c
D
LEIDSE HOGESCHOOL
Prof. dr. Wouter Bleeker
4
ZONDAGSBLAD 4 FEBRUARI 1950
De stichting geschiedde
in naam van Philips 11
bestaat 375 jaar
HET zag er donker uit voor ons land,
toen in 1574 de Spanjaarden Leiden
belegerden. Holland ten Noorden van het
IJ was van het Zuiden afgesneden, door
dat Haarlem het vorige jaar gevallen was
en Amsterdam de zijde van Philips II
hield. Wanneer nu ook Leiden in handen
van de vijand kwam, zou ook het land
tussen Rotterdam en Haarlem zijn ge
splitst.
Maar gelukkig. Leiden hield het, on
danks het gemis aan een garnizoen. De
3e October 1574 werd de stad ontzet.
En het is een algemeen bekend feit,
dat toen Leiden voor zijn heldhaftig ge
drag van de Prins een Hogeschool ont
ving. Voor velen is het, alsof die univer
siteit zo maar uit de lucht is komen val
len. Een plotseling opkomend idee van
de Prins! Welke beloning zullen we nu
Leiden eens geven?
Doch zo is het niet gegaan. Toen Hol
land in 1572 bevrijd was van de Span
jaarden, werd allerwege onder de Ge
reformeerden de drang gevoeld naar de
stichting van een hogeschool, waar de
Calvinistische leer zou worden onder
wezen. Daar moesten de predikanten op
geleid worden, om in de dorpen en ste
den het rooms-katholicisme terug te
dringen. Zo schreef de kerkeraad van
Dordrecht aan die van Rotterdam: „Er
gaet eene stemme uit gansch het land,
om godzalige en veel ervarene dienaars
des woords en zorgvuldige herders, be
kwaam om de kudde van den Oppersten
Herder in de grazige weiden des H.
Evangeliums te weiden en in de vreeze
des Heeren te stieren
Ook de Prins had de noodzakelijkheid
hiervan ingezien, maar niet hij, doch de
Staten van Holland konden het besluit
omtrent de universiteit nemen. Wel ging
van Oranje het initiatief uit. De 28e De
cember 1574 schreef hij aan de Staten
van het gewest een brief, waarin hij
aandrong op het stichten van een hoge
school. Als plaats raadde hij Leiden aan,
dat zich zo verdienstelijk had verdedigd.
Meer dan een raad kon de Prins niet
geven, maar zijn autoriteit was zo groot,
dat de Staten zich wel tweemaal zouden
bedenken, voordat zij het voorstel ter
zijde schoven.
Toen het stuk de 2e Januari 1575 in de
vergadering van de Staten van Holland
ter tafel kwam, werd eerst de volgende
dag tot de stichting van een universiteit
te Leiden besloten. Hiervan werd de
Prins in kennis gesteld, waarna de 6e
Januari het octrooi in naam van de ko
ning van Spanje werd uitgevaardigd.
Een eigenaardige situatie! In feite was
men in strijd met Philips II, in naam
vocht men tegen zijn landvoogd. Nog al
tijd was hij heer van de Nederlanden en
formeel was het in orde, dat de stichting
van een hogeschool geschiedde in naam
van de koning van Spanje. Maar in wer
kelijkheid.
Men maakte haast met de zaak, want
or werd besloten, dat de 8e Februari
d.a.v de plechtige inwijding zou plaats
vinden.
Dit was een belangrijke dag voor Lei
den. Tot op heden is deze stad niet te
denken zonder haar universiteit. Wan
neer deze verdween, dan was het hart
uit Leiden weggenomen, 't Was of de
burgers dit in 1575 reeds beseften. Zij
gevoelden het als een hoge eer, dat juist
hun stad was uitgekozen, want, dat wist
men wel, in Holland zou er geen tweede
universiteit gesticht worden. Leiden
kreeg het monopolie van de wetenschap
in het gewest. Haar hogeschool was de
oudste van Noord-Nederland en nog al
tijd gaat zij daar prat op.
