BLOEI C Hj* DE BENGELS ZONDAGSBLAD 11 MAART 1950 VOOR öe VROUW LENTE' Wij zien, wij vóélen haar komen! Wij verheugen ons in de aan blik van de pollen sneeuwklokjes, de fel- oranje. paarse en witte crocussen en ons geestes-oor verneemt de woorden van onze Heiland: „Ik zeg u. dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid, niet is bekleed ge weest, gelijk één van dezen". De knoppen aan bomen en heesters zwellen, 't Gaat alles ontwaken, om ons straks luide de heerliikheid van de Schepper te verkon digen! Wy hebben toch wel oog voor al dit schone? 't Is toch hoop ik, bij géén onzer zó gesteld, dat wij zó „bezeten" zijn van de schoonmaakwoede, dat onze ogen al leen maar gericht zijn op niet-glimmcnde meubelen, op een versleten ditje of datje, op een vuil behang en op bedden, die gelucht en geklopt moeten worden? Mèt de vernieuwing in de natuur, wordt in ons hart ieder jaar weer de drang ge voeld, tot vernieuwing en verfrissing bin nenshuis. En dat is allerminst laakbaar. Daar behoeven wij de Spreuken maar op na te slaan! Maaralle overdrijving schaadt en niet het minst op dit gebicci. omdat hiér de sfeer in huis. onze eigen stemming en die der huisgenoten schade lijdt. Hang maar gerust eens even uit het raam. om de heerlijke lente-lucht op te snuiven en u te verlustigen in de tuin van uw buren, waar de eerste voorjaars boden bloeien! En laten we toch vooral de planten en bloemen in huis niet vergeten! In een huis zonder planten c.r bloemen is het akelig-doods en ongezellig. Daar veranderen de mooiste meubelen en al dat blinkend gewrevene of gepoetste, niets aan! Aan een stekje, van deze of eene goede kennis gekregen, kunnen we in het op- kweken al zoveel vreugde beleven! 't Komt nogal eens voor. dat een moeder van kleine kinderen door alle drukte de planten vergeet, maar wij vergissen ons, als wij zeggen, dat gebrek aan tijd de oorzaak is van deze verwaarlozing. 't Is een organisatie-font! Als we er maar even aan denken, dat het leven van onze planten erop wacht, om door óns gevoed te worden, vinden wij daar na tuurlijk vijf minuten voor! Het mindere moeten we dan voor het meerdere laten wijken. Wij spreken dus mèt elkaar af, net als 't vorige jaar: „gezellig" te gaan schoon maken. Zónder overdrijving dus en zó, dat onze-huisgenoten er niet onder lijden en.... wij zelf er niet zózeer in onder duiken, dat wij afgestompt raken voor al het mooie, dat ons dagelijks omringt. Het genieten van Gods gaven schijnt voor velen nog een moeilijke opgaaf te zijn. Zij zien alléén maar de nóre kant van de schoonmaak, klagen steen en been over die gure voorjaarswind en als buur man de sneeuwklokjes in haar tuin be wondert, antwoordt zij: „ja, maar die bolletjes moesten niet zo duur zijn!" Zy is het type van de mens. die met hangend hoofd en neergeslagen blik door 't leven gaat. En zij is tóch een Christin. Kin dat wel samengaan? Ja, 't kén wel. maar ze heeft het voor zichzélf erg moeilijk en is géén levende brief van Christus. Als wij dat willen zijn. moet de blijdschap immers Het is niet meer dan een nétje aan de achterzijde gegarneerd met een enkele bloem, maar het flatteert zeker. Door handige vingers kan dat zeker ook zelf gemaakt worden! De bloemen spreken him eigen taal en laten ons zien. hoe zij op 't schoonste bloeien met hun kopjes naar de zon ge richt. Hoe méér wij in ons leven op Christus zien, des te schoner zullen wij voor Hem bloeien! En dat bloeien bestaat hlérin. dat wij voor Hem èn voor onze naasten leven. We vergeten toch ook hèn niet, die in ziekenhuizen lijden, of