c FRANSE WONING POLEN en de RUSSEN 3 Prof. dr. L. J. M. Beef: 4 ZONDAGSBLAD 25 FEBRUARI 1950 voor buitenstaanders een gesloten boek PARDON! Onverwachte wendingen maken de wagenstellen in de Pa- rijse ondergrondse niet! Doch, als we desondanks tegen een knorrig schuddend Frans hoofd aanbotsen, hebben we toch die kleine Fransman uit z'n hazenslaapje gestoten. Ziet, in wakende toestand is zijn gezicht minder verfrommeld en ze ker geestiger. Het manneke draagt een alpino'tje op één oor, dat geeft hem iets koddigs en legt zo nog meer van de Franse „esprit" op zijn gelaat. Dus, zijn we in gesprek gewikkeld met de „moyen- citoyen", Jean-Pierre Hamby, de gemid delde Franse burger. De doorsnee-Parij- zenaar, die extra werkuren maakt omdat zijn regering dat wil en zijn vrouw de extra-francs niet missen kan. Hoe het bij hem thuis is? Met madame alles goed, merci, maar we mogen hem niet naar zijn woning begeleiden. Het werk van een lange dag ligt weer achter Jean-Pierre, nu heeft hij wel tijd voor ons. Dus moe ten we de avond bij hem komen door brengen. Het verheldert zijn gelaat als we daar grif op ingaan. Hoewel we sterk gecharmeerd zijn van de feeërieke glans die de lichtstad in deze donkere dagen uitstraalt, interesseert het ons meer in welke omgeving „de gewone man" hier z'n leven leidt. En dus moeten we weg van de vermaak-centra, waar het amusement van elke wereldstad, door de tourist belast en betuurd wordt, maar waar hij aan het gewone leven tfan de echte Parijzenaar binnenshuis voorbij gaat. Want het is een typische karaktertrek van deze, dat hij zijn huis werkelijk tot een kasteel maakt; het is immers zijn eigen domein. Geen gebrek aan gastvrijheid, verre van dat, meer een proeve van zijn onafhankelijke geest. Zijn vrienden, kennissen en zakenrelaties begroet hij buitenshuis in een restaurant of andere gelegenheid. Hier is hij dan de beste gastheer, die men zich wensen kan, doch om zijn gast mee naar huis te ne men en in zijn gezinsleven binnen te laten, daar komt hij niet zo gauw toe. Daarom is het huiselijke leven van de Parijzenaar, voor de buitenstaander, dik wijls een gesloten boek. En hierdoor krijgt hij een scheve voorstelling van za- Verlaten we de élite van het Parijse volk, dat op de grote boulevards flaneert en richten we onze schreden naar de plaats, waar Jean-Pierre, de „gemiddelde burger" woont. Recht op een grote, nette straat, komt een kleine, vuile straat uit. waar vele naar onze begrippen lelijke huizen staan. De gevels zijn oud, blauw-zwart berookt en hoog. Gelukkig. dat Jean-Pierre ons op deze avond zelf begeleidt als hij voor een ogenblik zijn praatgrage mond sluit, snappen we, öai no. 19bis toegang geeft tot net trappen huis, waar ook zijn deur op uitkomt. De vrouw van het huis, de concierge, die in alle Parijse huizen onvermijdelijk schijnt, gluurt ons vanuit haar vertrekje wan trouwend aan. Maar het lijkt goed volk. De begroeting tussen Marguerite, Jean- Pierre's vrouw, de twee kinderen en ocs, is hartelijk. Marguérite blijkt één van die Parijse huisvrouwen, waar het leven van alle dag niet zonder sporen aan voorbij gegaan as. Ze heeft magere ka ken, net als haar man, maar afgetobd is ze nog niet. Ze is er te vief voor, pm onder te gaan in die traag stromende sleur van dagelijkse beslommeringen! die er de volksvrouw bedreigen. Neen, zij is een echt kind van deze stad, ze heeft haar oorspronkelijkheid weten te bewa ren. Ze weet ook, dat haar Jean-Pierre, zoals iedere Franse man, een vrouw aan zijn zijde wenst met wie hij een beetje pronken kan; maar ook een, die Bét huishouden weet te bestieren. Ondanks de zorgen van de na-oorlogse jaren, is Marguerite nog steeds een beetje ver liefd op het