BLOEI
C
Hj*
DE BENGELS
ZONDAGSBLAD 11 MAART 1950
VOOR öe VROUW
LENTE' Wij zien, wij vóélen haar
komen! Wij verheugen ons in de aan
blik van de pollen sneeuwklokjes, de fel-
oranje. paarse en witte crocussen en ons
geestes-oor verneemt de woorden van
onze Heiland: „Ik zeg u. dat ook Salomo,
in al zijn heerlijkheid, niet is bekleed ge
weest, gelijk één van dezen". De knoppen
aan bomen en heesters zwellen, 't Gaat
alles ontwaken, om ons straks luide de
heerliikheid van de Schepper te verkon
digen!
Wy hebben toch wel oog voor al dit
schone? 't Is toch hoop ik, bij géén onzer
zó gesteld, dat wij zó „bezeten" zijn van
de schoonmaakwoede, dat onze ogen al
leen maar gericht zijn op niet-glimmcnde
meubelen, op een versleten ditje of datje,
op een vuil behang en op bedden, die
gelucht en geklopt moeten worden?
Mèt de vernieuwing in de natuur, wordt
in ons hart ieder jaar weer de drang ge
voeld, tot vernieuwing en verfrissing bin
nenshuis. En dat is allerminst laakbaar.
Daar behoeven wij de Spreuken maar op
na te slaan! Maaralle overdrijving
schaadt en niet het minst op dit gebicci.
omdat hiér de sfeer in huis. onze eigen
stemming en die der huisgenoten schade
lijdt. Hang maar gerust eens even uit het
raam. om de heerlijke lente-lucht op te
snuiven en u te verlustigen in de tuin
van uw buren, waar de eerste voorjaars
boden bloeien! En laten we toch vooral
de planten en bloemen in huis niet
vergeten! In een huis zonder planten c.r
bloemen is het akelig-doods en ongezellig.
Daar veranderen de mooiste meubelen en
al dat blinkend gewrevene of gepoetste,
niets aan!
Aan een stekje, van deze of eene goede
kennis gekregen, kunnen we in het op-
kweken al zoveel vreugde beleven!
't Komt nogal eens voor. dat een moeder
van kleine kinderen door alle drukte de
planten vergeet, maar wij vergissen ons,
als wij zeggen, dat gebrek aan tijd de
oorzaak is van deze verwaarlozing.
't Is een organisatie-font! Als we er
maar even aan denken, dat het leven van
onze planten erop wacht, om door óns
gevoed te worden, vinden wij daar na
tuurlijk vijf minuten voor! Het mindere
moeten we dan voor het meerdere laten
wijken.
Wij spreken dus mèt elkaar af, net als
't vorige jaar: „gezellig" te gaan schoon
maken. Zónder overdrijving dus en zó,
dat onze-huisgenoten er niet onder lijden
en.... wij zelf er niet zózeer in onder
duiken, dat wij afgestompt raken voor
al het mooie, dat ons dagelijks omringt.
Het genieten van Gods gaven schijnt
voor velen nog een moeilijke opgaaf te
zijn.
Zij zien alléén maar de nóre kant van
de schoonmaak, klagen steen en been
over die gure voorjaarswind en als buur
man de sneeuwklokjes in haar tuin be
wondert, antwoordt zij: „ja, maar die
bolletjes moesten niet zo duur zijn!"
Zy is het type van de mens. die met
hangend hoofd en neergeslagen blik door
't leven gaat.
En zij is tóch een Christin.
Kin dat wel samengaan?
Ja, 't kén wel. maar ze heeft het
voor zichzélf erg moeilijk en is géén
levende brief van Christus. Als wij dat
willen zijn. moet de blijdschap immers
Het is niet meer dan een nétje aan de
achterzijde gegarneerd met een enkele
bloem, maar het flatteert zeker. Door
handige vingers kan dat zeker ook
zelf gemaakt worden!
De bloemen spreken him eigen taal en
laten ons zien. hoe zij op 't schoonste
bloeien met hun kopjes naar de zon ge
richt.
Hoe méér wij in ons leven op Christus
zien, des te schoner zullen wij voor Hem
bloeien!
En dat bloeien bestaat hlérin. dat wij
voor Hem èn voor onze naasten leven.
We vergeten toch ook hèn niet, die in
ziekenhuizen lijden, of hen, die in gevan
genissen zuchten?
Denken we bij al het moois, dat we
om ons heen zien, wel eens aan de blin
den?
