c D LEIDSE HOGESCHOOL Prof. dr. Wouter Bleeker 4 ZONDAGSBLAD 4 FEBRUARI 1950 De stichting geschiedde in naam van Philips 11 bestaat 375 jaar HET zag er donker uit voor ons land, toen in 1574 de Spanjaarden Leiden belegerden. Holland ten Noorden van het IJ was van het Zuiden afgesneden, door dat Haarlem het vorige jaar gevallen was en Amsterdam de zijde van Philips II hield. Wanneer nu ook Leiden in handen van de vijand kwam, zou ook het land tussen Rotterdam en Haarlem zijn ge splitst. Maar gelukkig. Leiden hield het, on danks het gemis aan een garnizoen. De 3e October 1574 werd de stad ontzet. En het is een algemeen bekend feit, dat toen Leiden voor zijn heldhaftig ge drag van de Prins een Hogeschool ont ving. Voor velen is het, alsof die univer siteit zo maar uit de lucht is komen val len. Een plotseling opkomend idee van de Prins! Welke beloning zullen we nu Leiden eens geven? Doch zo is het niet gegaan. Toen Hol land in 1572 bevrijd was van de Span jaarden, werd allerwege onder de Ge reformeerden de drang gevoeld naar de stichting van een hogeschool, waar de Calvinistische leer zou worden onder wezen. Daar moesten de predikanten op geleid worden, om in de dorpen en ste den het rooms-katholicisme terug te dringen. Zo schreef de kerkeraad van Dordrecht aan die van Rotterdam: „Er gaet eene stemme uit gansch het land, om godzalige en veel ervarene dienaars des woords en zorgvuldige herders, be kwaam om de kudde van den Oppersten Herder in de grazige weiden des H. Evangeliums te weiden en in de vreeze des Heeren te stieren Ook de Prins had de noodzakelijkheid hiervan ingezien, maar niet hij, doch de Staten van Holland konden het besluit omtrent de universiteit nemen. Wel ging van Oranje het initiatief uit. De 28e De cember 1574 schreef hij aan de Staten van het gewest een brief, waarin hij aandrong op het stichten van een hoge school. Als plaats raadde hij Leiden aan, dat zich zo verdienstelijk had verdedigd. Meer dan een raad kon de Prins niet geven, maar zijn autoriteit was zo groot, dat de Staten zich wel tweemaal zouden bedenken, voordat zij het voorstel ter zijde schoven. Toen het stuk de 2e Januari 1575 in de vergadering van de Staten van Holland ter tafel kwam, werd eerst de volgende dag tot de stichting van een universiteit te Leiden besloten. Hiervan werd de Prins in kennis gesteld, waarna de 6e Januari het octrooi in naam van de ko ning van Spanje werd uitgevaardigd. Een eigenaardige situatie! In feite was men in strijd met Philips II, in naam vocht men tegen zijn landvoogd. Nog al tijd was hij heer van de Nederlanden en formeel was het in orde, dat de stichting van een hogeschool geschiedde in naam van de koning van Spanje. Maar in wer kelijkheid. Men maakte haast met de zaak, want or werd besloten, dat de 8e Februari d.a.v de plechtige inwijding zou plaats vinden. Dit was een belangrijke dag voor Lei den. Tot op heden is deze stad niet te denken zonder haar universiteit. Wan neer deze verdween, dan was het hart uit Leiden weggenomen, 't Was of de burgers dit in 1575 reeds beseften. Zij gevoelden het als een hoge eer, dat juist hun stad was uitgekozen, want, dat wist men wel, in Holland zou er geen tweede universiteit gesticht worden. Leiden kreeg het monopolie van de wetenschap in het gewest. Haar hogeschool was de oudste van Noord-Nederland en nog al tijd gaat zij daar prat op. Geen wonder, dat men het feit van de inwijding feestelijk wilde vieren. In de straten werden erepoorten opgericht, de huizen waren versierd, de gehele stad was de 8e Februari vervuld van de plech- Reeds om 7 uur in de morgen begon het Van alle kanten stroomden burgers en vreemdelingen naar de St. Pieters kerk, waar ook de leden van de Staten, van het Hof van Holland en de Prins aanwezig waren. Onze vaderen gevoel den het diep, dat zonder Gods zegen ook dit werk zonder