leven. Dat merken we aan de lenige gang, de gratie, waarmee ze zich beweegt. Leren we haar wat beter kennen, dan blijkt het levenspatroon, dat ze zich geweven heeft geen overeen komst te vertonen met dat van een bont bedrukt katoen; waarmee onbezonnen lieden elke Parijse vrouw dikwijls ver eenzelvigen. Maar zij is een vrouw uit het volk en tevens Parisiënne. Doch we zijn al een half uurtje in haar huis, als Jean-Pierre ons er op merkzaam op maakt, dat hij en zijn gezin de gast nu eindelijk wel eens willen ver welkomen. En we begrijpen dan, dat het gebruik wil ter begroeting een glas te drinken. Daarvoor moeten we de trap pen af en over de nu vreugdeloze straat gaan. Aan de overkant is de bistro, het familiecafé. Dergelijke tapperijen, voor iedere woning, behoren bij de stad en haar bewoners als groen gras bij een Hollandse weide. Hier is de Fransman zich zelf. Nadat we er vele handen ge schud hebben, zoals de wellevendheid vereist, zetten we ons aan de stamtafel van de familie. Luidruchtige kleine ke reltjes zeggen daverende dingen om ons heen, over de politiek en hun vrouw. We maken er uit op, dat ze zich over beiden niet erg bezorgd maken. We horen an deren, die er tegen op zien hun bistro te verlaten, met al die ellende thuis. Fran se arbeiders die ongewoon zwaar op de hand zijn en zeggen te kunnen wer ken voor een glas bier maar niet voor vrouw en kinderen, in deze dure tijd. Het zijn de materiële zorgen, die hen dwars zitten. Ze houden er niet van om in eenzaamheid het dagelijkse maal te verorberen. Maar om met vrouw en kind uit te gaan is de beurs van de man en de linnenkast van de vrouw te leeg. Voor het oog is er in dit ..paradijselijk Parijs" genoeg bereikbaar, doch met een klein beetje geld doe je er niet veel. Zo doen deze klagenden. die er uitzien als mensen met te grote lasten, in de bistro van een Parijse volkswijk afbreuk aan de sfeer. Maar onze Jean-Pierre lacht er wat om en zegt, dat we het niet zo zwaar moeten nemen. Hij brengt ons weer in zijn huiskamer, waar de houten vloer bruin gebeitst is. Die kamer is niet groot, Op de boerderij van de heer P. liullee onder de rook van Leerdam, bracht een zwart schaap drie prachtig getekende lammetjes ter wereld. De leuke diertjes hebben een spierwit staartje en witte plekken op kop. borst en polen. De 93 jarige heer W. van Asch uit Rumpt, die in zijn lange leven duizenden lammetjes zag. verklaarde zo'n 'trio nog nooit gezien te hebben. maar wel kaal er. het tafelblad is naakt; alleen tijdens de maaltijden ligt er een laken over. Neen, dan is er op een win teravond niet veel huiselijkheid in zo'n vertrek. Er zit te weinig hou-vast aan, volgens Hollandse begrippen. Bij ons is het huis het rustpunt, bij hen de bistro? Maar Jean-Pierre is goed geluimd, het is al acht uur en dus wacht hem een goed voorziene tafel. Hij eist, dat de schotels lekker zijn en vooral met te vaak hetzelfde bieden. De Franse keuken wordt door Marguérite alle eer aange daan. Al schijnt onderhoud van het lichaam in dit land niet dezelfde eisen te stellen als bij ons, de culinaire gaven van onze gastvrouw zijn buiten kijf. Trouwens een Fransman zonder goede keukenprinses gaat niet lang mee; met een armetierig hapje eten is hij niet te vreden. Als we ons afvragen, waarvoor de gemiddelde Parijzenaar werkt en het antwoord is dan „.voor eten, slapen en een eigen bed", bevredigt dat niet hele maal. Want, al merken we wel, dat Jean- Volgent onze Hollandse begrippen vind men niet veel huiselijkheid in zo'n Pierre niets voelt voor een stijf ingc- windseld bestaan, een gezinsband is er wel degelijk. Die is luchtiger, niet losser. Wel mag gezegd worden, dat het ge zinsleven meer op het tweede