Helpen wij met gebed èn daad hun lot
verzachten?
Enhoe bitter weinig gaan onze ge
dachten uit naar de duizenden, die in
concentratiekampen hun uitgemergelde
lichamen naar het einde slepen?
De vorige week las ik in één onzer
vrouwenbladen een verzoek van een
moeder van een groot gezin, dat ik zo
graag ook aan onze lezeressen wil door-
Deze moeder, die uit ondervinding
weet, welk een machtig wapen het gebed
is. vraagt: „Zou iedere vrouw, iedere
moeder dagelijks in haar gebed God wil
len smeken om het behoud van die 32.000
naar Rusland vervoerde Griekse kin
deren? Het helpt niet, of de koningin van
Griekenland een kreet om hulp, om recht
slaakt. Maarde macht van het gebed
is sterker dan de kracht van Rusland!
Een krachtig gebed van een rechtvaar
dige vermag veel! Dat heeft God ons ge-
Tot zóver deze moeder. En Ik onder
steun dit verzoek van harte!
In een dankbaar leven voor God en in
een ons volkomen géven aan onze mede-
i zullen wij het schoonst voor Hem
bloeien!
MARGARITHA.
Voor handen en roeten
Een modedictator zeide eens: Een
toilet kan eenvóudig zyn, doch hoed,
handschoenen en schoenen eisen de
grootst mogelijke verzorgdheid.
Wie geen onuitputtelijke portemon-
naie heeft, moet dus met grote zorg
kiezen. Bij grijs, blauw, zwart, wit
en bonte kleuren staat zwart practisch
altijd. Alle tinten bruin en beige ver
dragen bruin het beste. Handschoenen
en schoenen moeten in één kleur zijn,
terwijl de hoed moet harmoniëren
met deze beide indien er een toilet
van een andere kleur bij gedragen
wordt. Hebben we hoed en mantel in
één tint, dan is de contrasterende
kleur voor handschoepen en schoeisel
vrolijker.
Maar men hoede zich voor een men
gelmoesje van tinten en kleuren!
En de pennen tikken
BOVENWIJDTE 96 cM.
Zeer aparte voorjaarsjumper
Juist door het opgewerkte borduursel,
dat in kettingsteken op het gebreide jum-
pertje aangebracht wordt, krijgt dit mo
del iets aparts. Wanneer we de wol in een
of andere mooie pastelkleur kiezen, dan
zullen we het heel goed onder een man
telpakje kunnen dragen, terwijl het uit
gevoerd in fijne zwarte kantwol en met
goud- of zilverdraad opgewerkt bijzon
der zal voldoen als meer geklede jumper.
In het rugpand is een split aangebracht,
dat al of niet geheel met kleine knoopjes
gesloten kan worden. We kunnen het split
ook geheel laten vervallen en de beide
schoudernaden gedeeltelijk open laten,
juist zo ver, dat het hoofd er gemakkelijk
door kan. Deze schoudernaden kunnen
we dan met een klein glazen knoopje en
lusje sluiten.
Voor deze jumper hebben we ongeveer
250 gram wol nodig (verwerken we zeer
fijne wol. dan kunnen we met 200 gram
volstaan), twee breinaalden no 2'A (voor
de fijne wol naalden nL 2).
Berekening: 30 steken geven een breed
te van 10 c.m. en 40 toeren een hoogte van
10 c m van een proeflapje, dat geheel in
tricotsteek gebreid is.
Werkwijze van het voorpand: Dit wordt
tot op 13 c.m. hoogte in twee delen ge
breid, dus van 79 st Begonnen wordt aan
de onderkant. Zet voor elk deel 79 steken
op. Brei eerst 1 c.m. in de tricotsteek voor
het zoompje Ga dan verder en maak aan
de kant van de zijnaad 1 mindering om de
1V: c.m. Als het werk 13 c.m. hoog is,
wordt eerst het andere deel op dezelfde
wijze gebreid en daarna alle steken bij
elkaar gevoegd. Nu op alle steken verder
breien en op dezelfde wijze verder gaan
met minderen, totdat er in het geheel 20
steken geminderd zijn (dus 10 steken aan
weerskanten). Er zijn dan 138 steken over.