hen, die in gevan genissen zuchten? Denken we bij al het moois, dat we om ons heen zien, wel eens aan de blin den? Helpen wij met gebed èn daad hun lot verzachten? Enhoe bitter weinig gaan onze ge dachten uit naar de duizenden, die in concentratiekampen hun uitgemergelde lichamen naar het einde slepen? De vorige week las ik in één onzer vrouwenbladen een verzoek van een moeder van een groot gezin, dat ik zo graag ook aan onze lezeressen wil door- Deze moeder, die uit ondervinding weet, welk een machtig wapen het gebed is. vraagt: „Zou iedere vrouw, iedere moeder dagelijks in haar gebed God wil len smeken om het behoud van die 32.000 naar Rusland vervoerde Griekse kin deren? Het helpt niet, of de koningin van Griekenland een kreet om hulp, om recht slaakt. Maarde macht van het gebed is sterker dan de kracht van Rusland! Een krachtig gebed van een rechtvaar dige vermag veel! Dat heeft God ons ge- Tot zóver deze moeder. En Ik onder steun dit verzoek van harte! In een dankbaar leven voor God en in een ons volkomen géven aan onze mede- i zullen wij het schoonst voor Hem bloeien! MARGARITHA. Voor handen en roeten Een modedictator zeide eens: Een toilet kan eenvóudig zyn, doch hoed, handschoenen en schoenen eisen de grootst mogelijke verzorgdheid. Wie geen onuitputtelijke portemon- naie heeft, moet dus met grote zorg kiezen. Bij grijs, blauw, zwart, wit en bonte kleuren staat zwart practisch altijd. Alle tinten bruin en beige ver dragen bruin het beste. Handschoenen en schoenen moeten in één kleur zijn, terwijl de hoed moet harmoniëren met deze beide indien er een toilet van een andere kleur bij gedragen wordt. Hebben we hoed en mantel in één tint, dan is de contrasterende kleur voor handschoepen en schoeisel vrolijker. Maar men hoede zich voor een men gelmoesje van tinten en kleuren! En de pennen tikken BOVENWIJDTE 96 cM. Zeer aparte voorjaarsjumper Juist door het opgewerkte borduursel, dat in kettingsteken op het gebreide jum- pertje aangebracht wordt, krijgt dit mo del iets aparts. Wanneer we de wol in een of andere mooie pastelkleur kiezen, dan zullen we het heel goed onder een man telpakje kunnen dragen, terwijl het uit gevoerd in fijne zwarte kantwol en met goud- of zilverdraad opgewerkt bijzon der zal voldoen als meer geklede jumper. In het rugpand is een split aangebracht, dat al of niet geheel met kleine knoopjes gesloten kan worden. We kunnen het split ook geheel laten vervallen en de beide schoudernaden gedeeltelijk open laten, juist zo ver, dat het hoofd er gemakkelijk door kan. Deze schoudernaden kunnen we dan met een klein glazen knoopje en lusje sluiten. Voor deze jumper hebben we ongeveer 250 gram wol nodig (verwerken we zeer fijne wol. dan kunnen we met 200 gram volstaan), twee breinaalden no 2'A (voor de fijne wol naalden nL 2). Berekening: 30 steken geven een breed te van 10 c.m. en 40 toeren een hoogte van 10 c m van een proeflapje, dat geheel in tricotsteek gebreid is. Werkwijze van het voorpand: Dit wordt tot op 13 c.m. hoogte in twee delen ge breid, dus van 79 st Begonnen wordt aan de onderkant. Zet voor elk deel 79 steken op. Brei eerst 1 c.m. in de tricotsteek voor het zoompje Ga dan verder en maak aan de kant van de zijnaad 1 mindering om de 1V: c.m. Als het werk 13 c.m. hoog is, wordt eerst het andere deel op dezelfde wijze gebreid en daarna alle steken bij elkaar gevoegd. Nu op alle steken verder breien en op dezelfde wijze verder gaan met minderen, totdat er in het geheel 20 steken geminderd zijn (dus 10 steken aan weerskanten). Er zijn dan 138 steken