3
Gevaren en moeilijkheden bij historische romans
oiftkCe Heeft eett Huis
Waarom eigenlijk?
6
ZONDAGSBLAD 28 JANUARI 1950
Johan Fabricius schreef een boeiend relaas over een Geus
Ï"\E historische roman is in
ons land een voor de au
teurs nogal geliefde vorm.
Onze vaderlandse geschiede
nis kent nu eenmaal prach
tige en bewogen perioden en
het is op zichzelf heel begrij
pelijk, dat een romanschrij
ver zich door zo'n periode of
door een bepaalde figuur uit
een belangrijk tijdperk laat
inspireren. Dan komt de stu
die over de politieke en maat
schappelijke achtergrond van
dit tijdperk en over de ka
rakters van de historische
personen. De fantasie van de
schrijver moet tenslotte deze
veelheid van gegevens tot een
leesbaar en onderhoudend re
laas verwerken.
Het is een vrij simpele op-
Horizoniaui: 1 scneepsKeuken, 7 paar-
dekracht (afk.), 9 vr zoogdier, 10 uit
roep van verrassing, 12 voorzetsel, 14
troefkaart, 15 schaakterm, 16 boosaardig
slim. 18 heuveltje, 19 zangnoot, 20 Vre-
desgodin, 21 Fr. lidwoord, 22 verlaagde
toon. 23 herkauwer, 24 bladgroente, 26
knaagdier. 28 vrieshok, 30 Uw (verhe
ven), 31 vruchtvliesje, 33 Amsterdams-
peil (afk.), 36 lidwoord, 37 vreemde
munt (afk), 38 scheepsschade. 39 her
kauwer, 40 kledingstuk. 42 beentje, 44
de eerste vrouw, 45 echtgenoot, 47 dikke
pap. 48 Fr. lidwoord. 49 dwarsliggers
voor spoorrails. 51 onbekende (afk.), 52
waardeloze lading.
Verticaal: 2 rivier achter het ijzeren
Jardjjn, 3 onbep. voorn.woord, 4 soort
iploma, bewijs van bekwaamheid, 5
nachtvogel 6 binnen, 7 cirkeltrekker, 8
schooier, 10 aanboep. 11 schriftelijke ver
klaring, 13 heden, 15 Chinese lengtemaat
17 goudmerel. 18 gepast, voegzaam, 24
vreemde munt. 25 Eng. drank, 26 vlug,
27 kort ogenblik, 29 toorts, 32 feest, 34
voor zichzelven, 35 vettige aarde, 36 ge
meente in Utrecht 41 en andere (afk.),
43 Omzetbelasting (niet mis). 45 door
water omspoeld land (afk.), 46 op de
manier van 49 uitroep van afkeer, 50
stoomschip (afk).
Alle correspondentie betreffende deze
rubriek te zenden aan W. Hoekstra, Wild
hoeflaan 7. Den Haag.
Oplossingen moeten uiterlijk 8 dagen
na plaatsing der vraagstukken worden
ingezonden.
Oplossing vraagstuk no. 125 (H N. J.
Winter).
Wit 42-37 (27-31) 37-32 (31-37?) 28-23
vlakkig gezien niet veel
moeilijkheden verbonden zijn
voor hem, die over een be
hoorlijk schrijverstalent be-
dan ook onderschat
meerdere Ned. historische ro
mans die hiervan de sporen
dragen. Door de vrij uitvoe
rige studie, welke men als
voorbereiding van het te be
handelen tijdperk moest ma
ken, ontkwam men niet altijd
aan het gevaar van te veel
detailleren. In plaats van een
roman, werd het een geschie
denisboek, dat zich alleen
van een studieboek onder
scheidde door een kleurrijke
beschrijving van een door de
zon beschenen geveltje of van
een ruime 18e eeuwse huis
kamer. De figuren komen
dan niet uit de grondverf en
het geheel wordt niet meer
beelden.
Het andere gevaar om zich
te veel door eigen fantasie te
laten leiden is ook niet denk
beeldig gebleken. De histori
sche figuur of het historische
tijdperk is dan slechts aan
leiding om eigen gedachten en
gevoelens te kunnen uitleven,
al gaat dit ook gepaard met
een volkomen vertekening
van de historie. Op zichzelf
is dat nog niet zo erg, als
deze roman dan maar niet het
praedicaat „historisch" draagt.