vrucht zou zijn. Daarom Tc Weet: Zijn Woord is ja en amen; Zijn beloften feilen niet. Nimmer zal Hij ons beschamen, 'k Weet Zijn Woord is ja en amen, Zijn beloften feilen niet, Zalig hij, die tot Hem vliet. Ja, in duizend bange stonden Heeft Hij steeds getroost, gered. Eeuwig wordt Hij trouw bevonden 1 Ja in duizend bange stonden, Heeft Hij steeds getroost, gered Op het kinderlijk gebed. C. A. Lier. De Leiilse Hogeschool, gevestigd in het vroegere klooster van het St. Bi begon men de dag met een bedestond onder leiding van ds. Pieter Cornelisz. De eigenlijke plechtigheid zou plaats vinden in het academiegebouw. Nadat de Hervorming in Holland was ingevoerd beschikte men niet alleen over de Room se kerkgebouwen, maar ook over de monniken- en nonnenkloosters. Zo stond o.a. het St. Barbaraconvent ledig en men besloot, dat hier de colleges gegeven zou den worden. Nog treffen de bezoeker de kloosterachtige gewelven en wandelt hij beroerd. De 8e Februari zou ds. Caspar Cool- haas daar de plechtige inwijdingsrede houden. Nadat de kerkdienst geëindigd was, verzamelde de menigte zich voor het stadhuis. Daar stonden reeds twee ven dels soldaten opgesteld, in volle wapen rusting. Toen alle autoriteiten aanwezig waren, stelden de hoplieden zich aan het hoofd van de stoet, de soldaten volgden en daarachter liep al wat edel en groot was, terwijl de optocht gesloten werd door een afdeling krijgslieden. Het was een grote menigte, die zich door de stra ten der stad bewoog naar het Rapenburg. De gehoorzaal zal de schare wel niet hebben kunnen bevatten, maar de ge nodigden konden toch wel genieten van de deftige redevoering van de eerwaarde Coolhaas. Na afloop vertrokken zij naar de wo ning van jonkheer van Naaldwijk, waar men zich aan de feestdis plaatste en menige dronk zal zijn uitgebracht op het heil van Leidens universiteit. Sinds zijn 375 jaren verlopen en wij vragen ons af. of zij beantwoord heeft aan de bedoelingen van de stichters. Heeft zij de Gereformeerde leer in al die jaren verbreid? Is zij gebleven het bolwerk van het Calvinisme? Deze vra gen kunnen wij niet toestemmend be antwoorden. Zeker, in het eerst benoemde men Ge reformeerde professoren en werden tal van predikanten in hun geest gevormd. Maar dit bleef niet zo. Onder de re genten en curatoren werkten de huma nistische ideeën door. Libertijnen had den te beschikken over de hoogleraars zetels en benoemden mannen als Armi- nius, en Vorttius. In plaats van het Cal vinisme verspreidde zich de Remon strantse leer vanuit Leiden over het land. En wel heeft de Synode van Dordt rem mend op dit proces gewerkt, maar nog in de 17e eeuw braken de twisten tussen de Coccejanen en Voetianen uit en stond Leiden aan de zijde van de eersten. Ook in de 18e eeuw, de tijd van het rationalisme, was het Calvinisme uit de universiteit te Leiden gebannen en werd er een zoetelijk, deugdzaam, supra-natu- ralisme gedoceerd. In de 19e eeuw was het niet beter, toen het modernisme zijn intrede deed in ons land. De Leidse professoren Scholten en Kuenen hebben door hun Bijbelcritiek vele zielen beroerd en de fundamenten onder het geloof aan de goddelijkheid der H. Schrift weggegraven. In weerwil daarvan mag Leidens Hogeschool nog met ere genoemd worden. Hoeveel man nen van wetenschap, met internationale vermaardheid, heeft zij voortgebracht! En nog steeds doceren daar professoren, die kunnen gelden als sterren aan de weten schappelijke hemel. DR. D. LANGEDIJK. Rekende landgenote- öe weeRm&n v&n öe Bilt Professor doctor Wouter Bleeker, directeur van de afdeling Weerdienst en luchtvaart-meteorologie van het K.N.M.I. in De Bilt, is een lange magere, jongensachtige man, met verwarde grauwe, rechtovereind staande haren en een intense belangstelling voor alles wat ,,weer" is. Met het weermannetje uit het oude weerhuisje (IJ weet wel, die liefhebbende