c
FRANSE WONING
POLEN en de RUSSEN
3
Prof. dr. L. J. M. Beef:
4
ZONDAGSBLAD 25 FEBRUARI 1950
voor buitenstaanders een gesloten boek
PARDON! Onverwachte wendingen
maken de wagenstellen in de Pa-
rijse ondergrondse niet! Doch, als we
desondanks tegen een knorrig schuddend
Frans hoofd aanbotsen, hebben we toch
die kleine Fransman uit z'n hazenslaapje
gestoten. Ziet, in wakende toestand is
zijn gezicht minder verfrommeld en ze
ker geestiger. Het manneke draagt een
alpino'tje op één oor, dat geeft hem iets
koddigs en legt zo nog meer van de
Franse „esprit" op zijn gelaat. Dus, zijn
we in gesprek gewikkeld met de „moyen-
citoyen", Jean-Pierre Hamby, de gemid
delde Franse burger. De doorsnee-Parij-
zenaar, die extra werkuren maakt omdat
zijn regering dat wil en zijn vrouw de
extra-francs niet missen kan. Hoe het bij
hem thuis is? Met madame alles goed,
merci, maar we mogen hem niet naar zijn
woning begeleiden. Het werk van een
lange dag ligt weer achter Jean-Pierre,
nu heeft hij wel tijd voor ons. Dus moe
ten we de avond bij hem komen door
brengen. Het verheldert zijn gelaat als
we daar grif op ingaan.
Hoewel we sterk gecharmeerd zijn van
de feeërieke glans die de lichtstad in deze
donkere dagen uitstraalt, interesseert het
ons meer in welke omgeving „de gewone
man" hier z'n leven leidt. En dus moeten
we weg van de vermaak-centra, waar het
amusement van elke wereldstad, door de
tourist belast en betuurd wordt, maar
waar hij aan het gewone leven tfan de
echte Parijzenaar binnenshuis
voorbij gaat. Want het is een typische
karaktertrek van deze, dat hij zijn huis
werkelijk tot een kasteel maakt; het is
immers zijn eigen domein. Geen gebrek
aan gastvrijheid, verre van dat, meer een
proeve van zijn onafhankelijke geest.
Zijn vrienden, kennissen en zakenrelaties
begroet hij buitenshuis in een restaurant
of andere gelegenheid. Hier is hij dan de
beste gastheer, die men zich wensen kan,
doch om zijn gast mee naar huis te ne
men en in zijn gezinsleven binnen te
laten, daar komt hij niet zo gauw toe.
Daarom is het huiselijke leven van de
Parijzenaar, voor de buitenstaander, dik
wijls een gesloten boek. En hierdoor
krijgt hij een scheve voorstelling van za-
Verlaten we de élite van het Parijse
volk, dat op de grote boulevards flaneert
en richten we onze schreden naar de
plaats, waar Jean-Pierre, de „gemiddelde
burger" woont. Recht op een grote, nette
straat, komt een kleine, vuile straat
uit. waar vele naar onze begrippen
lelijke huizen staan. De gevels zijn oud,
blauw-zwart berookt en hoog. Gelukkig.
dat Jean-Pierre ons op deze avond zelf
begeleidt als hij voor een ogenblik zijn
praatgrage mond sluit, snappen we, öai
no. 19bis toegang geeft tot net trappen
huis, waar ook zijn deur op uitkomt. De
vrouw van het huis, de concierge, die in
alle Parijse huizen onvermijdelijk schijnt,
gluurt ons vanuit haar vertrekje wan
trouwend aan. Maar het lijkt goed volk.
