vertél nou. Vader, gauw
Opeens sprong hij op, zyn ogen schit
terden. Haastig zei hij: „Als ik jullie
kaarsjes aansteek, mag ik dan naar het
feest kijken?"
„O, ja, stellig," fluisterden de blade
ren. „maar zou je dat kunnen?"
„Ik ga het proberen. Zullen jullie dan
Roodmuts ging zijn huisje binnen. Hy
kwam terug met een lantaarntje. Hij
ging naar de stam van de kastanjeboom.
Maar die stam was zo dik en de ka
bouter was zo klein, hy kon zijn armen
er lang niet om heen slaan, hy kon er
nooit tegen op klauteren.
Verdrietig ging hij in het gras zitten.
Hij huilde een beetje.
Toen kwam er een spin aan. Zij vroeg:
„Waarom huil je? Wat scheelt er aan?"
Roodmuts zei: „Ik wil de kaarsjes van
de kastanjeboom aansteken, maar ik kan
niet in de boom klimmen."
..O, is het anders niet? Dat zal ik wel
voor je doen- Ik loop er gemakkelijk
tegen op."
„Maar jy kunt het lantaarntje niet
dragen."
„Dat hoeft ook niet. Wacht maar."
En toen krabbelde de spin tegen de
stam op.
En waet je. wat ze deed?
Ze liet zich langzaam naar beneden
zakken aan een heel dikke spindraad Ze
weefce de sterkste draad, die ze maken
kon. Ze zei tegen Roodmuts: „Klim nu
maar voorzichtig langs die draad om-
Dat durfde Roodmuts wei-
En zo kwam hij bij het eerste kaarsje
en stak het aan. En daarna nog een
en nog een, wel duizend. Net zo lang tot
ze allemaal brandden.
Het was een heel werk. Ze zaten soms
zo ver uit elkaar. De kabouter had het
te druk om te kyken naar wat er onder
hem gebeurde
Maar eindelijk was hij klaar. Hij ging
op ^en dikke tak zitten wachten op het
Daar kwamen de elfjes aanzweven
vanuit het donker. Ze droegen lange,
witte mantels, die bijna op de grond hin
gen. Ze dansten op lichtblauwe muiltjes
en hadden een kransje van vergeet-mij-
nietjes in hun blonde haren. Tussen zich
in hielden ze een bank. Ze was gemaakt
van oen boomwortel en versierd met
waterlelies. Op die bank zat de elfen-
De - lfjes zetten de bank voorzichtig
neer. juist onder Roodmuts- Ze maakten
een kring om haar heen en bogen eer
biedig en wuifden met varentakken.
De koningin lachte vriendelijk en stak
een gouden stokje omhoog.
Opeens klonk er muziek. Ze werd ge
maakt door wel hondera krekeltjes. Tien
nachtegaaltjes zongen erbij.
De elfjes dansten- Ze bogen en zwaai
den en zweefden, eerst langzaam, maar
het ging steeds sneller.
Plotseling hipld de muziek op.
De elfjes gingen aan de voeten van
de koningin zitten. Ze dronken van de
dauwdrupjes. De koningin vertelde iets
xhet een heel fyn stemmetje.
haal De elfjes lachten
Toen begon de muziek weer. De elfjes
dansten opnieuw. O. het leek prachtig!
Het was zo stil. Zelfs de kastanjebla
deren fluisterden niet meer.
Het feest duurde tot de morgen.
Toen het eerste zonnestraaltje door de
takken gluurde, namen de elfjes de troon
met de koningin op om terug te gaan
naar de bosvijver. De wind blies de
kaarsjes uit en er sneeuwden wel hon
derden izend witte blaadjes naar beneden.
Het feest was voorbij.
Roodmuts liet zich langs de spindraad
naar beneden glijden.
Hij was erg slaperig geworden, maar
hij lachte blij.
weer op. Hy had het elfenfeest toch gezien.
Toen hij in zijn bed lag. fluisterden de
tWordt vervolgd) kastanjebladeren hem in slaap.
Snoecksie heeft Vader
kopje thee ingeschonken
gaat dan de kamer uit.
„Gauw nou. Vader!"
De bengels springen
ongeduld Vader zet
uilenbril af. kykt er eens n
en zet hem v eer op.