r
J
■jüCpl
HET FIETSSLOT
ZONDAGSBLAD 25 FEBRUARI 1950
Toen de molenaar rijk geworden was
OP een dag geviel het dat een paard,
dat bijna zijn hele leven lang wagens
vol zakken met graan naar een molen
had gesleept, door de molenaar aan de
dijk werd gezet. Want elk graankorreltje,
dat het had vervoerd was ten slotte als
metaal, nóg geler en blinkender dan die
korreltjes, terechtgekomen in de beurs
van zijn baas. Waarom zou ik nog wer
ken. nu ik rijk ben? dacht deze, en hij
stuurde de knecht, die dikwijls de gelei
der van het paard was geweest, het erf
af. Voor zo'n jonge man was 't niet erg,
doch het paard, dat oud begon te wor
den, stond letterlijk en figuurlijk aan de
dijk, die de molen omringde-
In het dorp wist men te vertellen, dat
de molenaar een groot huis bezat, een
mooie villa in een bos aan de rand van
een stad. Maar nooit was men er achter
gekomen waarom het huis van de mole
naar altijd onbewoond was geweest.
Bijna overal moest iedereen .zijn woning
met anderen delen, want er waren hui
zen te weinig. Boven opgehaalde schou
ders spraken kwade tongen: De mole
naar heeft geld
En ondertussen stond het paard maar
aan de dijk. niet wetend waar het heen
moest. Maar ten slotte besloot het toch
zijn baas te volgen. Misschien kan ik
hem nog vermurwen, dacht het. Ook
een paard moet enderdak hebben, en ik
heb de molenaar trouw gediend-
Dus verliet het paard de dijk om zich
te begeven naar het grote huis. waar
zijn baas nu moederziel alleen woonde
Het was een stralende zomerochtend, en
het paard voelde de zon door zich heen
trekken.
Toen het een eind gelopen had, zag
het opeens een oude hond aan de kant
van de weg zitten. De kop van 't dier
was diep tussen de voorpoten gezakt.
„Zo, wat zie jij er treurig uit", zei het
paard, dat naar iedereen weet, evenals
vele ander? dieren omstreeks het einde
van de tweede wereldoorlog had leren
praten.
„Och, antwoordde de hond. ik ben oud
en kan niet langer met mijn meester
rennen door de velden, en springen over
sloten. Ik kan zelfs niet meer apporteren,
of zijn huis bewaken Vanochtend wijde
hij me doodschieten, en toen ben ik weg
gelopen"
„Ga met me mee", zei het paard. „Mis
schien kan ik je een nieuw tehuis be
zorgen."
Terwijl ze gezamenlijk verder gingen
duurde het niet lang. of zij zagen een
kat op de weg liggen. Hij was geheel
doorweekt on toen de anderen naderden
stond hij trillend op
„Wat is jou overkomen?" vroeg het
„Mijn vrouw wilde me verdrinken-
Ik ben afgeleefd. Ik kan geen muizen
meer vangen, en geen kopjes meer
geven. Ik kan alleen achter de kachel
liggen. Maar ik wil me niet laten ver
drinken. Op het laatste ogenblik ont
snapte ik"
„Ga maar met ons moe." zei het Paard
Met zijn drieën voelden de kat. de hond
en het paard zich meer mans dan elk
voor zich alleen. Snel liepen zij door tot
vlak bij de stad. waar zij plotseling stil
stonden en luisterden In hun nabijheid
kraaide een haan. doch het was geen
gewoon gekraai: het was een angstiger
IJselijker geluid dan waarmee de heer
van het hoenderhok des ochtends de zon
schijnt te roepen.
Wat echter fladderend boven een heg
verscheen was inderdaad een haan
zó'n echte haan zelfs, dat de kat reeds
begon te likkebaarden.
„Ze willen me in de soep gooien",
krijste de haan, „en eerst mijn nek nog
omdraaaien ook!"
niet nodig." sprak het paard.