Het werk is dan 16 c.m. hoog en we zijn
KETriNGsreeK v
nu bij de taille. Daarna gaan we verder
met aan weerskanten van het werk 1
«teek te vermeerderen om de 1 c.m., tot
dat 170 steken op de naald slaan. Dan ver
der breien zonder meerderen totdat het
werk 37 c.m. hoog is. Er zijn dan 170 ste
ken op de naald. Nu meerderen we aan
weerskanten van het werk in twee op el
kaar volgende naalden 30 steken voor de
mouwtjes. Er komen dan 230 steken op de
naald te staan. Dan gaan we verder met
aan weerskanten 1 steek te meerderen
wn de 3 c.m., totdat er 240 steken op de
naald staan. Als het mouwtje 18 c.m. wijd
is (gemeten langs de schuine kant van de
mouw), dan voor de schouderlijn de ste
ken op de volgende wijze afkanten (aan
weerskanten van het werk); eerst 2 maal
8 steken, dan 1 maal 7 steken, 8 maal 3
steken, 4 maal 2 steken en 7 maal 6 steken.
Er blijven nu voor de hals in het mid-
DE VROUW IN HAAR BEROEP
D
t»EN vrouw, heel een-
voudig gekleed, gaat
de stad door. Niet naar de
drukke, gezellige winkel
straten, niet naar de parken
of de frisse buitenwijken,
maar naar de sloppen, de
achterbuurten, de duistere
straatjes, leidt haar weg.
Zij heeft een tas bij zich
met een bijbeltje en met
eenvoudige lectuur. Zij
gaat onbevreesd ongure
café's binnen, zij hijst zich
langs donkere trapgaten,
zij meldt zich in huizen,
waar geen ..fatsoenlijke"
vrouw ooit binnengaat....
Zij is stadsevangelisie,
zij zoekt de mensen, die
aan de zelfkant van het
leven staan. Zij komt in
gevangenissen en tuchthui
zen en zij wordt lang niet
altijd goed ontvangen. Maar
zij laat zich nooit verslaan,
omdat in haar hart Gods
stem weerklinkt en omdat
zij haar roeping volgt, wat
er ook gebeurt, en hóé zij
ook wordt afgestoten.
O neen, zij begint niet
op de drempel van de
armoe-woning stichtelijke
woorden te spreken, zij
preekt niet in de gevange
nissen zij zoekt eerst het
hart van al deze ongeluk-
kigen. die zij als haar broe
ders en zusters erkent. Zij
voelt zich niet beter dan
deze armen, zij voelt zich
niet boven hen verheven,
want zij handelt naar het
voorbeeld, van Christus,
die aanzat in de huizen
van tollenaren en zondaren
en de overspelige vrouw
haar zonden vergaf in het
aangezicht van haar aan
klagers.
Door niets anders dan
liefde en begrip gedreven,
steunende op Gods Woord,
kan de evangeliste haar
doel bereiken.
Daarom juist is haar
taak, waarvan slechts wei
nigen weten, zo zwaar en
zo uiterst moeilijk. Welke
aanknopingspunten heeft
een gezonde jonge vrouw,
die recht in het leven staat,
met deze ongelukkigen. die
dikwyls alleen door ellen
dige omstandigheden tot
zonde kwamen
Deze uitgestotenen in de
maatschappij, die met de
nek worden aangezien door
vele „braven", die ge
schuwd en getrapt worden
om hun aanvechtbare
levenswandel, hebben im
mers geen vertrouwen in
een evangeliste. die komt
preken en waarschuwen
tegen de zonde.
Daarom moet zij, be
halve begrip en liefde,
zeer veel mensenkennis be
zitten. Aanpassingsvermo
gen. geduld, toewijding,
zachtmoedigheid. Een ruw
woord moet haar niet
wezenlijk beledigen, een
afwijzende houding moet
haar niet kunnen ver
schrikken. Daarvoor is
geestkracht endiep ge
loof nodig. En dan begint
het uiterst moeilijke werk:
het benaderen van deze
verlorenen, om hen uit
eindelijk tot Jezus te bren
gen. in zijn kerk op aarde.
Haar geduld en liefde
moet het mogelijk maken,
dat zij eerst met belang
stelling luistert naar de
noden, dat zU op maat
schappelijk gebied de hel
pende hand reikt, zoveel
maar mogelijk is. Dat
schept dikwijls eindeloze
moeilijkheden, want er is
altijd te weinig geld en de
betrekkingen liggen niet
opgeschept. Een uitge-
met aangebreide mouwtjes
elke toer telkens 8 steken, totdat alle
steken opgebreid zijn.