Geen wonder, dat men het feit van de
inwijding feestelijk wilde vieren. In de
straten werden erepoorten opgericht, de
huizen waren versierd, de gehele stad
was de 8e Februari vervuld van de plech-
Reeds om 7 uur in de morgen begon
het Van alle kanten stroomden burgers
en vreemdelingen naar de St. Pieters
kerk, waar ook de leden van de Staten,
van het Hof van Holland en de Prins
aanwezig waren. Onze vaderen gevoel
den het diep, dat zonder Gods zegen ook
dit werk zonder vrucht zou zijn. Daarom
Tc Weet: Zijn Woord is ja en amen;
Zijn beloften feilen niet.
Nimmer zal Hij ons beschamen,
'k Weet Zijn Woord is ja en amen,
Zijn beloften feilen niet,
Zalig hij, die tot Hem vliet.
Ja, in duizend bange stonden
Heeft Hij steeds getroost, gered.
Eeuwig wordt Hij trouw bevonden 1
Ja in duizend bange stonden,
Heeft Hij steeds getroost, gered
Op het kinderlijk gebed.
C. A.
Lier.
De Leiilse Hogeschool, gevestigd in het vroegere klooster van het St. Bi
begon men de dag met een bedestond
onder leiding van ds. Pieter Cornelisz.
De eigenlijke plechtigheid zou plaats
vinden in het academiegebouw. Nadat de
Hervorming in Holland was ingevoerd
beschikte men niet alleen over de Room
se kerkgebouwen, maar ook over de
monniken- en nonnenkloosters. Zo stond
o.a. het St. Barbaraconvent ledig en men
besloot, dat hier de colleges gegeven zou
den worden. Nog treffen de bezoeker de
kloosterachtige gewelven en wandelt hij
beroerd.
De 8e Februari zou ds. Caspar Cool-
haas daar de plechtige inwijdingsrede
houden.
Nadat de kerkdienst geëindigd was,
verzamelde de menigte zich voor het
stadhuis. Daar stonden reeds twee ven
dels soldaten opgesteld, in volle wapen
rusting. Toen alle autoriteiten aanwezig
waren, stelden de hoplieden zich aan het
hoofd van de stoet, de soldaten volgden
en daarachter liep al wat edel en groot
was, terwijl de optocht gesloten werd
door een afdeling krijgslieden. Het was
een grote menigte, die zich door de stra
ten der stad bewoog naar het Rapenburg.
De gehoorzaal zal de schare wel niet
hebben kunnen bevatten, maar de ge
nodigden konden toch wel genieten van
de deftige redevoering van de eerwaarde
Coolhaas.
Na afloop vertrokken zij naar de wo
ning van jonkheer van Naaldwijk, waar
men zich aan de feestdis plaatste en
menige dronk zal zijn uitgebracht op het
heil van Leidens universiteit.
Sinds zijn 375 jaren verlopen en wij
vragen ons af. of zij beantwoord heeft
aan de bedoelingen van de stichters.
Heeft zij de Gereformeerde leer in al
die jaren verbreid? Is zij gebleven het
bolwerk van het Calvinisme? Deze vra
gen kunnen wij niet toestemmend be
antwoorden.
Zeker, in het eerst benoemde men Ge
reformeerde professoren en werden tal
van predikanten in hun geest gevormd.
Maar dit bleef niet zo. Onder de re
genten en curatoren werkten de huma
nistische ideeën door. Libertijnen had
den te beschikken over de hoogleraars
zetels en benoemden mannen als Armi-
nius, en Vorttius. In plaats van het Cal
vinisme verspreidde zich de Remon
strantse leer vanuit Leiden over het land.
En wel heeft de Synode van Dordt rem
mend op dit proces gewerkt, maar nog
in de 17e eeuw braken de twisten tussen
de Coccejanen en Voetianen uit en stond
Leiden aan de zijde van de eersten.
Ook in de 18e eeuw, de tijd van het
rationalisme, was het Calvinisme uit de
universiteit te Leiden gebannen en werd
er een zoetelijk, deugdzaam, supra-natu-
ralisme gedoceerd.
