r J ■jüCpl HET FIETSSLOT ZONDAGSBLAD 25 FEBRUARI 1950 Toen de molenaar rijk geworden was OP een dag geviel het dat een paard, dat bijna zijn hele leven lang wagens vol zakken met graan naar een molen had gesleept, door de molenaar aan de dijk werd gezet. Want elk graankorreltje, dat het had vervoerd was ten slotte als metaal, nóg geler en blinkender dan die korreltjes, terechtgekomen in de beurs van zijn baas. Waarom zou ik nog wer ken. nu ik rijk ben? dacht deze, en hij stuurde de knecht, die dikwijls de gelei der van het paard was geweest, het erf af. Voor zo'n jonge man was 't niet erg, doch het paard, dat oud begon te wor den, stond letterlijk en figuurlijk aan de dijk, die de molen omringde- In het dorp wist men te vertellen, dat de molenaar een groot huis bezat, een mooie villa in een bos aan de rand van een stad. Maar nooit was men er achter gekomen waarom het huis van de mole naar altijd onbewoond was geweest. Bijna overal moest iedereen .zijn woning met anderen delen, want er waren hui zen te weinig. Boven opgehaalde schou ders spraken kwade tongen: De mole naar heeft geld En ondertussen stond het paard maar aan de dijk. niet wetend waar het heen moest. Maar ten slotte besloot het toch zijn baas te volgen. Misschien kan ik hem nog vermurwen, dacht het. Ook een paard moet enderdak hebben, en ik heb de molenaar trouw gediend- Dus verliet het paard de dijk om zich te begeven naar het grote huis. waar zijn baas nu moederziel alleen woonde Het was een stralende zomerochtend, en het paard voelde de zon door zich heen trekken. Toen het een eind gelopen had, zag het opeens een oude hond aan de kant van de weg zitten. De kop van 't dier was diep tussen de voorpoten gezakt. „Zo, wat zie jij er treurig uit", zei het paard, dat naar iedereen weet, evenals vele ander? dieren omstreeks het einde van de tweede wereldoorlog had leren praten. „Och, antwoordde de hond. ik ben oud en kan niet langer met mijn meester rennen door de velden, en springen over sloten. Ik kan zelfs niet meer apporteren, of zijn huis bewaken Vanochtend wijde hij me doodschieten, en toen ben ik weg gelopen" „Ga met me mee", zei het paard. „Mis schien kan ik je een nieuw tehuis be zorgen." Terwijl ze gezamenlijk verder gingen duurde het niet lang. of zij zagen een kat op de weg liggen. Hij was geheel doorweekt on toen de anderen naderden stond hij trillend op „Wat is jou overkomen?" vroeg het „Mijn vrouw wilde me verdrinken- Ik ben afgeleefd. Ik kan geen muizen meer vangen, en geen kopjes meer geven. Ik kan alleen achter de kachel liggen. Maar ik wil me niet laten ver drinken. Op het laatste ogenblik ont snapte ik" „Ga maar met ons moe." zei het Paard Met zijn drieën voelden de kat. de hond en het paard zich meer mans dan elk voor zich alleen. Snel liepen zij door tot vlak bij de stad. waar zij plotseling stil stonden en luisterden In hun nabijheid kraaide een haan. doch het was geen gewoon gekraai: het was een angstiger IJselijker geluid dan waarmee de heer van het hoenderhok des ochtends de zon schijnt te roepen. Wat echter fladderend boven een heg verscheen was inderdaad een haan zó'n echte haan zelfs, dat de kat reeds begon te likkebaarden. „Ze willen me in de soep gooien", krijste de haan, „en eerst mijn nek nog omdraaaien ook!" niet nodig." sprak het paard. „Ga i J. VAN MILL als Combinatiespcler De Haagse speler J. van Mill, vroeger in Dordrecht woonachtig, geniet een zekere vermaardheid om zijn listig com binatiespel. Combinaties, die soms luch tig en elegant en dan weer zwaar en log zijn. De eerste stand is uit een partij tus sen Van Mill met wit en D. van Stein. beiden hoofdklasse