plan wordt gedrongen. De sfeer, die het Parijse gezin omgeeft is er één van vrijheid. Er is meer kameraadschap onder de leden De gast moet niet verwachten hen voor een knetterend, geurend houtvuur te zul len aantreffen in de intimiteit van de huiskamer. En zij gaan niet laat te kooi. de Hamby's. Wij weten het; morgenvroeg zal Jean-Pierre weer de trappen afstom melen. naar een nieuwe werkdag De AANKLACHT TEGEN STALIN I VOOR ons ligt een merkwaardig boekje. Het heet .Stalin and the Poles" en is een in Engeland uitgegeven verhaal van dr. Bronislaw Kusnierz, die vlak na de Wereldoorlog II, in 1945 dus. minister van Justitie was te Warschau. Nu zijn er in de geschiedenis veel verhalen ge schreven door lieden, die zich niet of niet meer kunnen verenigen met het be leid, dat in hun land door de opvolgende regering gevoerd wordt. In het algemeen zijn wij dan ook uiterst voorzichtig in het weergeven van zulke verhalen. De schrijvers zijn mensen met een grief of wel overlopers, renegaten. Aan de andere kant echter hebben wij teveel geleerd van wat er vroeger gebeurd is. om niet WVVL... .dito- tï.tri-, JrT te weten, dat ook de vertelsels van emi granten soms volledig waar kunnen zijn. Toen in 1933 de emigranten uit Hitler- Duitsland kwamen en hun ontzettende verhalen vertelden, wilden wij er niet aan. Misschien wilden we ons niet laten storen io onze rust, misschien ook wilden wij de inderdaad toen onbegrijpelijke doch achteraf helaas ware verhalen niet zomaar aanvaarden, omdat zulks ons niet ligt. Tussen die twee opvattingen scherpe waakzaamheid en ,je kunt nooit weten" ligt de middenweg van„laat ons dit geval eens bezien en verifiëren". Die weg willen we thans bewandelen. Dit bock beschuldigt. Het is een rij van beschuldigingen, die zich richten tegen Rusland (en zijdelings tegen aartsvijand Duitsland) en in zekere mate ook tegen de geallieerden, die de landen oostelijk van de Elbe overlieten aan de Sovjet Unie. Een van dié verhalen nu is de zaak Rokossovsky, die weer actueel is gewor den door de benoeming van deze (Poolse) Sovjet maarschalk tot bevelhebber in Polen. De heer Rokossovsky is dus een overloper naar de SU, zoals de schrijver er een is naar de Engelse kant. Daarom hebben wij geen bezwaar, dit verhaal uitvoerig te vernielden. In Warschau liep de oorlog naar zijn einde. Vreselijk was de stad er aan toe wat nog was overgebleven van de ge bombardeerde wijken had een geweldige duw opgelopen, toen de SS het Ghetto belegerde en alle Joden en vele parti- sancn over de kling joeg, niet dan na zware verliezen te hebben geleden. Het Sovjet-offensief, dat het Duitse Oostfront zou oprollen, begon op 22 Juni 1944. De Duitse troepen stonden nog tussen Witebsk en Kowel herinnert U zich de namen nog? en bestonden uit vier legers, samen genaamd de „Heeresgruppe Mitte" (legergroepsamenstelling van legers, tenminste twee). In een paar dagen waren drie van de vier legers verpletterd. Het Tweede Duitse leger kon stand houden aan de Boeg. Om door te breken tot de Weichsel moest maarschalk Rokossovsky, die de commandant was aan het z.g. 1ste Wit- russische Front, niet alleen dit leger van 12 divisies vernietigen maar ook nog de iets zuideliiker gelegen Duitse troepen van het 4de Pantzerleger. ook nog eens 8 divisies. De Russische sterkte wordt opgegeven in divisie-onderdelen en is moeilijk te bepalen. Numeriek waren zij waarschijnlijk iets sterker. In tien dagen versloeg de Rus de pantserafdelingen volkomen. Het 2de Duitse leger was weer (Zie vervolg op pog. 5) ZONDAGSBLAD 25 FEBRUARI 1950 5 Btikende landgenoten (hul» na de practijk de theorie DE flitsende carrière, die van de man, die, klem, eenvoudig en onop gemerkt begonnen, de