Het op de 46 steken gebreide gedeelte
wordt naar de binnenkant omgeslagen en
tegengenaaid (zo onzichtbaar mogelijk) en
dient tevens als afwerking van de hals.
Het rugpand: Dit wordt ook aan de
onderkant begonnen. Zet 146 steken op
en brei weer eerst 1 c.m. in de tricotstcek
voor het zoompje. Ga dan verder met 1
steek te minderen aan weerskanten om
de IJ4 c.m. totdat er 126 steken over zijn.
Het werk is dan 16 c.m. hoog. Dan gaan
we verder met aan weerskanten 1 steek te
meerderen om de 2 c.m., totdat er 146 ste
ken op de de naald staan. Dan verder
breien zonder meerderen tot het werk
37 cun. hoog is. Nu voor de mouwtjes aan
weerskanten weer 30 steken bij meerde
ren. totdat er dan 206 steken op de naald
komen te staan. Verder gaan met 2 ste
ken te meerderen aan weerskanten om
de 2 c.m., totdat er 36 steken bijgemeer-
derd zijn. Er zijn nu 242 steken op de
naald.
Tegelijkertijd op 48 c.m. het splitje be
ginnen. Hiervoor het aantal steken in twee
gelijke delen splitsen (dus elk van 121
steken). Voor het zoompje 4 steken aan
Aan de zelfkant van het leven
stotene weer te brengen in
de maatschappij, een plaats
te vinden waar deze het
opnieuw kan proberen,
vormt iedere keer opnieuw
een probleem En aan gees
telijke zorg zonder de mo
gelijkheid. zich op te heffen
uit het zondig bestaan,
hebben deze mensen niets.
Zij moeten voelen, dat
de hand. welke hun tot
redding wordt toegestoken,
sterk en betrouwbaar is.
En zo kan. indien God het
werk zegent, een verloren
schaap tot de kudde wor
den teruggebracht. Maar
tegenover successen staan
even zoveel teleurstellin
gen: dikwijls na maanden
lange toewijding kan de
gezochte weer ontglippen
en terugvallen in zonde.
Het is niet mogelijk, in
een kort artikeltje een
volledige indruk te geven
van het werk der stads-
evangeliste. Daarvoor is
het te veelomvattend. Maar
ongetwijfeld zal het een
ieder duidelijk ziin, dat de
vrouw in dit subtiele werk
niet kan worden gemist.
Alleen een vrouw begrijpt
ten vo) het vrouwenhart,
alleen een vrouw kan de
mentaliteit van het meisje
in gevangenis of tucht
school doorgronden en
de betrokkene uiteindelijk
bereiken, zij het dan via
eindeloze gesprekken over
jurkjes en dansmuziek 1
Slechts weinige vrouwen
hebben de durf, de levens
kunst en het geloof, welke
zulk een volkomen op
offering van eigen leven
in het dienen van ongeluk
kigen kan bestendigen.
Daarom diep respect voor
PHE WIJNBEEK.
de zijde van het split er bij opzetten en
dan verder breien op de 125 steken, dus
voor elke schouder afzonderlijk. Als het
mouwtje 18 cm. wijd is. voor de schouder
lijn de steken afkanten op de volgende
wijze: eerst 2 maal 8 steken, dan 1 maal
7 steken, 8 maal 3 steken. 4 maal 2 steken
en 7 maal 6 steken. Voor de hals blijven
er nog 28 steken over. Deze afkanten in
3 groepen van: 8 steken, 8 steken en 12
steken. Op dezelfde wijze als dit is aange
geven voor de hals van het voorpand.
Het gedeelte voor de andere schouder
wordt op dezelfde wijze gebreid.
Afwerking. De schouder- en zijnaden
dichtnaaien. Langs de onderkant van het
truitje het breiwerk 1 c.m. naar binnen
omvouwen en tegenzomen. Bij de mou
wen eveneens een zoompje maken van 1
c.m breedte. Bij het halssplit de 4 c.m
brede inslag naar binnen omvouwen en
tegenzomen. De bovenkant van de hals
ook naar binnen slaan en tegenzomen. Aan
de ene kant van het splitje lusjes maken
en aan de andere kant de knoopjes aan
naaien. De naden luchtig met een natte
doek oppersen. Het borduurwerk wordt
op het gehele bovengedeelte aangebracht,
de mouwtjes inbegrepen, terwijl ook de
onderkant geborduurd wordt en. de zij
kanten van het splitje aan de onderkant
van het voorpand, nadat deze ook naar
de binnenkant zijn omgevouwen De ket
tingsteken worden geheel in willekeurige
vormen op het breiwerk aangebracht We
kunnen natuurlijk eerst een rij ket
tingsteken haken en deze naderhand op
naaien. doch we kunnen ook de ketting
steken direct op het breiwerk borduren.
