Parlementaire enquêtecommissie zorgde
opnieuw voor een degelijk verslag
Tussen minister Kerstens en de reders
wilde het in Londen maar niet vlotten
Het is financieel en economisch, maar
soms leest men als in een roman
Thans is verschenen het derde verslag der parlementaire enquête
commissie, die het regeringsbeleid over de jaren 19401945 bestu
deert. Dit derde verslag heeft in het bijzonder betrekking op het
financieel en economisch beleid. Wat al dadelijk opvalt, is dat de ver
slagen steeds omvangrijker worden. Het eerste verslag, dat betrekking
had op het militair beleid, was „slechts" 149 bladzijden groot, het
tweede, dat handelde over het vertrek der regering naar Londen en
de eerste maanden aldaar, telde reeds 262 bladzijden, maar dit derde
verslag is al gegroeid tot 334 bladzijden. Het vierde deel, dat o.a. tot
onderwerp heeft het „Englandspiel", zal nog omvangrijker worden.
Bij de 334 bladzijden verslag van
dit derde deel komen dan nog 350
bladzijden bijlagen en in dubbele
kolom gedrukt 930 bladzijden ver
horen. Dit moge opnieuw een aan
wijzing zijn, met welk een degelijk
heid de commissie haar taak vervult
en hoe zij zich inspant om achter de
gebeurtenissen te komen van thans
soms al tien jaar geleden.
Het menselijke in de
taal der cijfers
mentaire enquêtecommissie vindt
men op deze bladzijde van onze krant
enkele gedeelten weergegeven. Hier
en daar is een greep gedaan. Dat kon
moeilijk anders. Want ook van dil
derde verslag is de degelijkheid even
redig aan de omvang. En bovendien
de inhoud is ditmaal voornamelijk
van financiële en economische aard,
en zulk een materie laat zich niet al
tijd weergeven in een taal zoals die
door een dagblad gesproken moet zijn:
bondig en toch goed leesbaar.
Vandaar dus de beperking in het
doorgeven. Maar er mag geen misver
stand hierover bestaan, dat wij ook
dit derde deel van grote betekenis
achten als kenbron voor de Londense
jaren. Van grote betekenis al dadelijk
hierom, omdat de economie in die tijd
sterk moest zijn ingesteld en gericht
op de oorlogvoering.
Men denke in dit verband bijvoor
beeld aan het scheepvaartbeleid. Er
was in Londen een rederscomité, dat
uitnemend werk heeft verricht en dat
deswege grote dank verdient. Doch
het was niettemin een eis der omstan
digheden, dat op een gegeven ogen
blik de verhouding van de regering
tot de koopvaardijvloot nog een meer
direct karakter kreeg. Vandaar dat
toen de vloot in bezit werd gevorderd.
Het was begrijpelijk, dat de reders
hiertegen aanvankelijk enige beden
kingen inbrachten. Maar het valt in
hen te loven, dat zij in hun gewijzigde
functie hun vaderlandse taak met toe
wijding zijn blijven verrichten,
T\IT verslag moge dan economisch
en financieel van karakter zijn,
het is en dat valt ons eigenlijk op
bij alle verslagen der parlementaire
enquêtecommissie, voorzover tot nu
toe gepubliceerd ook door-en-door
menselijk.
Het laat iets zien van de menselijke
kleinheid en grootheid. Het laat iets
zien van de moeite, welke men in die
kleine gemeenschap in die vreemde
wereld soms had om met elkaar op te
schieten. Tact en aanpassing waren
hier wel brood-en-brood nodig, maar
niet altijd in ruime mate voorradig.
Menselijk ook, in de pogingen, zich
te verzetten tegen het volhardend
streven van de wel kleine, maar zeer
nijvere Buitengewone Rekenkamer om
in Londen een levensstandaard te
doen volgen, die zich door soberheid
geheel aansloot bij de nood van de
tijd. En daaraan ontbrak helaas nog
wel het een en ander, al moeten wij
na lezing van het verslag erkennen,
dat het ons is „meegevallen", gere
kend naar de verhalen die men hier
en daar kon opvangen.
Men dient niet te vergeten, dat de
enquêtecommissie in haar onderzoek
mede haar uitgangspunt heeft geno
men in de rapporten der Rekenkamer.