De begroeting tussen Marguerite, Jean-
Pierre's vrouw, de twee kinderen en ocs,
is hartelijk. Marguérite blijkt één van
die Parijse huisvrouwen, waar het leven
van alle dag niet zonder sporen aan
voorbij gegaan as. Ze heeft magere ka
ken, net als haar man, maar afgetobd
is ze nog niet. Ze is er te vief voor, pm
onder te gaan in die traag stromende
sleur van dagelijkse beslommeringen! die
er de volksvrouw bedreigen. Neen, zij is
een echt kind van deze stad, ze heeft
haar oorspronkelijkheid weten te bewa
ren. Ze weet ook, dat haar Jean-Pierre,
zoals iedere Franse man, een vrouw aan
zijn zijde wenst met wie hij een beetje
pronken kan; maar ook een, die Bét
huishouden weet te bestieren. Ondanks
de zorgen van de na-oorlogse jaren, is
Marguerite nog steeds een beetje ver
liefd op het leven. Dat merken we aan
de lenige gang, de gratie, waarmee ze
zich beweegt. Leren we haar wat beter
kennen, dan blijkt het levenspatroon,
dat ze zich geweven heeft geen overeen
komst te vertonen met dat van een bont
bedrukt katoen; waarmee onbezonnen
lieden elke Parijse vrouw dikwijls ver
eenzelvigen. Maar zij is een vrouw uit
het volk en tevens Parisiënne.
Doch we zijn al een half uurtje in
haar huis, als Jean-Pierre ons er op
merkzaam op maakt, dat hij en zijn gezin
de gast nu eindelijk wel eens willen ver
welkomen. En we begrijpen dan, dat het
gebruik wil ter begroeting een glas te
drinken. Daarvoor moeten we de trap
pen af en over de nu vreugdeloze straat
gaan. Aan de overkant is de bistro, het
familiecafé. Dergelijke tapperijen, voor
iedere woning, behoren bij de stad en
haar bewoners als groen gras bij een
Hollandse weide. Hier is de Fransman
zich zelf. Nadat we er vele handen ge
schud hebben, zoals de wellevendheid
vereist, zetten we ons aan de stamtafel
van de familie. Luidruchtige kleine ke
reltjes zeggen daverende dingen om ons
heen, over de politiek en hun vrouw. We
maken er uit op, dat ze zich over beiden
niet erg bezorgd maken. We horen an
deren, die er tegen op zien hun bistro te
verlaten, met al die ellende thuis. Fran
se arbeiders die ongewoon zwaar
op de hand zijn en zeggen te kunnen wer
ken voor een glas bier maar niet voor
vrouw en kinderen, in deze dure tijd.
Het zijn de materiële zorgen, die hen
dwars zitten. Ze houden er niet van om
in eenzaamheid het dagelijkse maal te
verorberen. Maar om met vrouw en kind
uit te gaan is de beurs van de man en
de linnenkast van de vrouw te leeg.
Voor het oog is er in dit ..paradijselijk
Parijs" genoeg bereikbaar, doch met een
klein beetje geld doe je er niet veel. Zo
doen deze klagenden. die er uitzien als
mensen met te grote lasten, in de bistro
van een Parijse volkswijk afbreuk aan
de sfeer.
Maar onze Jean-Pierre lacht er wat
om en zegt, dat we het niet zo zwaar
moeten nemen. Hij brengt ons weer in
zijn huiskamer, waar de houten vloer
bruin gebeitst is. Die kamer is niet groot,
Op de boerderij van de heer P. liullee
onder de rook van Leerdam, bracht een
zwart schaap drie prachtig getekende
lammetjes ter wereld. De leuke diertjes
hebben een spierwit staartje en witte
plekken op kop. borst en polen. De 93
jarige heer W. van Asch uit Rumpt, die
in zijn lange leven duizenden lammetjes
zag. verklaarde zo'n 'trio nog nooit gezien
te hebben.
maar wel kaal er. het tafelblad is naakt;
alleen tijdens de maaltijden ligt er een
laken over. Neen, dan is er op een win
teravond niet veel huiselijkheid in zo'n
vertrek. Er zit te weinig hou-vast aan,
volgens Hollandse begrippen. Bij ons is
het huis het rustpunt, bij hen de bistro?