allerhoogste pos ten in het land bereikte, spreekt tot het- Nederlandse hart. Daarom eren wij de nagedachtenis van onze nationale hel den uit de gouden eeuw. Daarom eren wij Colijn en vele anderen uit het recente verleden en waarderen wij Drees en In 't Veld, de tegenwoordige ministers, om dat zij, uit het volk opgekomen, de hoog ste posten bereikten. Een figuur, die minder tot de ver beelding spreekt, maar een soortgelijke en een snelle carrière maakte en daarbij geheel op eigen mogelijkheden aange wezen was, is prof. dr. L. J. M- Beel. Sinds hij aftrad als Hoge Vertegenwoor diger van de Kroon in Batavia, woont dr. Beel weer aan de Rijksstraatweg in Wassenaar. Hij hoopt op een spoedige veihuizing naar Nijmegen en hij ziet er, na de jaren van spanning, gezond uit'. Dr. Beel ontvangt me in een kamer van zijn huis- Daarin hangt een groot crucifix; het symboliseert de gezindheid en de hoop van het huis. Een rooms geslacht, dat van dr. Beel. Maar een geslacht van eenvoudige allure. De vroeg gestorven vader was veearts in Roermond en er waren zes kinderen.- Een broer werd priester, die is nu aal- n ac arbeid in Maastricht. Dr. Beel werd, na het gymnasium, schrij ver op de secretarie van Roermond, want hij moest zelf verdienen. Dat was in 1923. Tel daar 20 jaar bij en die schrij ver Louis Beel is dootor juris en minis ter-president van zijn land. Dat is een carrière maar niet een die gemakkelijk verliep. Zij moest met de blote handen opgebouwd worden. In 1924 toog de jonge Beel naar Nijmegen om er te werken en er te studeren aan de in 1923 geopende universiteit. Van '25 tot '29 was hij commies ter provin ciale griffie van Overijssel in Zwolle. In dat laatste jaar studeerde hij in Nij megen af. Is het wonder, dat de aldus met de meesterstitel beladene, weer naar zijn geliefd Zuiden trok en Zwolle ver wisselde voor Eindhoven? Hij werd er waarn. gemeentesecretaris en chef van de afd. Sociale Zaken Het diploma ge meente-administratie had dr. Bed toen ook al behaald. In 1935 volgde een nieuwe kroon. Mr. Beel werd dr. Beel. Ware er in 1942 geen Duits bewind geweest, dr. Beel zou toen al hoogleraar in Nijmegen gewor den zijn. Maar hij had juist Eindhoven verlaten, omdat er een NSB-burgemees- ter aan het bewind gekomen was en het verzoek van het curatorium der uni versiteit in Den Haag om dr. Beel als prof. aan te mogen stellen viel daar in slechte aarde- Dus geen hoogleraar, maar leider van een adviesbureau voor bestuursaangele genheden voor goedwillende gemeenten en advocaat. Het is de weg geweest, waarlangs dr. Beel in de politiek kwam. Hij werd in 1945 gea-oepen minister Van Boeyen en de Nederlandse regering in Londen van advies te dienen over het, oorlogsschadeprobleem. Zijn rapport werd grondslag vooi de toen getroffen reeeling Hij werd in datzelfde jaar minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet- Gerbrandy, dat aftrad, toen de bevrij ding van het hele grondgebied in Europa een feit was. De heren Schermerhorn en Drees namen dr. Beel in gelijke func tie in hun regering op. Na de verkie zingen van 1946 werd dr. Beel minister president en minister van Binnenlandse Zaken en in laatstgenoemd jaar werd hij gedelegeerde van het Opperbestuur in Indonesië. In 1949 volgde zijn benoeming tot Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon. in Wassenaar in enkele jaren tijds alle raneen doorlopen heeft, die de Neder landse staatshuishouding te vergeven heeft En dat. terwijl hij een staatsrechts geleerde en nimmer een politicus was. Wat dr. Beel nu het meest geboeid heeft in de voorbije jaren' Dat is moei lijk te zeggen. Iedere functie heeft haar eigen speciale charme. En alle hadden ze gemeen, dat de pas