En een Rekenkamer pleegt nu een
maal, naar haar aard, meer aandacht
te schenken aan één fout ding dan
aan honderd goede dingen.
1 vinden in de offers, gebracht door
de zeevarenden. Dit financieel-econo-
misch verslag verhaalt hiervan in wel
haast al te grote soberheid. Maar het
staat er dan toch maar, dat cijfer van
die enkele duizenden door oorlogsac
tie omgekomenen. En ook dat andere
cijfer, dat slechts 200 onwillig bleven
om aan hun vaarplicht te voldoen.
Allen, bij wie de commissie hier
naar informeerde, zijn het hierover
eens, dat de houcjing van de Neder
landse zeevarenden gedurende de oor
logsjaren zeer goed is geweest en dat
zij, ten koste van vele ontberingen
en het brengen van grote offers hun
werk op een voorbeeldige wijze heb
ben verricht, ondanks de grote geva
ren, welke daaraan waren verbonden.
Helaas was het ook hier zo, dat van
enkele moeilijke figuren meer gerucht
uitging dan van vele anderen, die in
trouw aan hun plicht hun taak ver
vulden.
JUIST omdat in dit derde verslag der
enquêtecommissie een veelheid van
over het algemeen technische onder
werpen wordt behandeld, is het niet
wel doenlijk, tot een totale indruk te
geraken.
Daarom keert als vanzelf aan het
slot de belangstelling weer goeddeels
terug tot de enquêtecommissie zelf, al
was het slechts omdat zij de nauwge
zetheid, waarmede zij dit financieel en
economisch onderzoek instelde, heeft
volgehouden tot het einde.
En met interesse zien wij uit naar
het deel dat handelen zal over het
„Englandspiel". Dat deel zal ook men
selijk zijn, maar tevens anders dan
menselijk. Het zal moeten gewagen
van grove onmenselijkheid, welke die
pe smart en ellende bracht over velen
van ons volk.
Ook dit derde deel, dat dus betrek
king heeft op het financieel en econo
misch beleid, treft door de veelheid van
indrukken, welke het oproept. Het mo
ge dan minder tot de verbeelding
spreken dan met enkele andere onder
werpen het geval was of zijn zal, er
wordt nog genoeg aangeroerd dat wer
kelijk belangrijk mag hetén, Ook in dit
derde verslag laten verscheidene blad
zijden zich buitendien lezen als een
boeiende roman
De commissie heeft ook ditmaal
over meer dan een voorval uit deze
Londense jaren een critisch geluid
moeten laten horen. Maar en dit
stelde zij uitdrukkelijk voorop zij
haar conclusie steeds getracht in liet
oog te houden, dat het ambtelijke
apparaat van de Nederlandse regering
in Engeland onder zeer bijzondere en
moeilijke omstandigheden moest'wor
den opgebouwd.
Waardering
Toen de regering haar werkzaam
heden in Engeland aanving, aldus merk',
de commissie terecht op, beschikte zij
slechts over een klein aantal ambtena
ren, die uit Nederland waren overge
komen. Bovendien had zij de beschik
king over enkele personen, die reeds in
Engeland vertoefden en zich direct voor
ambtelijke arbeid hadden aangeboden.
Daarnaast waren er dan de ambtenaren,
werkzaam in Engeland in diplomatieke
dienst. Maar in de Londense jaren
breidde het aantal ambtenaren en ar-
beidscontractanten zich geleidelijk uit
tot over de duizend. Aan de overgrote
meerderheid was het ambtelijke werk
volkomen vreemd. Ook waren de on
derwerpen geheel nieuw. Het overheids
apparaat was niet op oorlog ingesteld.
Er moest dus een nieuwe practijk wor
den opgebouwd, waarbij niet kon wor
den geput uit gegevens van het ver-
Dit alles wil de commisüe niet uit
het oog verliezen. Integendeel, zij Is
van oordeel, dat men in menig opzicht
waardering moet hebben voor de
wijze, waarop het ambtelijke appa
raat in Engeland en elders werd op
heeft èn bij haar onderzoek èn bij I gebouwd en heeft gefunctionneerd.