over. Het werk is dan 16 c.m. hoog en we zijn KETriNGsreeK v nu bij de taille. Daarna gaan we verder met aan weerskanten van het werk 1 «teek te vermeerderen om de 1 c.m., tot dat 170 steken op de naald slaan. Dan ver der breien zonder meerderen totdat het werk 37 c.m. hoog is. Er zijn dan 170 ste ken op de naald. Nu meerderen we aan weerskanten van het werk in twee op el kaar volgende naalden 30 steken voor de mouwtjes. Er komen dan 230 steken op de naald te staan. Dan gaan we verder met aan weerskanten 1 steek te meerderen wn de 3 c.m., totdat er 240 steken op de naald staan. Als het mouwtje 18 c.m. wijd is (gemeten langs de schuine kant van de mouw), dan voor de schouderlijn de ste ken op de volgende wijze afkanten (aan weerskanten van het werk); eerst 2 maal 8 steken, dan 1 maal 7 steken, 8 maal 3 steken, 4 maal 2 steken en 7 maal 6 steken. Er blijven nu voor de hals in het mid- DE VROUW IN HAAR BEROEP D t»EN vrouw, heel een- voudig gekleed, gaat de stad door. Niet naar de drukke, gezellige winkel straten, niet naar de parken of de frisse buitenwijken, maar naar de sloppen, de achterbuurten, de duistere straatjes, leidt haar weg. Zij heeft een tas bij zich met een bijbeltje en met eenvoudige lectuur. Zij gaat onbevreesd ongure café's binnen, zij hijst zich langs donkere trapgaten, zij meldt zich in huizen, waar geen ..fatsoenlijke" vrouw ooit binnengaat.... Zij is stadsevangelisie, zij zoekt de mensen, die aan de zelfkant van het leven staan. Zij komt in gevangenissen en tuchthui zen en zij wordt lang niet altijd goed ontvangen. Maar zij laat zich nooit verslaan, omdat in haar hart Gods stem weerklinkt en omdat zij haar roeping volgt, wat er ook gebeurt, en hóé zij ook wordt afgestoten. O neen, zij begint niet op de drempel van de armoe-woning stichtelijke woorden te spreken, zij preekt niet in de gevange nissen zij zoekt eerst het hart van al deze ongeluk- kigen. die zij als haar broe ders en zusters erkent. Zij voelt zich niet beter dan deze armen, zij voelt zich niet boven hen verheven, want zij handelt naar het voorbeeld, van Christus, die aanzat in de huizen van tollenaren en zondaren en de overspelige vrouw haar zonden vergaf in het aangezicht van haar aan klagers. Door niets anders dan liefde en begrip gedreven, steunende op Gods Woord, kan de evangeliste haar doel bereiken. Daarom juist is haar taak, waarvan slechts wei nigen weten, zo zwaar en zo uiterst moeilijk. Welke aanknopingspunten heeft een gezonde jonge vrouw, die recht in het leven staat, met deze ongelukkigen. die dikwyls alleen door ellen dige omstandigheden tot zonde kwamen Deze uitgestotenen in de maatschappij, die met de nek worden aangezien door vele „braven", die ge schuwd en getrapt worden om hun aanvechtbare levenswandel, hebben im mers geen vertrouwen in een evangeliste. die komt preken en waarschuwen tegen de zonde. Daarom moet zij, be halve begrip en liefde, zeer veel mensenkennis be zitten. Aanpassingsvermo gen. geduld, toewijding, zachtmoedigheid. Een ruw woord moet haar niet wezenlijk beledigen, een afwijzende houding moet haar niet kunnen ver schrikken. Daarvoor is geestkracht endiep ge loof nodig. En dan begint het uiterst moeilijke werk: het benaderen van deze verlorenen, om hen uit eindelijk tot Jezus te bren gen. in zijn kerk op aarde. Haar geduld en liefde moet het mogelijk maken, dat zij eerst met belang stelling luistert naar de noden, dat zU op maat schappelijk gebied de hel pende hand reikt, zoveel maar mogelijk is. Dat schept dikwijls eindeloze moeilijkheden, want er is altijd