ZONDAGSBLAD 11 MAART 1950
7
onz€ jeuqó-p&qin&
j
NOG EEN KEER HET OPSTELUURTJE
Beste i
nichtei
Vandaag nog één opstelletje en dan
staan ef al weer nieuwe plannen op ons
programma. Weten jullie, wat ik zo jam
mer vind? Dat er altijd nog neven en
nichten zijn, die niet helemaal doen. wat
Oom Karei hun vraagt. Vorige keer is
er een opstelletje in het Zondagsblad ge
komen, dat bijna helemaal overgeschre
ven bleek te zijn uit een boekje. Oom
Karei kent niet alle boekjes op de we
reld en daarom heeft hij het ook niet
gemerkt Maar oplettende neven en nich
ten. die het boekje wel kennen, schreven
verdrietige briefjes, waarin stond, dat
ze op'die manier óók wel een goed opstel
kunnen maken! En natuurlijk hebben ze
gelijk!
Als Oom Karei vraagt: doen jullie het
helemaal alléén, dan meent hij, jullie
allemaal te kunnen vertrouwen. Kinde
ren, die ijverig zelf een opstel maken,
zouden op die manier nooit aan de beurt
komen, als anderen iets leuks over
schrijven uit een boekje en daarmee een
prijsje winnen. Zullen we nu eens af
spreken, dat we het nooit meer doen en
dat we alles zelf maken voortaan? Dan
zijn we weer goede vrienden.
Tot volgende week maar weer, dan
gaan we iets doen. waar jullie allemaal
wat aan hebben. En nu maar genieten
van het opstel van Henriëtte de Roo.
OOM KAREL
Lente-dioom
Het was een prachtige lentedag en het
zonnetje straalde aan de hemel. De vo
gels kwetterden en floten, zongen en
het jongetje, dat Rob heet. languit op
het gras liggen. Hij kijkt naar de lucht
en naar de zon en hij kijkt naar de bo
men en luistert naar elk geluid. D.in
hoort hij de vogels, .en dan weer hoort
hij een blad ritselen. Daar ziet hij een
eekhoorntje, in die boom. een eikeboom.
Als dat jongetje zo ligt te kijken, wordt
hij moe. Langzaam vallen zijn oogjes
toe En hij droomt Hij droomt van
kabouters en van elfjes en van vogels,
van bloemen, van alles en nog wat. Hij
droomt, dat hij bij de kabouters en elf
jes op het feest is, want de kabouter
koning Langbaard en de elfenkoningin
gingen trouwen. De elfenkoningin heette
„Zilverglans", mooie raam hè? En wat
kwamen er veel dieren. Konijnen, eek
hoorntjes, hazen, vogels, muizen, kre
kels, enz. enz. En wat hebben ze ook
lekker gegeten! Eerst bessenvla en toen
gemalen beukennootjes en gemalen
eikenschors, een eikeldopje met dauw
druppels. En toen: een hele grote room
taart.
's Avonds was er optocht met lam-
pionnetfles en de glimwormen voorop
met hun lichtjes, allemaal verschillende:
groen, paars, geeL rood. wit, blauw, lila
enzovoort. Wat hebben ze feest gevierd!
Robbie danste met de grappige kabou
ter „Knabbelneus" en wat hadden ze
allemaal een pret! Toen.... was ineens
alles weg. want dit alles had Robbie
maar gedroomd. Hij vertelde alles aan
vader en moeder, die het ook erg leuk
vonden. Maar nu gingen ze maar gauw
naar huis. want het begon frisjes te
worden. Toen Rob 's avonds thuis in
zijn bedje lag. dacht hij nog eens na
over alles. Het was een fijne dag ge
weest.
Henriëtte de Roo. 11 jaar.
BEN IE STERK
„Ben je sterk?" vraag je aan je vriend
je. Als hij zegt van „ja", zeg je: „Nou,
dan heb ik een mooi karweitje voor je!"