spelers. Nog vóór het helemaal donker was. waren zij in het bos bij de stad, en zij zagen een groot huis staan, dat het paard herkende als de villa van zijn baas Uit een van de vensters straalde licht. In de schemering slopen zij er op af en keken door het venster waarachter het licht scheen. De molenaar zat aan een tafel, die bedekt was met lekker nijen. De manier waarop hij deze naar binnen werkte had met eten niets te maken. Het paard, de hond. de kat en de haan keken elkander begerig aan. „Juist wat we moeten hebben", zeiden zij: „onderdak en eten bovendien." Hun plan was spoedig gemaakt: Paard, hond, kat en haan sprongen grinnekend. blaffend, sissend en kraaiend, elk door een ander raam naar binnen. De mole naar schrok zó dat hij zelfs niet zag met wie hij te doen had: de dieren waren voor hem spoken, en hij vluchtte gil lend het bos in Gelukkig liet hij al zijn eigendoms bewijzen liggen, zodat de volgende dag de beer achter het loket in het huisves tingsbureau alleen tegen het paard kon brommen: ..Goed. »mijnheer, het is ge heel in orde." En zo, van 1945 af, is dit verhaal van mond tot mond gegaan. H. K. F SLIK a i 0 m m i B a n «i i a im m Alle correspondentie betreffende deze rubriek te zenden aan W. Hoekstra. Wildhoeflaan 7, Den Haag. Oplossingen moeten uiterlijk 8 dagen na plaatsing der vraagstukken worden ingezonden. Oplossing vraagstuk no. 130 (eindspel van P. Kleute Jr.). Wit speelt 2539, 39—25, 25—9. 9—13, 13—9 en de rest is eenvoudig. Bekende spelgang, maar in de partij toegepast is het telkens weer verrassend. Oplossingen ontvangen van: Maarten Muis, G. van Beek, G. Verbiest, C. A. Boei. H. Toet, A. J. J. Ros. Joh. Michiel- sen, G. C. F. 't Hooft, S. Korpershoek, T. Ouwerkerk. W D. van Es. F. Plai- zier. Andr. van Putten, P. Brand. K. de Visser, F. J. Smith, Leen Blom, A. Jan sen, J. L. van Wuijckhuijse, M. Baak. C. Klinkenberg, H N C. van Oosterom, C. Demenint, L. Aarsten. KL 't Hart, F. J. Smith, M, Rademaker, P. van Spron- sen, V. Durand, K van Asperen, H. Mo lendijk en L. Manni. Na loting werden de prijsjes toege kend aan G. Verbiest, G. v. d. Beek en C. Demenint. Een dezèr dagen zal voor toezending worden zorg gedragen. m 23—18 34—30 42—37 37X10 Zwart 12x32 25X23 20x38 15X4 2—7 4X13 echijf gewonnen hebben. OPLOSSING VAN DE VORIGE WEEK Horizontaal: 1 genadig, 8 raden, 10 eg, 12 tam, 13 de, 14 Lea, 16 molen, 18 elan, 20 none, 21 graat. 23 Ee, 24 rog, 26 te, 28 talon, 30 hals, 33 toch, 34 eland, 36 the. 37 ls, 38 oer, 40 t.i„ 41 deern, 43 top- gras. Verticaal: 2 er, 3 nat, 4 Adam, 5 demon, 6 in, 8 gelegenheid, 9 genegenheid, 11 Gelre, 13 den. 15 aaa, 17 los, 19 De speler met zwart meende in deze stand als beste zet 2822 te moeten spelen. Van Mill voerde echter toen een van zijn lichtkaliber zetjes uit en won als volgt: Wit Zwart 28—22? 18—23 29x9 14X3 25X23 27X49 Buitengewoon verrassend en, hoewel weinig zetten diep, toch vrij moeilijk te zien. De hieronder volgende stand is voor gekomen in een partij, gespeeld door J. van Mill (zwart) en F. van Rennes. Van Mill gaf in onderstaande stand aan, dat zijn tegenstander in deze stand als volgt had kunnen winnen: w\ zangnoot, 15 kippenproduct. 16 winter- voertuig, 17 ruw, 19 onbekende (afk.), 20 esdoorn, 22 boomloot, 23 mager, 25 witte populier, 28 stad in Chaldea, 30 edel diér, 31 Rivier in Italic, 32 Fr. lid woord, 33. zangnoot, 34 lichaamsdeel, 36 kleurling. 39 vrucht, 42 meisje, behept iets! overdreven ingenomenheid tot Verticaal: 1 overeenkomst, 2 toespraak, 3 heilige (afk,). 4 strikje, 5 in het jaar onzes Heren, 6 aanw. voorn.woord. 