Parlementaire enquêtecommissie zorgde opnieuw voor een degelijk verslag Tussen minister Kerstens en de reders wilde het in Londen maar niet vlotten Het is financieel en economisch, maar soms leest men als in een roman Thans is verschenen het derde verslag der parlementaire enquête commissie, die het regeringsbeleid over de jaren 19401945 bestu deert. Dit derde verslag heeft in het bijzonder betrekking op het financieel en economisch beleid. Wat al dadelijk opvalt, is dat de ver slagen steeds omvangrijker worden. Het eerste verslag, dat betrekking had op het militair beleid, was „slechts" 149 bladzijden groot, het tweede, dat handelde over het vertrek der regering naar Londen en de eerste maanden aldaar, telde reeds 262 bladzijden, maar dit derde verslag is al gegroeid tot 334 bladzijden. Het vierde deel, dat o.a. tot onderwerp heeft het „Englandspiel", zal nog omvangrijker worden. Bij de 334 bladzijden verslag van dit derde deel komen dan nog 350 bladzijden bijlagen en in dubbele kolom gedrukt 930 bladzijden ver horen. Dit moge opnieuw een aan wijzing zijn, met welk een degelijk heid de commissie haar taak vervult en hoe zij zich inspant om achter de gebeurtenissen te komen van thans soms al tien jaar geleden. Het menselijke in de taal der cijfers mentaire enquêtecommissie vindt men op deze bladzijde van onze krant enkele gedeelten weergegeven. Hier en daar is een greep gedaan. Dat kon moeilijk anders. Want ook van dil derde verslag is de degelijkheid even redig aan de omvang. En bovendien de inhoud is ditmaal voornamelijk van financiële en economische aard, en zulk een materie laat zich niet al tijd weergeven in een taal zoals die door een dagblad gesproken moet zijn: bondig en toch goed leesbaar. Vandaar dus de beperking in het doorgeven. Maar er mag geen misver stand hierover bestaan, dat wij ook dit derde deel van grote betekenis achten als kenbron voor de Londense jaren. Van grote betekenis al dadelijk hierom, omdat de economie in die tijd sterk moest zijn ingesteld en gericht op de oorlogvoering. Men denke in dit verband bijvoor beeld aan het scheepvaartbeleid. Er was in Londen een rederscomité, dat uitnemend werk heeft verricht en dat deswege grote dank verdient. Doch het was niettemin een eis der omstan digheden, dat op een gegeven ogen blik de verhouding van de regering tot de koopvaardijvloot nog een meer direct karakter kreeg. Vandaar dat toen de vloot in bezit werd gevorderd. Het was begrijpelijk, dat de reders hiertegen aanvankelijk enige beden kingen inbrachten. Maar het valt in hen te loven, dat zij in hun gewijzigde functie hun vaderlandse taak met toe wijding zijn blijven verrichten, T\IT verslag moge dan economisch en financieel van karakter zijn, het is en dat valt ons eigenlijk op bij alle verslagen der parlementaire enquêtecommissie, voorzover tot nu toe gepubliceerd ook door-en-door menselijk. Het laat iets zien van de menselijke kleinheid en grootheid. Het laat iets zien van de moeite, welke men in die kleine gemeenschap in die vreemde wereld soms had om met elkaar op te schieten. Tact en aanpassing waren hier wel brood-en-brood nodig, maar niet altijd in ruime mate voorradig. Menselijk ook, in de pogingen, zich te verzetten tegen het volhardend streven van de wel kleine, maar zeer nijvere Buitengewone Rekenkamer om in Londen een levensstandaard te doen volgen, die zich door soberheid geheel aansloot bij de nood van de tijd. En daaraan ontbrak helaas nog wel het een en ander, al moeten wij na lezing van het verslag erkennen, dat het ons is „meegevallen", gere kend naar de verhalen die men hier en daar kon opvangen. Men dient niet te vergeten, dat de enquêtecommissie in haar onderzoek mede haar uitgangspunt heeft geno men in de rapporten der Rekenkamer. En een Rekenkamer pleegt nu een maal, naar haar aard, meer aandacht te schenken aan één fout ding dan aan honderd goede dingen. 