L <2V.c:Pau( gullen: C PARAAT cYtheöRcUen onzejeuqó-p&qin&f DE BENGELS 2 ZONDAGSBLAD 10 DECEMBER 1949 Bekende landgeum vriend van Pygmeeën en kanibalenkindertjes (Van een verslaggeefster) Het is niet gemakkelijk d«\ Paul Julien, de bekende Afrika-reiziger, schrijver en radio-spreker tot een interview te verleiden. Niet omdat hij er principieel iets tegen zou hebben, maar omdat hij er eenvoudig de tijd niet voor kan vrij maken. De reizen van dr. Julien immers moeten bekostigd worden uit de boeken, die hü schrijft, uit lezingen en spreekbeurten, terwijl het wetenschappelijk doel, waarvoor de reis eigenlijk gemaakt wordt, óók niet uit het oog verloren mag worden. Er zijn gegevens te verwerken, statistieken te maken, theorieën te componeren en te bewijzen, kortom er moet zóveel arbeid verzet worden, dat er maar wenig tijd over blijft, zelfs om te eten. Dat laatste kon ik constateren. Wij had den dan tóch nog zo ergens op een na middag een uurtje ontdekt. Het zat precies tussen de klokslag van drie en die van vier in geperst en eigenlijk moest ei óók nog een korte maaltijd af, want dr. Julien had 's avonds weer ergens een spreekbeurt. Maar goed: de gashaard in de ruime, artistiek-gemeubelde zitkamer van dr. Juliens huis in Wassenaar werd aangestoken, mevrouw Julien zette vlug thee. er waren nog koekjes in huis en intussen drong de geur van het baksel, dat tegelijkertijd in de keuken stond te sputteren, ons verleidelijk in de neus. Onderzoeker Dr. Paul Julien is helemaól niet het type, dat de jeugd zich gewoonlijk van een ontdekkingsreiziger voorstelt. Zo <s hij beslist noch groot, noch slank en draagt hij geen baard. Hij heeft meer van 100 r kinderen goede Dr. Paul ]uh een fabrikant met artistieke neigingen, van een theaterdirecteur of van een eige naar van renstallen. Dat dit alles buiten kant is. blijkt zo men het al niet zou weten uit zijn boeken uit het verhaat, dat hij doet over zijn studie en eerste Toen dr. Paul Julien die in dc chemie promoveerde in 1926 een stu diereis mocht maken door het toen nog zo hetende Nederlands Indië, daartoe in Staat gesteld door een fonds dat dc naam van Sir Henri Deterding droeg, ontwaakte in de jonge student in de chemie de belangstelling voor anthropo logic. Nog tijdens zijn studietijd trok Paul Julien verscheidene malen naar West-Afrika om daar anthropologische metingen te doen. Maar al spoedig ging hij over op de methode van het bloed onderzoek. Dit gebeurde vooral op in stigatie van dr. Marianne van Herwerden, die toen lectrice was aan de universiteit van Utrecht. Ook de godsdiensten van de, volken van Afrika werden onder de Ioudc genomen, zo b.v. bij de Pygmeeën. Dc verzamelde gegevens werden volkomen zelfstandig verwerkt Pas in de jaren 19391940 begon dr. Paul Julien zijn reiservaringen ook oo andere wijze te bewerken. Zo verscheen het bekende boek „Kampvuren langs ie evenaar", een titel, die eveneens gebruikt word voor een serie lezineen voor ie K R O. In die periode viel ook het huwelijK van de toen al bekendp ontdekkingsreizi ger. die zijn huwelijksreisnaar de jungle van Afrika maakte. Hoe het gaat En hoe zo'n reis nu wel gaat? Wat het kost? En wat men meeneemt? Wel. men gaat zover mogelijk per auto en verpete daarbij niet, dat er b.v. in het gebied rond het Tanganyka-meer enkele „goede" wegen zijn aangelegd, waar reizen per karavaan zelfs verboden is, zulks in ver band met het overbrengen van de slaap ziekte. Maar er komt natuurlijk een mo ment. dat men werkelijk niet verder meer kan. Dan grijpt men naar het eeuwen oude middel van de dragers-karavaan Zo'n karavaan is het duurste, dat men zich op dit gebied kan denken. Het dra- gersloon is hoger dan de gemiddelde lonen, die in Afrika worden betaald: in de Engelse gebieden 1 shilling per dag op de heenweg, een shilling voor de terugweg en per dag three-pence voor het eten. Dat loopt aardig op. als men bedenkt dat zo'n tocht door de jungle some een 750 km lang is. waarbij gemil- deld 15 km per dag worden afgelegd. Bovendien lopen de dragers graag 's nachts, omdat het frisser is en beter betaald wordt. En dat alles geldt dan voor een 65 