7 stad in China, 10 ijzerhoudende aarde, 11 Zon, 12 zure pap van lijnmeel, 13 kippenloop, 18 Regerings-opdracht (afk.), 20 opwaartSj 21 telwoord, 24 Oosterse hoofdbedekking, 26 ambtshalve (afk.), 27 kleine adverten tie met grote aantrekkingskracht. 29 her kauwer, 31 voor. 35 eind, 37 fruit, 38 sup- porterskreet, 40 zie 14 horizontaal, 41 bestaat. Oplossingen per briefkaart in te zen den, uiterlijk Donderdagmorgen aan het bureau van dit blad. In de linkerboven hoek van de adreszijde te vermelden: Puzzle-oplossing. De prijzen: le 5. 2e en 3e elk ad 2 50. Indonesisch vrouwelijk par lementslid nam zuigeiinq mee naar de zitting Acht Amsterdammers qin. L# gen vechten om een bosje massa's pen. Verloofde mooters, houdt m&r mod! Ze komen nu met grote spoed Er dryven brokken Nederland Ueek'm week uit naar-Hollands strand. De Amsterdamse voorjaarsvreugde Leidt-zo LI ziet - tot ongeneugten Bii 't delen van de katjesbuit LI ziet hw saam-tor zitting gaan tónt jong geleerd is oud geztóan Maar'thele parlement stoirf paf Dit lid gaf géén geloofsbrief af! Fluistercampagne in -Het Gooi: Abe lenstra wordt bur. gemeestcn van -Hilversum. CFurdnill wil met Stalin gaan praten. Affiche-oorlog in verband met de koningskwestie in Brussel. n &isin tGboi een vraag gerezen: 2al dit zijn laatste doelpunt weazn' Is deftigraid bier straks vcndwenoi.' ten magistraat met voetbal benen!! .Ikken, zegt Winston .temai lang Ik. bon voor Stalin niet zo bang Gat mij maar eens raar 'tKremfm reizen Dapzank Joe z'n fouten wijzen Men kliedert klodders en plakkaten Op deuren raam in Brussels straten. .Mzn plakt elkanders venstersdicW, Bepleistert zelfs 'twrkazrsstopiicbt. 4- VE 4» .ZEVEN- W w kroniek van een week in verfiaallje^ met MORAALTJES -A don -b KARB. IWKC, «- G005 KAMPHUI^ C*» En de bode in de Utrechtse ge- meenterjad moest drie moe ders met huilende babies verwijderen raadslid was mar Ui verstaan tr hieJpgeon suja-sujakindje aan De bode heeft het sdnre'iend kroost Maar zacht de raadszaal uhjiioodi, ZONDAGSBLAD 25 FEBRUARI 1950 3 MET een zucht van verlichting stapte Manus naar buiten en liet met ken nelijk welbehagen de deur achter zich dicht vallen. Ziezo, dat was hard meegevallen! Hij had zich wel groot gehouden, want als man kon je je eigen toch niet laten kijken wanneer je naar dc tandarts ging, maar een beetje zenuwachtig was hij toch wel geweest. Twee beetjes, zou zijn vrouw gezegd hebben, wanneer zij in zijn hart had kunnen kijken. Maar ja, wees nou eens eerlijk, wie gaat daar onbewogen binnen; door die gevreesde deur met het treiterende bord je: „P. Zahn, tandarts. Spreekuren: des avonds van 78 uur?" Doch hem was het meegevallen. Hij had er niets uitgetrokken, maar was met een glimmend, gonzend ding z'n gapende mond binnengegaan, en na in zijn tanden rondgewroet te hebben, waar bij hij slechts één keer een venijnige prik had gevoeld, was hij weggestuurd met de boodschap: over veertien dagen terug komen. Die ene prik was overigens de aanlei ding geweest tot een kleine onenigheid met de tandarts, want het deed Manus plotseling zijn mond dichtklappen, waar door de tandarts het uitzicht benomen was en het boortje danig in de klem kwam te zitten Maar goed, dat was voorbij en Manus KORT VERHAAL Ar ie von Mullem voelde zich opgelucht toen hij ,goed en wel buiten stond. Het was knap donker naast het huis, waar hij zijn fiets had neergezet. Maar hij had zijn rijwiel spoedig te pakken en wurmde met het sleuteltje op de plaats waar hij 't fietsslot vermoedde. Dat was ook geen gemak, zo'n slot op Je fiets, en zeker niet als het donker was. Met veel geduld gelukte het hem ein delijk om het sleuteltje er in te krijgen. Maar wat was dat nou? Met geen mogelijkheid