1 vinden in de offers, gebracht door de zeevarenden. Dit financieel-econo- misch verslag verhaalt hiervan in wel haast al te grote soberheid. Maar het staat er dan toch maar, dat cijfer van die enkele duizenden door oorlogsac tie omgekomenen. En ook dat andere cijfer, dat slechts 200 onwillig bleven om aan hun vaarplicht te voldoen. Allen, bij wie de commissie hier naar informeerde, zijn het hierover eens, dat de houcjing van de Neder landse zeevarenden gedurende de oor logsjaren zeer goed is geweest en dat zij, ten koste van vele ontberingen en het brengen van grote offers hun werk op een voorbeeldige wijze heb ben verricht, ondanks de grote geva ren, welke daaraan waren verbonden. Helaas was het ook hier zo, dat van enkele moeilijke figuren meer gerucht uitging dan van vele anderen, die in trouw aan hun plicht hun taak ver vulden. JUIST omdat in dit derde verslag der enquêtecommissie een veelheid van over het algemeen technische onder werpen wordt behandeld, is het niet wel doenlijk, tot een totale indruk te geraken. Daarom keert als vanzelf aan het slot de belangstelling weer goeddeels terug tot de enquêtecommissie zelf, al was het slechts omdat zij de nauwge zetheid, waarmede zij dit financieel en economisch onderzoek instelde, heeft volgehouden tot het einde. En met interesse zien wij uit naar het deel dat handelen zal over het „Englandspiel". Dat deel zal ook men selijk zijn, maar tevens anders dan menselijk. Het zal moeten gewagen van grove onmenselijkheid, welke die pe smart en ellende bracht over velen van ons volk. Ook dit derde deel, dat dus betrek king heeft op het financieel en econo misch beleid, treft door de veelheid van indrukken, welke het oproept. Het mo ge dan minder tot de verbeelding spreken dan met enkele andere onder werpen het geval was of zijn zal, er wordt nog genoeg aangeroerd dat wer kelijk belangrijk mag hetén, Ook in dit derde verslag laten verscheidene blad zijden zich buitendien lezen als een boeiende roman De commissie heeft ook ditmaal over meer dan een voorval uit deze Londense jaren een critisch geluid moeten laten horen. Maar en dit stelde zij uitdrukkelijk voorop zij haar conclusie steeds getracht in liet oog te houden, dat het ambtelijke apparaat van de Nederlandse regering in Engeland onder zeer bijzondere en moeilijke omstandigheden moest'wor den opgebouwd. Waardering Toen de regering haar werkzaam heden in Engeland aanving, aldus merk', de commissie terecht op, beschikte zij slechts over een klein aantal ambtena ren, die uit Nederland waren overge komen. Bovendien had zij de beschik king over enkele personen, die reeds in Engeland vertoefden en zich direct voor ambtelijke arbeid hadden aangeboden. Daarnaast waren er dan de ambtenaren, werkzaam in Engeland in diplomatieke dienst. Maar in de Londense jaren breidde het aantal ambtenaren en ar- beidscontractanten zich geleidelijk uit tot over de duizend. Aan de overgrote meerderheid was het ambtelijke werk volkomen vreemd. Ook waren de on derwerpen geheel nieuw. Het overheids apparaat was niet op oorlog ingesteld. Er moest dus een nieuwe practijk wor den opgebouwd, waarbij niet kon wor den geput uit gegevens van het ver- Dit alles wil de commisüe niet uit het oog verliezen. Integendeel, zij Is van oordeel, dat men in menig opzicht waardering moet hebben voor de wijze, waarop het ambtelijke appa raat in Engeland en elders werd op heeft èn bij haar onderzoek èn bij I gebouwd en heeft