„Ga i
J. VAN MILL
als Combinatiespcler
De Haagse speler J. van Mill, vroeger
in Dordrecht woonachtig, geniet een
zekere vermaardheid om zijn listig com
binatiespel. Combinaties, die soms luch
tig en elegant en dan weer zwaar en
log zijn.
De eerste stand is uit een partij tus
sen Van Mill met wit en D. van Stein.
beiden hoofdklasse spelers.
Nog vóór het helemaal donker was.
waren zij in het bos bij de stad, en zij
zagen een groot huis staan, dat het paard
herkende als de villa van zijn baas Uit
een van de vensters straalde licht.
In de schemering slopen zij er op af
en keken door het venster waarachter
het licht scheen. De molenaar zat aan
een tafel, die bedekt was met lekker
nijen. De manier waarop hij deze naar
binnen werkte had met eten niets te
maken. Het paard, de hond. de kat en
de haan keken elkander begerig aan.
„Juist wat we moeten hebben", zeiden
zij: „onderdak en eten bovendien."
Hun plan was spoedig gemaakt: Paard,
hond, kat en haan sprongen grinnekend.
blaffend, sissend en kraaiend, elk door
een ander raam naar binnen. De mole
naar schrok zó dat hij zelfs niet zag met
wie hij te doen had: de dieren waren
voor hem spoken, en hij vluchtte gil
lend het bos in
Gelukkig liet hij al zijn eigendoms
bewijzen liggen, zodat de volgende dag
de beer achter het loket in het huisves
tingsbureau alleen tegen het paard kon
brommen: ..Goed. »mijnheer, het is ge
heel in orde."
En zo, van 1945 af, is dit verhaal van
mond tot mond gegaan.
H. K. F SLIK
a i
0 m
m
i B a
n «i i
a im
m
Alle correspondentie betreffende deze
rubriek te zenden aan W. Hoekstra.
Wildhoeflaan 7, Den Haag. Oplossingen
moeten uiterlijk 8 dagen na plaatsing
der vraagstukken worden ingezonden.
Oplossing vraagstuk no. 130 (eindspel
van P. Kleute Jr.). Wit speelt 2539,
39—25, 25—9. 9—13, 13—9 en de rest is
eenvoudig. Bekende spelgang, maar in
de partij toegepast is het telkens weer
verrassend.
Oplossingen ontvangen van: Maarten
Muis, G. van Beek, G. Verbiest, C. A.
Boei. H. Toet, A. J. J. Ros. Joh. Michiel-
sen, G. C. F. 't Hooft, S. Korpershoek,
T. Ouwerkerk. W D. van Es. F. Plai-
zier. Andr. van Putten, P. Brand. K. de
Visser, F. J. Smith, Leen Blom, A. Jan
sen, J. L. van Wuijckhuijse, M. Baak. C.
Klinkenberg, H N C. van Oosterom,
C. Demenint, L. Aarsten. KL 't Hart, F.
J. Smith, M, Rademaker, P. van Spron-
sen, V. Durand, K van Asperen, H. Mo
lendijk en L. Manni.
Na loting werden de prijsjes toege
kend aan G. Verbiest, G. v. d. Beek en
C. Demenint.
Een dezèr dagen zal voor toezending
worden zorg gedragen.
m
23—18
34—30
42—37
37X10
Zwart
12x32
25X23
20x38
15X4
2—7
4X13
echijf gewonnen hebben.
OPLOSSING VAN DE VORIGE WEEK
Horizontaal: 1 genadig, 8 raden, 10 eg,
12 tam, 13 de, 14 Lea, 16 molen, 18 elan,
20 none, 21 graat. 23 Ee, 24 rog, 26 te,
28 talon, 30 hals, 33 toch, 34 eland, 36
the. 37 ls, 38 oer, 40 t.i„ 41 deern, 43 top-
gras.