Maar Jean-Pierre is goed geluimd, het
is al acht uur en dus wacht hem een
goed voorziene tafel. Hij eist, dat de
schotels lekker zijn en vooral met te
vaak hetzelfde bieden. De Franse keuken
wordt door Marguérite alle eer aange
daan. Al schijnt onderhoud van het
lichaam in dit land niet dezelfde eisen
te stellen als bij ons, de culinaire gaven
van onze gastvrouw zijn buiten kijf.
Trouwens een Fransman zonder goede
keukenprinses gaat niet lang mee; met
een armetierig hapje eten is hij niet te
vreden. Als we ons afvragen, waarvoor
de gemiddelde Parijzenaar werkt en het
antwoord is dan „.voor eten, slapen en
een eigen bed", bevredigt dat niet hele
maal. Want, al merken we wel, dat Jean-
Volgent onze Hollandse begrippen vind
men niet veel huiselijkheid in zo'n
Pierre niets voelt voor een stijf ingc-
windseld bestaan, een gezinsband is er
wel degelijk. Die is luchtiger, niet losser.
Wel mag gezegd worden, dat het ge
zinsleven meer op het tweede plan wordt
gedrongen. De sfeer, die het Parijse gezin
omgeeft is er één van vrijheid. Er is
meer kameraadschap onder de leden
De gast moet niet verwachten hen voor
een knetterend, geurend houtvuur te zul
len aantreffen in de intimiteit van de
huiskamer.
En zij gaan niet laat te kooi. de
Hamby's. Wij weten het; morgenvroeg
zal Jean-Pierre weer de trappen afstom
melen. naar een nieuwe werkdag
De
AANKLACHT TEGEN STALIN
I
VOOR ons ligt een merkwaardig boekje.
Het heet .Stalin and the Poles" en
is een in Engeland uitgegeven verhaal
van dr. Bronislaw Kusnierz, die vlak na
de Wereldoorlog II, in 1945 dus. minister
van Justitie was te Warschau. Nu zijn
er in de geschiedenis veel verhalen ge
schreven door lieden, die zich niet of
niet meer kunnen verenigen met het be
leid, dat in hun land door de opvolgende
regering gevoerd wordt. In het algemeen
zijn wij dan ook uiterst voorzichtig in
het weergeven van zulke verhalen. De
schrijvers zijn mensen met een grief of
wel overlopers, renegaten. Aan de andere
kant echter hebben wij teveel geleerd
van wat er vroeger gebeurd is. om niet
WVVL...
.dito- tï.tri-,
JrT
te weten, dat ook de vertelsels van emi
granten soms volledig waar kunnen zijn.
Toen in 1933 de emigranten uit Hitler-
Duitsland kwamen en hun ontzettende
verhalen vertelden, wilden wij er niet
aan. Misschien wilden we ons niet laten
storen io onze rust, misschien ook wilden
wij de inderdaad toen onbegrijpelijke
doch achteraf helaas ware verhalen niet
zomaar aanvaarden, omdat zulks ons
niet ligt. Tussen die twee opvattingen
scherpe waakzaamheid en ,je kunt nooit
weten" ligt de middenweg van„laat
ons dit geval eens bezien en verifiëren".
Die weg willen we thans bewandelen.
Dit bock beschuldigt. Het is een rij van
beschuldigingen, die zich richten tegen
Rusland (en zijdelings tegen aartsvijand
Duitsland) en in zekere mate ook tegen
de geallieerden, die de landen oostelijk
van de Elbe overlieten aan de Sovjet
Unie.
Een van dié verhalen nu is de zaak
Rokossovsky, die weer actueel is gewor
den door de benoeming van deze (Poolse)
Sovjet maarschalk tot bevelhebber in
Polen. De heer Rokossovsky is dus een
overloper naar de SU, zoals de schrijver
er een is naar de Engelse kant. Daarom
hebben wij geen bezwaar, dit verhaal
uitvoerig te vernielden.