Het is een geheel vrjje ro
man, waarin toevallig of
eigenlijk niet toevallig, maar
als gevolg van het feit, dat
men vaak niet in staat was
zelf een figuur te scheppen
een bepaalde held of
heldin uit de geschiedenis de
hoofdrol speelt.
De schrijver van een wer
kelijk historische roman moet
zich zo vereenzelvigen met
een historische persoon, dat
deze a.h.w. een eigen schep
ping van hem wordt. Deze
persoon moet opnieuw gaan
leven in zijn eigen tijdperk.
Hier komt dus niet alleen het
nodige psychologische begrip
bij te pas. maar ook het vol
komen opgaan van de schrij
ver in zijn object, het zich
zelf vergeten terwille van de
romanfiguur.
De thans 50-jarige schrij
ver Johan Fabricius heeft een
in dit opzicht zeer geslaagd
werk uitgegeven. Bij Leopold
in Den Haag kwam onlangs
van zijn hand uit de histo
rische roman „De Grote
Geus", handelend over de lei
der van het verzet der edelen
tegen de Inquisitie en de
Spaanse tirannie, Hendrik van
Brederode. Johan Fabricius is
een geboren verteller, die^iiet
zozeer door het beeldend ver
mogen maar veeleer door de
eenvoud van zijn taal grote
populariteit geniet. In dit ver
band wijs ik slechts op zijn
vorige boeken als „Kasteel in
Karinthië", „Komedianten
trokken voorbij" en het ver
haal over een gewoon jon
getje „Flipje". Zijn taal is
vlot, keurig en boeiend, doch
wezenlijke problemen raakt
hij zelden. Ook niet in „De
Grote Geus" en dit zou in
het geheel van dit boek een
bezwaar genoemd kunnen
worden.
Eigenlijk wordt Hendrik
van Brederode enigszins over
belicht, evenals diens secreta
ris Floor den Duyf, die zowel
door zijn persoonlijkheid als
door zijn amoureuze avontu
ren een zeer sterk relief
krijgt. De lezer wordt welis
waar volkomen en ook histo
risch verantwoord op de
hoogte gesteld met de strijd
der Nederlanders tegen de
Spaanse tirannie, met de beel
denstorm, de hagepreken en
het leed der geloofsvervol
ging, maar de werkelijk grote
betekenis van die tijd wordt
toch steeds ondergeschikt ge
maakt aan de tekening van
de figuur van Hendrik van
Brederode. Maar deze grote
geus verschijnt dan ook in
zijn volle kracht, energie en
losbandigheid ten tonele.
Daarin is Fabricius geheel en
al geslaagd en waarheidsge
trouw stelt Fabricius de geu
zen heus niet als lieve jon
getjes voor. Er waren harde,
onverschillige en vaak niet al
te kuise kerels bij en in felle,
realistische tinten brengt Fa
bricius ze op doek. Het is
dan ook geen boek voor kin
deren geworden. Als nevenfi
guren verschijnen ook Willem
van Oranje, Margaretha van
Parma, Granvelle, Alva, Eg-
mont, Hoorne, e.a. maar zelfs
in de kleine rollen die Fabri
cius hun toebedeelde, zijn het
levende mensen geworden
en noodzakelijke figuren in
het spel van de grote geus,
die veel van drank en vrou
wen hield, maar toch steeds
zijn taak als goed vaderlander
liet praevaleren.
Een grote verdienste van dit
uit 450 bladzijden bestaande
en keurig uitgegeven boek is
wel dat hieruit duidelijk het
wezen van het verzet der geu
zen in de 16e eeuw blijkt. Op
pag. 202 geeft Fabricius zeer
juist de inhoud weer van het
aan Margaretha van Parma
aangeboden Smeekschrift der
Edelen, dat opende met een
loyaliteitsverklaring aan de
Koning. Er was hier niet een
samenspannen tegen de Kroon,
er was niet een werkelijke
revolutie, maar een krachtig
protest van een ontrecht volk
tegen de geloofsvervolging.
En bij deze strijd voelen we
ook in dit boek steeds de wij
ze leiding van Oranje, die
zelfs een vitaal en ontstuimig
mens als Hendrik van Brede
rode wist te temmen.
„De Grote Geus" is een
boek geworden dat U niet
loslaat en dat U in één ruk
wilt uitlezen. Dat is dan het
schrijverstalent van Johan
Fabricius.
CORN. BASOSKI.