In de 19e eeuw was het niet beter, toen
het modernisme zijn intrede deed in ons
land. De Leidse professoren Scholten en
Kuenen hebben door hun Bijbelcritiek
vele zielen beroerd en de fundamenten
onder het geloof aan de goddelijkheid
der H. Schrift weggegraven. In weerwil
daarvan mag Leidens Hogeschool nog
met ere genoemd worden. Hoeveel man
nen van wetenschap, met internationale
vermaardheid, heeft zij voortgebracht! En
nog steeds doceren daar professoren, die
kunnen gelden als sterren aan de weten
schappelijke hemel.
DR. D. LANGEDIJK.
Rekende landgenote-
öe weeRm&n v&n öe Bilt
Professor doctor Wouter Bleeker, directeur van de afdeling Weerdienst
en luchtvaart-meteorologie van het K.N.M.I. in De Bilt, is een lange magere,
jongensachtige man, met verwarde grauwe, rechtovereind staande haren en
een intense belangstelling voor alles wat ,,weer" is. Met het weermannetje
uit het oude weerhuisje (IJ weet wel, die liefhebbende echtgenoot, die z'n
vrouw het weervrouwtje dus naar buiten stuurde als het regende om
dan zelf binnen het mooie weer af te wachten) heeft hij alleen dit gemeen,
dat hij ook binnen zit en het weer bepeinst. Maar toen hij iets meer dan een
jaar geleden naar Amerika ging, om in Chicago een gast-professoraat te
vervullen, heeft hij zowel mevrouw Bleeker als de kinderen meegenomen.
Een weerman in de welhaast klassieke betekenis van het woord is hij dus
zeker niet. Wel een wéér-man.
Priiu Willem I
Bilt binnen of, met een blik door het
raam, waarachter yzel, sneeuw, mist en
modder om de heerschappij op de weg
worstelden, vroeg hij „hoe was het bij de
zee?"
„Gladde wegen en ijzel".
„Ja dat zal wel. In Groningen hadden
we vanochtend nog negen graden vorst,
maar dat wordt snel minder. En Vat
er daarna gebeuren kan staat voor ons
nog niet vast. Och weet U, dit is een van
die dooiperioden, die we in strenge win
ters zo vaak gehad hebben. In de winter
van '46-'47 b.v. Tussen dagen van vorst
perioden van dooi. Toen hebben we het
goed gegokt, maar je kunt er weinig van
zeggen".
Ja gegokt. De professor zegt „gegokt".
Want er is altijd nog een speling van 10
tot 15% in de zekerheid der weervoor
spellingen. „Misschien halen we er dat
nog eens uit, maar dat duurt nog wel een
poosje. We weten eigenlijk nog zo
weinig".
„Minder dan de Enkhuizer Almanak?
Want die heeft het toch maar weer voor
speld, dat Januari koud zou eindigen".
„Beter dan de Enkhuizer Almanak. Die
ging en gaat misschien nog uit van de
maanstand en de weersomstandigheden.
Dat dateert nog uit de tijd toen de men
sen meenden, dat bij „Maandagsmaan
storm en regen zullen vergaan". Toen de
„rosse maan" aansprakelijk was voor
nachtvorsten en men van een wolken-
omstormde maan zei: „de maan zal ze wel
oplikken". De wolken en de stormen n.l.
Wij kijken meer naar de zon en een reeks
andere factoren, dan naar de maan.
Hoe professor Bleeker tot het weer ge
komen is?
Van huis uit ia hij een wis- en natuur
kundige. Maar er is destijds een zonsver
duisteringsexpeditie naar Lapland ge
weest en Wouter Bleeker was daar bij.