echtgenoot, die z'n vrouw het weervrouwtje dus naar buiten stuurde als het regende om dan zelf binnen het mooie weer af te wachten) heeft hij alleen dit gemeen, dat hij ook binnen zit en het weer bepeinst. Maar toen hij iets meer dan een jaar geleden naar Amerika ging, om in Chicago een gast-professoraat te vervullen, heeft hij zowel mevrouw Bleeker als de kinderen meegenomen. Een weerman in de welhaast klassieke betekenis van het woord is hij dus zeker niet. Wel een wéér-man. Priiu Willem I Bilt binnen of, met een blik door het raam, waarachter yzel, sneeuw, mist en modder om de heerschappij op de weg worstelden, vroeg hij „hoe was het bij de zee?" „Gladde wegen en ijzel". „Ja dat zal wel. In Groningen hadden we vanochtend nog negen graden vorst, maar dat wordt snel minder. En Vat er daarna gebeuren kan staat voor ons nog niet vast. Och weet U, dit is een van die dooiperioden, die we in strenge win ters zo vaak gehad hebben. In de winter van '46-'47 b.v. Tussen dagen van vorst perioden van dooi. Toen hebben we het goed gegokt, maar je kunt er weinig van zeggen". Ja gegokt. De professor zegt „gegokt". Want er is altijd nog een speling van 10 tot 15% in de zekerheid der weervoor spellingen. „Misschien halen we er dat nog eens uit, maar dat duurt nog wel een poosje. We weten eigenlijk nog zo weinig". „Minder dan de Enkhuizer Almanak? Want die heeft het toch maar weer voor speld, dat Januari koud zou eindigen". „Beter dan de Enkhuizer Almanak. Die ging en gaat misschien nog uit van de maanstand en de weersomstandigheden. Dat dateert nog uit de tijd toen de men sen meenden, dat bij „Maandagsmaan storm en regen zullen vergaan". Toen de „rosse maan" aansprakelijk was voor nachtvorsten en men van een wolken- omstormde maan zei: „de maan zal ze wel oplikken". De wolken en de stormen n.l. Wij kijken meer naar de zon en een reeks andere factoren, dan naar de maan. Hoe professor Bleeker tot het weer ge komen is? Van huis uit ia hij een wis- en natuur kundige. Maar er is destijds een zonsver duisteringsexpeditie naar Lapland ge weest en Wouter Bleeker was daar bij. Zijn leermeester toen, prof. Minnaert spoorde hem aan, daar in Lapland dage lijks aantekeningen te houden van de weerstoestanden en zo is eigenlijk zijn liefde voor de meteorologie gegroeid. Het pakte hem. Want: „Je kunt niets beden ken, dat zo een combinatie van practijk en wetenschap is als dit vak. Je hebt al tijd contact met de pers, met de omroep en met de verbruikers van de weerbe richten. En dat zijn zakenmensen en scho len en organisaties en particulieren. Kwe kers, die advies wensen en exporteurs die geen stap doen zonder onze voorspellin gen. En je ziet direct practische resulta ten, of niet natuurlijk en dr Bleeker denkt aan de vermaarde 10% onzeker heid. Overigens: dat percentage bewaart het idealisme voor de zaak. Het gaat er om, zo nauwkeurig mogelijk te zijn. Er is des tijds een stroming in de meteorologie ge weest die zei: sluit je, met je berichten op in je studeerkamer en zwoeg daar zolang tot je een 100% betrouwbare verwachting bekend kunt maken. Dat gaat natuurlijk niet. De mensen hebben vertrouwen in de weerberichtgeving ondanks de vergissin- Zij zeggen: „jullie weten het beter dan wij" en dus moet je ze inlichten, ook als je weet, dat je niet over alle factoren be schikken kunt om een absolute voorspel ling te doen. Over 50 jaar zijn we mis schien zo ver. Maar dan moeten de vol gende voorwaarden toch wel ingewilligd zijn: 1. Verbetering van het waarnemings net, vooral op de Oceaan, waar we zeker nog tien schepen meer kunnen gebruiken. De Nederlandse Cumulus, rederij de Rijksluchtvaartdienst, is juist dezer dagen uitgevaren om de Oceaan af te tasten en de vliegroutes mede te beveiligen. 