(19-34) 26-21, 41-14 en wint.
Oplossing no: 126 (P. Kleute Jr.) Wit:
25-20 (10-15?) 42-38, 47-41, 39-34, 34-30,
50x8 en wint.
Oplossingen ontvangen van C. W. Kie-
boom (welkom) H. van Rooden, L. Brands,
K. Peters, H. van Rooden, A. J. J. Ros,
(ben het niet met U eens) L. J. Manui, R.
van Kregten, P. Minnaard, C Meinema. C.
Vis, D. Hartkamp, F. J. J. Smith, A van
Pijlen, J. Oosterom (kan Uw standpunt
billijken) R. Tasseron. KI. Franken, W,
van Dongen L. van Tricht, D. van Dijk,
T. Ouwerkeck.
Correspondentie.
C. Ros. Probleem van O. Baeke
bekend.
J. Oosterom e.a. Dank voor Uw felici-
VRAAGSTUK NO. 127
VRAAGSTUK NO. 127
Combinatie vam R. C. Keiler, Amsterdam""
de
Zwart: Andre Belard speelde 30-34.
Hoe won Raiaherobaoh?
-Haagse brandweer goaJar.
meepd voor own vleugel
lamme. meeuw.
Zeven koebeesten in
K.L.M.-vliegtuig naarGr'e
kcnland.
PJ.ÏI UUIK(J(6ï>l«l
Brand b'y de brandweer.
KRO/VIÊK VAN EEFW WEEK
WWlLVQt&iUUtN
IN VERHAALTJES MET
MORAALTJES
KAPEL LINKS EN GOOS KAMPNU5
De brandweer is vooralles goed,
Omdat zij zoveel kranigs" do«t.
Een hijskraan kon hfertocn niet baten
En moest de meeuw in t water laten.
Zeven welgestelde koeien
•Hoorde men daarboven loeien
De stewardess schonk af en toe
Ibrse melk van eigen koe.
Het is. toch altijd zo geweest
Wfediditbijlvuurzit,warmt zich t meest.
De brandweer moest zichzelfgan halen
En bluste zich met eigen stralen
Smokkelaars probeerden
tevergeefs in een jzep ta
pijten naar België to bnengai.
Rondom Parijs wordt albs
kaalgevreten door de ko
nijnen
Kip werd vermist in Oost-
voorne. Kwam terug met ze
ven kuikens.
In Kootwyk luistert men
(per radio) naar de sterren
Als de heren straks,ontdaan,
Op hun eigen matje staan
Zullen zijvoor hun tapijten
in een zure appel bij ten T
Omdat men geen amnestie scbanld
Is 't achtsei zoen twee maand verlengd
Er slaat op vraatzucht zware straf,
Want 't is bij de konijnen af
Over circa vijftig jaren
(U mag er nu wel voor gaan spaiw)
Heeft tl voor tweehonderd plek
De onvervalste Mars.muzfek:
Waar toch de ben was, die men miste.
Zij kwam met kuikehs klein,m»rkwiek
Ergens uit een kippen kraamkliniek
ZONDAGSBLAD 28 JANUARI 1950
3
„TK begrijp niet hoe ze het klaarspeelt",
X zuchtte mevrouw Dekker, na een
langdurig en opgewonden telefoonge
sprek in de zitkamer terugkerend.
„Waarom overkomt óns nu nooit eens
iets?"
„Wat moet ons overkomen"? infor
meerde haar echtgenoot vanachter zijn
courant.
„Maar Eddie heb je dan niet eens ge
hoord wat ik zei aan de telefoon?" vroeg
vroeg ze toen mevrouw Dekker binnen
kwam. „Hier is de huissleutel van dat
huis. Loop er vast heen en neem een
telefonische boodschap voor me aan. Die
dochter zou me vanavond opbellen om
de laatste instructies te geven. Als jij
die dan even noteert, dan kan ik rustig
de boel inpakken".
Zo kwam het dus dat mevrouw Dekker
een kwartiertje later de deur van een
étagewoning opende, het licht aanknipte
papier, die haar echtgenoot aan het ge
zicht onttrok, en naar het saaie electri-
sche haardje met de namaakblokken
Eddie gaf vanachter zijn kranten toe, dat
hij haar had horen praten. „Het had er
op geleken dat iemand zomaar een wo
ning gekregen had", zei hij. „Maar zulke
wonderen gebeuren in onze tijd niet en
dus heb ik niet verder geluisterd."