Zijn leermeester toen, prof. Minnaert
spoorde hem aan, daar in Lapland dage
lijks aantekeningen te houden van de
weerstoestanden en zo is eigenlijk zijn
liefde voor de meteorologie gegroeid. Het
pakte hem. Want: „Je kunt niets beden
ken, dat zo een combinatie van practijk
en wetenschap is als dit vak. Je hebt al
tijd contact met de pers, met de omroep
en met de verbruikers van de weerbe
richten. En dat zijn zakenmensen en scho
len en organisaties en particulieren. Kwe
kers, die advies wensen en exporteurs die
geen stap doen zonder onze voorspellin
gen. En je ziet direct practische resulta
ten, of niet natuurlijk en dr Bleeker
denkt aan de vermaarde 10% onzeker
heid.
Overigens: dat percentage bewaart het
idealisme voor de zaak. Het gaat er om, zo
nauwkeurig mogelijk te zijn. Er is des
tijds een stroming in de meteorologie ge
weest die zei: sluit je, met je berichten op
in je studeerkamer en zwoeg daar zolang
tot je een 100% betrouwbare verwachting
bekend kunt maken. Dat gaat natuurlijk
niet. De mensen hebben vertrouwen in de
weerberichtgeving ondanks de vergissin-
Zij zeggen: „jullie weten het beter dan
wij" en dus moet je ze inlichten, ook als
je weet, dat je niet over alle factoren be
schikken kunt om een absolute voorspel
ling te doen. Over 50 jaar zijn we mis
schien zo ver. Maar dan moeten de vol
gende voorwaarden toch wel ingewilligd
zijn:
1. Verbetering van het waarnemings
net, vooral op de Oceaan, waar we zeker
nog tien schepen meer kunnen gebruiken.
De Nederlandse Cumulus, rederij de
Rijksluchtvaartdienst, is juist dezer dagen
uitgevaren om de Oceaan af te tasten en
de vliegroutes mede te beveiligen.
2. Er dienen meer gegevens te komen
uit de onbewoonde delen der wereld. Bin
nenkort gaan we hier in de Bilt weer
kaarten van het gehele Noordelijke half
rond maken. Wat later zullen we waar
schijnlijk wereldweerkaarten maken. En
dan moet er vooral van het Zuidelijk
halfrond meer weernieuws komen.
3. Ons inzicht moet verbeteren.
Wat is een depressie?
Want het woord depressie moge in de
Nederlandse huiskamer dan gemeengoed-
geworden zijn, van het ontwikkelingsme-
"Ssia S.S 8.H
ZONDAGSBLAD 4 FEBRUARI 1950
het veRLeöen
v&n
gorinchem
t.n. weerberichtkamer van het K.N.M.I., uaar de meteorologen de
ken tot het bekende dagelijkse weerbericht. Inzet: prof. dr. IFoult
Bleeker. over wiens arbeid dit artikel handelt.
chanisme van een depressie weten we een
héél klein beetje! De gangbare theorie is
de Noorse. Heb je twee luchthoeveelhe-
den naast elkaar, een warme en een kou
de, dan zal er in het scheidingsvlak een
golvende beweging der luchtlagen ont
staan. Eerst is het deining, daarna golf
slag en tentslotte worden het zelfs bre
kers, zoals op ons strand. Zo'n breker,
neemt men thans aan, is dan de depressie.
We leven dus tussen twee Oceanen: die
van het water en die van de lucht."
Professor Bleeker vindt die theorie niet
erg overtuigend. Hij peutert aan wat
nieuws en zal er binnenkort in Londen
over spreken. „De Amerikanen, zo zegt
hij, ontdekten, dat zich in de hogere
luchtlagen een band van zeer snel bewe
gende lucht, de z.g. jet-stream, bevindt,
die al of niet onder invloed van de zon,
aansprakelijk is voor het ontstaan der
depressies. Het is alles nog in onderzoek.
Zoals alles hier in de Bilt in onder
zoek is. De invloed van de zonnevlekken,
waarvan men nu zegt, dat zij aansprake
lijk waren voor een slecht wijnjaar en
een mislukte oogst in India waar ove
rigens niets van vaststaat vormen ook
een punt van beschouwing. Waarmee sa
menhangt het verband tussen de zonne-
activiteit en het weer.