2. Er dienen meer gegevens te komen uit de onbewoonde delen der wereld. Bin nenkort gaan we hier in de Bilt weer kaarten van het gehele Noordelijke half rond maken. Wat later zullen we waar schijnlijk wereldweerkaarten maken. En dan moet er vooral van het Zuidelijk halfrond meer weernieuws komen. 3. Ons inzicht moet verbeteren. Wat is een depressie? Want het woord depressie moge in de Nederlandse huiskamer dan gemeengoed- geworden zijn, van het ontwikkelingsme- "Ssia S.S 8.H ZONDAGSBLAD 4 FEBRUARI 1950 het veRLeöen v&n gorinchem t.n. weerberichtkamer van het K.N.M.I., uaar de meteorologen de ken tot het bekende dagelijkse weerbericht. Inzet: prof. dr. IFoult Bleeker. over wiens arbeid dit artikel handelt. chanisme van een depressie weten we een héél klein beetje! De gangbare theorie is de Noorse. Heb je twee luchthoeveelhe- den naast elkaar, een warme en een kou de, dan zal er in het scheidingsvlak een golvende beweging der luchtlagen ont staan. Eerst is het deining, daarna golf slag en tentslotte worden het zelfs bre kers, zoals op ons strand. Zo'n breker, neemt men thans aan, is dan de depressie. We leven dus tussen twee Oceanen: die van het water en die van de lucht." Professor Bleeker vindt die theorie niet erg overtuigend. Hij peutert aan wat nieuws en zal er binnenkort in Londen over spreken. „De Amerikanen, zo zegt hij, ontdekten, dat zich in de hogere luchtlagen een band van zeer snel bewe gende lucht, de z.g. jet-stream, bevindt, die al of niet onder invloed van de zon, aansprakelijk is voor het ontstaan der depressies. Het is alles nog in onderzoek. Zoals alles hier in de Bilt in onder zoek is. De invloed van de zonnevlekken, waarvan men nu zegt, dat zij aansprake lijk waren voor een slecht wijnjaar en een mislukte oogst in India waar ove rigens niets van vaststaat vormen ook een punt van beschouwing. Waarmee sa menhangt het verband tussen de zonne- activiteit en het weer. Veel omvattend Instituut Na deze theoretische beschouwingen over het weer en de invloeden van ae zon en luchtstromen daarop, vertelt prof. Bleeker iets over het instituut, dat eigen lijk een geophysisch instituut is, waar men zich dus bezig houdt zowel met de activiteit in de aarde als met het weer en waar men de wisselwerking van het een op het ander bestudeert. De afdeling van prof. Bleeker is een onderdeel van het grote Instituut en hy heeft waarne mers op Schiphol, op de militaire vlieg velden in de Bilt zelf, waar men de weer- bexichtendienst ook verzorgt, hij heeft een opleidingsinstituut voor het nodige per soneel en een onderzoek-afdeling. Dan zijn er nog de klimatologische af deling van dr. Dey, die gegevens verza melt over temperaturen vroeger en nu. de Maritieme meteorologie en Oceanogra fie onder leiding van vice-admiraal Ter- mijtelen, waar de duizenden gegevens van de Nederlandse schepen op zee kaarten verwerkt worden en de af deling voor Aardmagnetisme en Seis mologie, waarvan dr. Veltkamp het hoofd is. Daar registreert men aardbevin gen en andere bewegingen in de aard korst. Prof. Bleeker heeft een boek van 258 bladzijden geschreven over de weerbe richtgeving en alles wat er mee samen hangt. Het is dus wel nodig dat zij over enige vooropleiding beschikken vóór medewerkers op één van de negentien waarnemingsstations geplaatst kunnen worden. En nu is het jammerlijke, dat de belangstelling van de studenten voor deze tak van practische wetenschap-beoefe- ning tegenvalt. „Je moet hier van die lie den hebben, die van hun tiende jaar af al op de weerkaartendienst geabonneerd waren en die met het weerbericht naar bed gingen en opstonden", zegt prof. Bleeker. Zo zijn er enkele. Overigens heeft men in het tekort aan personeel di rect na de bevrijding voorzien, door jon gelieden zelf op te leiden tot de hoogte van het candidaatsexamen wis- en na tuurkunde. Maar ja, deze arbeid vraagt veel routinewerk. „Je verkoopt hier weerberichten over de toonbank zoals dat heet. er