Verticaal: 2 er, 3 nat, 4 Adam, 5 demon,
6 in, 8 gelegenheid, 9 genegenheid, 11
Gelre, 13 den. 15 aaa, 17 los, 19
De speler met zwart meende in deze
stand als beste zet 2822 te moeten
spelen. Van Mill voerde echter toen een
van zijn lichtkaliber zetjes uit en won
als volgt:
Wit Zwart
28—22? 18—23
29x9 14X3
25X23 27X49
Buitengewoon verrassend en, hoewel
weinig zetten diep, toch vrij moeilijk
te zien.
De hieronder volgende stand is voor
gekomen in een partij, gespeeld door
J. van Mill (zwart) en F. van Rennes.
Van Mill gaf in onderstaande stand
aan, dat zijn tegenstander in deze stand
als volgt had kunnen winnen:
w\
zangnoot, 15 kippenproduct. 16 winter-
voertuig, 17 ruw, 19 onbekende (afk.),
20 esdoorn, 22 boomloot, 23 mager, 25
witte populier, 28 stad in Chaldea, 30
edel diér, 31 Rivier in Italic, 32 Fr. lid
woord, 33. zangnoot, 34 lichaamsdeel, 36
kleurling. 39 vrucht, 42 meisje, behept
iets!
overdreven ingenomenheid tot
Verticaal: 1 overeenkomst, 2 toespraak,
3 heilige (afk,). 4 strikje, 5 in het jaar
onzes Heren, 6 aanw. voorn.woord. 7 stad
in China, 10 ijzerhoudende aarde, 11 Zon,
12 zure pap van lijnmeel, 13 kippenloop,
18 Regerings-opdracht (afk.), 20 opwaartSj
21 telwoord, 24 Oosterse hoofdbedekking,
26 ambtshalve (afk.), 27 kleine adverten
tie met grote aantrekkingskracht. 29 her
kauwer, 31 voor. 35 eind, 37 fruit, 38 sup-
porterskreet, 40 zie 14 horizontaal, 41
bestaat.
Oplossingen per briefkaart in te zen
den, uiterlijk Donderdagmorgen aan het
bureau van dit blad. In de linkerboven
hoek van de adreszijde te vermelden:
Puzzle-oplossing. De prijzen: le 5.
2e en 3e elk ad 2 50.
Indonesisch vrouwelijk par
lementslid nam zuigeiinq mee
naar de zitting
Acht Amsterdammers qin.
L# gen vechten om een bosje
massa's
pen.
Verloofde mooters, houdt m&r mod!
Ze komen nu met grote spoed
Er dryven brokken Nederland
Ueek'm week uit naar-Hollands strand.
De Amsterdamse voorjaarsvreugde
Leidt-zo LI ziet - tot ongeneugten
Bii 't delen van de katjesbuit
LI ziet hw saam-tor zitting gaan
tónt jong geleerd is oud geztóan
Maar'thele parlement stoirf paf
Dit lid gaf géén geloofsbrief af!
Fluistercampagne in -Het
Gooi: Abe lenstra wordt bur.
gemeestcn van -Hilversum.
CFurdnill wil met Stalin
gaan praten.
Affiche-oorlog in verband
met de koningskwestie in
Brussel. n
&isin tGboi een vraag gerezen:
2al dit zijn laatste doelpunt weazn'
Is deftigraid bier straks vcndwenoi.'
ten magistraat met voetbal benen!!
.Ikken, zegt Winston .temai lang
Ik. bon voor Stalin niet zo bang
Gat mij maar eens raar 'tKremfm reizen
Dapzank Joe z'n fouten wijzen
Men kliedert klodders en plakkaten
Op deuren raam in Brussels straten.
.Mzn plakt elkanders venstersdicW,
Bepleistert zelfs 'twrkazrsstopiicbt.