Ministers gevoelden zich eerst gerust, toen
er in Londen een Rekenkamer kwam
Spoedig al*na de aankomst van de Nederlandse regering in Londen moest
het financieel beheer der regering aldaar worden geregeld. Geen wonder,
dat dit het eerste onderwerp is, dat de enquêtecommissie in haar derde
verslag behandelt. Aanvankelijk was de minister van Financiën met de
contröle over de andere departementen belast. Maar lang kon dit uiteraard
niet duren, en toen het duidelijk begon te worden, dat de regering wellicht
geruime tijd in Engeland zou moeten blijven, ging men over tot instelling
van een Buitengewone Algemene Rekenkamer
N
Geen pottenkijker
uit bedrijfsleven
Het voorstel om tot zulk eeu Reken
kamer tc komen, schijnt door alle minis
ters met instemming te zijn ontvangen.
Want zonder zulk een Rekenkamer had
iedere minister toch maar een beetje
een angstig gevoel
Voorzitter werd mr. dr. A. van Rhijn,
oud-minister van Landbouw en Visserij.
Het werd wel eon eigenaardig college
Want de voorzitter was èn bleef tevens
hetenig lid. Wel wist hij twee
didflten voor het lidmaatschap, maar deze
beide heren waren nauw betrokker
het bedrijfsleven, en de ministerraad
achtte het minder gewenst, personen, die
uit het bedrijfsleven afkomstig waren
„zo in de keuken van de regering te la
ten kijken".
Die Buitengewone Rekenkamer heeft
hard gewerkt en had het lang niet altijd
gemakkelijk. Neem de begrotingen. Men
had besloten tot halfjaarlijkse rijksbe
grotingen. maar deze werden, alle naspo
ringen van de Rekenkamer ten spijt, al
tijd te laat ingediend. Wat hebben begro
tingen voor nut, zo klaagden ze. wanneer
ze eerst verschijnen nadat de uitgaven
reeds zijn gedaan? Pas voor het tweede
halfjaar van 1944 was de begroting op
tijd....
enquêtecommissie heeft de indruk
gekregen, dat het departement van Fi
nanciën er altijd wel op uit geweest is.
de begrotingen tijdig klaar te hebben,
maar dat gebrek aan kundig personeel
cok hier parten speelden. Bovendien
moesten vele gegevens komen uit plaat
ver buiten Engeland. Wel vindt de
nissie. dat de regering zich al te ge
makkelijk heeft neergelegd bij het feit.
ciat de Rekenkamer slechts één lid telde.
Buiten dat ene lid was er natuurlijk wel
personeel. Maar ook te dezen aanzien
waren allerlei moeilijkheden. Tenslotte
MR. DR. A, A. VAN RHIJN
.Buitengewone Rekenkamer
heeft men ook Engels personeel aange
steld, ondanks de bezwaren welke dit
met zich bracht.
Heilzame invloed
Neen, gemakkelijk heeft deze Buiten-
ewone Rekenkamer het niet gehad. En
U de mensen, die voor haar werk waar
dering hadden, waren er dan nog die deze
dering lieten varen zodra zij zelf op
tekortkomingen werden gewezen
enquêtecommissie is vol lof voor de
arbeid, die de Rekenkamer en in het bU-
zondcr haar voorzitter, mr. dr, Van Rhün,
in Londen liebben verricht. De uitge
oefende controle heeft een heilzame in
vloed gehad op het door de regering ge-
>erde financiële beleid.
Over het algemeen bestond gedurende
de oorlogsjaren een neiging om minder
voorzichtig met 'a lands gelden om te
gaan. Maar die neiging is afgeremd door
de arbeid der Rekenkamer en haar ver
slagen hebben ook preventief nuttig ge
werkt. Ook de secretaris-generaal van
het ministerie van Financiën, wijlen jhr.
mr. A. RL C. van Asch van Wijck, wordt
met waardering genoemd.
Zilvervloot
Et was in Londen ook een
Rijksspaardienst. Deze was opge
richt op initiatief van de toen
malige minister van Binnenland
se Zaken, wijlen de heer H. van
Boeijen. en heeft blijkens het
grote aantal inleggers gedurende
de oorlogsjaren in een dringende
behoefte voorzien. Men denke
slechts aan alle zeelieden, die in
de oorlogsjaren in Londen hun
gedwongen tehuis hadden.
Alleen maar, ook hier was de
psychologie wel eens zoek. Zo
stelde men, om de Rijksspaar
dienst te propageren, een ge
schrift samen onder de spreken
de titel: „Als de Zilvervloot
straks naar Nederland vaart."