In Warschau liep de oorlog naar zijn
einde. Vreselijk was de stad er aan toe
wat nog was overgebleven van de ge
bombardeerde wijken had een geweldige
duw opgelopen, toen de SS het Ghetto
belegerde en alle Joden en vele parti-
sancn over de kling joeg, niet dan na
zware verliezen te hebben geleden. Het
Sovjet-offensief, dat het Duitse Oostfront
zou oprollen, begon op 22 Juni 1944. De
Duitse troepen stonden nog tussen
Witebsk en Kowel herinnert U zich
de namen nog? en bestonden uit vier
legers, samen genaamd de „Heeresgruppe
Mitte" (legergroepsamenstelling van
legers, tenminste twee).
In een paar dagen waren drie van de
vier legers verpletterd. Het Tweede
Duitse leger kon stand houden aan de
Boeg. Om door te breken tot de Weichsel
moest maarschalk Rokossovsky, die de
commandant was aan het z.g. 1ste Wit-
russische Front, niet alleen dit leger van
12 divisies vernietigen maar ook nog de
iets zuideliiker gelegen Duitse troepen
van het 4de Pantzerleger. ook nog eens
8 divisies. De Russische sterkte wordt
opgegeven in divisie-onderdelen en is
moeilijk te bepalen. Numeriek waren zij
waarschijnlijk iets sterker. In tien dagen
versloeg de Rus de pantserafdelingen
volkomen. Het 2de Duitse leger was weer
(Zie vervolg op pog. 5)
ZONDAGSBLAD 25 FEBRUARI 1950
5
Btikende landgenoten (hul»
na de practijk de theorie
DE flitsende carrière, die van de
man, die, klem, eenvoudig en onop
gemerkt begonnen, de allerhoogste pos
ten in het land bereikte, spreekt tot het-
Nederlandse hart. Daarom eren wij de
nagedachtenis van onze nationale hel
den uit de gouden eeuw. Daarom eren
wij Colijn en vele anderen uit het recente
verleden en waarderen wij Drees en In
't Veld, de tegenwoordige ministers, om
dat zij, uit het volk opgekomen, de hoog
ste posten bereikten.
Een figuur, die minder tot de ver
beelding spreekt, maar een soortgelijke
en een snelle carrière maakte en daarbij
geheel op eigen mogelijkheden aange
wezen was, is prof. dr. L. J. M- Beel.
Sinds hij aftrad als Hoge Vertegenwoor
diger van de Kroon in Batavia, woont
dr. Beel weer aan de Rijksstraatweg in
Wassenaar. Hij hoopt op een spoedige
veihuizing naar Nijmegen en hij ziet er,
na de jaren van spanning, gezond uit'.
Dr. Beel ontvangt me in een kamer
van zijn huis- Daarin hangt een groot
crucifix; het symboliseert de gezindheid
en de hoop van het huis.
Een rooms geslacht, dat van dr. Beel.
Maar een geslacht van eenvoudige allure.
De vroeg gestorven vader was veearts
in Roermond en er waren zes kinderen.-
Een broer werd priester, die is nu aal-
n ac arbeid in Maastricht.
Dr. Beel werd, na het gymnasium, schrij
ver op de secretarie van Roermond,
want hij moest zelf verdienen. Dat was
in 1923. Tel daar 20 jaar bij en die schrij
ver Louis Beel is dootor juris en minis
ter-president van zijn land.
Dat is een carrière maar niet een die
gemakkelijk verliep. Zij moest met de
blote handen opgebouwd worden. In
1924 toog de jonge Beel naar Nijmegen
om er te werken en er te studeren aan
de in 1923 geopende universiteit. Van
'25 tot '29 was hij commies ter provin
ciale griffie van Overijssel in Zwolle.