Veel omvattend Instituut
Na deze theoretische beschouwingen
over het weer en de invloeden van ae
zon en luchtstromen daarop, vertelt prof.
Bleeker iets over het instituut, dat eigen
lijk een geophysisch instituut is, waar
men zich dus bezig houdt zowel met de
activiteit in de aarde als met het weer
en waar men de wisselwerking van het
een op het ander bestudeert. De afdeling
van prof. Bleeker is een onderdeel van
het grote Instituut en hy heeft waarne
mers op Schiphol, op de militaire vlieg
velden in de Bilt zelf, waar men de weer-
bexichtendienst ook verzorgt, hij heeft een
opleidingsinstituut voor het nodige per
soneel en een onderzoek-afdeling.
Dan zijn er nog de klimatologische af
deling van dr. Dey, die gegevens verza
melt over temperaturen vroeger en nu.
de Maritieme meteorologie en Oceanogra
fie onder leiding van vice-admiraal Ter-
mijtelen, waar de duizenden gegevens
van de Nederlandse schepen op zee
kaarten verwerkt worden en de af
deling voor Aardmagnetisme en Seis
mologie, waarvan dr. Veltkamp het
hoofd is. Daar registreert men aardbevin
gen en andere bewegingen in de aard
korst.
Prof. Bleeker heeft een boek van 258
bladzijden geschreven over de weerbe
richtgeving en alles wat er mee samen
hangt. Het is dus wel nodig dat zij over
enige vooropleiding beschikken vóór
medewerkers op één van de negentien
waarnemingsstations geplaatst kunnen
worden. En nu is het jammerlijke, dat de
belangstelling van de studenten voor deze
tak van practische wetenschap-beoefe-
ning tegenvalt. „Je moet hier van die lie
den hebben, die van hun tiende jaar af
al op de weerkaartendienst geabonneerd
waren en die met het weerbericht naar
bed gingen en opstonden", zegt prof.
Bleeker. Zo zijn er enkele. Overigens
heeft men in het tekort aan personeel di
rect na de bevrijding voorzien, door jon
gelieden zelf op te leiden tot de hoogte
van het candidaatsexamen wis- en na
tuurkunde. Maar ja, deze arbeid vraagt
veel routinewerk. „Je verkoopt hier
weerberichten over de toonbank zoals dat
heet. er moeten weerkaarten getekend
worden en aangezien het Instituut 24 uur
per dag geopend is, zeven dagen van de
week, is er maar weinig tijd voor weten
schappelijke arbeid. En dan.... als le
raar en zeker in de industrie verdient
een wetenschappelijk geschoold werker
méér, dan in de Bilt!
Je moet plezier in dit werk hebben en
vreugde scheppen uit het direct in prac
tijk brengen van je wetenschap en je er
bovendien van bewust zijn, dat weten
schappelijk gesproken dit werk uiterst
De Alrriachtige is mijn Herder en
Geleide:
wat is er dat mij schort
Hij weidt mij als Zijn schaap in vette
weide.
waar gras noch groen verdort.
Hij drenkt mijn ziel in koele bronne
en beke.
Indien mijn geest verstrooi'
en afdwaal van de kudde en rechte
streke,
Hij brengt ze weer ter kooi.
(Vondel).
moeilijk isDe problemen liggen als
het ware voor het opscheppen."
Zo zit professor Bleeker midden in dat
uitgebreide weernet, dat van de Oeral
tot de Rockey Mountains gespannen is
(„je leeft bij de gratie van internationale
samenwerking") en peinst, behalve over
luchtstromen wolkvorming en zonnestra
ling over begrotingen en internationale
contacten, codes en telexverbindingen.
Zijn gebouw zoemt als een grote fabriek.
Telexen ratelen en de telefoon gaat twin
tig keer om allerlei inlichtingen. Parijs,
Londen, Frankfort en Hannover staan
direct met de Bilt in verbinding en die
stations weer met de rest van de wereld,
zodat het middelpunt van de aarde dich
ter bij de Bilt ligt dan bij welke andere
plaats in ons land ook.