moeten weerkaarten getekend worden en aangezien het Instituut 24 uur per dag geopend is, zeven dagen van de week, is er maar weinig tijd voor weten schappelijke arbeid. En dan.... als le raar en zeker in de industrie verdient een wetenschappelijk geschoold werker méér, dan in de Bilt! Je moet plezier in dit werk hebben en vreugde scheppen uit het direct in prac tijk brengen van je wetenschap en je er bovendien van bewust zijn, dat weten schappelijk gesproken dit werk uiterst De Alrriachtige is mijn Herder en Geleide: wat is er dat mij schort Hij weidt mij als Zijn schaap in vette weide. waar gras noch groen verdort. Hij drenkt mijn ziel in koele bronne en beke. Indien mijn geest verstrooi' en afdwaal van de kudde en rechte streke, Hij brengt ze weer ter kooi. (Vondel). moeilijk isDe problemen liggen als het ware voor het opscheppen." Zo zit professor Bleeker midden in dat uitgebreide weernet, dat van de Oeral tot de Rockey Mountains gespannen is („je leeft bij de gratie van internationale samenwerking") en peinst, behalve over luchtstromen wolkvorming en zonnestra ling over begrotingen en internationale contacten, codes en telexverbindingen. Zijn gebouw zoemt als een grote fabriek. Telexen ratelen en de telefoon gaat twin tig keer om allerlei inlichtingen. Parijs, Londen, Frankfort en Hannover staan direct met de Bilt in verbinding en die stations weer met de rest van de wereld, zodat het middelpunt van de aarde dich ter bij de Bilt ligt dan bij welke andere plaats in ons land ook. Of de directeur van zo'n bedrijf nog tijd heeft voor huiselijk leven? „Mijn colleges aan de Utrechtse univer siteit bereid ik thuis voor. Prof. Bleeker vertelt zijn studenten onder meer over de invloed van «het weer op de mensen en hij is van mening, dat Nederland een gezond klimaat heeft in die zin, dat de mensen, die er in leven een grote mate van energie kunnen ontwikkelen. Dat is met alle „prikkelklimaten" het geval. Prof. Bleeker's energie richt zich, bui ten zijn werk, op zijn gezin en als hij leest, dan blijft hü nog in zijn vak, want boeken over dc zeevaart en een roman als .-.The rains came" en andere in het zelfde genre trekken hem het meest. En het verblijf in Amerika heeft het gezin Bleeker, dank zij het schoolpro gramma dat de kinderen (drie stuks van 16—10 jaar) daar hadden, een intense be langstelling voor muziek gebracht. Hoe wisselvallig het door prof. Bleeker bestudeerde en geobserveerde weer dan ook moge zijn, aan harmonie in het leven van de observator ontbreekt het ten spijt van alle harde wind uit welke richting dan ook, met! DE levensgang van een stad in de mid deleeuwen draagt meermalen zulk een karakter, dat het de moeite ten volle waard is hem historisch te belichten. Zo is het ook met de opkomst en groei van Gorinchem door haar bijzondere ligging aan de samenvloeiing van Linge en Mer- wede en haar verbinding met Rijnland en Boven-Maasgebied. Ontstaan uit een dorp van boeren en vissers, wordt weieens verondersteld, dat het geslacht Arkel de stichter zou ziin. De stad bestond reeds in 1222 en in 1224 was zij nog in handen van de graaf van Bentheim. Haar economische en sociale levens gang wordt in een rapport van het E T I. voor Zuid-Holland in een historische overzicht geschetst, waaraan wy enige interessante gegevens ontlenen. De ontwikkeling van Gorinchem stond in nauw verband met de economische toestand in de Nederlanden in de mid deleeuwen. Zij heeft hiervan geprofi teerd. mede door haar gunstige ligging. Daarbij had zij in het geslacht Arkel een goede beschermer. Onder zijn bewind, dat tussen 1224 en 1282 moet zijn aan gevangen. concentreerde zich de handel van het gehele Arkelse gebied in Gorin chem. In 1284 werd Gorinchem een stad, in haar economische positie verstevigd door handvesten en oorkonden. In de 14e eeuw was Gorinchem een marktplaats van