In dat laatste jaar studeerde hij in Nij
megen af. Is het wonder, dat de aldus
met de meesterstitel beladene, weer naar
zijn geliefd Zuiden trok en Zwolle ver
wisselde voor Eindhoven? Hij werd er
waarn. gemeentesecretaris en chef van
de afd. Sociale Zaken Het diploma ge
meente-administratie had dr. Bed toen
ook al behaald.
In 1935 volgde een nieuwe kroon. Mr.
Beel werd dr. Beel. Ware er in 1942
geen Duits bewind geweest, dr. Beel zou
toen al hoogleraar in Nijmegen gewor
den zijn. Maar hij had juist Eindhoven
verlaten, omdat er een NSB-burgemees-
ter aan het bewind gekomen was en het
verzoek van het curatorium der uni
versiteit in Den Haag om dr. Beel als
prof. aan te mogen stellen viel daar in
slechte aarde-
Dus geen hoogleraar, maar leider van
een adviesbureau voor bestuursaangele
genheden voor goedwillende gemeenten
en advocaat. Het is de weg geweest,
waarlangs dr. Beel in de politiek kwam.
Hij werd in 1945 gea-oepen minister
Van Boeyen en de Nederlandse regering
in Londen van advies te dienen over
het, oorlogsschadeprobleem.
Zijn rapport werd grondslag vooi de
toen getroffen reeeling
Hij werd in datzelfde jaar minister
van Binnenlandse Zaken in het kabinet-
Gerbrandy, dat aftrad, toen de bevrij
ding van het hele grondgebied in Europa
een feit was. De heren Schermerhorn
en Drees namen dr. Beel in gelijke func
tie in hun regering op. Na de verkie
zingen van 1946 werd dr. Beel minister
president en minister van Binnenlandse
Zaken en in laatstgenoemd jaar werd hij
gedelegeerde van het Opperbestuur in
Indonesië. In 1949 volgde zijn benoeming
tot Hoge Vertegenwoordiger van de
Kroon.
in Wassenaar in enkele jaren tijds alle
raneen doorlopen heeft, die de Neder
landse staatshuishouding te vergeven
heeft En dat. terwijl hij een staatsrechts
geleerde en nimmer een politicus was.
Wat dr. Beel nu het meest geboeid
heeft in de voorbije jaren' Dat is moei
lijk te zeggen. Iedere functie heeft haar
eigen speciale charme. En alle hadden
ze gemeen, dat de pas aangevangen taak
niet volvoea-d kon worden.
Als minister van Binnenlandse Zaken
bereidde dr. Beel maatregelen voor, die
anderen voltooien zullen. Als minister
president kon hij de Indonesische affaire
niet ten einde brengen en als Hoge Ver
tegenwoordiger van de Kroon moest Hij
zijn werk eveneens achterlaten op een
moment, toen het hem juist uitermate
Maar zo is het nu in de politiek- De
democratie staat haar dienaren toe. lij
nen te trekken, maar als zij zelf een
andere koers aangeeft, is een volkomen
breuk met wat voorbij is, het enige wat
er voor die dienaren op zit. En al be
treurt dr. Beel niet de beslissing, die
hij destijds in Batavia nam, dat hij zijn
werk daar toen achterlaten moest, heeft
hem zeer gespeten.
Thans geeft het hoogleraarschap dr.
Beel handen vol werk- Er moet veel
gestudeerd worden. De inauguratie moet
hy voorbereiden, er zijn lezingen te hou
den. adviezen en colleges te geven cn
reizen tussen Wassenaar en Nijmegen te
maken.
Een boeiend leven, dat meer gelegen
heid geeft voor huiselijke omgang met
vrouw en kinderen en meer rust waar
borgt
Wat voorbij- is blijft een rijke erva-
Of dr. Beel ooit nog eens in de politiek
zal terugkeren? Nooit mag je nooit zeg
gen, zegt hij. Maar politiek is voor hem
geen vak maar een taak en dat zal het
altijd blijven.