Of de directeur van zo'n bedrijf nog
tijd heeft voor huiselijk leven?
„Mijn colleges aan de Utrechtse univer
siteit bereid ik thuis voor. Prof. Bleeker
vertelt zijn studenten onder meer over
de invloed van «het weer op de mensen
en hij is van mening, dat Nederland een
gezond klimaat heeft in die zin, dat de
mensen, die er in leven een grote mate
van energie kunnen ontwikkelen. Dat is
met alle „prikkelklimaten" het geval.
Prof. Bleeker's energie richt zich, bui
ten zijn werk, op zijn gezin en als hij
leest, dan blijft hü nog in zijn vak, want
boeken over dc zeevaart en een roman
als .-.The rains came" en andere in het
zelfde genre trekken hem het meest.
En het verblijf in Amerika heeft het
gezin Bleeker, dank zij het schoolpro
gramma dat de kinderen (drie stuks van
16—10 jaar) daar hadden, een intense be
langstelling voor muziek gebracht.
Hoe wisselvallig het door prof. Bleeker
bestudeerde en geobserveerde weer dan
ook moge zijn, aan harmonie in het leven
van de observator ontbreekt het ten spijt
van alle harde wind uit welke richting
dan ook, met!
DE levensgang van een stad in de mid
deleeuwen draagt meermalen zulk
een karakter, dat het de moeite ten volle
waard is hem historisch te belichten. Zo
is het ook met de opkomst en groei van
Gorinchem door haar bijzondere ligging
aan de samenvloeiing van Linge en Mer-
wede en haar verbinding met Rijnland en
Boven-Maasgebied.
Ontstaan uit een dorp van boeren en
vissers, wordt weieens verondersteld, dat
het geslacht Arkel de stichter zou ziin.
De stad bestond reeds in 1222 en in 1224
was zij nog in handen van de graaf van
Bentheim.
Haar economische en sociale levens
gang wordt in een rapport van het E T I.
voor Zuid-Holland in een historische
overzicht geschetst, waaraan wy enige
interessante gegevens ontlenen.
De ontwikkeling van Gorinchem stond
in nauw verband met de economische
toestand in de Nederlanden in de mid
deleeuwen. Zij heeft hiervan geprofi
teerd. mede door haar gunstige ligging.
Daarbij had zij in het geslacht Arkel een
goede beschermer. Onder zijn bewind,
dat tussen 1224 en 1282 moet zijn aan
gevangen. concentreerde zich de handel
van het gehele Arkelse gebied in Gorin
chem. In 1284 werd Gorinchem een stad,
in haar economische positie verstevigd
door handvesten en oorkonden.
In de 14e eeuw was Gorinchem een
marktplaats van betekenis. Haar bezoe
kers werden door de heren van Arkel
krachtig beschermd cn de tolvrijheid was
een uitstekend middel dit bezoek te sti
muleren.
De organisatie van het economische en
sociale leven ging in het Gorinchem der
middeleeuwen vrij ver en de bemoeiing
van de stedelijke overheden deed in
menig opzicht niet onder voor die der
huidige. De gilden hadden toen heel wat
in de melk te brokken en de gemeente
lijke autarchie werd vaak op de spits
gedreven.
Een middeleeuws
stadsbeeld
De steenbakkerijen ontvingen van de
stedelijke regering bedrijfscredieten, met
de bepaling, dat de klei uit de uiter
waarden moest worden gehaald en de
jaarlijkse productie 500.000 stenen zou
bedragen. Hierdoor werd het mogelijk de
houten huizen door stenen te vervangen.
Hoezeer dit nodig was, bleek uit de grote
brandramp op Kerstdag van het jaar
1387. waardoor Gorinchem grotendeels in
vlammen opging.
Zeer primitief was toen de hygiënische
verzorging, al trad de overheid ook
regelend op. De woningtoestand was
slecht en de straten waren ongeplaveid,
vaak modderpoelen, waar varkens en
pluimvee steeds hun gading vonden in
de vuilnishopen.