4- VE 4»
.ZEVEN-
W w
kroniek van een week
in verfiaallje^ met
MORAALTJES
-A don -b
KARB. IWKC, «- G005 KAMPHUI^
C*» En de bode in de Utrechtse ge-
meenterjad moest drie moe
ders met huilende babies
verwijderen
raadslid was mar Ui verstaan
tr hieJpgeon suja-sujakindje aan
De bode heeft het sdnre'iend kroost
Maar zacht de raadszaal uhjiioodi,
ZONDAGSBLAD 25 FEBRUARI 1950
3
MET een zucht van verlichting stapte
Manus naar buiten en liet met ken
nelijk welbehagen de deur achter zich
dicht vallen.
Ziezo, dat was hard meegevallen!
Hij had zich wel groot gehouden, want
als man kon je je eigen toch niet laten
kijken wanneer je naar dc tandarts ging,
maar een beetje zenuwachtig was hij toch
wel geweest.
Twee beetjes, zou zijn vrouw gezegd
hebben, wanneer zij in zijn hart had
kunnen kijken.
Maar ja, wees nou eens eerlijk, wie
gaat daar onbewogen binnen; door die
gevreesde deur met het treiterende bord
je: „P. Zahn, tandarts. Spreekuren: des
avonds van 78 uur?" Doch hem was
het meegevallen.
Hij had er niets uitgetrokken, maar was
met een glimmend, gonzend ding z'n
gapende mond binnengegaan, en na in
zijn tanden rondgewroet te hebben, waar
bij hij slechts één keer een venijnige
prik had gevoeld, was hij weggestuurd
met de boodschap: over veertien dagen
terug komen.
Die ene prik was overigens de aanlei
ding geweest tot een kleine onenigheid
met de tandarts, want het deed Manus
plotseling zijn mond dichtklappen, waar
door de tandarts het uitzicht benomen
was en het boortje danig in de klem
kwam te zitten
Maar goed, dat was voorbij en Manus
KORT VERHAAL
Ar ie von Mullem
voelde zich opgelucht toen hij ,goed en
wel buiten stond.
Het was knap donker naast het huis,
waar hij zijn fiets had neergezet.
Maar hij had zijn rijwiel spoedig te
pakken en wurmde met het sleuteltje op
de plaats waar hij 't fietsslot vermoedde.
Dat was ook geen gemak, zo'n slot op
Je fiets, en zeker niet als het donker was.
Met veel geduld gelukte het hem ein
delijk om het sleuteltje er in te krijgen.
Maar wat was dat nou?
Met geen mogelijkheid kon hij het om
gedraaid krijgen.
Hij probeerde het nog eens, maar weer
tevergeefs
Voor alle zekerheid schrapte hij een
lucifer aan en belichtte bij dat snel ver
gankelijke schijnsel de fiets. Ja. het was
z'n eigen fonkelnieuwe karretje
„Nou moe, pruttelde hij halfluid, wat
heb ik nou aan me fiets hange!"
Daarna liet hij zich op één knie zinken
en blies uit alle macht in het smalle
spleetje van het slot. Er kon wel vuil
in zitten. Maar nee hoor. dat hielp hem
geen steek verder.
Manus schoof z'n pet naar achteren en
woelde met z'n vereelte vingers door zijn
gedunde haren. Dat was zo zijn gewoon
te als hij in moeilijkheden zat.
Er was maar één uitweg meer: naar de
fietsenmaker.
Driftig pakte hij het weerbarstige rij
wiel op en hees het op zijn schouder.
Mopperend op alles wat met fietssloten
verband hield, sjouwde hij met z'n slin
gerende last door de dorpsstraat
Op zijn oude fiets had hij nooit een
slot gehad
Niet nodig, vond hij, aangezien er hier
In het dorp nooit fietsen gestolen wer
den, cn wanneer het nog eens zo ver
mocht komen, zijn krakend vehikel zeker
het langst zou blijven staan.
Maar de politie dacht er anders over
en had hem eens een ondubbelzinnige
waarschuwing gegeven.
Toen hij dan ook een week geleden
een nieuwe fiets had gekocht, wijl de
oude aan het eind van haar uithoudings
vermogen was gekomen, had hij er toch
tegelijk maar een slot aan laten doen.