„Maar het is toch heus zo; Ankie van
Helsdingen heeft zó maar een huis ge
kregen. helemaal voor niets; of eigenlijk
twee huizen. Eerst een hier in de stad,
voor tien weken
Mijnheer Dekker liet zijn courant zak
ken en keek zijn vrouw onderzoekenö
aan. Ze maakte een volkomen normale
het andere huis is een bungalow
en dat is voor een half jaar. De eigena-
c
KORT VERHAAL
C. H. de Haas
en. ademloos van verrukking, in de kleine
hal bleef staan. „Net een sprookje",
dacht ze en opende een deur. De muren
van de antiek gemeubelde zitkamer wa
ren met gobelins bekleed. Op de grond
een prachtige Pers, een heerlijk bankstel
voor een open haard nodigde tot zitten.
Kon ik hier maar eens een paar dagen
wonen, dacht ze.
Plotseling hoorde ze de telefoon- Een
koele zakelijke vrouwenstem, die wilde
of zij juffrouw Ankie van Hels-
„O juist, ik begrijp 't",
Dekker en krabbelde wat in haar no
titieboekje. „Ze heten Astra, Arno en
Azor en U moet ze vooral niet samen
eten geven, want ze zijn een beetje ja
loers. Arno heeft graag stijfgeklopte
mayonnaise op zijn hondenbrood. Héél
erg stijf geklopt!
„Was er verder misschien nog iets?"
vroeg mevrouw Dekker. „O ja", ging de
stem verder, „doet U vooral de knippen
op de deur 's nachts. Er is een paar maal
ingebroken. Verder zwerft er steeds een
verdacht individu om het huis. De politie
weet er van maar het is maar als U
's avonds uitgaat. Misschien dat Arno U
wel zou beschermen. En de goudvissen
moeten iedere dag ieder twee gedroog
de miereneitjes hebben en het aquarium
iedere week met een heveltje gereinigd.
Helsdin-
worden.
„Nu tot ziens, juffrouw
gen en tot genoegen".
„Tot genoegen", antwoordde
Dekker en legde de hoorn op de haak,
draaide zich om en gaf van schrik een
gil.
„Maak ik je soms aan het schrikken?"
vroeg Ankie, die met twee koffers bin
nenkwam. „Ik was eerder klaar dan ik
dacht en ben daarom maar meteen hier
heen gekomen. Wel een sjouw met die
zware koffers. Vind je het geen enig
„Ja dat wel maar
Maar wat? Mevrouw Dekker overhan
digde haar vriendin het lijstje met in
structies en raadgevingen: „Voordeur
nachtslot en knippen, inbrekers, politie
gewaarschuwd, verdacht individu, Arno,
>n Azor.
Asta, Azor, jaloers, hondenbrood met
mayonnaise, héél stijf, goudvissen, twee
miereneieren, aquarium met hevel
schoonmaken".
Ankie keek het lijstje door. „Is dat al
les" Hier lees maar eens wat aan de
bungelow allemaal te pas komt".
„En?" geeuwde mijnheer Dekker van
uit de comfortabele diepte van zijn bed,
„wat zat er nu allemaal achter dat gratis
huis van Ankie?" Mevrouw Dekker gaf
geen rechtstreeks antwoord
„Als we volgend jaar eens een gas
haardje namen inplaats van dat clectri-
sche ding dat was misschien ge
zelliger".
Voor mijnheer Dekker, alhoewel eerst
kort getrouwd, was dit een zeer duide
lijk antwoord.
„Uitstekend", zuchtte hij tevreden,
draaide zich om en sliep verder.
Eddie deed een lange trek aan zijn sigaar.
res gaat met haar kinderen naar de Ver
enigde Staten en wil het huis niet onbe
woond laten".
Mevrouw Dekker keek weemoedig
naar het scherm, dat haar „kookhoek"
met het gascomfoortje en het fonteintje,
jmn-de rest van de kamer soheidde. Ze
Mphtte Doch mijnheer Dekker stak be-
^waam een verse sigaar in de brand.
TKBBdie1" riep zijn vrouw verontwaar-
alga. „heb je daar nu helemaal geen
woord op te zeggen? Dat is toch wel een
enorme bof. Zoiets moest ons eens over
komen. Maar zóveel geluk hebben wij
nu eenmaal niet."