Dr. Beel heeft z'n bril afgenomen. Zijn
hand strijkt nadenkend over dat mach
tige hersendak, dat zijn schedel is.
En hij vertelt van zijn verblijf in In-
dië: hoe hij de eenzame van Buitenzorg
was, want hij woonde helemaal alleen in
dat grote paleis met een schildwacht
er voor, ver weg en een er achter, even
ver weg. En in die roerige omgeving
leefde hij volkomen rustig.
Dat beeld fascineert me. In gedachten
zie ik daqr die volkomen eenzame dr.
Beel voor me. alleen in het reusachtige
huis na een gesprek met de eminente
generaal Spoor Om hem niets dan een
zaamheid, de gedachte a;
deren in Wassenaar en c
lijkheid.
Dat alles drukte de i
het een wijs man is.
En ondaks het verdriet over wat er
toen gebeurde en gebeurd is. is dit een
beeld van de ware Hollander. Op zijn
post. tot het laatst en niet bang, om hele
maal alleen te staan.
Dr. Beel: een theoreticus, maar een die
toonde de praktijk aan te durven.
erantwoorde-
i niet, omdat
POLEN en RUSSEN
(Vervolg van pag. 4.)
fortuinlijker en wist. met zware ver
liezen. op de Weichsel terug te trekken
en zich te hergroeperen. Na hevige ge
vechten stonden tenslotte op 26 Juli de
eerste Russische eenheden op 15 KM voor
Warschau. Dit is een punt om te onthou
den. In allerijl riepen de Duitsers Polen
op. om te „spitten". De Polen lieten ver
stek gaan. De rode propaganda kondigde
een spoedig ontzet van Warschau aan.
Men beloofde „de eerste door de Duitsers
bezette hoofdstad van Europa de eerste
bevrijding" en zette het volk aan tot
verzet. De teksten in de kranten en van
de radio-uitzendingen spreken duidelijke
taal. Men riep het partisanenleger op. En
toen gebeurden er vreemde dingen. Een
communistische ondergrondse organisatie
zich noemende Pools volksleger gaf
een proclamatie uit, waarin in strijd met
de waarheid werd gezegd, dat de com
mandant van de binnenlandse strijd
krachten. generaal Bor-Komorowski,
Warschau zou hebben verlaten (direct na
de bevrijding vormde deze generaal de
eerste Poolse regering, de schrijver van
ons boekje was zijn minister van Justitie!).
Op 1 Augustus brak de binnenlandse op
stand tegen de Duitsers los. En wat ge
beurde er Niets, helemaal niets. Maan
denlang bleef het Rode Leger staan waar
het stond en probeerde niet eens de vrij
wel droge Weichsel over te steken. Van
de oever af keken de Rode soldaten, hoe
de Polen 63 dagen lang vochten en
natuurlijk werden overmand. Vandaag
de dag is Rokossovsky, de Poolse-Rus,
militair bevelhebber in Polen.
De Russische argumenten, dat zij
tegenstand ondervonden van het tegen
offensief van Model en dat Warschau
nooit het doel van hun campagne was,
lilken inderdaad uitvluchten. Wat was
dan het doel der Russen De schrijver
September 1939: Warschau brandt....
zegt het het vernietigen van de niet-
communistische binnenlandse strijdkrach
ten. Hij voert daarvoor vele bewijzen
aan en voorbeelden van arrestaties zelfs.
Hij spreekt van een hele campagne tegen
die binnenlandse strijdkrachten. En vol
gens hem zouden er radio-redevoeringen
gehouden zijn door de rode propaganda,
om de opstand in discrediet te brengen.