Maar nu liep hij daar met z'n nieuw
koop te sjouwen.
Hij voelde de spottende blik van een
voorbijganger op z'n rug gevestigd. De
man was met een alledaags „Navend"
gepasseerd doch toen stokstijf blijven
staan, 't Was van achteren blijkbaar een
vreemd schouwspel.
't Mankeerde er nog maar aan dat htl
do politic tegen kwam; die dacht vast
wel dat hij een fiets gestolen had
Grimmig sjouwde Manus naar links
en naar rechts onder het moeizame gaan.
Af en toe stootte hij zich pijnlijk aan een
pedaal, dié altijd daar wn« waar hij hem
niet vermoedde.
Sjonge, zo'n fiets was een lastig ding
om te dragen!
De fietsenmaker woonde nog aan de
andere kant ook, zodat hij het hele dorp
door moest sjouwen.
Voorzichtig liet hij de fiets zakken en
wreef zyn pijnlijke schouder, 't Laatste
eindje maar over de andere kant dragen.
Zo sukkelde hij 'nog even door over
de gelukkig nogal stille dorpsstraat en
bereikte tenslotte het doel van zijn wan
kele tocht.
„Volluk!" galmde zijn stem door de
geopende deur het portaaltje in.
„Goeienavond!"
„GoeieKen je m'n fietsslot effe
nakijke? 'k Ken 't nie meer ope krijge".
„We zalle es kijke, man".
Zwijgend volgde Manus met zijn fiets
de man naar het schuurtje
Daar werd het weerspannige slot aan
alle kanten bekeken en nogmaals gepro
beerd, evenwel zonder resultaat.
„D'r zit niks anders op dan dat we het
doorzage", besloot de rijwielhersteller.
„Vooruit maar, besloot Manus. as ik
maar weer rije ken".
Het knarsend geluid van de Ijzerzaag
vernietigde zijn laatste respect voor
fietssloten. En toen het obstakel verwij
derd was en de ander besloot met: „As
d'r nou een andere opmoet, dan breng
je hem morge maar effe", reageerde Ma
nus fel en overtuigd: „Ik heb er tabak
van hoor, dan maar een bekeuring!"
Met een gevoel <alsof hij een blok aan
zijn been was kwijtgeraakt, fietste hij
naar huis, waar zijn vrouw hem in span
ning opwachtte.
„Nou, zijn ze d'r uit?"
"^at bedoel je?" vroeg Manus verwon-
„Je tanden natuurlijk. Ben je niet ge
weest?"
„O!' Ja". Dat was hij helemaal ver
geten. ..Ja, bij de tandarts is 't goed ver-
lope Ze worde geplombeerd".
Bij het koffiedrinken barstte Manus
uit over z'n weerspannige fietsslot.
Zijn vrouw stemde volkomen in met
zijn vernietigend oordeel. Ja. als het zo
ging, kon je er beter geen hebben.
De andere morgen, toen Manus zijn
fiets bü daglicht zag, stond hij sprakeloos.
Hoe was dat mogelijk! Zijn vingers
woelden weer door z'n haren.
Hij wees zijn vrouw, die op zijn ver
baasde uitroep was toegesneld, op de
fiets, die uitdagend stond te glanzen in
het achterhuis.
,,'t Is de mijne nietf' Verbouwereerd
keek hij naar zijn vrouw, die stond te
schaterlachen.
„Ja, lach maar! mopperde hij, zeg maar
liever van wie die wel is".
Peinzend ging hij het rijtje langs, dat
gisteravond in de wachtkamer zat.
Hij was nog niet tot een oplossing ge
komen, toen plotseling de deur werd
opengestoten en een glunder gezicht naar
binnen keek. 't Was Jansen, de slager.
„Hé, ouwe fietsedief! Sta je de buit te
bekijke?*
„Dat is em", flitste het door Manus
heen en opgelucht nodigde hij de slager
binnen.