te weinig geld en de betrekkingen liggen niet opgeschept. Een uitge- met aangebreide mouwtjes elke toer telkens 8 steken, totdat alle steken opgebreid zijn. Het op de 46 steken gebreide gedeelte wordt naar de binnenkant omgeslagen en tegengenaaid (zo onzichtbaar mogelijk) en dient tevens als afwerking van de hals. Het rugpand: Dit wordt ook aan de onderkant begonnen. Zet 146 steken op en brei weer eerst 1 c.m. in de tricotstcek voor het zoompje. Ga dan verder met 1 steek te minderen aan weerskanten om de IJ4 c.m. totdat er 126 steken over zijn. Het werk is dan 16 c.m. hoog. Dan gaan we verder met aan weerskanten 1 steek te meerderen om de 2 c.m., totdat er 146 ste ken op de de naald staan. Dan verder breien zonder meerderen tot het werk 37 cun. hoog is. Nu voor de mouwtjes aan weerskanten weer 30 steken bij meerde ren. totdat er dan 206 steken op de naald komen te staan. Verder gaan met 2 ste ken te meerderen aan weerskanten om de 2 c.m., totdat er 36 steken bijgemeer- derd zijn. Er zijn nu 242 steken op de naald. Tegelijkertijd op 48 c.m. het splitje be ginnen. Hiervoor het aantal steken in twee gelijke delen splitsen (dus elk van 121 steken). Voor het zoompje 4 steken aan Aan de zelfkant van het leven stotene weer te brengen in de maatschappij, een plaats te vinden waar deze het opnieuw kan proberen, vormt iedere keer opnieuw een probleem En aan gees telijke zorg zonder de mo gelijkheid. zich op te heffen uit het zondig bestaan, hebben deze mensen niets. Zij moeten voelen, dat de hand. welke hun tot redding wordt toegestoken, sterk en betrouwbaar is. En zo kan. indien God het werk zegent, een verloren schaap tot de kudde wor den teruggebracht. Maar tegenover successen staan even zoveel teleurstellin gen: dikwijls na maanden lange toewijding kan de gezochte weer ontglippen en terugvallen in zonde. Het is niet mogelijk, in een kort artikeltje een volledige indruk te geven van het werk der stads- evangeliste. Daarvoor is het te veelomvattend. Maar ongetwijfeld zal het een ieder duidelijk ziin, dat de vrouw in dit subtiele werk niet kan worden gemist. Alleen een vrouw begrijpt ten vo) het vrouwenhart, alleen een vrouw kan de mentaliteit van het meisje in gevangenis of tucht school doorgronden en de betrokkene uiteindelijk bereiken, zij het dan via eindeloze gesprekken over jurkjes en dansmuziek 1 Slechts weinige vrouwen hebben de durf, de levens kunst en het geloof, welke zulk een volkomen op offering van eigen leven in het dienen van ongeluk kigen kan bestendigen. Daarom diep respect voor PHE WIJNBEEK. de zijde van het split er bij opzetten en dan verder breien op de 125 steken, dus voor elke schouder afzonderlijk. Als het mouwtje 18 cm. wijd is. voor de schouder lijn de steken afkanten op de volgende wijze: eerst 2 maal 8 steken, dan 1 maal 7 steken, 8 maal 3 steken. 4 maal 2 steken en 7 maal 6 steken. Voor de hals blijven er nog 28 steken over. Deze afkanten in 3 groepen van: 8 steken, 8 steken en 12 steken. Op dezelfde wijze als dit is aange geven voor de hals van het voorpand. Het gedeelte voor de andere schouder wordt op dezelfde wijze gebreid. Afwerking. De schouder- en zijnaden dichtnaaien. Langs de onderkant van het truitje het breiwerk 1 c.m. naar binnen omvouwen en tegenzomen. Bij de mou wen eveneens een zoompje maken van 1 c.m breedte. Bij het halssplit de 4 c.m brede inslag naar binnen omvouwen en tegenzomen. De bovenkant van de hals ook naar binnen slaan en tegenzomen. Aan de ene kant van het splitje lusjes maken en aan de andere kant de knoopjes aan naaien. De