aangevangen taak niet volvoea-d kon worden. Als minister van Binnenlandse Zaken bereidde dr. Beel maatregelen voor, die anderen voltooien zullen. Als minister president kon hij de Indonesische affaire niet ten einde brengen en als Hoge Ver tegenwoordiger van de Kroon moest Hij zijn werk eveneens achterlaten op een moment, toen het hem juist uitermate Maar zo is het nu in de politiek- De democratie staat haar dienaren toe. lij nen te trekken, maar als zij zelf een andere koers aangeeft, is een volkomen breuk met wat voorbij is, het enige wat er voor die dienaren op zit. En al be treurt dr. Beel niet de beslissing, die hij destijds in Batavia nam, dat hij zijn werk daar toen achterlaten moest, heeft hem zeer gespeten. Thans geeft het hoogleraarschap dr. Beel handen vol werk- Er moet veel gestudeerd worden. De inauguratie moet hy voorbereiden, er zijn lezingen te hou den. adviezen en colleges te geven cn reizen tussen Wassenaar en Nijmegen te maken. Een boeiend leven, dat meer gelegen heid geeft voor huiselijke omgang met vrouw en kinderen en meer rust waar borgt Wat voorbij- is blijft een rijke erva- Of dr. Beel ooit nog eens in de politiek zal terugkeren? Nooit mag je nooit zeg gen, zegt hij. Maar politiek is voor hem geen vak maar een taak en dat zal het altijd blijven. Dr. Beel heeft z'n bril afgenomen. Zijn hand strijkt nadenkend over dat mach tige hersendak, dat zijn schedel is. En hij vertelt van zijn verblijf in In- dië: hoe hij de eenzame van Buitenzorg was, want hij woonde helemaal alleen in dat grote paleis met een schildwacht er voor, ver weg en een er achter, even ver weg. En in die roerige omgeving leefde hij volkomen rustig. Dat beeld fascineert me. In gedachten zie ik daqr die volkomen eenzame dr. Beel voor me. alleen in het reusachtige huis na een gesprek met de eminente generaal Spoor Om hem niets dan een zaamheid, de gedachte a; deren in Wassenaar en c lijkheid. Dat alles drukte de i het een wijs man is. En ondaks het verdriet over wat er toen gebeurde en gebeurd is. is dit een beeld van de ware Hollander. Op zijn post. tot het laatst en niet bang, om hele maal alleen te staan. Dr. Beel: een theoreticus, maar een die toonde de praktijk aan te durven. erantwoorde- i niet, omdat POLEN en RUSSEN (Vervolg van pag. 4.) fortuinlijker en wist. met zware ver liezen. op de Weichsel terug te trekken en zich te hergroeperen. Na hevige ge vechten stonden tenslotte op 26 Juli de eerste Russische eenheden op 15 KM voor Warschau. Dit is een punt om te onthou den. In allerijl riepen de Duitsers Polen op. om te „spitten". De Polen lieten ver stek gaan. De rode propaganda kondigde een spoedig ontzet van Warschau aan. Men beloofde „de eerste door de Duitsers bezette hoofdstad van Europa de eerste bevrijding" en zette het volk aan tot verzet. De teksten in de kranten en van de radio-uitzendingen spreken duidelijke taal. Men riep het partisanenleger op. En toen gebeurden er vreemde dingen. Een communistische ondergrondse organisatie zich noemende Pools volksleger gaf een proclamatie uit, waarin in strijd met de waarheid werd gezegd, dat de com mandant van de binnenlandse strijd krachten. generaal Bor-Komorowski, Warschau zou hebben verlaten (direct na de bevrijding vormde deze generaal de eerste Poolse regering, de schrijver van ons boekje was zijn minister van Justitie!). Op 1 Augustus brak de binnenlandse op stand tegen de Duitsers los. En wat ge beurde er Niets, helemaal niets. Maan denlang bleef het Rode Leger staan waar het stond en probeerde niet eens de vrij wel droge Weichsel over te steken. Van de oever af keken de Rode soldaten, hoe de Polen 63 dagen lang vochten en natuurlijk werden overmand. Vandaag de dag