Het was inderdaad de eigenaar. De fiets
van Manus stond bij hem thuis, als hij
even meeging met het sleuteUje. kon hij
de fietsen ruilen.
Het kostte Manus een nieuw slot. En
daarmee was de zaak beklonken
Alleen kon hij er sindsdien niet meer
toe komen om zijn fiets op slot te zetten,
op gevaar af deze nog eens echt kwijt te
raken!
het zg,kkenöRè.qeRshuisje a,ó,n öe koLk te öeLfsh&ven,
qezien va,n het ^chteRW&teR
Het begraven in de kerk
de deftige burgerstand in de 18de
en uit de door dr. Hartog verzamelde
Spectatoriale Geschriften, is ook veel
bekend geworden, omtrent het huiselijk,
maatschappelijk en kerkelijk leven in
die eeuw
Wat i
werk had gedaan,
gelegenheid om kostbare uitgaven te
doen. Dan toch werden o.a .alle dienst
boden in de rouw gestoken. In de ker
ken werden prachtige wapenschilden
aangebracht en graftomben opgericht
Menigeen ergerde zich aan deze „oma-
zag als „bewijs
menton", omdat i
ji ydelheid".
„De lljksVaatsie 1
predikant had
CS3BB®
De poort der genade
Ned. Ilerv. Kerk le Ridderkerk.
Alzo moet de Zoon des
verhoogd worden. Joh. 3 14b.
JN de nacht voert Jezus een gesprek
met Nicodemus. Het loopt over de
ingang in het Koninkrijk Gods. Een
levensvraag voor ieder mens! Christus
wijst hem de ingang met een greep
uit Israels geschiedenis.
Kijk: Ergens in de woestijn staat een
hoge stang. Daar bovenop is een kope
ren slang vastgemaakt. Mozes heeft die
slang de hoogte ingestoken. Nicodemus
erinnert het zich. Israël is op weg naar
het beloofde land. Maar de weg is lang
en moeilijk. Het volk wordt opstandig.
Het trapt op Gods hart. En zo haalt
het Gods gericht over zich. Vurige
slangen overvallen het volk. Wie ge
beten wordt is buit voor de dood. Zo
komt daar de dood te staan tussen
Israël en het beloofde land. Nu kunnen
ze niet meer binnengaan. Want Gods
gericht staat daar als een ondoordring
bare muur. Tegen die muur kunnen ze
zich te pletter lopen. Maar er doorheen
breken kunnen ze niet. Als God nu
niet Zelf een poort van genade uit
breekt in die ruïnes, dan komen ze
nooit in het beloofde land.
En zie: God hééft het gedaan. Mozes
heeft een koperen slang gemaakt en de
hoogte in gestoken naar Gods bevel.
Daar is de enge poort der genade!
Wie nu maar naar die slang opziet zal
leven, die breekt door het gericht
heen. Wie gelovig in deze genade rust,
zal binnengaan.
Dat moeten Nicodemus en wij, we-
Tussen ons en het Koninkrijk Gods
staat het gericht. Wij hebben de ingang
zelf versperd door onze zonden. Wij
hebben God op het hart getrapt. Nu
is er maar één mogelijkheid meer. God
zelf moet een poort van genade ope
nen, waardoor wij kunnen ingaan
En H\j heeft het gedaan. Hij heeft
de Zoon des mensen verhoogd. Op
Golgotha is een kruis in de grond
gezet. En Jezus is daaraan gehangen.
Dat is Zijn verhoging. Hij draagt het
gericht dat wij door onze zonden heb
ben opgeroepen. Hij komt in dat ge.
richt om. En daarin wordt Hij de poort
der genade! Als een mens, die God op
het hart getrapt heeft, nu maar opziet
naar deze Verhoogde. Als een mens
nu maar in deze genade gelovig rust.
Dan wordt de Christus aan het kruis
voor hem de ingang in het Koninkrijk
Gods. Dan. breekt hy in Christus door
het gericht heen. Dan zal hij leven!