naden luchtig met een natte doek oppersen. Het borduurwerk wordt op het gehele bovengedeelte aangebracht, de mouwtjes inbegrepen, terwijl ook de onderkant geborduurd wordt en. de zij kanten van het splitje aan de onderkant van het voorpand, nadat deze ook naar de binnenkant zijn omgevouwen De ket tingsteken worden geheel in willekeurige vormen op het breiwerk aangebracht We kunnen natuurlijk eerst een rij ket tingsteken haken en deze naderhand op naaien. doch we kunnen ook de ketting steken direct op het breiwerk borduren. ZONDAGSBLAD 11 MAART 1950 7 onz€ jeuqó-p&qin& j NOG EEN KEER HET OPSTELUURTJE Beste i nichtei Vandaag nog één opstelletje en dan staan ef al weer nieuwe plannen op ons programma. Weten jullie, wat ik zo jam mer vind? Dat er altijd nog neven en nichten zijn, die niet helemaal doen. wat Oom Karei hun vraagt. Vorige keer is er een opstelletje in het Zondagsblad ge komen, dat bijna helemaal overgeschre ven bleek te zijn uit een boekje. Oom Karei kent niet alle boekjes op de we reld en daarom heeft hij het ook niet gemerkt Maar oplettende neven en nich ten. die het boekje wel kennen, schreven verdrietige briefjes, waarin stond, dat ze op'die manier óók wel een goed opstel kunnen maken! En natuurlijk hebben ze gelijk! Als Oom Karei vraagt: doen jullie het helemaal alléén, dan meent hij, jullie allemaal te kunnen vertrouwen. Kinde ren, die ijverig zelf een opstel maken, zouden op die manier nooit aan de beurt komen, als anderen iets leuks over schrijven uit een boekje en daarmee een prijsje winnen. Zullen we nu eens af spreken, dat we het nooit meer doen en dat we alles zelf maken voortaan? Dan zijn we weer goede vrienden. Tot volgende week maar weer, dan gaan we iets doen. waar jullie allemaal wat aan hebben. En nu maar genieten van het opstel van Henriëtte de Roo. OOM KAREL Lente-dioom Het was een prachtige lentedag en het zonnetje straalde aan de hemel. De vo gels kwetterden en floten, zongen en het jongetje, dat Rob heet. languit op het gras liggen. Hij kijkt naar de lucht en naar de zon en hij kijkt naar de bo men en luistert naar elk geluid. D.in hoort hij de vogels, .en dan weer hoort hij een blad ritselen. Daar ziet hij een eekhoorntje, in die boom. een eikeboom. Als dat jongetje zo ligt te kijken, wordt hij moe. Langzaam vallen zijn oogjes toe En hij droomt Hij droomt van kabouters en van elfjes en van vogels, van bloemen, van alles en nog wat. Hij droomt, dat hij bij de kabouters en elf jes op het feest is, want de kabouter koning Langbaard en de elfenkoningin gingen trouwen. De elfenkoningin heette „Zilverglans", mooie raam hè? En wat kwamen er veel dieren. Konijnen, eek hoorntjes, hazen, vogels, muizen, kre kels, enz. enz. En wat hebben ze ook lekker gegeten! Eerst bessenvla en toen gemalen beukennootjes en gemalen eikenschors, een eikeldopje met dauw druppels. En toen: een hele grote room taart. 's Avonds was er optocht met lam- pionnetfles en de glimwormen voorop met hun lichtjes, allemaal verschillende: groen, paars, geeL rood. wit, blauw, lila enzovoort. Wat hebben ze feest gevierd! Robbie danste met de grappige kabou ter „Knabbelneus" en wat hadden ze allemaal een pret! Toen.... was ineens alles weg. want dit alles had Robbie maar gedroomd. Hij vertelde alles aan vader en moeder, die het ook erg leuk vonden. Maar nu gingen ze maar gauw naar huis. want het begon frisjes te worden. Toen Rob 's avonds thuis in zijn bedje lag. dacht hij nog eens na over alles. Het was een fijne dag ge weest. Henriëtte de Roo. 11 jaar. BEN IE STERK „Ben je