gefunctionneerd. Ministers gevoelden zich eerst gerust, toen er in Londen een Rekenkamer kwam Spoedig al*na de aankomst van de Nederlandse regering in Londen moest het financieel beheer der regering aldaar worden geregeld. Geen wonder, dat dit het eerste onderwerp is, dat de enquêtecommissie in haar derde verslag behandelt. Aanvankelijk was de minister van Financiën met de contröle over de andere departementen belast. Maar lang kon dit uiteraard niet duren, en toen het duidelijk begon te worden, dat de regering wellicht geruime tijd in Engeland zou moeten blijven, ging men over tot instelling van een Buitengewone Algemene Rekenkamer N Geen pottenkijker uit bedrijfsleven Het voorstel om tot zulk eeu Reken kamer tc komen, schijnt door alle minis ters met instemming te zijn ontvangen. Want zonder zulk een Rekenkamer had iedere minister toch maar een beetje een angstig gevoel Voorzitter werd mr. dr. A. van Rhijn, oud-minister van Landbouw en Visserij. Het werd wel eon eigenaardig college Want de voorzitter was èn bleef tevens hetenig lid. Wel wist hij twee didflten voor het lidmaatschap, maar deze beide heren waren nauw betrokker het bedrijfsleven, en de ministerraad achtte het minder gewenst, personen, die uit het bedrijfsleven afkomstig waren „zo in de keuken van de regering te la ten kijken". Die Buitengewone Rekenkamer heeft hard gewerkt en had het lang niet altijd gemakkelijk. Neem de begrotingen. Men had besloten tot halfjaarlijkse rijksbe grotingen. maar deze werden, alle naspo ringen van de Rekenkamer ten spijt, al tijd te laat ingediend. Wat hebben begro tingen voor nut, zo klaagden ze. wanneer ze eerst verschijnen nadat de uitgaven reeds zijn gedaan? Pas voor het tweede halfjaar van 1944 was de begroting op tijd.... enquêtecommissie heeft de indruk gekregen, dat het departement van Fi nanciën er altijd wel op uit geweest is. de begrotingen tijdig klaar te hebben, maar dat gebrek aan kundig personeel cok hier parten speelden. Bovendien moesten vele gegevens komen uit plaat ver buiten Engeland. Wel vindt de nissie. dat de regering zich al te ge makkelijk heeft neergelegd bij het feit. ciat de Rekenkamer slechts één lid telde. Buiten dat ene lid was er natuurlijk wel personeel. Maar ook te dezen aanzien waren allerlei moeilijkheden. Tenslotte MR. DR. A, A. VAN RHIJN .Buitengewone Rekenkamer heeft men ook Engels personeel aange steld, ondanks de bezwaren welke dit met zich bracht. Heilzame invloed Neen, gemakkelijk heeft deze Buiten- ewone Rekenkamer het niet gehad. En U de mensen, die voor haar werk waar dering hadden, waren er dan nog die deze dering lieten varen zodra zij zelf op tekortkomingen werden gewezen enquêtecommissie is vol lof voor de arbeid, die de Rekenkamer en in het bU- zondcr haar voorzitter, mr. dr, Van Rhün, in Londen liebben verricht. De uitge oefende controle heeft een heilzame in vloed gehad op het door de regering ge- >erde financiële beleid. Over het algemeen bestond gedurende de oorlogsjaren een neiging om minder voorzichtig met 'a lands gelden om te gaan. Maar die neiging is afgeremd door de arbeid der Rekenkamer en haar ver slagen hebben ook preventief nuttig ge werkt. Ook de secretaris-generaal van het ministerie van Financiën, wijlen jhr. mr. A. RL C. van Asch van Wijck, wordt met waardering genoemd. Zilvervloot Et was in Londen ook een Rijksspaardienst. Deze was opge richt op initiatief van de toen malige minister van Binnenland se Zaken, wijlen de heer H. van Boeijen. en heeft blijkens het grote aantal inleggers gedurende de oorlogsjaren in een dringende behoefte voorzien. Men denke slechts aan alle zeelieden, die in de oorlogsjaren in Londen hun gedwongen tehuis