Met het oog op brand moesten de poor
ters aan hun deur een emmer, een lad
der en een tobbe water gereed hebben.
De brandspuit moest nog door Jan van
der Heyden uitgevonden worden. De
schepen mochten na des avonds 8 uur
geen vuur of licht hebben en de vuur
meesters hadden de controle op het
Vaak heersten er besmettelijke ziekten,
o.a. de pest, waarvan de lijders in een
pesthuis buiten de Arkelpoort weroen
afgezonderd. Wie met hen in aanraking
kwam moest zich met een witte stok
door de stad begeven ter waarschuwing.
In 1400 werd een vuilnisman aange
steld, de voorloper van onze gemeente
lijke reinigingsdienst. Hij ruimde vóór
de Zondag het vuilnis op. De varkens
mochten ook niet
toeven. De krulstaarten
grote plaag als thai
op
i een i
de honden i
rinchems straten. Ook moesten de bur
gers dc straat voor hun huizen effenen,
de kuilen dichtmaken e.d.g.
Het parkeerverbod en het keuren van
levensmiddelen bestonden ook reeds. Er
was een snelheidsbeperking voor wagens.
De hedendaagse bordjes met het: ,.op de
markttijden m de stap rijden" herinne
ren nog aan deze „snelheidsbeperking".
Een parkeerverbod bestond voor Hoog
straat en Langendijk.
Bloei en verval
Er waren keurmeesters voor allerlei
waren en de ijkverplichting bestond ook
reeds. Voor de lakenhandel was een
lakenhal beschikbaar en voor de vlees-
handel een centraal vleeshuis. De bier
brouwerij stond onder gemeentelijke
keuren. Onder gemeentelijk toezicht ex
ploiteerde een particulier voor de ge
meente laad- en losinstallaties, met ta
rieven, die eveneens waren vastgesteld.
(Voor vervolg pag. 6.)
.Kort begrip van een jeugd
JA, die schuld der kerk
Ze zit tegenover me
en vertelt haar levensge
schiedenis. „Mijn ouders,"
begint ze, „waren fijn
christelijk. Elke Zondag
tweemaal naar de kerk en
de kinderen mee. Van
jongsaf aan. Ik geloof dat
ik mijn hele jeugd ernaar
toe gesleept ben zo ver
als ik terug kan kijken
zijn daar die ellendige
kerkdiensten. Misschien
was ik drie, mogelijk ook
vier jaar toen ik voor het
eerst mee moest. Ik snapte
er natuurlijk geen bal van,
maar ik wist al gauw dat
ik anderhalf uur doodstil
moest blijven zitten. Als
ik me even bewoog zo'n
kind kan nu eenmaal niet
zonder wat spelen of
draaien kreeg ik een
woedende blik van vader
of een vermanende dito
van moeder. Of uit de
bank achter ons kwam een
grauw en een snautu. Dat
noemen ze immers de
blijdschap des geloofs, is
het niet? Ja, ik ken die
uitdrukkingen heus wel
jaren kerkgang gaan je
niet in je kouwe kleren
zitten
„Toen ik wat ouder tuerd
ik zal toen zeven jaar
geweest zijn kwam ik
tot de ontdekking dat al
die christelijkheid van
mijn ouders maar lak was.
Misschien niet van moe
der, maar in elk geval wel
van vader. Hy dronk. Hij
had een pracht zaak, maar
wat er binnen kwam,
schijnt hij allemaal verzo
pen te hebben. In elk ge
val hadden we het thuis
arm, fatsoenlijk arm,
want moeder tuist wonde
ren te doen met het beetje
geld, dat haar nog in han
den kwam. Op een late
avond schrok ik wakker
uit mijn slaap, toen vader
de trap op kwam bonzen.
Wat ik toen gezien en mee
gemaakt heb, zal ik u maar
niet vertellen. Misschien
kunt u het zich uiel een
beetje voorstellen en als
u dat niet kunt, valt het
toch niet over te vertellen.