sterk?" vraag je aan je vriend je. Als hij zegt van „ja", zeg je: „Nou, dan heb ik een mooi karweitje voor je!" Je neemt hem mee naar buiten, legt een stukje glas, dat je vooraf van onderen hebt nat gemaakt, op de blauwe stoep, en vraagt hem, of hfj dat stukje glas van de stoep af kan trekken. Schuiven mag Ik verzeker je. je vriend mag dan zo sterk wezen als hij wil, maar hij kan het glasplaatje niet van de stoep aftrek ken. Door de zuiging van 't water kleeft het op een geweldige manier aan de stoep vast! het spinnemeisje lelieties der dalen HET was warm, heel warm. Jantje, Pietje, Keesje, Wimmie en al de an dere kinderen in de stad vonden ver koeling in het frisse water. De grotere mochten naar het zwembad en de klein sten werden door moeder met een teiltje met water buiten in de tuin of op het balcon gezet. Nu hadden zij het pas naar Maar, stel je voor, Hans en Liesjc van de boschwachter hebben helemaal geen hinder van de warmte in het grote bos hier ver vandaan: zij speelden er krij gertje. De vlugge Liesje roept steeds weer: „Tik. jij bent hem!", terwijl haar blonde vlechtjes onder het harde lopen op haar rug op en neer wippen. Och, en Hansje is zoals trouwens altijd niet voor zichtig. Moeder heeft hem nog zó gezegd niet met scheuren in zijn goed thuis te komennu rent hij weer dwars door het struikgewas om z'n weg af te korten. Bah. er hangen spinraggen, onder het lopen veegt hij met zijn mouw vlug de draden uit z'n gezicht, alléén er aan den kende, hoe hij Liesje toch zou kunnen krijgen. Die kan zó hard lopen, dat het lijkt alsof ze vliegt haar voetjes raken nauwelijks de grond Hij heeft haar nóg niet. Opnieuw neemt hij een aanloop, ziet absoluut geen hindernis, want bijna heeft hij haar nu. Maar. plotseling, rrrrts doet het goed van zijn bloesje ergens bij zijn arm. Na tuurlijk een grote scheur! Verslagen valt hij in het mos neer. Wat nu! Hij vindt het wit erg. dat hij nu weer met een scheur in zijn goed thuis moet komen en. alsof dat wat hel pen kon, zit hij nu maar met zijn vin gers eraan te voelen. Hij wou echt niet ongehoorzaam zijn, het kwam ook hele- kindei maal vanzelf omdat Liesje zo vlug Die kun je zelf maken, maar daar moet vader of moeder bij te pas komen, om dat je er een brandende kaars bij nodig hebt. Door de kaars in plaats van recht op, plat (horizontaal) te houden, laat j« kaarsvet in een kom met water druppe len. Je zult eens zien. wat een aardige bloemenkelkjes er dan in het water ont staan! Als je van te voren een paar draadjes langs het kaarsvet haalt, die draadjes in 't water legt en dan zó mikt dat de „kelkjes" kaarsvet juist op de araadies terecht komen, heb je ook «tengeltjes aan de lelietjes der dalen! beest nou weten, hoe het moot ziin en. kiik nou es. nu maakt het er echt een patroon in enzo waar. in het mid den een plaatsje om in te gaan zitten.... Wat hij nu ziet. is te mooi om waar te zijn: terwijl een zonnestraal het web doet glinsteren al? zilver het midden i Hij wrijft eens in zijn ogen, want de waterlanders willen komenen even later is het net, alsof hij een heel fijn stemmetje hoort zeggen: „Ja, dat moet je ook niet doen. Nu is niet alleen je bloesje stuk, maai- ook mijn mooie ster ke web. En gisteren heb je het ook al stukgelopen! Voelde je dan niet die dra den in je gezicht? Nu. dat was hel. Zie je wel, nu ben je verdrietig, maar je moet ook oppassen en voorzichtig zijn Ik zal je nu laten zien, hoeveel werk het is. zo'n web, dan zul je het wel onthouden!" En voor de verbaasde ogen van Hans je weeft een dikke spin nu een web. zó fijn