hadden. Alleen maar, ook hier was de psychologie wel eens zoek. Zo stelde men, om de Rijksspaar dienst te propageren, een ge schrift samen onder de spreken de titel: „Als de Zilvervloot straks naar Nederland vaart." Terecht betwijfelde de Reken kamer. of die wel tactisch was. De herinnering in verband aan het grote wapenfeit van Piet Hein zou. vreesde zij, in ons land zeker niet worden gewaardeerd. ZATERDAG 17 DECEMBER 1944 Dogmersfield Park werd wel een heel duur geval Over het algemeen is het financieel beleid op militair gebied gedurende de Londense jaren bevredigend geweest. Maar in enkele gevallen is men danig uit de band gesprongen. Een van die gevallen was dat van het Her stellingsoord Dogmersfield Park. Marinemensen op het land Deel van het goud in de Waterweg in plaats van in Londen Hoe kwam het, dat bij het uitbreken van de oorlog zoveel Nederlands goud zich in het buitenland, met name in Amerika, Engeland en Zuid-Afrika, be vond? Ook hierover geeft het derde verslag der parlementaire enquête commissie uitsluitsel. Maar het meeste was al veilig Toen Nederland op 10 Rlel 1940 In oor log geraakt, was een groot deel van de goudvoorraad der Ned. Bank alsmede al het goud van het Egalisatiefonds al in veiligheid. De goudvoorraad van het Egalisatiefonds, waarvan de Nederlandse regering eigenares 'was, beliep 52121 kg Dit goud werd door de Ned. Rank voor dc regering bewaard. Van h"t goud der Ned. Rank is een hoeveelheid ter waarde 228 millioen gulden büna 20 pet. de totale goudvoorraad in Nederland gebleven en dan ook prompt in de han den der Duitsers gevallen. In de zomer en vooral in het najaar 1938 was de regering meer en meer standpunt gaan innemen, dat het met het oog op de ontwikkeling van de politieke toestand eigenlijk niet verantwoord de grote goudvoorraad geheel in Neder land te laten. 'Men is toen in de herfst van 1938 al begonnen met het overbren gen naar het buitenland. Op 31 Maart 1940 bevond 60.69 van de totale goudvoor raad zich in het buitenland Toen in September 1939 de oorlog uit brak. was het normale vervoer heel moeil,ijk geworden, omdat het wegens het grote molestrisico practisch niet verzekerd kon worden. Bovendien zat de neutraliteitspolitiek ons dwar^ Men schijnt zich zelfs wel te hebben afge vraagd. of het gewenst was al dat goud naar Engeland of Amerika te zenden Men achtte het niet onmogelijk, dat Ne derland aan de kant van Duitsland komen te staan Op 10 Mei 1940 zijn toen twee boten van de K N S M. bevracht voor een drag van 500.000 en met deze boten is toen de gehele goudvoorraad, althans voorzover deze in Amsterdam lag. Engeland verscheept. Waterweg. Dc loodsboot kwam echter in aanraking met een magnetische mijn Van dit goud hebben de Duitsers voor 19 20 millioen gulden geborgen Dit eoud ondanks het verzet van de Ned Bank door de Duitsers prijs verklaard. Van de 110 baren, die door de Duitsers niet zijn opgevist, is. zoals men weet. na de be vrijding het grootste deel weer boven water gebracht. De totale hoeveelheid goud. die zich bij dc bezetting in de kluizen der Ned Bank te Rotterdam en op de bodem van de Nieuwe Waterweg bevond, had een waarde van 228 millioen gulden. Dit is ongeveer 20 pet van de totale voor raad der Bank. Ruim 80 pet., ter waarde van 887 millioen gulden lag in het bui tenland. De vrachtprijs van 500 000. welke de K N S M bedongen had. was wel uitzon derlijk hoog. De commissie zegt hiervan, dat de K N S M. op weinig loffelijke wijze gebruik heeft gemaakt van de dwang positie, waarin de Ned. Bank zich be het buitenland bevindende geteerd. BU de bezetting was 441.527 kg in het buitenland. Bü de bevrijding wasl er nog 239.997 kg. Wel heeft