betekenis. Haar bezoe kers werden door de heren van Arkel krachtig beschermd cn de tolvrijheid was een uitstekend middel dit bezoek te sti muleren. De organisatie van het economische en sociale leven ging in het Gorinchem der middeleeuwen vrij ver en de bemoeiing van de stedelijke overheden deed in menig opzicht niet onder voor die der huidige. De gilden hadden toen heel wat in de melk te brokken en de gemeente lijke autarchie werd vaak op de spits gedreven. Een middeleeuws stadsbeeld De steenbakkerijen ontvingen van de stedelijke regering bedrijfscredieten, met de bepaling, dat de klei uit de uiter waarden moest worden gehaald en de jaarlijkse productie 500.000 stenen zou bedragen. Hierdoor werd het mogelijk de houten huizen door stenen te vervangen. Hoezeer dit nodig was, bleek uit de grote brandramp op Kerstdag van het jaar 1387. waardoor Gorinchem grotendeels in vlammen opging. Zeer primitief was toen de hygiënische verzorging, al trad de overheid ook regelend op. De woningtoestand was slecht en de straten waren ongeplaveid, vaak modderpoelen, waar varkens en pluimvee steeds hun gading vonden in de vuilnishopen. Met het oog op brand moesten de poor ters aan hun deur een emmer, een lad der en een tobbe water gereed hebben. De brandspuit moest nog door Jan van der Heyden uitgevonden worden. De schepen mochten na des avonds 8 uur geen vuur of licht hebben en de vuur meesters hadden de controle op het Vaak heersten er besmettelijke ziekten, o.a. de pest, waarvan de lijders in een pesthuis buiten de Arkelpoort weroen afgezonderd. Wie met hen in aanraking kwam moest zich met een witte stok door de stad begeven ter waarschuwing. In 1400 werd een vuilnisman aange steld, de voorloper van onze gemeente lijke reinigingsdienst. Hij ruimde vóór de Zondag het vuilnis op. De varkens mochten ook niet toeven. De krulstaarten grote plaag als thai op i een i de honden i rinchems straten. Ook moesten de bur gers dc straat voor hun huizen effenen, de kuilen dichtmaken e.d.g. Het parkeerverbod en het keuren van levensmiddelen bestonden ook reeds. Er was een snelheidsbeperking voor wagens. De hedendaagse bordjes met het: ,.op de markttijden m de stap rijden" herinne ren nog aan deze „snelheidsbeperking". Een parkeerverbod bestond voor Hoog straat en Langendijk. Bloei en verval Er waren keurmeesters voor allerlei waren en de ijkverplichting bestond ook reeds. Voor de lakenhandel was een lakenhal beschikbaar en voor de vlees- handel een centraal vleeshuis. De bier brouwerij stond onder gemeentelijke keuren. Onder gemeentelijk toezicht ex ploiteerde een particulier voor de ge meente laad- en losinstallaties, met ta rieven, die eveneens waren vastgesteld. (Voor vervolg pag. 6.) .Kort begrip van een jeugd JA, die schuld der kerk Ze zit tegenover me en vertelt haar levensge schiedenis. „Mijn ouders," begint ze, „waren fijn christelijk. Elke Zondag tweemaal naar de kerk en de kinderen mee. Van jongsaf aan. Ik geloof dat ik mijn hele jeugd ernaar toe gesleept ben zo ver als ik terug kan kijken zijn daar die ellendige kerkdiensten. Misschien was ik drie, mogelijk ook vier jaar toen ik voor het eerst mee moest. Ik snapte er natuurlijk geen bal van, maar ik wist al gauw dat ik anderhalf uur doodstil moest blijven zitten. Als ik me even bewoog zo'n kind kan nu eenmaal niet zonder wat spelen of draaien kreeg ik een woedende blik van vader of een vermanende dito van moeder. Of uit de bank achter ons kwam een grauw en een snautu. Dat noemen ze immers de blijdschap des geloofs, is het niet? Ja, ik ken die uitdrukkingen heus wel jaren kerkgang gaan je niet in je kouwe kleren zitten „Toen ik wat ouder tuerd ik zal toen zeven jaar geweest zijn kwam ik tot de ontdekking dat al die christelijkheid van mijn ouders maar lak was. Misschien niet van moe der, maar in elk geval wel van vader. Hy dronk. Hij