is Rokossovsky, de Poolse-Rus, militair bevelhebber in Polen. De Russische argumenten, dat zij tegenstand ondervonden van het tegen offensief van Model en dat Warschau nooit het doel van hun campagne was, lilken inderdaad uitvluchten. Wat was dan het doel der Russen De schrijver September 1939: Warschau brandt.... zegt het het vernietigen van de niet- communistische binnenlandse strijdkrach ten. Hij voert daarvoor vele bewijzen aan en voorbeelden van arrestaties zelfs. Hij spreekt van een hele campagne tegen die binnenlandse strijdkrachten. En vol gens hem zouden er radio-redevoeringen gehouden zijn door de rode propaganda, om de opstand in discrediet te brengen. (Dit lijkt ons moeilijk verenigbaar met de mededeling, dat de Russen zelf eerst per radio die opstand aanvuurden en uit lokten). Beloofde hulp zou nooit ge komen zijn, de Sovjetluchtvloot zou zich vanaf de dag van de opstand niet meer hebben vertoond, zes weken lang. De Anglo-Amerikaanse vliegtuigen zouden belemmerd zijn geweest, hun ladingen voor de opstandelingen af te werpen. Ja, de Rode Legerautoriteiten zouden zelfs geweigerd hebben, een gemeenschappe lijke actie te ondernemen, radiocontact op te nemen of koeriers uit te wisselen, ziji zouden groepen partisanen op weg naar Warschau hebben aangehouden en tenslotte, moedwillig de leiders van de partisanen hebben gearresteerd en 16 van hen te Moskou voor het „gerecht" heb ben gesleept. Dit laatste is juist. Zij wer den door de Sovjet Unie beschuldigd van anti-sovjet handelingen. Ernstig kun nen zij dat niet hebben gemeend, want de uitgedeelde straffen zijn voor Russi sche begrippen laag: slechts één enkele gevangenisstraf van 10 jaar. een van vijf en de rest in maanden uitgedrukt. Zo stierf de ondergrondse Poolse staat der verzetslieden en zo was de weg open voor het communisme Dat althans zegt de schrijver. Want achter deze geschie denis staat natuurlijk de strijd tussen de Poolse regering te Londen en de he ren, die in de oorlog een Poolse regering in Moskou voorbereidden. In het licht van de gebeurtenissen elders komt dit verhaal ons niet onwaarschijnlijk voor. HF> zal nu wel niet meer zo heel lang duren, dan is zijn leven voorbij. De leeftijd van de zéér sterken zal dan niet door hem bereikt zijn; zelfs niet de helft van dat aantal jaren. Maar desondanks zullen wij ook zeggen dat moeite en verdriet de over hand hadden en dat zijn hele leven niet meer was dan een droom in de mor. genstond. Zo'n korte schie lijke droom tussen slaap en ontwaken, waarbij een mens in enkele tellen tien tallen jaren voorbij ziet flitsen. Dit was zijn leven. Eerst geen prettig thuis: een balorige vader, die zijn vrouw bij de geboorte van het jongste kind verloren had en uit arren moede de eerste de beste opvolgster koos. Eerste de beste is in zulk een geval meestal: eerste, de slechtste. Het kind, het nestkuikentje, is zelf niet sterk en komt ge regeld te kort. Maar het is vitaal en groeit bij alle gebrek nochtans op: onge doopt, onbemind, onopge voed. Het wordt een lange slungel en hij vindt een baan in het bouwbedrijf. Hij vindt ook een meisje; een aardig jong ding met handen aan haar lijf, met een zonnige lach en met gezondheid voor twee. Tussen hen beiden ontspint zich een korte romance. Ze zijn beiden nog zo bloedjong, maar ze hebben toekomstplannen bij de vleet. Wanneer een aanne mer hem tijdens de oorlog werft voor werk in Frank rijk en hem een pracht- loon belooft, trouwen ze halsoverkop. Het huisje is Levensavond voor de middag. weliswaar klein, maar het wordt des te gemakkelij ker keurig ingericht: het is een lust om te zien. Zo heeft die jongen ten lan gen leste zijn eigen thuis: tiointig jaar oud, een lief