de regering i nog verscheidene mogelijkheden om aan geld voor haar uitgaven men. maar daarin is zij slechts ti geslaagd. Gezonken.. Maar in de Bijbank van de Ned. Bank te Rotterdam lag nog een aanzienüike voorraad goud. Men heeft in de Mei dagen nog getracht deze transporteren. Met behulp niers heeft men nog voo gulden goud aan boord boot gebracht. Deze dojagers i oorraad in de marl- 22 millioen van een loods- dit goud moe twee Engelse torpe- de mond van dc Nieuwe In 1940 was er een Engelsman C. R. Anson. die zijn buitenhuis „Dogmersfield Park" aanbood als herstellingsoord voor Nederlandse officieren. De commissie, die zich hier ere vriendelijk uitdrukt, achtte het mogelijk, dat de heer Anson hiertoe overging omdat hij vressde. dat anders de Engelse autoriteiten zijn land goed zouden vorderen. HQ bedong trou wens van de Nederlanders alleszins gun stige voorwaarden. Er konden in dit huis 20 gasten worden ondergebracht, maar het werkelijke per centage van het bezoek lag veel en veel lager. Daardoor werd dc exploitatie uiter mate duur. En toen men zich tot de heer Anson wendde om weer van het geval af te komen, beriep deze zich op allerlei mondelinge toezeggingen. Er was zelfs geen schriftelijke overeenkomst ge maakt i was de Nederlandse regering in haar positie als gast in Engeland wel min of meer genoodzaakt de dure exploitatie voort te zetten. De enquêtecommissie noemt het zeer opvallend, dat de exploitatierekeningen der drie halfjaarlijkse perioden vóór 1942. toen de tekorten veel groter waren dan later, door de regering niet aan de Com missie voor de Rijksuitgaven zijn ver strekt Dan is er het geval van de drie offi cieren der Kon. Marine, die minister Furstner in 1941 uit Indië naar Londen deed overkomen Zij kregen alle drie per soonlijke toelagen Maar de enquête- Tijdige evacuatie Trouwens, tegen minister Furstner heeft de enquêtecommissie nog c n an dere bedenking. Dank zij een zeer vadcrland'l: -vende geste van de heren Brenni kmc - k">n de Ned. regering van het gebouw hunner firma. Hereford House, een ruime ver dieping huren voor slechts 1 pf jaar. Later kreeg men er voor evene 1 nog een verdieping bij. Zij worden be stemd voor kantoorruimten d r Kon. Marine en ook het hoofdkwartier der Marine werd hier ondergebracht Maar aangezien met het oog op de Duitse bombardementen het Hertford House op een onrustig punt lag ligt do heer Furstner. toen nog bevelhebber eer zeestrijdkrachten, een landhuis. East Burnham House. 22 mijl buiten Londen, gereedmaken als evacuatieoord voor het hoofdkwartier der Marine Met enkele andere officieren is de heer Furstner daar toen gaan wonen ep toen hij minister was geworden, heeft hij de huur van dit land huis ten laste van de begroting van Marine gebracht. De Buitengewone Rekenkamer heeft cr al spoedig bezwaar tegen gemaakt, dat de minister en enkele hoge officieren op 's lands kosten in East Burnham House woonden. n een behoorlijke nachtrust zijn. Ls nog iets anders dan bet hoofdkwartier. En bet Scheepvaartcommissie wilde het bijltje neerleggen R.V.D. begon met 16 man, maar het werden er later 122 interessante mededelingen doet het derde verslag der parlementaire enquêtecommissie over de Regeringsvoorlichtingsdienst uit de Londense jaren, ook al gaat het ditmaal alleen om dc financiële zijde van de zaak. Journalisten en cineasten zijn administratief vaak moeilijke figuren, maar de commissie heeft de indruk gekregen, dat de leiding van de dienst zich moeite heeft gegeven om de uitgaven zoveel mogelijk te beperken. De voorlichting heeft er stellig toe bij gedragen. dat de Engelsen gunstiger over de Nederlandse regering zijn gaan oordelen. Toen in 1941 een