Terecht betwijfelde de Reken
kamer. of die wel tactisch was.
De herinnering in verband aan
het grote wapenfeit van Piet
Hein zou. vreesde zij, in ons land
zeker niet worden gewaardeerd.
ZATERDAG 17 DECEMBER 1944
Dogmersfield Park werd wel een
heel duur geval
Over het algemeen is het financieel beleid op militair gebied gedurende
de Londense jaren bevredigend geweest. Maar in enkele gevallen is men
danig uit de band gesprongen. Een van die gevallen was dat van het Her
stellingsoord Dogmersfield Park.
Marinemensen op
het land
Deel van het goud in de Waterweg
in plaats van in Londen
Hoe kwam het, dat bij het uitbreken van de oorlog zoveel Nederlands goud
zich in het buitenland, met name in Amerika, Engeland en Zuid-Afrika, be
vond? Ook hierover geeft het derde verslag der parlementaire enquête
commissie uitsluitsel.
Maar het meeste was
al veilig
Toen Nederland op 10 Rlel 1940 In oor
log geraakt, was een groot deel van de
goudvoorraad der Ned. Bank alsmede
al het goud van het Egalisatiefonds al
in veiligheid. De goudvoorraad van het
Egalisatiefonds, waarvan de Nederlandse
regering eigenares 'was, beliep 52121 kg
Dit goud werd door de Ned. Rank voor dc
regering bewaard. Van h"t goud der Ned.
Rank is een hoeveelheid ter waarde
228 millioen gulden büna 20 pet.
de totale goudvoorraad in Nederland
gebleven en dan ook prompt in de han
den der Duitsers gevallen.
In de zomer en vooral in het najaar
1938 was de regering meer en meer
standpunt gaan innemen, dat het met het
oog op de ontwikkeling van de politieke
toestand eigenlijk niet verantwoord
de grote goudvoorraad geheel in Neder
land te laten. 'Men is toen in de herfst
van 1938 al begonnen met het overbren
gen naar het buitenland. Op 31 Maart
1940 bevond 60.69 van de totale goudvoor
raad zich in het buitenland
Toen in September 1939 de oorlog uit
brak. was het normale vervoer heel
moeil,ijk geworden, omdat het wegens
het grote molestrisico practisch niet
verzekerd kon worden. Bovendien zat de
neutraliteitspolitiek ons dwar^ Men
schijnt zich zelfs wel te hebben afge
vraagd. of het gewenst was al dat goud
naar Engeland of Amerika te zenden
Men achtte het niet onmogelijk, dat Ne
derland aan de kant van Duitsland
komen te staan
Op 10 Mei 1940 zijn toen twee boten
van de K N S M. bevracht voor een
drag van 500.000 en met deze boten is
toen de gehele goudvoorraad, althans
voorzover deze in Amsterdam lag.
Engeland verscheept.
Waterweg. Dc loodsboot kwam echter in
aanraking met een magnetische mijn
Van dit goud hebben de Duitsers voor
19 20 millioen gulden geborgen Dit eoud
ondanks het verzet van de Ned Bank
door de Duitsers prijs verklaard. Van de
110 baren, die door de Duitsers niet zijn
opgevist, is. zoals men weet. na de be
vrijding het grootste deel weer boven
water gebracht.
De totale hoeveelheid goud. die zich
bij dc bezetting in de kluizen der Ned
Bank te Rotterdam en op de bodem van
de Nieuwe Waterweg bevond, had een
waarde van 228 millioen gulden. Dit is
ongeveer 20 pet van de totale voor
raad der Bank. Ruim 80 pet., ter waarde
van 887 millioen gulden lag in het bui
tenland.
De vrachtprijs van 500 000. welke de
K N S M bedongen had. was wel uitzon
derlijk hoog. De commissie zegt hiervan,
dat de K N S M. op weinig loffelijke wijze
gebruik heeft gemaakt van de dwang
positie, waarin de Ned. Bank zich be
het buitenland bevindende
geteerd. BU de bezetting was 441.527 kg
in het buitenland. Bü de bevrijding wasl
er nog 239.997 kg. Wel heeft de regering i
nog verscheidene mogelijkheden
om aan geld voor haar uitgaven
men. maar daarin is zij slechts ti
geslaagd.