De Zoon des mensen móét verhoogd
worden. Hij móét aan het kruis. Zo
alleen komt er een doortocht door het
gericht. Wie deze poort der genade, de
Christus aan het kruis, voorbij loopt,
zal het Koninkrijk Gods nooit binnen
gaan. Maar wie gelovig op Hem ziet is
door de poort der genade gngaan. En
het Koninkrijk Gods bot -nnr hem
open
doorgaans grote omvang, vooral in da
steden en waar zij voorbij kwam, scho
ten de mensen uit straten en stegen toe,
om te zien of te volgen, 't Gebeurde
meer dan eens dat de straatjongens er
mee spotten, als het een leraar was. die
in zijn leven voor slcelen en banken had
gepreekt en eerst had moeten sterven,
om volgers te krijgen.
In Rotterdam was 't sinds onheuge
lijke tijden gewoonte, dat. wanneer een
leraar van de publicque kerk begraven
wierd. de statie door de kerk trok naar
het choor (begraafplaats der predikan
ten). doch voor de predikstoel gekomen
zijnde, deed men de statie ophouden en
zette het lijk voor enige ogenblikken
voor de predikstoel neer, waarna het lijk
weder opgenomen en naar het graf ge
bracht werd."
Toen de bedienaar der begrafenis in
1764 verzuimde het lijk voor de predik
stoel te zetten, gaf dit heel wat opschud
ding. Spoedig kwam er felle tegenkan
ting tegen het begraven in de kerk Men
beschouwde dit als bijgeloof, als on
hygiënisch cn betoogde dat „velen zo aan
die gewoonte hechtten, omdat het begra
ven worden in een kerk gold als een be
wijs van gegoedheid"
Het begraven in de kerk werd het
eerst in 1792 te Wijk-bij-Duurstede ver
boden. De bekende Doopsgezinde leraar.
Marten Schagon, overleden in 1770 te
Utrecht, werd op zijn uitdrukkelijk ver
langen „tegen eone verouderde gewoonte,
door langduurighcid van tijd gewettigd,
schoon uit bijgeloof gebooren". aan de
Bilt begraven
Rouwbrieven werden al spoedig ge
drukt. Ze waren omstreeks 1770 onder
de deftige burgers algemeen. De adel
daarentegen liet ze schrijven, „om zich
te onderscheiden".
In 1775 worden rouwbrieven in voor
raad eedrukt. ook voorde leven-
„In deze tijd ontstond ook de ge
woonte. nat men door zijn naam onder
de brieven te laten drukken, te kennen
gaf geen antwoord te verwachten Tegen
inde der eeuw kwam het algemeen
in gebruik
latei
advertentie
de
Gebruiken bij overlijden in
de 18e eeuw
Bij overlijden bestonden er in ons land
in de 18e eeuw nog enkele gewoonten
„ons mogelijk van de Romeinen, seeker-
lijk van de Heidenen, nagelaaten
L. Smits vertelt daarvan in zijn
„Schatkamer der Nederlandse Oudhe
den", dat men de „lijkken mooi maakt.
Sy worden in het wit gekleed, met
bloemtjes gekroond, met groente en lo
vertjes overstrooit; doch in welke plech
tigheid, in plaatse van cypresse takken
de rosmarijn word gebruikt. Alles uit
Virgilius spreekt ook van het „be
strooien der lijken in Zijn „Eneis", ter
wijl bij Tibullus van het bestrooien der
graven wordt gesproken. Op de „begraaf-
dagh, te weeten van een kindje, word
de drager van het kistje, door een jonge
dochter, met groente bestrooid"
Zo zag Smits te Utrecht een aanspre
ker voor het lijk uitgaan, die een zware
lauriertak in zijn hand hield. HO zegt
daarvan: „Is weder Roomsch, tewecten
spruytende uit het dragen van cy-
presse-takken aldaar, en^ofjiet plaatsei)