onderzoek werd ingesteld, bicken slechts 47 pet van de ondervraagde Engelsen de Ne derlanders zeer welgezind te zijn. Aan genomen moet worden, dat dit cijfer in 1940 nog veel lager zou zijn geweest Maar in 1943 was het al 73 pet. ge worden. De Nederlandse regering was de eer ste, die te Londen eigen zendtijd kreeg. Dit heeft heel wat voeten in de aarde gehad, omdat de BBC. wel zendtijd wilde geven, maar dan onder controle Eerst na moeilijke onderhandelingen kwam men tot overeenstemming. Een zeer belangrijk deel In het derde verslag der parlementaire enquête commissie vormt het onderzoek naar het scheepvaartbeleid uit de Londense jaren, kort gezegd: de betekenis van de Nederlandse Scheepvaart- en Handels- commissie (N.S.H.O.). Deze N.S.H.C. dient gezien te worden als een adviserend en uitvoerend college, bestaande uit tien leden, over het algemeen personen uit de rederswereld. Met n de N.S.H.C. belast met de exploitatie van dat deel der Neder landse koopvaardijvloot, dat aan de En gelse regering was verhuurd. Er bestond daarbij altijd kans, dat de commissie te veel nadruk kon leggen op de commer ciële zijde der zich voordoende vraag stukken en dat zij te weinig aandacht geven aan het nastreven van het algemeen Nederlands belang, om name lijk in samenwerking met de andere ge allieerden de oorlog tc winnen. De ontwikkeling der omstandigheden heeft er toen toe geleid, dat in 1942 dc regering de koopvaardijvloot in bezit heeft gevorderd. Het valt te begrijpen, dat dit eerst wel op bezwaren bi) de N.S.H.C. en bij de reders in het algc- cen is gestuit. De reders zagen de noodzaak er niet an in en vreesden bovendien, dat door de vordering de band tussen reders en bemanning slapper zou worden, doordat het varend personeel nu feitelijk in dienst van de regering zou komen. Na de oorlog zouden, vreesdon zij ook de oude verhoudingen moeilijk ie herstellen zijn. De exploitatie van de schepen zou voortaan geschieden voor rekening van de staat, maar de N.H.S.C. zou het be wind blijven voeren namens de regering en zou ook de zorg moeten blijven dra gen voor het bemannen der schepen. Terecht gevorderd Achteraf hebben de meeste leden der N.S.H.C. de bezitsvordering anders be oordeeld. Zj) zonden haar toen niet meer onjuist of onverstandig en hebben ook erkend, dat de bezwaren zich niet zo hebben doen gelden, als zj) gevreesd hadden. De enquêtecommissie blijkt thans ook van mening, dat, gezien de omstandig heden, de regering terecht In 1942 nel ingeschakeld, Inmiddels was ook de vaarplicht ingevoerd en nu werd de kans geringer, dat de zeelieden zich er terecht over zouden beklagen, dat zij verplicht werden tot hun levensgevaarlijk werk terwijl de voordelen aan particuliere ondernemers kwamen. De regering heeft over haar plannen tot bezitsvordering blijkbaar vooraf geen overleg gepleegd met de H.S H C.. maar naar het oordeel der enquêtecommissie is zulks terecht nagelaten De N.S.H.C bestond uit deskundigen, die tevens be langhebbenden waren en die voor het besluit tot bezitsvordering, dat op oor logsoverweging was gegrond, geen ver antwoordelijkheid behoorden te krijgen. Vaarplicht Zoals medegedeeld, was inmiddels een vaarplicht voor Nederlandse zeelieden Ingevoerd. De enquêtecommissie heeft zich de vraag gesteld, of dit nodig if geweest. Zeker is, dat het aantal deser ties klein was. Maar hét besluit heeft preventief gewerkt ten aanzien van die zeelieden, die op een moment van toe nemend gevaar of omdat zij ontevreden waren over grieven, weifelden of zij al dan niet door zouden gaan met hun tank Het aantal weifelaars is stellig niet aan de hoge kant geweest. Onder de administratie van de N.S. H.C. werkten 18.500 