bruidje van achttien, een goeie baan. Er staan niet zoveel bruidsparen zo blij, zo lachend op hun trouw foto. Maar een week later voert een trein hem naar het buitenland. Er worden soms afspra ken gemaakt, die niet wor den nagekomen. Hij zou om de zes weken naar huis mogen met verlof, maar hij heeft meer dan een jaar in Frankrijk gezeten. Toen hebben ze zich maar met brieven ge troost; blijde brieven van mensen, die elkaar liefhebben. Uit die brieven heeft hij gelezen dat hun kort huwelijks leven gezegend is geweest en dat zij hun eersteling mochten verwachten. Toen hij eindelijk, na de invasie de benen nam en plotseling voor haar stond was het wiegekind al een ferme meid van byna vijf maan den, die kraaide dat het een lieve lust was. Ze leek op haar moedertje, even zonnig, even parmant. En drie maanden lang hebben ze hun intense vreugde aan elkander beleefd. Toen kwam die ochtend dat de straten afgezet waren en de mannen bij duizenden in slavemy werden weg gevoerd: November 1944, de razzia. Natuurlijk was hij erbij aangehouden op weg naar zyn werk, 's morgens. Uit de VOLKSWIJK nog vóór de trieste dag goed en wel aangebroken was. En natuurlijk behoor de hij bij de groep, die het allerverst werd wegge sleept onder de aller zwaarste omstandigheden. Maanden heeft het ge duurd voor zij wist waar hy zat; voor zij hem schrij- ven kon en opnieuw ver tellen van een kindje, dat komen zou en van kleine zus, die al zo'n flinke meid was geworden en die 's avonds voor het naar bed gaan „Da-da-pa-pa" zei tegen zijn portret. Die brieven hielden hem er toen bovenop terwijl ster kere kameraads om hem heen als rat ten stierven. Dat laatste was geen wonder, ik zei immers al dat hy tot hen behoorde, die het 't allerslechtst getrof fen hadden. Een goede maand na de bevrijding was hjj weer thuis, moe, ziek, versleten, uitgeput. Maar de aanblik van die wonderlijke jonge vrouw, van z'n dochtertje en het heel kleine dreumes je, dat vlak voor zijn te rugkomst geboren was, fleurde hem weer op. Hij begon te eten; zijn fletse ogen kregen weer gloed en een behoorlijk pak dat zij op onnaspeurlijke wijze wist te veroveren maakte een ander mens van hem. Zijn gezondheid scheen met reuze schreden vooruit te gaan: het enig onoe- mak was een scherpe, pijn lijke kuch, maar ja, ieder mens is wel eens verkou den. Totdat hij in het late najaar eensklaps bloed op ga.} dat is het einde ge weest, althans het begin van het einde. De Geneeskundige Dienst heeft hem doorgelicht en terstond is opname in een sanatorium gevolgd. Ook het vrouwtje bleek reeds aangetast, moest eveneens een tijdlang kuren. De kinderen mankeerden niets en ook het derde kleuter tje, dat op zijn tijd het levenslicht aanschouwde was zo gezond als een vis je. Het leek weer op moe der. Maar ergens in ons land wordt vader ver pleegd en hy weet niet eens hoe dit nieuwe kindje er uit ziet, net zo min als hij weet hoe de anderen het maken. Want van meet af aan is hem éen ding duidelijk geweest: dat hjj nooit meer thuis zal komen en hij, die zo goed weet wat scheiding is, worstelt om los te komen. Los te komen van deze jonge, blijde vrouw, die hem een thuis en kinderen gaf. Dat is al zo oneindig zwaar dat kost al zo veel strijd. Als hy zich nu nog boven dien aan de kinderen bindt, dan kan hij het helemaal niet meer aan. En ook: deze kinderen zijn hem immers zo ver en vreemd. Hij kent hen beter uit haar brieven dan in werkelijk heid. Zo vecht hij zijn laat ste gevecht. Hij is nog geen dertig jaar. Hij is daarvan zeven jaar getrouwd ge weest en alles bij eikaar zeven maanden thuis. Voorts is het meest moei te en verdriet.. Wijkpredikant.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 10