Ik weet al-
leen nog maar
dat tk uit
mijn bedje
kwam en me
tussen vader
en moeder ingooide toen
hij haar te lijf wilde. Bent
u wel eens bijna vermoord
door een christelijke va
der? Niet? Jammer, dan
tuist u tenminste wat het
was om tenslotte in je bed
te worden getrapt en dat
nog als een meevaller te
beschouwen, omdat het
feitelijk de opzet was om
je het raam uit te smy-
ten."
„Na die tijd heb ik, ge
loof ik, nooit meer rustig
geslapen. Altijd was er
iets in mijn onderbewuste,
dat zei dat ik wakker
moest blijven om moeder
te kunnen helpen als hij
weer zo'n woeste bui hacL
Maar 's Zondags gingen
we ondertussen poesmooi
naar de kerk en ik zat
weer tweemaal anderhalf
uur stil. Totdat het niet
langer ging en moeder
wegliep. De kleintjes nam
ze met zich mee, ik bleef
achter. Natuurlijk kreeg
moeder toen van alles de
schuld en by de scheiding
Uil de
VOLKSWIJK
ben ik vader toegewezen.
Naar de kerk ging hy toen
niet meer. Ik denk omdat
hij geen schijn meer hoef
de op te houden: iedereen
tuist immers toch zo lang.
zamerhand wat hij er voor
eentje was? En moeder
ging evenmin: die had een
andere man leren kennen
en daar is ze mee ge
trouwd. Natuurlijk niet in
de kerk: in de kerk heb
ben ze bezwaar tegen
huwelijken
an geschei-
Die
allang
den als je
maar netjes samen naast
elkaar in je bank zit. Wat
je dan verder uitkuurt,
schijnt haar niet aan te
gaan. Je bent een voor
beeldig gezin als je zoet
komt. en verder mag je in
je vrije tijd je hele familie
ongelukkig maken. Dat is
zo erg niet."
„Ik kwam dus bij va
der. Hij hertrouwde niet,
want er zijn vrouwen ge
noeg in de wereld en
waarom zou je je dan aan
één binden? Ik denk niet
dat u begrijpt wat een
kind doormaakt als er tel
kens ander vrouwvolk
over de vloer komt en je
snapt waarvoor ze komen.
Toen ik zeventien was,
begonnen er vrienden van
vader mee te verschijnen
en op een dag ben ik toen
maar het huis uit ge
vlucht. Dat was het ver
standigste wat ik doen kon.
Vader heeft geen moeite
gedaan om zijn dochter te
rug te krijgen en ik zelf
vond een betrekking. Als
of het zo wezen moest: bij
christelijke mensen. Die
ook weer naar de kerk
gingen, elke Zondag twee-
maal. Schatten leken het
en ik dacht dat ik nu een
thuis zou vinden. Ze wa
ren als een vader en een
moeder voor me. Voor het
eerst had ik oudere men
sen waar ik mee praten
kon, maar het was te mooi
om waar te zyn. Op een
dag kwam hij bij me in de
keuken, waar ik aan het
werk was en vroeg me iets.
Toen zag ik opeens wie hij
werkelijk was: weer zo'n
huichelaar, die vroom doet
en gemeen is. Overtuigd
dat hij het alleen maar
wist: geen predikant, die
goed genoeg was in de
leer; op iedereen wat aan
te merken. Hebt u nog
nooit ontdekt dat die door
dravers altijd de ergsten
zijn als je hen leert ken
nen? Ik denk dat ze zo
hard te keer gaan omdat
ze zoveel op hun kerfstok
hebben
Jk ging naar een an
dere betrekking ach.
waar zal ik u langer mee
vervelen? Het is alles lood
om oud ijzer. En denk nu
niet dat ik een heiden
werd, want ik weet best
dat God anders is. Maar
naar de kerk komen?
Nooit en nooit en nooit..."
En Jezus zeide: „Wee
hem door tuien de erger,
nissen komen; het zou
hem nutter zijn dat een
molensteen om zijn hals
gedaan ware en hij in de
zee geworpen ware dan
dat hij een dezer kleinen
zou ergeren
Wijkpredikant.