Gezonken..
Maar in de Bijbank van de Ned. Bank
te Rotterdam lag nog een aanzienüike
voorraad goud. Men heeft in de Mei
dagen nog getracht deze
transporteren. Met behulp
niers heeft men nog voo
gulden goud aan boord
boot gebracht. Deze
dojagers i
oorraad
in de marl-
22 millioen
van een loods-
dit goud moe
twee Engelse torpe-
de mond van dc Nieuwe
In 1940 was er een Engelsman C. R.
Anson. die zijn buitenhuis „Dogmersfield
Park" aanbood als herstellingsoord voor
Nederlandse officieren. De commissie,
die zich hier ere vriendelijk uitdrukt,
achtte het mogelijk, dat de heer Anson
hiertoe overging omdat hij vressde. dat
anders de Engelse autoriteiten zijn land
goed zouden vorderen. HQ bedong trou
wens van de Nederlanders alleszins gun
stige voorwaarden.
Er konden in dit huis 20 gasten worden
ondergebracht, maar het werkelijke per
centage van het bezoek lag veel en veel
lager. Daardoor werd dc exploitatie uiter
mate duur. En toen men zich tot de heer
Anson wendde om weer van het geval
af te komen, beriep deze zich op allerlei
mondelinge toezeggingen. Er was zelfs
geen schriftelijke overeenkomst ge
maakt
i was de Nederlandse regering in
haar positie als gast in Engeland wel min
of meer genoodzaakt de dure exploitatie
voort te zetten.
De enquêtecommissie noemt het zeer
opvallend, dat de exploitatierekeningen
der drie halfjaarlijkse perioden vóór 1942.
toen de tekorten veel groter waren dan
later, door de regering niet aan de Com
missie voor de Rijksuitgaven zijn ver
strekt
Dan is er het geval van de drie offi
cieren der Kon. Marine, die minister
Furstner in 1941 uit Indië naar Londen
deed overkomen Zij kregen alle drie per
soonlijke toelagen Maar de enquête-
Tijdige evacuatie
Trouwens, tegen minister Furstner
heeft de enquêtecommissie nog c n an
dere bedenking.
Dank zij een zeer vadcrland'l: -vende
geste van de heren Brenni kmc - k">n
de Ned. regering van het gebouw hunner
firma. Hereford House, een ruime ver
dieping huren voor slechts 1 pf jaar.
Later kreeg men er voor evene 1
nog een verdieping bij. Zij worden be
stemd voor kantoorruimten d r Kon.
Marine en ook het hoofdkwartier der
Marine werd hier ondergebracht
Maar aangezien met het oog op de
Duitse bombardementen het Hertford
House op een onrustig punt lag ligt do
heer Furstner. toen nog bevelhebber eer
zeestrijdkrachten, een landhuis. East
Burnham House. 22 mijl buiten Londen,
gereedmaken als evacuatieoord voor het
hoofdkwartier der Marine Met enkele
andere officieren is de heer Furstner daar
toen gaan wonen ep toen hij minister was
geworden, heeft hij de huur van dit land
huis ten laste van de begroting van Marine
gebracht.
De Buitengewone Rekenkamer heeft cr
al spoedig bezwaar tegen gemaakt, dat
de minister en enkele hoge officieren op
's lands kosten in East Burnham House
woonden.
n een behoorlijke nachtrust
zijn. Ls nog iets anders dan
bet hoofdkwartier. En bet
Scheepvaartcommissie wilde het
bijltje neerleggen
R.V.D. begon met 16 man, maar
het werden er later 122
interessante mededelingen doet het derde verslag der parlementaire
enquêtecommissie over de Regeringsvoorlichtingsdienst uit de Londense
jaren, ook al gaat het ditmaal alleen om dc financiële zijde van de zaak.
Journalisten en cineasten zijn administratief vaak moeilijke figuren, maar
de commissie heeft de indruk gekregen, dat de leiding van de dienst zich
moeite heeft gegeven om de uitgaven zoveel mogelijk te beperken.
De voorlichting heeft er stellig toe bij
gedragen. dat de Engelsen gunstiger
over de Nederlandse regering zijn gaan
oordelen. Toen in 1941 een onderzoek
werd ingesteld, bicken slechts 47 pet
van de ondervraagde Engelsen de Ne
derlanders zeer welgezind te zijn. Aan
genomen moet worden, dat dit cijfer in
1940 nog veel lager zou zijn geweest
Maar in 1943 was het al 73 pet. ge
worden.