kon hij het om gedraaid krijgen. Hij probeerde het nog eens, maar weer tevergeefs Voor alle zekerheid schrapte hij een lucifer aan en belichtte bij dat snel ver gankelijke schijnsel de fiets. Ja. het was z'n eigen fonkelnieuwe karretje „Nou moe, pruttelde hij halfluid, wat heb ik nou aan me fiets hange!" Daarna liet hij zich op één knie zinken en blies uit alle macht in het smalle spleetje van het slot. Er kon wel vuil in zitten. Maar nee hoor. dat hielp hem geen steek verder. Manus schoof z'n pet naar achteren en woelde met z'n vereelte vingers door zijn gedunde haren. Dat was zo zijn gewoon te als hij in moeilijkheden zat. Er was maar één uitweg meer: naar de fietsenmaker. Driftig pakte hij het weerbarstige rij wiel op en hees het op zijn schouder. Mopperend op alles wat met fietssloten verband hield, sjouwde hij met z'n slin gerende last door de dorpsstraat Op zijn oude fiets had hij nooit een slot gehad Niet nodig, vond hij, aangezien er hier In het dorp nooit fietsen gestolen wer den, cn wanneer het nog eens zo ver mocht komen, zijn krakend vehikel zeker het langst zou blijven staan. Maar de politie dacht er anders over en had hem eens een ondubbelzinnige waarschuwing gegeven. Toen hij dan ook een week geleden een nieuwe fiets had gekocht, wijl de oude aan het eind van haar uithoudings vermogen was gekomen, had hij er toch tegelijk maar een slot aan laten doen. Maar nu liep hij daar met z'n nieuw koop te sjouwen. Hij voelde de spottende blik van een voorbijganger op z'n rug gevestigd. De man was met een alledaags „Navend" gepasseerd doch toen stokstijf blijven staan, 't Was van achteren blijkbaar een vreemd schouwspel. 't Mankeerde er nog maar aan dat htl do politic tegen kwam; die dacht vast wel dat hij een fiets gestolen had Grimmig sjouwde Manus naar links en naar rechts onder het moeizame gaan. Af en toe stootte hij zich pijnlijk aan een pedaal, dié altijd daar wn« waar hij hem niet vermoedde. Sjonge, zo'n fiets was een lastig ding om te dragen! De fietsenmaker woonde nog aan de andere kant ook, zodat hij het hele dorp door moest sjouwen. Voorzichtig liet hij de fiets zakken en wreef zyn pijnlijke schouder, 't Laatste eindje maar over de andere kant dragen. Zo sukkelde hij 'nog even door over de gelukkig nogal stille dorpsstraat en bereikte tenslotte het doel van zijn wan kele tocht. „Volluk!" galmde zijn stem door de geopende deur het portaaltje in. „Goeienavond!" „GoeieKen je m'n fietsslot effe nakijke? 'k Ken 't nie meer ope krijge". „We zalle es kijke, man". Zwijgend volgde Manus met zijn fiets de man naar het schuurtje Daar werd het weerspannige slot aan alle kanten bekeken en nogmaals gepro beerd, evenwel zonder resultaat. „D'r zit niks anders op dan dat we het doorzage", besloot de rijwielhersteller. „Vooruit maar, besloot Manus. as ik maar weer rije ken". Het knarsend geluid van de Ijzerzaag vernietigde zijn laatste respect voor fietssloten. En toen het obstakel verwij derd was en de ander besloot met: „As d'r nou een andere opmoet, dan breng je hem morge maar effe", reageerde Ma nus fel en overtuigd: „Ik heb er tabak van hoor, dan maar een bekeuring!" Met een gevoel <alsof hij een blok aan zijn been was kwijtgeraakt, fietste hij naar huis, waar zijn vrouw hem in span ning opwachtte. „Nou, zijn ze d'r uit?" "^at bedoel je?" vroeg Manus verwon- „Je tanden natuurlijk. Ben je niet ge weest?" „O!' Ja". Dat was hij helemaal ver geten. ..Ja, bij de tandarts is 't goed ver- lope Ze worde geplombeerd". Bij het koffiedrinken barstte Manus uit over z'n weerspannige fietsslot. Zijn vrouw stemde volkomen in met zijn vernietigend oordeel. Ja. als het