„Hoe is ze er aan gekomen?"
„Van vrienden van vrienden. De oud
ste dochter heeft die étage hier in de
stad en daar komt na twee-en-een-halve
maand een vriendin in, die nu ergens in
Zwitserland zit. In de burgalow woont,
geloof ik, de eerste maanden ook nog
iemand."
Eddie Dekker deed een lange trek aan
zijn sigaar en keek aandachtig naar de,
niet bepaald feilloze, kringetjes die hij
naar het plafond blies.
„Ankie heeft het toch zeker nog niet
aangenomen?" informeerde hij.
„Natuurlijk heeft ze het aangenomen."
„Vind je het zelf niet een tikje over
haast?"
„Eddie", zei mevrouw Dekker driftig,
„ik geloof dat jU nog liever hier zou
blijven wonen dan zo'n kans aangrijpen".
„Zeker zou ik dat", bevestigde haar
man, „ik zou eerst eens willen weten
wat er eigenlijk achter zat".
„Er achter zitten? Het zijn vrienden
van vrienden! Het is zuiver een vrien
dendienst!"
„O", antwoordde mijnheer Dekker en
nam zijn avondblad weer ter hand.
Mevrouw Dekker sloeg keihard de
deur achter zich dicht en haalde uit de
gangkast, die behalve als garderobe,
dienst deed als bergplaats voor strijk
plank. stofzuiger en asketel. haar regen
mantel. Ze maakte zich altijd nijdig als
Ed zo laconiek deed en een flinke wan
deling zou haar goed doen, vond ze.
De Dekkers waren eerst kort geleden
getrouwd en nog niet helemaal op el-
kaars aard ingesteld.
Ze stak haar krullekop om de hoek
van de kamer. „Ik ga even bH Ank langs;
ze zal misschien hulp nodig hebben".
„Nu al?" informeerde mijnheer Dek
ker.
„Hulp WJ het Inpakken natuurlijk",
antwoordde zijn echtgenote en sloot de
deur. Ditmaal iets minder krachtig.
Langzaam liep zij de lange naargees
tige straat uit. Grote huizen, allemaal
verdeeld in kleine miserabele brokjes,
waar jonge mensen trachtten, met de
moed en de kracht de jeugd eigen, een
soort bestaan te leiden; een keuken-
zitkamer van vier bij drie en een slaap
kamer-werkkamer van tweeënhalf bij
drie.
Hadden wc maar al w.as het voor
een poosje wat meer ruimte, zo peins
de ze.
Ankie was op de trieste pensionkamer
druk aan het inpakken. Haar haren za
ten slordig en ze deed wat afwezig „Zeg
Hil, zou JIJ me een plezier willen doen?"
lange explicaties wilde vermijden, ant
woordde ze, dat zij inderdaad juffrouw
van Helsdingen was.
„Er zijn nog een paar dingen die ik U
moet zeggen", ging de stem verder. „Om
te beginnen het hondenbrood, dat staat
boven in de linkse keukenkast, rechts
van de koffiebus".
„Is er dan een hond?"
„Er zijn er drie", antwoordde de stem.
„Ze zijn nu nog bij kennissen op vacan-
tie, maar morgen komen ze thuis Ze
VROUWEN VAN VROEGER OP DE SCHAATS
(Vervolg van pag. 1.)
„Schaamte gebiedt dat onze burgerlij
ke Landdochters, in het openbaar ten
aanzien van duizenden staroogende toe
schouwers uit beide seksen, alle de bo-
vcnkleren afleggen, om eenen wedloop
aan te vangen, waarbij hare gezondheid
bovendien gevaar kan lijden, en alle be
valligheid van haar ligchaam zich gansch
ongunstig zal vertoonen. Behalve het
onderrokje, den halsdoek, muts en borst
rok, staan zij daar gansch ongekleed.
Men vergete niet de bedenkelijke ge
meenzaamheid en verkeering onzer hup-
sche Landmeisjes.wier gelaat en schoon
heid dezen of geenen wulpschen Stede
ling bij den wedloop behaagde.