De Nederlandse regering was de eer
ste, die te Londen eigen zendtijd kreeg.
Dit heeft heel wat voeten in de aarde
gehad, omdat de BBC. wel zendtijd
wilde geven, maar dan onder controle
Eerst na moeilijke onderhandelingen
kwam men tot overeenstemming.
Een zeer belangrijk deel In het derde verslag der parlementaire enquête
commissie vormt het onderzoek naar het scheepvaartbeleid uit de Londense
jaren, kort gezegd: de betekenis van de Nederlandse Scheepvaart- en Handels-
commissie (N.S.H.O.). Deze N.S.H.C. dient gezien te worden als een adviserend
en uitvoerend college, bestaande uit tien leden, over het algemeen personen uit
de rederswereld.
Met n
de N.S.H.C. belast met
de exploitatie van dat deel der Neder
landse koopvaardijvloot, dat aan de En
gelse regering was verhuurd. Er bestond
daarbij altijd kans, dat de commissie te
veel nadruk kon leggen op de commer
ciële zijde der zich voordoende vraag
stukken en dat zij te weinig aandacht
geven aan het nastreven van het
algemeen Nederlands belang, om name
lijk in samenwerking met de andere ge
allieerden de oorlog tc winnen.
De ontwikkeling der omstandigheden
heeft er toen toe geleid, dat in 1942 dc
regering de koopvaardijvloot in bezit
heeft gevorderd. Het valt te begrijpen,
dat dit eerst wel op bezwaren bi) de
N.S.H.C. en bij de reders in het algc-
cen is gestuit.
De reders zagen de noodzaak er niet
an in en vreesden bovendien, dat door
de vordering de band tussen reders en
bemanning slapper zou worden, doordat
het varend personeel nu feitelijk in
dienst van de regering zou komen. Na
de oorlog zouden, vreesdon zij ook de
oude verhoudingen moeilijk ie herstellen
zijn. De exploitatie van de schepen zou
voortaan geschieden voor rekening van
de staat, maar de N.H.S.C. zou het be
wind blijven voeren namens de regering
en zou ook de zorg moeten blijven dra
gen voor het bemannen der schepen.
Terecht gevorderd
Achteraf hebben de meeste leden der
N.S.H.C. de bezitsvordering anders be
oordeeld. Zj) zonden haar toen niet meer
onjuist of onverstandig en hebben ook
erkend, dat de bezwaren zich niet zo
hebben doen gelden, als zj) gevreesd
hadden.
De enquêtecommissie blijkt thans ook
van mening, dat, gezien de omstandig
heden, de regering terecht In 1942 nel
ingeschakeld, Inmiddels was ook de
vaarplicht ingevoerd en nu werd de kans
geringer, dat de zeelieden zich er terecht
over zouden beklagen, dat zij verplicht
werden tot hun levensgevaarlijk werk
terwijl de voordelen aan particuliere
ondernemers kwamen.
De regering heeft over haar plannen
tot bezitsvordering blijkbaar vooraf geen
overleg gepleegd met de H.S H C.. maar
naar het oordeel der enquêtecommissie
is zulks terecht nagelaten De N.S.H.C
bestond uit deskundigen, die tevens be
langhebbenden waren en die voor het
besluit tot bezitsvordering, dat op oor
logsoverweging was gegrond, geen ver
antwoordelijkheid behoorden te krijgen.
Vaarplicht
Zoals medegedeeld, was inmiddels een
vaarplicht voor Nederlandse zeelieden
Ingevoerd. De enquêtecommissie heeft
zich de vraag gesteld, of dit nodig if
geweest. Zeker is, dat het aantal deser
ties klein was. Maar hét besluit heeft
preventief gewerkt ten aanzien van die
zeelieden, die op een moment van toe
nemend gevaar of omdat zij ontevreden
waren over grieven, weifelden of zij al
dan niet door zouden gaan met hun tank
Het aantal weifelaars is stellig niet aan
de hoge kant geweest.
Onder de administratie van de N.S.