dragers, met de aanhang Voor het eten wordt goed gezorgd. Ei- gaat maniokmeel mee, bananenmeel, gerst, havermout en rijst. En in de sa vannen probeert men het wild te ver schalken, dat geur aan de maaltijd moet geven, kracht aan de reiziger en vrolijk heid aan de neger. De laatste is n.L ge brand op vlees, dat hij maar heel zelden te eten krijgt. Voor de herdebsstammen is vee een heilig bezit, dat alleen gebruikt wordt voor de zuivel. En jacht is prae- tisch alleen mogelijk in de savannen. Natuurlijk moest ik ook iets horen over het kannibalisme in Afrika. Op zó grote schaal als vroeger komt het niït meer voor, omdat het gouvernement er radikaal tegen optreedt. Clandestien wordt het echter nog wel eens toegepast. Onder elkaar wel te verstaan. Euro peanen worden er nooit de dupe van. De laatste blanken, die als slachtoffer van het kannibalisme vielen, waren Duitsers en dat is onderhand al weer een goede dertig jaar geleden. Gezellig en goedlachs Toen ik naar het karakter van de neger vroeg, dat dr. Julien primair reagerend, emotioneel en gepassioneerd, vrolijk, maar ook niet-actief om niet te zeg gen lui noemde, schoten hem al pra tend de aardigste voorvallen te binnen. Zo tracht men van tijd tot tjjd een partijtje kippen van de inboorlingen te kopen, die men dan levend meeneemt, veilig opgeborgen in manden. Op een keer had dr. Jnlien voor zichzelf 12 wit- bonte kakelaars gekocht; de negerkoK had zich een bruine aangemeten. Zjj huisden zusterlijk tezamen in een en dezelfde mond, die by het overwaden of overzwemmen van rivieren op het hoofd van de drager droog wordt overgebracht. De man, die de mand deze keer droeg, had echter niet veel geluk. Hü struikelde en de 12 wit-bonte kippen van dr. Julien verdronken. Niet die ene bruine; die werd gered. Moet men daar nu boos om worden? Men doet beter met de zaak zelf ook maar van de humoristische kant te bekyken en mee te lachen met de uit bundig genietende negers. Het geeft overigens een goede kyit op de mentali- De kinderen zyn dat blijkt in de zendings- en missiescholen over hjt algemeen wel intelligent. Schoolwerk uit een klas met kannibalenkindertjes doet in geen enkel opzicht onder voor dat van blanke. Maar bij het inzetten van de pu berteit zakt deze begaafdheid als een opblazertje in elkaar. En zij groeien uit tot de negers, zoals zij ons bekend zijn: mensen zonder sociaal bewustzijn, alleen hakend naar gezelligheid, niet zelfstan dig reagerend, maar altijd wachtend op het bevel, gevoelig voor onrechtvaardige behandeling, vrolijk als kinderen, driftig, maar even gauw weer goed gehumeurd. Je voelt aan dr. Julien's woorden, dat hij van hen houdt. Hij haast zich om aan deze karakte ristiek iets toe te voegen: ..Veralgemeent u dat niet a.u.b. Beschouwt u deze karakteristiek meer als een grootste ge mene deler. Dit silhouet verschilt im mers van volk tot volk en van individu tot individu". De kanttekening illustreert dr. Juliens wetenschappelijke aard. Artistiek Wetenschappelijk, avontuurlijk èn ar tistiek. Nog eenmaal vóór ik wegga, dwaalt mijn oog door het ruime vertrek: een clavecimbel. een middeleeuws sculptuur, onderdeel van een altaar waarschijnlijk, een levensgroot barok- beeld van eikenhout, dat dr. Julien zelf aan het polychromeren is fragmenten van de veelzijdige persoonlijkheid, die deze ontdekkingsreiziger is. Afrika?" „Dat weet ik nog niet. Het hangt van zóveel af! Maar gaan doe ik!" Het klinkt veelbelovend. KATHEDRALEN De prachtige Weense Slephansdom het lich'-•= ooi: de Kerk rpers. Eei. haar boodschai een donkere Staat danEfeze 6:14a ECHT gespierde taal is het, die de Apostel' ons doet horen. Hij monstert de troepen. Hij bemoe digt ze. Hij roept ze toe: „Doet aan de gehele wapenrusting Gods. en staat!" Staan! Dat is het parool voor de genen, die achter de Heere Jezus, de Koning der Kerk, willen gaan. Goede krijgsknechten moeten zij zijn; wakker, zij mogen niet denken aan wijken of vluchten. Neen, de Apostel is het volstrekt niet eens met de kortzichtigen, die En toen één harfeslag, êên ademhalen von hoger leven al-Ie volk bewoog, Toen daar één drang naar eeuwige idealen geweldig