Als dergelijke schouwspelen niet op
houden dient het gezag der Hooge Lands
bestuurders ingeroepen te worden om
deze te verbieden";
Deze fulminatie had weinig resultaat,
want de vrouwen bleven jarenlang in
doet. Omstreeks 500 beoefende men
ons land reeds op deze wijze de schaats
sport. Navorsers vroegen zich af, wan
neer voor het eerst de ijzeren schaats
gebruikt werd. Het oude handschrift, da
terend uit 1395. dat zich in de Nationale
Bibliotheek te 's-Gravenhage bevindt,
toonde aan dat men toen reeds ijzeren
schaatsen bereed. Het document behelst
de geschiedenis van een maagd. Lydwie
van Schiedam, die bij het schaatsen rij
den ernstig kwam te vallen. Wij citeren:
„Want die si opt leste van haer XV
jaren was. ghinc si op scolootsen met
haeren even oude maechden op het ijs
spelen omtrent Onscr Vrouwen Licht-
^ger quam één van haer ge-
dezelfde klederdracht rijden.
Voor dat de schaatssport door vrou
wen in wedstrijdverband werd beoefend
reden zij reeds eeuwenlang haar baantje.
In één van de eerste handschriften, waar
in van de schaatssport sprake is. neemt
de vrouw een grote plaats in. Dit hand
schrift is vooral van belang voor hen,
die de evolutie van de schaats bestude
ren. De oervorm van de schaats was een
runderschenkel Men gleed op deze been
deren over het ijs en bewoog zich daar-
zoekende Jezus" Joh. 6 :24.
|-|et moet voor die mensen een gerust
stellende gedachte zijn geweest, dat nu
ineens alle problemen opgelost waren.
Het was nu immers duidelijk geworden,
dat aan alle zorgen en zwoegen een eind
was gekomen. Deze Jezus, die zoveel
mensen trok, bleek een wonder-rabbi te
zijn, die voedsel kon fabriceren zoveel
als een mens nodig had. Met vijf broden
en twee visjes had hij immers een volks
menigte van vijfduizend gespijzigd! Alle
dreiging was nu weg. Het sociale vraag,
stuk was in één slag opgelost. Wie zou
zo'n koning niet willen hebben?
Daarom lopen de mensen te hoop.
Overal zoeken zij naar die profeet, want
zij willen hem koning maken. Zij willen
hem uitroepen tot nationale bevrijder.
Geen nood, de broodvraag is nu voorgoed
opgelost. Maar Jezus gaat weg omdat Hij
weet dat zij hem koning willen maken.
En daar gaan zij dan, zoekende Jezus.
Maar waarom? Om in Hem hun eigen
verlangens bevredigd te vinden. Zij lo
pen achter Jezus aan, maar zij zoeken
Hem niet, zij zoeken zichzelf. De massa
schreeuwt altijd om een oplossing, vraagt
in de allereerste plaats naar een zeker
heid, een vast punt midden in het aardse
leven, dat door alle mogelijke bedreigin
gen wordt aangevreten en dat zo'n ge
voel kart geven vnn onveiligheid. Wat zou
een mens er niet voor over hebben wan
neer hij eens los kon komen van al die
beslommeringen en zorgen, die nodig
zUn om te leven?
Wij zullen zeggen dat deze zoekers op
de verkeerde weg waren. Maar behoren
wij misschien ook tot hen? Zoekende
Jezus. Misschien kan dat ook van U
gelden. „Kerkelijk meelevend" noemen
wij dat en wij spelden elkaar die naam
als een ere-medaille op de borst. Wij zoe
ken. Jezus. Maar waarom zoeken wij
Hem? En wat zien wij in Hem? Dat is de
vraag, die beslissend is.
Er is misschien bij ons een huivering
voor het leven. Er is zeker een angst voor
de dood. Er is ook een kennis van eigen
zonde en schuld en dit alles kan ons net
gevoel geven van hopeloosheid en hul
peloosheid. En nu gaan wij zoeken om
daarvan af te komen. Zoeken wij het bij
Jezus' En volgen wij Jezus om daard >or
gelukkig te worden, 'om de hemel te ver
dienen? Willen wij wel van alles van
Hem ontvangen, de troost om te leven
en de kracht om te sterven en dan ten
slotte de eeuwige zalighe^' dan
is Jezus voor ons een middel en geen
doel Dan v°rer°n wij Hem om er beter
van te worden. Dan zon wij non net -o
ver als de mensen uit het Evangelie, die
Hem zochten na het teken met de bro
den. En komen wij ooit verder?