H.C. werkten 18.500 zeelieden. Op 1 M*i
1944 hadden 3310 zeelieden het leven
verloren, waarvan 2527 door oorloge-
actie. Een 500-tal werd afgekeurd en 100
invaliden werden gepensionneerd.
Slechts 200 man zfjn onwillig gebleven
om te voldoen aan hun verplichting tot
Wat by het leren van dit derde ver
slag der enquêtecommissie opvalt, is
dat er blijkbaar heel weinig harmonie
was tussen de N.S.H.C. en de heer Ker
stens, de toenmalige minister van Han
del, Nijverheid en Scheepvaart. Her
haaldelijk botste het en toen de minister
op een gegeven ogenblik buiten de N.S.
H.C. om in contact trad met de verte
genwoordigers der werknemers, liep het
zo hoog, dat de N.S.H.C. rondweg aan
de regering schreef, dat i|j er de voor
keur aan gaf. haar mandaat ter beschik
king tc stellen.
Op het matje
Dat
in Mei 1943
op 31 Mei geleid tot
ring van minister-president Gerbrandy
en minister Kerstens met de N.S.H C„
waarin de ministers de commissie streng
op de vingers hebben getikt, doch uit
drukkelijk geen gelegenheid wilden ge
ven voor debat. Van de zijde der mi
nisters werd het de commissie zeer
kwalijk genomen, dat zij had overwogen
cm haar werk neer te leggen. Maar in
diezelfde vergadering had minister
president Gerbrandy zelf ook twijfel bij
zich voelen opkomen, of minister Ker
stens in deze wel de juiste man was.
De enquêtecommissie blijkt van oor
deel. dat dit geschil voor een belangt ijk
deel moet worden verklaard uit het
onvermogen van de N.S.H.C. en minister
Kerstens om met elkaar op te schieten.
De minister heeft niet de nodige tact
gehad en had ook wat begrip kunnen
hebben voor het feit, dat de regering i
En wat de kosten betreft, de Volken
bond besteedde 9 pet. van zijn begroting
voor de voorlichting, bij de Ver. Naties
geldt een bedrag van 10 pet., maar in
de Londense jaren zijn de kosten van
onze Regeringsvoorlichtingsdienst nooit
meer geweest dan 3 pet. van de totale
begroting. En dat nog wel ondanks het
feit. dat de regering de neiging had om
alles wat men voor de voorlichting
vroeg toe te staan.
bureau werd opgericht in kantoor
ruimte. welke gehuurd werd tegen
2.10 per vierkante voet.
Maar een omvangrijk apparaat werd
de voorlichting loch wel. Begonnen
met zestien man personeel, waren er in
Londen alleen reeds in 1943 122 personen
werkzaam. Aan het Ned. Informatie
bureau te New York telde men op een
gegeven ogenblik bovendien nog 100
personen.
is ontoelaatbaar, dat men de huur op
rekening van het departement herft ge
bracht. want zo werd een persoonlijk be-
iang voorgesteld als een dienstbelang.
Oorlogvoering eiste
de grootste hap
Zoals te verwachten was, had het
leeuwendeel der Nederlandse ui 'cm ren
in de Londense jaren betrekking np de
oorlogvoering. In het derde versl in der
enquêtecommissie vinden wij deze be-
somd op 84 pet.
Daarbij dient men o.a. tc bedenken,
dat in vele gevallen niet kon worden
onderhandeld met ondernemers en
leveranciers, maar de Nederlandse
regering deelde aan de Engelse mili
taire autoriteiten mede. uiat zi.j nodig
had, en die autoriteiten zorgden dan
dat de goederen ter beschikking kwa-
Zelfs de Buitengewone Rekenkamer
heeft gich blijkbaar gematigd, wan
neer het om oorlogsuitgavcn ging. Zij
meende, dat een apparaat, dat hierop
ging beknibbelen, weinig waardering
bij het Nederlandse volk z<fu vinden.
Toch lette ze erop, dat het geld niet
over de balk werd gegooid.
Maar duur was het. Zo kostte de
opleiding van een vlieger aan de Kon.