en teer en daarbij zo ingewikkeld en prachtig, dat hij ademloos blijft toe kijken. Het duurt lang, want het draadje moet blijkbaar nog gemaakt worden: het komt tenminste heel langzaam en moei zaam uit haar achterlichaam en, al krui pende van blad naar tak en vandaar weer naar een ander blad enzovoorts, tot er een cirkel is gevormd, trekt het beestje het tere draadje achter zich aan. Jo, wat prachtig, hoe kan zo'n klein ziet hit in héél klein meisjo zitten „„lü R| t een gezien heeft. Haar jurkje 'liikt kostbaarder nog dan haar zilveren kasteel, zó schittert hot in de zonneschijn, een vingertje heft zij op als de voelhoren van een vlinder en nu praat zij weer mot haar fijne stem metje te?en hem. het is niet harder dan het ritselen van vlindervleugels en tóch verstaat Han? het. Zij zeet- ..Heb jo nu eezion. hoeveel moeite het kost om mijn huisje te maken. Hans? Zul je het nu heus onthouden en ook tegen de andere Ja, ja knikt Han? heel nadrukkelijk en boemboem doet zijn hoofd op de zachte woudbodem. Het doet r.iet zo erg zeer, maarHans wordt er wakker van. wrijft zijn ogen uit en kan maar niet begrijpen, waar het lieve kleine meisje zo eauw gebleven is. Hii staat op de scheur in zijn mouw is hij helemaal vergeten zoekt zijn zusie op. die helemaal niet begrepen heeft waar haar broertje zo lang wn? en wier verwijtende stem hij het zwijgen oplegt met zijn verhaal. In geuren en kleuren en druk geba rende. vertelt Hans zijn belevenis tot hij, bij de bon? gekomen, waardoor hij wakker eesehrokken is. toch even aarzelt, waarop Liesje in schateren uitbarst, hem op zijn schouder slaat en roept: ió. mal loot. je hebt gedroomd ha-ha-ha maak mij wat wijs!' En schaterlachend verdwijnt zij naar Maar moeder troost Hans en zegt dat, als hij tóch altijd doet wat het spinne meisje hem gevraagd heeft, hiimis schien dan nogcens het mooie klei ne meisje zal zien. wie wett?l tjielpten dat het een lust was. Dp bo men en struiken begonnen al uit te lopen; en enkele kregen al een paar blaadjes. De sneeuwklokjes stonden daar op hun ranke steeltjes en met hun witte kleine kelkjes. Ook de crocusjes staken hun kopjes al boven de grond. Het gras was mals en mooi groen. De koeien, schapen en geitjes, graasden het malse, frisse groen van de weilanden. De lucht was helderblauw en de sloten en beekjes kabbelden er lustig cp los. Vooral als het zonnetje er zo op het water scheen, dan schitterde het ge woon. Veel mensen gingen wandelen of fietsen. Een jongetje, dat op een bo venhuis woonde, ging ook fietsen met z'n vader en moeder. Wat was het toch mooi buiten. In de stad kon je er niet veel van zien. Ze gingen héél vèr fiet sen en in een bos gingen ze zitten, op een open plek. Daar rusten ze uit en „picknicken ze. Als het eten op is, gaat HET STOELENSPEL Daarvoor moet je de tafel (als die in t midden van de kamer staat) opzij schuiven en ervoor in de plaats een dub bele rij stoelen zetten met ruggen tegen Net zoveel stoelen als er spelers zijn, min één. Speel je met z'n achten, dan moeten er zeven stoelen. staan. Iemand speelt op de piano of orgel een liedje, en op de maat daarvan moeten de spe lers achter elkaar om de stoelen lopen. Plotseling houdt de speler midden in het liedje op met spelen. De spelers moeten onmiddellijk op de stoel gaan :itten, waar ze 't dichtst bij zijn. Eén blijft na tuurlijk over en die valt af. Er wordt nu ook een stoel weggenomen en de over- blijvcnden beginnen opnieuw, op de maat der muziek, hun rondwandeling om de stoelen. Telkens houdt de muziek onverwacht op en valt er een speler af. Het is nu de kunst, zo lang mogelijk aan 't lopen te blijven. Hoe minder mensen om de stoelen lopen, hoe spannender wordt het spel. 