had een pracht zaak, maar wat er binnen kwam, schijnt hij allemaal verzo pen te hebben. In elk ge val hadden we het thuis arm, fatsoenlijk arm, want moeder tuist wonde ren te doen met het beetje geld, dat haar nog in han den kwam. Op een late avond schrok ik wakker uit mijn slaap, toen vader de trap op kwam bonzen. Wat ik toen gezien en mee gemaakt heb, zal ik u maar niet vertellen. Misschien kunt u het zich uiel een beetje voorstellen en als u dat niet kunt, valt het toch niet over te vertellen. Ik weet al- leen nog maar dat tk uit mijn bedje kwam en me tussen vader en moeder ingooide toen hij haar te lijf wilde. Bent u wel eens bijna vermoord door een christelijke va der? Niet? Jammer, dan tuist u tenminste wat het was om tenslotte in je bed te worden getrapt en dat nog als een meevaller te beschouwen, omdat het feitelijk de opzet was om je het raam uit te smy- ten." „Na die tijd heb ik, ge loof ik, nooit meer rustig geslapen. Altijd was er iets in mijn onderbewuste, dat zei dat ik wakker moest blijven om moeder te kunnen helpen als hij weer zo'n woeste bui hacL Maar 's Zondags gingen we ondertussen poesmooi naar de kerk en ik zat weer tweemaal anderhalf uur stil. Totdat het niet langer ging en moeder wegliep. De kleintjes nam ze met zich mee, ik bleef achter. Natuurlijk kreeg moeder toen van alles de schuld en by de scheiding Uil de VOLKSWIJK ben ik vader toegewezen. Naar de kerk ging hy toen niet meer. Ik denk omdat hij geen schijn meer hoef de op te houden: iedereen tuist immers toch zo lang. zamerhand wat hij er voor eentje was? En moeder ging evenmin: die had een andere man leren kennen en daar is ze mee ge trouwd. Natuurlijk niet in de kerk: in de kerk heb ben ze bezwaar tegen huwelijken an geschei- Die allang den als je maar netjes samen naast elkaar in je bank zit. Wat je dan verder uitkuurt, schijnt haar niet aan te gaan. Je bent een voor beeldig gezin als je zoet komt. en verder mag je in je vrije tijd je hele familie ongelukkig maken. Dat is zo erg niet." „Ik kwam dus bij va der. Hij hertrouwde niet, want er zijn vrouwen ge noeg in de wereld en waarom zou je je dan aan één binden? Ik denk niet dat u begrijpt wat een kind doormaakt als er tel kens ander vrouwvolk over de vloer komt en je snapt waarvoor ze komen. Toen ik zeventien was, begonnen er vrienden van vader mee te verschijnen en op een dag ben ik toen maar het huis uit ge vlucht. Dat was het ver standigste wat ik doen kon. Vader heeft geen moeite gedaan om zijn dochter te rug te krijgen en ik zelf vond een betrekking. Als of het zo wezen moest: bij christelijke mensen. Die ook weer naar de kerk gingen, elke Zondag twee- maal. Schatten leken het en ik dacht dat ik nu een thuis zou vinden. Ze wa ren als een vader en een moeder voor me. Voor het eerst had ik oudere men sen waar ik mee praten kon, maar het was te mooi om waar te zyn. Op een dag kwam hij bij me in de keuken, waar ik aan het werk was en vroeg me iets. Toen zag ik opeens wie hij werkelijk was: weer zo'n huichelaar, die vroom doet en gemeen is. Overtuigd dat hij het alleen maar wist: geen predikant, die goed genoeg was in de leer; op iedereen wat aan te merken. Hebt u nog nooit ontdekt dat die door dravers altijd de ergsten zijn als je hen leert ken nen? Ik denk dat ze zo hard te keer gaan omdat ze zoveel op hun kerfstok hebben Jk ging naar een an dere betrekking ach. waar zal ik u langer mee vervelen? Het is alles lood om oud ijzer. En denk nu niet dat ik een heiden werd, want ik weet best dat God anders is. Maar naar de kerk komen? Nooit en nooit en nooit..." En Jezus zeide: „Wee hem door tuien de erger, nissen komen; het zou hem nutter zijn dat een molensteen om zijn hals gedaan ware en hij in de zee geworpen ware dan dat hij een dezer kleinen zou ergeren Wijkpredikant.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 10