Maar dan is dit het wonder, dat Jezus
zich lóót vinden. Ook die zondaren, die
het eerst aan zichzelf denken, moeen bij
Hem komen. Net als die mensen uit het
Evangelieverhaal. En zij mogen Zijn
woord horen: Gelooft, in Hem die de
Vader gezonden heeft. Dan is dót hun
kracht. Zijn Woord en Zijn belofte. Dat
is het Woord wat aan U ook steeds weer
gepredikt wordt. Het klinkt tot U, mid
den op de zondige weg van Uw verkeer
de leven. En gelooft U dat Woord? Dan
denkon wij niet meer. Dan zoeken wij
ook niet meer. Want dan zijn wij thuis,
daar waar Jezus ook is.
In dp psalm staat: Zij gaan van kracht
tot kracht steeds voort. Zo mag ons leven
z(jn Zo woidt ons zoeken tot vinden.
Omdat wij allang gevonden zijn. Door
Jezus. Dót is genade.
Rijnsbrug Ds. M. J. J. Bontmg
scollen van ijs ende brac een "corte ribbe
in haerre rechterside".
Na haar val bleef deze Lydwie 38 jaar
ziek, waarvan zij volgens de overleve
ring 19 jaar leefde zonder voedsel of
drank tot zich te nemen. Zij werd na
haar dood heilig verklaard. Belangrijk
is dat er een houtsnede bestaat, waarop
het ongeluk is afgebeeld. Op dit primi
tieve prentje is duidelijk te zien dat
Lydwie ijzeren schaatsen bereed. Het is
de eerste maal in onze geschiedenis dat
er van ijzeren schaatsen sprake is. en
toevallig is het een vrouw die ze bereed.
Ook andere schrijvers hebben zich in
de loop der eeuwen over de „vrouwen
op de schaats" uitgelaten. We laten hier
Bernardino de Mendoca, een Spaans
historicus, aan het woord:
dan gaan zij met een dergelijke
zekerheid dat de boerinnetjes op haar
hoofd manden met eieren of andere za
ken dragen en dat nog wel in een onge
looflijk snelle vaart, vooral als de wind
tegen haar achterste blaast, want dan is
er geen paard dat hen bij kan houden.
De snelheid is zo groot dat men zou zeg
gen dat zij vliegen"
Ook onze vaderlandse schrijvers heb
ben meermalen in het ijsvermaak een
bron van inspiratie gevonden. Men be
hoeft slechts Breero's Moortjcn te lezen.
Hoe smakelijk vertelt hij van mannen en
vrouwen van zijn tijd die zich op de ijs
baan verpozen
Potgieter wist ook al dat op het ijs de
harten snel ontdooien en dat de kleine
Amor een graag geziene gast is op de
ijsbaan Ieder kent zijn „Wijs Klaertje
op 't ijs", een leutig liedje dat de histo
rie verhaalt van Klaertje die de op
dracht van haar ouders heeft gekregen
goed op haar zuster te letton, want die
schaatst mot haar vrijer. Het eenzame
Klaertje verliest het paar spoedig uit het
oog. cn vóór ze het weet zwiert ze zelf
met een jolige kwant over de baan. De
jongeman roept aan het slot uit:
Ik mocht je
Al lang gaarne zien
En 'k vraag je vóór Lichtmis
nog van je oude liên"
Ook in do beeldende kunst diende het
Ijsvermaak dikwijls tot onderwerp Hol
landse schilders, etsers en tekenaars
schonken ons werken, die tot de meest
specifieke Hollandse kunst gerekend
kunnen worden. De vrouw ontbreekt np
deze kunstwerken evenmin nis in do
letterkundige voortbrengselen Tekenend
voor de positie die de vrouw door do
eeuwen heen in de schaatssport heeft
Ingenomen is een werk van de Franse
schilder Dusart. Hij tekende naast el
kaar twee prentjes, Op hpt ene een en
thousiast Hollander in karaktcristi ko
klederdracht op de schaats, maar op het
andere gaf Dusart de Hollandse vrouw
weer, „La Hollandoise sur les patina",
gehuld in rokken, schorten en lintjes,
maar... stevige streken makend Wel
een bewijs dat de vrouw, de gehele
historie van de schaatssport door haar
eigen plaats heeft ingenomen De teke
ningen van Dusart dateren uit 1680
Dozijnen Friese rijdsters verwierven z.ich
roem op de korte baan; door deelname
aan de elfstedentochten enz., en in het
genre schoon- en kunstrijden neemt de
vrouw een zeor voorname plaats In.