't Grappigst is, als er twee om de enig-overgebleven stoel lopcnl Een leuk spel. „Ziezo, da's klaar. Dag meisjes, zijn jullie daar alle drie? Zoet geweest. Overge gaan op school?" „Ja Opa!'' Opa lijkt wel een strenge Sinterklaas, denkt Annema- rietjc. Langzaam lopen ze het perron af. „Mag ik de kaartjes geven, Oma?" bedelt Tum. „Nee kind, dat gaat niet. Die hebben elk drie gulden gekost, als ze wègraken!" Tum moet even lachen. Hoe kunnen spoorkaartjes nou wegraken als je ze in je hand De weg naar huis'is nu erg lang. „Hoe zien de rapporten er uit?" vraagt Oma strak. „G-goed, Oma.'' Does doet het woord. Ze mag Oma's paraplu dragen. hebben een warme reis ge had. Ze gaan zich eerst wat verfrissen op de logeerka mer, waar ze slapen. Er zijn nu weer vier logeerkamers. Opa en Oma hebben de grootste. „Nu moeten jullie rustig zijn." zegt Snoecksie. Ze verwacht natuurlijk niet. dat de bengels dat echt zullen doen. Annemarietje is al in de tuin, Tum duikt on der tafel en trekt Freekje op haar schoot. Does weet niet. wat ze be ginnen moet. In de tuin ziet ze Annemarietje, haar ar men vol poppen, naar een veilig hoekje kruipen. Daar komt Oma alweer door Plió Wijnbeek zitten in Vaders stoel. „Tootje, schenk jy nu eens netjes koffie in!" „Ikke, Oma?" „Ja zeker, meisjelief. Kan Does schudt van nee. Snoecksie is al bij het thee blad. Ze schept suiker in de kopjes. Oma kijkt streng. „Meisjes van elf jaar, die geen koffie kunnen schenken! Hoe vindt Opa dat?" Opa heeft er nog nooit van gehoord. Does schaamt zich een beetje. Ze hoeft nooit koffie of thee in te schenken, ze heeft er nog nooit aan ge- mer is? „Het gaat niet regenen, Oma!" zegt ze troostend. „Niet regenen? Natuurlijk niet. Praat er niet overheen, Tootje. Wie geen mooi rap port heeft, krijgt straks niets uit de koffer." O wee, dat is voor Tum! Heeft Oma wat in de koffer? Dat is fijn! Tum kijkt om hoog Opa draagt een gouden bril. Toch heeft hij aardige blauwe ogen. Opa is met al tijd streng, hoopt Tum. Kijk, daar staat Snoecksie aan het hek. Annemarietje holt nu maar vooruit. Daar komt de kruier aanfietsen met de koffer. Opa en Oma Annemarietje speelt dierentuin dacht. Snoecksie doet alles, en anders Rika of Alie. „Foei!" zegt Oma afkeu- „Maar Does kan wel koek jes presenteren!" helpt Snoecksie. Does springt al op. Snoeck sie wijst naar het buffet. Daar staat het schaaltje klaar. Oma neemt er geen. ze mag geen zoetigheid eten van de dok ter. Opa wel. „Dan mag u er twéé," zegt Does lief. Opa lacht tegen haar. „Braaf van je hoor!" Maar hij neemt er ééntj Annemarietje speelt dieren tuin. Turn is de olifant en Freekje. die lui in het rozen perk ligt, de tijger De pop pen zijn schoolkinderen, die een dagje uit zijn. Annema rietje is pas met haar klas naar het dierenpark in Rhe- nen geweest. Ze weet nu pre cies, hoe dat gaat. De kinde ren mogen niet dicht bij de tralies komen. ..Als de tijger je eens op- Tum gromt. Dat doen echte olifanten niet, maar het is leuk om te grommen. Daar komen Opa en Oma en Does aangewandeld. De koffie is op en Opa wil de tuin Does wil graag meespelen, maar ze durft niet. Ze voelt zich opeens groter dan de twee anderen. Logés mag je niet zoveel alleen laten, heeft Vader gezegd. Does wil wel. Ze kijkt eens naar Opa. Opa moet er om lachen. „En ik?" vraagt hij- Turn vindt het heel gewoon. Ze fantaseert lustig door. (Worüi vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 8