zeelieden. Op 1 M*i 1944 hadden 3310 zeelieden het leven verloren, waarvan 2527 door oorloge- actie. Een 500-tal werd afgekeurd en 100 invaliden werden gepensionneerd. Slechts 200 man zfjn onwillig gebleven om te voldoen aan hun verplichting tot Wat by het leren van dit derde ver slag der enquêtecommissie opvalt, is dat er blijkbaar heel weinig harmonie was tussen de N.S.H.C. en de heer Ker stens, de toenmalige minister van Han del, Nijverheid en Scheepvaart. Her haaldelijk botste het en toen de minister op een gegeven ogenblik buiten de N.S. H.C. om in contact trad met de verte genwoordigers der werknemers, liep het zo hoog, dat de N.S.H.C. rondweg aan de regering schreef, dat i|j er de voor keur aan gaf. haar mandaat ter beschik king tc stellen. Op het matje Dat in Mei 1943 op 31 Mei geleid tot ring van minister-president Gerbrandy en minister Kerstens met de N.S.H C„ waarin de ministers de commissie streng op de vingers hebben getikt, doch uit drukkelijk geen gelegenheid wilden ge ven voor debat. Van de zijde der mi nisters werd het de commissie zeer kwalijk genomen, dat zij had overwogen cm haar werk neer te leggen. Maar in diezelfde vergadering had minister president Gerbrandy zelf ook twijfel bij zich voelen opkomen, of minister Ker stens in deze wel de juiste man was. De enquêtecommissie blijkt van oor deel. dat dit geschil voor een belangt ijk deel moet worden verklaard uit het onvermogen van de N.S.H.C. en minister Kerstens om met elkaar op te schieten. De minister heeft niet de nodige tact gehad en had ook wat begrip kunnen hebben voor het feit, dat de regering i En wat de kosten betreft, de Volken bond besteedde 9 pet. van zijn begroting voor de voorlichting, bij de Ver. Naties geldt een bedrag van 10 pet., maar in de Londense jaren zijn de kosten van onze Regeringsvoorlichtingsdienst nooit meer geweest dan 3 pet. van de totale begroting. En dat nog wel ondanks het feit. dat de regering de neiging had om alles wat men voor de voorlichting vroeg toe te staan. bureau werd opgericht in kantoor ruimte. welke gehuurd werd tegen 2.10 per vierkante voet. Maar een omvangrijk apparaat werd de voorlichting loch wel. Begonnen met zestien man personeel, waren er in Londen alleen reeds in 1943 122 personen werkzaam. Aan het Ned. Informatie bureau te New York telde men op een gegeven ogenblik bovendien nog 100 personen. is ontoelaatbaar, dat men de huur op rekening van het departement herft ge bracht. want zo werd een persoonlijk be- iang voorgesteld als een dienstbelang. Oorlogvoering eiste de grootste hap Zoals te verwachten was, had het leeuwendeel der Nederlandse ui 'cm ren in de Londense jaren betrekking np de oorlogvoering. In het derde versl in der enquêtecommissie vinden wij deze be- somd op 84 pet. Daarbij dient men o.a. tc bedenken, dat in vele gevallen niet kon worden onderhandeld met ondernemers en leveranciers, maar de Nederlandse regering deelde aan de Engelse mili taire autoriteiten mede. uiat zi.j nodig had, en die autoriteiten zorgden dan dat de goederen ter beschikking kwa- Zelfs de Buitengewone Rekenkamer heeft gich blijkbaar gematigd, wan neer het om oorlogsuitgavcn ging. Zij meende, dat een apparaat, dat hierop ging beknibbelen, weinig waardering bij het Nederlandse volk z<fu vinden. Toch lette ze erop, dat het geld niet over de balk werd gegooid. Maar duur was het. Zo kostte de opleiding van een vlieger aan de Kon. Ned. militaire vliegschool te Jackson in Amerika gemiddeld 40 a 50 duizend De enquêtecommissie is van oordeel, dat de uitgaven voor de oorlogvoering „met een aanvaardbare mate ran overleg" zijn geschied. Echter hebben in het najaar van 1944 en later de uitgaven