(Dit lijkt ons moeilijk verenigbaar met
de mededeling, dat de Russen zelf eerst
per radio die opstand aanvuurden en uit
lokten). Beloofde hulp zou nooit ge
komen zijn, de Sovjetluchtvloot zou zich
vanaf de dag van de opstand niet meer
hebben vertoond, zes weken lang. De
Anglo-Amerikaanse vliegtuigen zouden
belemmerd zijn geweest, hun ladingen
voor de opstandelingen af te werpen. Ja,
de Rode Legerautoriteiten zouden zelfs
geweigerd hebben, een gemeenschappe
lijke actie te ondernemen, radiocontact
op te nemen of koeriers uit te wisselen,
ziji zouden groepen partisanen op weg
naar Warschau hebben aangehouden en
tenslotte, moedwillig de leiders van de
partisanen hebben gearresteerd en 16 van
hen te Moskou voor het „gerecht" heb
ben gesleept. Dit laatste is juist. Zij wer
den door de Sovjet Unie beschuldigd
van anti-sovjet handelingen. Ernstig kun
nen zij dat niet hebben gemeend, want
de uitgedeelde straffen zijn voor Russi
sche begrippen laag: slechts één enkele
gevangenisstraf van 10 jaar. een van vijf
en de rest in maanden uitgedrukt. Zo
stierf de ondergrondse Poolse staat der
verzetslieden en zo was de weg open
voor het communisme Dat althans zegt
de schrijver. Want achter deze geschie
denis staat natuurlijk de strijd tussen
de Poolse regering te Londen en de he
ren, die in de oorlog een Poolse regering
in Moskou voorbereidden. In het licht
van de gebeurtenissen elders komt dit
verhaal ons niet onwaarschijnlijk voor.
HF> zal nu wel niet meer
zo heel lang duren,
dan is zijn leven voorbij.
De leeftijd van de zéér
sterken zal dan niet door
hem bereikt zijn; zelfs niet
de helft van dat aantal
jaren. Maar desondanks
zullen wij ook zeggen dat
moeite en verdriet de over
hand hadden en dat zijn
hele leven niet meer was
dan een droom in de mor.
genstond. Zo'n korte schie
lijke droom tussen slaap
en ontwaken, waarbij een
mens in enkele tellen tien
tallen jaren voorbij ziet
flitsen.
Dit was zijn leven. Eerst
geen prettig thuis: een
balorige vader, die zijn
vrouw bij de geboorte van
het jongste kind verloren
had en uit arren moede de
eerste de beste opvolgster
koos. Eerste de beste is in
zulk een geval meestal:
eerste, de slechtste. Het
kind, het nestkuikentje, is
zelf niet sterk en komt ge
regeld te kort. Maar het
is vitaal en groeit bij alle
gebrek nochtans op: onge
doopt, onbemind, onopge
voed. Het wordt een lange
slungel en hij vindt een
baan in het bouwbedrijf.
Hij vindt ook een meisje;
een aardig jong ding met
handen aan haar lijf, met
een zonnige lach en met
gezondheid voor twee.
Tussen hen beiden ontspint
zich een korte romance.
Ze zijn beiden nog zo
bloedjong, maar ze hebben
toekomstplannen bij de
vleet. Wanneer een aanne
mer hem tijdens de oorlog
werft voor werk in Frank
rijk en hem een pracht-
loon belooft, trouwen ze
halsoverkop. Het huisje is
Levensavond voor de middag.
weliswaar klein, maar het
wordt des te gemakkelij
ker keurig ingericht: het
is een lust om te zien. Zo
heeft die jongen ten lan
gen leste zijn eigen thuis:
tiointig jaar oud, een lief
bruidje van achttien, een
goeie baan. Er staan niet
zoveel bruidsparen zo blij,
zo lachend op hun trouw
foto. Maar een week later
voert een trein hem naar
het buitenland.