zo ging, kon je er beter geen hebben. De andere morgen, toen Manus zijn fiets bü daglicht zag, stond hij sprakeloos. Hoe was dat mogelijk! Zijn vingers woelden weer door z'n haren. Hij wees zijn vrouw, die op zijn ver baasde uitroep was toegesneld, op de fiets, die uitdagend stond te glanzen in het achterhuis. ,,'t Is de mijne nietf' Verbouwereerd keek hij naar zijn vrouw, die stond te schaterlachen. „Ja, lach maar! mopperde hij, zeg maar liever van wie die wel is". Peinzend ging hij het rijtje langs, dat gisteravond in de wachtkamer zat. Hij was nog niet tot een oplossing ge komen, toen plotseling de deur werd opengestoten en een glunder gezicht naar binnen keek. 't Was Jansen, de slager. „Hé, ouwe fietsedief! Sta je de buit te bekijke?* „Dat is em", flitste het door Manus heen en opgelucht nodigde hij de slager binnen. Het was inderdaad de eigenaar. De fiets van Manus stond bij hem thuis, als hij even meeging met het sleuteUje. kon hij de fietsen ruilen. Het kostte Manus een nieuw slot. En daarmee was de zaak beklonken Alleen kon hij er sindsdien niet meer toe komen om zijn fiets op slot te zetten, op gevaar af deze nog eens echt kwijt te raken! het zg,kkenöRè.qeRshuisje a,ó,n öe koLk te öeLfsh&ven, qezien va,n het ^chteRW&teR Het begraven in de kerk de deftige burgerstand in de 18de en uit de door dr. Hartog verzamelde Spectatoriale Geschriften, is ook veel bekend geworden, omtrent het huiselijk, maatschappelijk en kerkelijk leven in die eeuw Wat i werk had gedaan, gelegenheid om kostbare uitgaven te doen. Dan toch werden o.a .alle dienst boden in de rouw gestoken. In de ker ken werden prachtige wapenschilden aangebracht en graftomben opgericht Menigeen ergerde zich aan deze „oma- zag als „bewijs menton", omdat i ji ydelheid". „De lljksVaatsie 1 predikant had CS3BB® De poort der genade Ned. Ilerv. Kerk le Ridderkerk. Alzo moet de Zoon des verhoogd worden. Joh. 3 14b. JN de nacht voert Jezus een gesprek met Nicodemus. Het loopt over de ingang in het Koninkrijk Gods. Een levensvraag voor ieder mens! Christus wijst hem de ingang met een greep uit Israels geschiedenis. Kijk: Ergens in de woestijn staat een hoge stang. Daar bovenop is een kope ren slang vastgemaakt. Mozes heeft die slang de hoogte ingestoken. Nicodemus erinnert het zich. Israël is op weg naar het beloofde land. Maar de weg is lang en moeilijk. Het volk wordt opstandig. Het trapt op Gods hart. En zo haalt het Gods gericht over zich. Vurige slangen overvallen het volk. Wie ge beten wordt is buit voor de dood. Zo komt daar de dood te staan tussen Israël en het beloofde land. Nu kunnen ze niet meer binnengaan. Want Gods gericht staat daar als een ondoordring bare muur. Tegen die muur kunnen ze zich te pletter lopen. Maar er doorheen breken kunnen ze niet. Als God nu niet Zelf een poort van genade uit breekt in die ruïnes, dan komen ze nooit in het beloofde land. En zie: God hééft het gedaan. Mozes heeft een koperen slang gemaakt en de hoogte in gestoken naar Gods bevel. Daar is de enge poort der genade! Wie nu maar naar die slang opziet zal leven, die breekt door het gericht heen. Wie gelovig in deze genade rust, zal binnengaan. Dat moeten Nicodemus en wij, we- Tussen ons en het Koninkrijk Gods staat het gericht. Wij hebben de ingang zelf versperd door onze zonden. Wij hebben God op het hart getrapt. Nu is er maar één mogelijkheid meer. God zelf moet een poort van genade ope nen, waardoor wij kunnen ingaan En H\j heeft het gedaan. Hij heeft de Zoon des mensen verhoogd. Op Golgotha is een kruis in de grond gezet. En Jezus is daaraan gehangen. Dat is Zijn verhoging. Hij draagt het gericht dat wij