Je neemt hem mee naar buiten, legt een
stukje glas, dat je vooraf van onderen
hebt nat gemaakt, op de blauwe stoep,
en vraagt hem, of hfj dat stukje glas van
de stoep af kan trekken. Schuiven mag
Ik verzeker je. je vriend mag dan zo
sterk wezen als hij wil, maar hij kan
het glasplaatje niet van de stoep aftrek
ken. Door de zuiging van 't water kleeft
het op een geweldige manier aan de
stoep vast!
het spinnemeisje lelieties der dalen
HET was warm, heel warm. Jantje,
Pietje, Keesje, Wimmie en al de an
dere kinderen in de stad vonden ver
koeling in het frisse water. De grotere
mochten naar het zwembad en de klein
sten werden door moeder met een teiltje
met water buiten in de tuin of op het
balcon gezet. Nu hadden zij het pas naar
Maar, stel je voor, Hans en Liesjc van
de boschwachter hebben helemaal geen
hinder van de warmte in het grote bos
hier ver vandaan: zij speelden er krij
gertje.
De vlugge Liesje roept steeds weer:
„Tik. jij bent hem!", terwijl haar blonde
vlechtjes onder het harde lopen op haar
rug op en neer wippen. Och, en Hansje
is zoals trouwens altijd niet voor
zichtig. Moeder heeft hem nog zó gezegd
niet met scheuren in zijn goed thuis te
komennu rent hij weer dwars door
het struikgewas om z'n weg af te korten.
Bah. er hangen spinraggen, onder het
lopen veegt hij met zijn mouw vlug de
draden uit z'n gezicht, alléén er aan den
kende, hoe hij Liesje toch zou kunnen
krijgen. Die kan zó hard lopen, dat het
lijkt alsof ze vliegt haar voetjes raken
nauwelijks de grond
Hij heeft haar nóg niet. Opnieuw
neemt hij een aanloop, ziet absoluut geen
hindernis, want bijna heeft hij haar nu.
Maar. plotseling, rrrrts doet het goed
van zijn bloesje ergens bij zijn arm. Na
tuurlijk een grote scheur!
Verslagen valt hij in het mos neer.
Wat nu! Hij vindt het wit erg. dat hij
nu weer met een scheur in zijn goed
thuis moet komen en. alsof dat wat hel
pen kon, zit hij nu maar met zijn vin
gers eraan te voelen. Hij wou echt niet
ongehoorzaam zijn, het kwam ook hele- kindei
maal vanzelf omdat Liesje zo vlug
Die kun je zelf maken, maar daar moet
vader of moeder bij te pas komen, om
dat je er een brandende kaars bij nodig
hebt. Door de kaars in plaats van recht
op, plat (horizontaal) te houden, laat j«
kaarsvet in een kom met water druppe
len. Je zult eens zien. wat een aardige
bloemenkelkjes er dan in het water ont
staan!
Als je van te voren een paar draadjes
langs het kaarsvet haalt, die draadjes
in 't water legt en dan zó mikt dat de
„kelkjes" kaarsvet juist op de araadies
terecht komen, heb je ook «tengeltjes
aan de lelietjes der dalen!
beest nou weten, hoe het moot ziin en.
kiik nou es. nu maakt het er echt een
patroon in enzo waar. in het mid
den een plaatsje om in te gaan zitten....
Wat hij nu ziet. is te mooi om waar
te zijn: terwijl een zonnestraal het web
doet glinsteren al? zilver
het midden i
Hij wrijft eens in zijn ogen, want de
waterlanders willen komenen even
later is het net, alsof hij een heel fijn
stemmetje hoort zeggen: „Ja, dat moet
je ook niet doen. Nu is niet alleen je
bloesje stuk, maai- ook mijn mooie ster
ke web. En gisteren heb je het ook al
stukgelopen! Voelde je dan niet die dra
den in je gezicht? Nu. dat was hel. Zie
je wel, nu ben je verdrietig, maar je
moet ook oppassen en voorzichtig zijn
Ik zal je nu laten zien, hoeveel
werk het is. zo'n web, dan zul je het
wel onthouden!"
En voor de verbaasde ogen van Hans
je weeft een dikke spin nu een web. zó
fijn en teer en daarbij zo ingewikkeld
en prachtig, dat hij ademloos blijft toe
kijken. Het duurt lang, want het draadje
moet blijkbaar nog gemaakt worden: het
komt tenminste heel langzaam en moei
zaam uit haar achterlichaam en, al krui
pende van blad naar tak en vandaar
weer naar een ander blad enzovoorts,
tot er een cirkel is gevormd, trekt het
beestje het tere draadje achter zich aan.