Ned. militaire vliegschool te Jackson
in Amerika gemiddeld 40 a 50 duizend
De enquêtecommissie is van oordeel,
dat de uitgaven voor de oorlogvoering
„met een aanvaardbare mate ran
overleg" zijn geschied. Echter hebben
in het najaar van 1944 en later de
uitgaven niet voldaan aan de eisen van
overleg en matigheid. Maar aan de
andere kant wil de commissie beden
ken, dat ons leger toen actief in oorlog
Levensstandaard weerspiegelde te weinig
de nood van die donkere jaren
„Bij het vaststellen der verblijfsvergoedingen ls er destijds van uitgegaan,
dat het tijdelijk verblijf houden in Londen allerlei bijzondere uitgaven mede
brengt en daarom een ruime vergoeding wettigt. Thans is evenwel de Ned.
regering reeds achttien maanden in Londen. En het is zeer wel mogelijk, dat
haar verblijf alhier nog geruime tijd zal duren. Ieder heeft daardoor de ge-
'genheld gehad, zich aan een meer blijvende verhouding aan tc passen,
deskundigen absoluut hetgeen met een verlaging der uitgaven gepaard kan gaan". Dit zijn enkele
enquêtecommissie in geen geval goed
keuren, dat de N.S.H C. heeft overwojer
haar werk neer te leggen. Op deze wijzf
zou een situatie zijn ontstaan, die vooi
de betekenis van Nederlands aandeel ir
de oorlogvoering noodlottig zou zijn ge-
Aantijgingen
Een onverkwikkelijk gedeelte in dit
verslag der enquêtecommissie wordt wel
Ingenomen door de aandacht, welke zij
heeft moeten besteden aan bepaalde aan
tijgingen. welke de journalist L. A. Ro-
drigues Lopes van De Ochtendpost en
De Nieuwe Post heeft gericht tot de re
gering te Londen en tot de N S.H.C. Hij
suggereerde mogelijkheid voor de le
den der N S.H.C. en voor door hem ge
noemde regeringspersonen om zien te
bevoordelen.
De enquêtecommissie heeft zijn be
schuldigingen onderzocht, waarbij ge
bleken is. dat deze heer is afgegaan op
losse mededelingen van derden. Zelf
vond hij dat voldoende en dan moest dc
regering, mende hij. de zaak zelf maar
verder uitzoeken.
Welnu, het onderzoek van de enquête
commissie heeft geleid tot de conclusie,
dat de beschuldigingen van deze heer
volkomen ongegrond zijn gebleken.
Wat de Rekenkamer toen met i
onjuist achtte, was wel, dat dc uit Ne
derland overgekomen Nederlanders
burgerlijke en militaire dienst zich als
regel in Engeland een levensstandaard
konden veroorloven, die hoger was d
zy in Nederland gewend waren. En hii
in, aldus dc Rekenkamer weerspiegelt
zich niet de nood van deze tijd.
Gedurende de eerste weken In Londen
vooral werden wel zeer hoge verblijfs
vergoedingen toegekend. Mapr de
quétecommissie wil daarop niet s
veel nadruk leggen, omdat er toen nog
zoveel onzekere factoren waren. Na
weken werd deze eerste regeling 1
wens door een betere vervangen.
Maar die betere, die tweede regeling
valt juist wèl onder de critiek der com
missie, en daarom kan zy ook instem
men met wat de Rekenkamer in haar
hierboven aangehaalde verslag opmerkt.
Zeker, er werd in Londen gewerkt on-
der moeilijke, vaak enerverende omstan
digheden. Maar alles kon niet door de
beugel. Zo maakten de ambtenaren
slechts een beperkt gebruik van de ge
legenheid om in de voorsteden van Lon
den een goedkoper onderdak te zoeken.
Een aantal ambtenaren heeft dan ook
naar het oordeel der enquêtecommissie
niet geleefd op eeq wijze, welke tot uit
drukking bracht, dat in verband met de
moeilijke toestand der financiën van het
Koninkrijk de grootst mogelijke sober
heid geboden was.
Nog na de critiek der Rekenkamer
bleef het levenspeil vrij hoog, maar In
middels steeg ook het prijspeil, zodat het
verschil met de levensstandaard, welke
men in Nederland placht te voeren, ge
ringer werd.
Ook de vergoedingen voor dienstreizen
waren rijkelUk hoog en het is wel dui
delijk. dat de Rekenkamer haar critiek
hierop niet onder stoeien of banken
heeft gestoken. Zy heeft echter wel erg
moeten aandringen, voordat ook in deze
tarieven wijziging kwam.