door onze zonden heb ben opgeroepen. Hij komt in dat ge. richt om. En daarin wordt Hij de poort der genade! Als een mens, die God op het hart getrapt heeft, nu maar opziet naar deze Verhoogde. Als een mens nu maar in deze genade gelovig rust. Dan wordt de Christus aan het kruis voor hem de ingang in het Koninkrijk Gods. Dan. breekt hy in Christus door het gericht heen. Dan zal hij leven! De Zoon des mensen móét verhoogd worden. Hij móét aan het kruis. Zo alleen komt er een doortocht door het gericht. Wie deze poort der genade, de Christus aan het kruis, voorbij loopt, zal het Koninkrijk Gods nooit binnen gaan. Maar wie gelovig op Hem ziet is door de poort der genade gngaan. En het Koninkrijk Gods bot -nnr hem open doorgaans grote omvang, vooral in da steden en waar zij voorbij kwam, scho ten de mensen uit straten en stegen toe, om te zien of te volgen, 't Gebeurde meer dan eens dat de straatjongens er mee spotten, als het een leraar was. die in zijn leven voor slcelen en banken had gepreekt en eerst had moeten sterven, om volgers te krijgen. In Rotterdam was 't sinds onheuge lijke tijden gewoonte, dat. wanneer een leraar van de publicque kerk begraven wierd. de statie door de kerk trok naar het choor (begraafplaats der predikan ten). doch voor de predikstoel gekomen zijnde, deed men de statie ophouden en zette het lijk voor enige ogenblikken voor de predikstoel neer, waarna het lijk weder opgenomen en naar het graf ge bracht werd." Toen de bedienaar der begrafenis in 1764 verzuimde het lijk voor de predik stoel te zetten, gaf dit heel wat opschud ding. Spoedig kwam er felle tegenkan ting tegen het begraven in de kerk Men beschouwde dit als bijgeloof, als on hygiënisch cn betoogde dat „velen zo aan die gewoonte hechtten, omdat het begra ven worden in een kerk gold als een be wijs van gegoedheid" Het begraven in de kerk werd het eerst in 1792 te Wijk-bij-Duurstede ver boden. De bekende Doopsgezinde leraar. Marten Schagon, overleden in 1770 te Utrecht, werd op zijn uitdrukkelijk ver langen „tegen eone verouderde gewoonte, door langduurighcid van tijd gewettigd, schoon uit bijgeloof gebooren". aan de Bilt begraven Rouwbrieven werden al spoedig ge drukt. Ze waren omstreeks 1770 onder de deftige burgers algemeen. De adel daarentegen liet ze schrijven, „om zich te onderscheiden". In 1775 worden rouwbrieven in voor raad eedrukt. ook voorde leven- „In deze tijd ontstond ook de ge woonte. nat men door zijn naam onder de brieven te laten drukken, te kennen gaf geen antwoord te verwachten Tegen inde der eeuw kwam het algemeen in gebruik latei advertentie de Gebruiken bij overlijden in de 18e eeuw Bij overlijden bestonden er in ons land in de 18e eeuw nog enkele gewoonten „ons mogelijk van de Romeinen, seeker- lijk van de Heidenen, nagelaaten L. Smits vertelt daarvan in zijn „Schatkamer der Nederlandse Oudhe den", dat men de „lijkken mooi maakt. Sy worden in het wit gekleed, met bloemtjes gekroond, met groente en lo vertjes overstrooit; doch in welke plech tigheid, in plaatse van cypresse takken de rosmarijn word gebruikt. Alles uit Virgilius spreekt ook van het „be strooien der lijken in Zijn „Eneis", ter wijl bij Tibullus van het bestrooien der graven wordt gesproken. Op de „begraaf- dagh, te weeten van een kindje, word de drager van het kistje, door een jonge dochter, met groente bestrooid" Zo zag Smits te Utrecht een aanspre ker voor het lijk uitgaan, die een zware lauriertak in zijn hand hield. HO zegt daarvan: „Is weder Roomsch, tewecten spruytende uit het dragen van cy- presse-takken aldaar, en^ofjiet plaatsei)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 9