Jo, wat prachtig, hoe kan zo'n klein
ziet hit in
héél klein meisjo zitten
„„lü R| t een gezien heeft. Haar
jurkje 'liikt kostbaarder nog dan haar
zilveren kasteel, zó schittert hot in de
zonneschijn, een vingertje heft zij op
als de voelhoren van een vlinder en
nu praat zij weer mot haar fijne stem
metje te?en hem. het is niet harder dan
het ritselen van vlindervleugels en tóch
verstaat Han? het. Zij zeet- ..Heb jo nu
eezion. hoeveel moeite het kost om mijn
huisje te maken. Hans? Zul je het nu
heus onthouden en ook tegen de andere
Ja, ja knikt Han? heel nadrukkelijk en
boemboem doet zijn hoofd op de zachte
woudbodem. Het doet r.iet zo erg zeer,
maarHans wordt er wakker van.
wrijft zijn ogen uit en kan maar niet
begrijpen, waar het lieve kleine meisje
zo eauw gebleven is.
Hii staat op de scheur in zijn mouw
is hij helemaal vergeten zoekt zijn
zusie op. die helemaal niet begrepen
heeft waar haar broertje zo lang wn? en
wier verwijtende stem hij het zwijgen
oplegt met zijn verhaal.
In geuren en kleuren en druk geba
rende. vertelt Hans zijn belevenis
tot hij, bij de bon? gekomen, waardoor hij
wakker eesehrokken is. toch even aarzelt,
waarop Liesje in schateren uitbarst, hem
op zijn schouder slaat en roept: ió. mal
loot. je hebt gedroomd ha-ha-ha
maak mij wat wijs!'
En schaterlachend verdwijnt zij naar
Maar moeder troost Hans en zegt dat,
als hij tóch altijd doet wat het spinne
meisje hem gevraagd heeft, hiimis
schien dan nogcens het mooie klei
ne meisje zal zien. wie wett?l
tjielpten dat het een lust was. Dp bo
men en struiken begonnen al uit te
lopen; en enkele kregen al een paar
blaadjes. De sneeuwklokjes stonden
daar op hun ranke steeltjes en met hun
witte kleine kelkjes. Ook de crocusjes
staken hun kopjes al boven de grond.
Het gras was mals en mooi groen. De
koeien, schapen en geitjes, graasden het
malse, frisse groen van de weilanden.
De lucht was helderblauw en de sloten
en beekjes kabbelden er lustig cp los.
Vooral als het zonnetje er zo op het
water scheen, dan schitterde het ge
woon. Veel mensen gingen wandelen
of fietsen. Een jongetje, dat op een bo
venhuis woonde, ging ook fietsen met
z'n vader en moeder. Wat was het toch
mooi buiten. In de stad kon je er niet
veel van zien. Ze gingen héél vèr fiet
sen en in een bos gingen ze zitten, op
een open plek. Daar rusten ze uit en
„picknicken ze. Als het eten op is, gaat
HET STOELENSPEL
Daarvoor moet je de tafel (als die in
t midden van de kamer staat) opzij
schuiven en ervoor in de plaats een dub
bele rij stoelen zetten met ruggen tegen
Net zoveel stoelen als er spelers zijn,
min één. Speel je met z'n achten, dan
moeten er zeven stoelen. staan. Iemand
speelt op de piano of orgel een liedje,
en op de maat daarvan moeten de spe
lers achter elkaar om de stoelen lopen.
Plotseling houdt de speler midden in het
liedje op met spelen. De spelers moeten
onmiddellijk op de stoel gaan :itten,
waar ze 't dichtst bij zijn. Eén blijft na
tuurlijk over en die valt af. Er wordt nu
ook een stoel weggenomen en de over-
blijvcnden beginnen opnieuw, op de
maat der muziek, hun rondwandeling
om de stoelen. Telkens houdt de muziek
onverwacht op en valt er een speler af.
Het is nu de kunst, zo lang mogelijk aan
't lopen te blijven. Hoe minder mensen
om de stoelen lopen, hoe spannender
wordt het spel. 't Grappigst is, als er
twee om de enig-overgebleven stoel
lopcnl Een leuk spel.
„Ziezo, da's klaar. Dag
meisjes, zijn jullie daar alle
drie? Zoet geweest. Overge
gaan op school?"