Er worden soms afspra
ken gemaakt, die niet wor
den nagekomen. Hij zou
om de zes weken naar huis
mogen met verlof, maar
hij heeft meer dan een jaar
in Frankrijk gezeten. Toen
hebben ze
zich maar met
brieven ge
troost; blijde
brieven van
mensen, die
elkaar liefhebben. Uit die
brieven heeft hij gelezen
dat hun kort huwelijks
leven gezegend is geweest
en dat zij hun eersteling
mochten verwachten. Toen
hij eindelijk, na de invasie
de benen nam en plotseling
voor haar stond was het
wiegekind al een ferme
meid van byna vijf maan
den, die kraaide dat het
een lieve lust was. Ze leek
op haar moedertje, even
zonnig, even parmant. En
drie maanden lang hebben
ze hun intense vreugde
aan elkander beleefd. Toen
kwam die ochtend dat de
straten afgezet waren en
de mannen bij duizenden
in slavemy werden weg
gevoerd: November 1944,
de razzia.
Natuurlijk was hij erbij
aangehouden op weg
naar zyn werk, 's morgens.
Uit de
VOLKSWIJK
nog vóór de trieste dag
goed en wel aangebroken
was. En natuurlijk behoor
de hij bij de groep, die het
allerverst werd wegge
sleept onder de aller
zwaarste omstandigheden.
Maanden heeft het ge
duurd voor zij wist waar
hy zat; voor zij hem schrij-
ven kon en opnieuw ver
tellen van een kindje, dat
komen zou en van kleine
zus, die al zo'n flinke meid
was geworden en die
's avonds voor het naar
bed gaan „Da-da-pa-pa"
zei tegen zijn portret. Die
brieven hielden hem er
toen bovenop terwijl ster
kere kameraads om hem
heen als rat
ten stierven.
Dat laatste
was geen
wonder, ik zei
immers al dat
hy tot hen behoorde, die
het 't allerslechtst getrof
fen hadden.
Een goede maand na de
bevrijding was hjj weer
thuis, moe, ziek, versleten,
uitgeput. Maar de aanblik
van die wonderlijke jonge
vrouw, van z'n dochtertje
en het heel kleine dreumes
je, dat vlak voor zijn te
rugkomst geboren was,
fleurde hem weer op. Hij
begon te eten; zijn fletse
ogen kregen weer gloed
en een behoorlijk pak dat
zij op onnaspeurlijke wijze
wist te veroveren maakte
een ander mens van hem.
Zijn gezondheid scheen
met reuze schreden vooruit
te gaan: het enig onoe-
mak was een scherpe, pijn
lijke kuch, maar ja, ieder
mens is wel eens verkou
den. Totdat hij in het late
najaar eensklaps bloed op
ga.} dat is het einde ge
weest, althans het begin
van het einde.
De Geneeskundige Dienst
heeft hem doorgelicht en
terstond is opname in een
sanatorium gevolgd. Ook
het vrouwtje bleek reeds
aangetast, moest eveneens
een tijdlang kuren. De
kinderen mankeerden niets
en ook het derde kleuter
tje, dat op zijn tijd het
levenslicht aanschouwde
was zo gezond als een vis
je. Het leek weer op moe
der. Maar ergens in ons
land wordt vader ver
pleegd en hy weet niet
eens hoe dit nieuwe kindje
er uit ziet, net zo min als
hij weet hoe de anderen
het maken. Want van
meet af aan is hem éen ding
duidelijk geweest: dat hjj
nooit meer thuis zal komen
en hij, die zo goed weet
wat scheiding is, worstelt
om los te komen. Los te
komen van deze jonge,
blijde vrouw, die hem een
thuis en kinderen gaf. Dat
is al zo oneindig zwaar
dat kost al zo veel strijd.
Als hy zich nu nog boven
dien aan de kinderen bindt,
dan kan hij het helemaal
niet meer aan. En ook:
deze kinderen zijn hem
immers zo ver en vreemd.
Hij kent hen beter uit haar
brieven dan in werkelijk
heid. Zo vecht hij zijn laat
ste gevecht. Hij is nog geen
dertig jaar. Hij is daarvan
zeven jaar getrouwd ge
weest en alles bij eikaar
zeven maanden thuis.
Voorts is het meest moei
te en verdriet..
Wijkpredikant.