niet voldaan aan de eisen van overleg en matigheid. Maar aan de andere kant wil de commissie beden ken, dat ons leger toen actief in oorlog Levensstandaard weerspiegelde te weinig de nood van die donkere jaren „Bij het vaststellen der verblijfsvergoedingen ls er destijds van uitgegaan, dat het tijdelijk verblijf houden in Londen allerlei bijzondere uitgaven mede brengt en daarom een ruime vergoeding wettigt. Thans is evenwel de Ned. regering reeds achttien maanden in Londen. En het is zeer wel mogelijk, dat haar verblijf alhier nog geruime tijd zal duren. Ieder heeft daardoor de ge- 'genheld gehad, zich aan een meer blijvende verhouding aan tc passen, deskundigen absoluut hetgeen met een verlaging der uitgaven gepaard kan gaan". Dit zijn enkele enquêtecommissie in geen geval goed keuren, dat de N.S.H C. heeft overwojer haar werk neer te leggen. Op deze wijzf zou een situatie zijn ontstaan, die vooi de betekenis van Nederlands aandeel ir de oorlogvoering noodlottig zou zijn ge- Aantijgingen Een onverkwikkelijk gedeelte in dit verslag der enquêtecommissie wordt wel Ingenomen door de aandacht, welke zij heeft moeten besteden aan bepaalde aan tijgingen. welke de journalist L. A. Ro- drigues Lopes van De Ochtendpost en De Nieuwe Post heeft gericht tot de re gering te Londen en tot de N S.H.C. Hij suggereerde mogelijkheid voor de le den der N S.H.C. en voor door hem ge noemde regeringspersonen om zien te bevoordelen. De enquêtecommissie heeft zijn be schuldigingen onderzocht, waarbij ge bleken is. dat deze heer is afgegaan op losse mededelingen van derden. Zelf vond hij dat voldoende en dan moest dc regering, mende hij. de zaak zelf maar verder uitzoeken. Welnu, het onderzoek van de enquête commissie heeft geleid tot de conclusie, dat de beschuldigingen van deze heer volkomen ongegrond zijn gebleken. Wat de Rekenkamer toen met i onjuist achtte, was wel, dat dc uit Ne derland overgekomen Nederlanders burgerlijke en militaire dienst zich als regel in Engeland een levensstandaard konden veroorloven, die hoger was d zy in Nederland gewend waren. En hii in, aldus dc Rekenkamer weerspiegelt zich niet de nood van deze tijd. Gedurende de eerste weken In Londen vooral werden wel zeer hoge verblijfs vergoedingen toegekend. Mapr de quétecommissie wil daarop niet s veel nadruk leggen, omdat er toen nog zoveel onzekere factoren waren. Na weken werd deze eerste regeling 1 wens door een betere vervangen. Maar die betere, die tweede regeling valt juist wèl onder de critiek der com missie, en daarom kan zy ook instem men met wat de Rekenkamer in haar hierboven aangehaalde verslag opmerkt. Zeker, er werd in Londen gewerkt on- der moeilijke, vaak enerverende omstan digheden. Maar alles kon niet door de beugel. Zo maakten de ambtenaren slechts een beperkt gebruik van de ge legenheid om in de voorsteden van Lon den een goedkoper onderdak te zoeken. Een aantal ambtenaren heeft dan ook naar het oordeel der enquêtecommissie niet geleefd op eeq wijze, welke tot uit drukking bracht, dat in verband met de moeilijke toestand der financiën van het Koninkrijk de grootst mogelijke sober heid geboden was. Nog na de critiek der Rekenkamer bleef het levenspeil vrij hoog, maar In middels steeg ook het prijspeil, zodat het verschil met de levensstandaard, welke men in Nederland placht te voeren, ge ringer werd. Ook de vergoedingen voor dienstreizen waren rijkelUk hoog en het is wel dui delijk. dat de Rekenkamer haar critiek hierop niet onder stoeien of banken heeft gestoken. Zy heeft echter wel erg moeten aandringen, voordat ook in deze tarieven wijziging kwam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1949 | | pagina 5