„Ja Opa!''
Opa lijkt wel een strenge
Sinterklaas, denkt Annema-
rietjc. Langzaam lopen ze het
perron af.
„Mag ik de kaartjes geven,
Oma?" bedelt Tum.
„Nee kind, dat gaat niet.
Die hebben elk drie gulden
gekost, als ze wègraken!"
Tum moet even lachen. Hoe
kunnen spoorkaartjes nou
wegraken als je ze in je hand
De weg naar huis'is nu erg
lang.
„Hoe zien de rapporten er
uit?" vraagt Oma strak.
„G-goed, Oma.''
Does doet het woord. Ze
mag Oma's paraplu dragen.
hebben een warme reis ge
had. Ze gaan zich eerst wat
verfrissen op de logeerka
mer, waar ze slapen. Er zijn
nu weer vier logeerkamers.
Opa en Oma hebben de
grootste.
„Nu moeten jullie rustig
zijn." zegt Snoecksie.
Ze verwacht natuurlijk
niet. dat de bengels dat echt
zullen doen. Annemarietje is
al in de tuin, Tum duikt on
der tafel en trekt Freekje
op haar schoot.
Does weet niet. wat ze be
ginnen moet. In de tuin ziet
ze Annemarietje, haar ar
men vol poppen, naar een
veilig hoekje kruipen.
Daar komt Oma alweer
door Plió Wijnbeek
zitten in Vaders stoel.
„Tootje, schenk jy nu eens
netjes koffie in!"
„Ikke, Oma?"
„Ja zeker, meisjelief. Kan
Does schudt van nee.
Snoecksie is al bij het thee
blad. Ze schept suiker in de
kopjes. Oma kijkt streng.
„Meisjes van elf jaar, die
geen koffie kunnen schenken!
Hoe vindt Opa dat?"
Opa heeft er nog nooit van
gehoord. Does schaamt zich
een beetje. Ze hoeft nooit
koffie of thee in te schenken,
ze heeft er nog nooit aan ge-
mer is?
„Het gaat niet regenen,
Oma!" zegt ze troostend.
„Niet regenen? Natuurlijk
niet. Praat er niet overheen,
Tootje. Wie geen mooi rap
port heeft, krijgt straks niets
uit de koffer."
O wee, dat is voor Tum!
Heeft Oma wat in de koffer?
Dat is fijn! Tum kijkt om
hoog Opa draagt een gouden
bril. Toch heeft hij aardige
blauwe ogen. Opa is met al
tijd streng, hoopt Tum.
Kijk, daar staat Snoecksie
aan het hek. Annemarietje
holt nu maar vooruit. Daar
komt de kruier aanfietsen
met de koffer. Opa en Oma
Annemarietje speelt dierentuin
dacht. Snoecksie doet alles, en
anders Rika of Alie.
„Foei!" zegt Oma afkeu-
„Maar Does kan wel koek
jes presenteren!" helpt
Snoecksie.
Does springt al op. Snoeck
sie wijst naar het buffet. Daar
staat het schaaltje klaar. Oma
neemt er geen. ze mag geen
zoetigheid eten van de dok
ter. Opa wel.
„Dan mag u er twéé," zegt
Does lief. Opa lacht tegen
haar. „Braaf van je hoor!"
Maar hij neemt er ééntj
Annemarietje speelt dieren
tuin. Turn is de olifant en
Freekje. die lui in het rozen
perk ligt, de tijger De pop
pen zijn schoolkinderen, die
een dagje uit zijn. Annema
rietje is pas met haar klas
naar het dierenpark in Rhe-
nen geweest. Ze weet nu pre
cies, hoe dat gaat. De kinde
ren mogen niet dicht bij de
tralies komen.
..Als de tijger je eens op-
Tum gromt. Dat doen echte
olifanten niet, maar het is
leuk om te grommen.
Daar komen Opa en Oma
en Does aangewandeld. De
koffie is op en Opa wil de tuin
Does wil graag meespelen,
maar ze durft niet. Ze voelt
zich opeens groter dan de
twee anderen. Logés mag je
niet zoveel alleen laten, heeft
Vader gezegd.
Does wil wel. Ze kijkt eens
naar Opa.
Opa moet er om lachen.
„En ik?" vraagt hij-
Turn vindt het heel gewoon.
Ze fantaseert lustig door.
(Worüi vervolgd)