door die éne volksziel toog: Toen rezen daar de ontzagbre kathedralen met dat opstijgend Gods beweeg omhoog, Om onbeweeg'lijk de eeuwen te verhalen, dat droom van eeuwigheid zich niet bedroog. Of de eenheid brak tot veel verscheiden talen, Onwankelbaar verkonden kathedralen 't vol leven van hun scheppende gedacht' Nog buigen in hun luistervolle duister, Luistrend naar dier gedacht' mystiek gefluister Talloze' in zelfde drang von 't oud geslacht. ED- BROM (uit „Dante's Opgang menen, dat de vreze Gods verzwak kend of verslappend op de mens zou inwerken. Evenmin staat hij aan de zijde van hen, die al even dwaas menen, dat de ware Godsvrucht oud maakt; zó, dat men het leven meer een last zou achten dan een lust. Integendeel! Paulus ziet degenen, die de Heere vrezen, de jongen zowel als de ouden, als een heldenschaar met veerkrachtige tred; bezield met heilig vuur. Staat! Zo roept hij ze als uit de verte toe! Staat en omgordt u! Waakt! Staat in het geloof! Houdt u manne lijk; zijt sterk! Trouwens, waarom zouden zij vre zen? De overwinning immers is zeker! Zo althans staat Paulus er voor. Ik vermag alle dingen door Christus, die mij kracht geeft. Alexander de Grote heeft eens ge zegd: „Geef mij een leger van ezels met een leeuw als aanvoerder, en ik overwin; met een leger van leeuwen en een ezel als aanvoerder ben ik weg." Zo is het. Maar wie is dan de aanvoerder van hen, die geleerd hebben om in des Heeren mogendheid te strijden? Im mers niemand minder dan de Heere Christus zelf, de leeuw uit Juda's stam. Hij is de Held, die verlost. In Hem is het, dat Gods kind roemt: „Met mijn God vernietig ik een bende; met mijn God spring ik over een muur". Zie, dat inspireert; dat geeft moed en kracht! Nu mogen jongen moede en mat worden en jongelingen gewis vallen; die de Heere verwachten, zul len opvaren met vleugelen gelijk de arenden; zij zullen lopen en niet moede worden; zij zullen wandelen en niet mat worden. Achter de Heere aan! Zó behoort het te zijn. Nog eens, dan maakt de Godsvrucht niet oud, maar jong; niet slap, maar veerkrachtig en sterk. Weet, gij, wat oud en mat maakt en levensmoe? De zonde! De dienst der zonde! Het achterna wandelen van de ongerechtigheid Zoals de nachtvorst doet verschrom pelen en verdorren de veel-belovende bloesems in lentepracht, zo is het de zonde, die als een verstijvende, dodende adem vaart over de levens der mensen, en alle ware blijdschap en vreugde doet verdwijnen. Staat dan! Weest paraat! Omgordt u! Weest niet bevreesd! Christus zelf heeft voor al de zijnen de victorie bevochten. Hy leidt ze tot de eeuwige overwinning. Zo zijn wij dan meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad. Zalig wie straks in heerlijkheid door Christus zelf gekroond wordt met de kroon der overwinning in Hem! Leiden. M. OTTEVANGER. ZONDAGSBLAD 10 DECEMBER 1949 7 HET BEVEL KOM es uit die booan as je durft Maar je durft niet. hèh Kareltje Pluim keek woedend omhoog naar Joost Veerman, die zich in de tak ken van een kastanjeboom had genes teld. „Ik voor jou bang, jodhie.Hah! Dat zou er nog bij moeten komen! Hier!" Joost gooide met een zwaai een kastan je omlaag, die hij vlug geplukt had. Nét mis, want Kareltje sprong opzij. „Je bent een laffe gemenerd, om vo gelnestjes uit te halen!" schreeuwde Karei. Zijn stem sloeg over, zó kwaad was hij op die knul. De zakken van dat jooh zaten natuurlijk weer vol mezen- eitjes. „Kom er es uit, dan zal ik het je betaald zetten....! Jongens, zullen we hem even We kogelen je eruit, als je niet opschiet Koos Droog, Joep Buizerd en Wim Rauwert stonden naast Karei en schreeuwden nu ook om het hardst. Maar Joost Veerman zat in de Boom als een koning op zijn troon en had hele maal geen zin, om naar beneden te ko- „Ik heb eens een verhaal gehoord. zei meestervan een man, die altijd last had van de varkens van zijn buur man. Ze kwamen vaak in zijn land en woelden alles om. Hij had een hek kun nen neerzetten en dan zou hij van die varkens nooit meer hinder hebben. Maar dat deed hij niet. Op zekere dag werd hij zó kwaad over dat varkensgedoe, dat hij met steenen naar de kippen van zijn buurman ging gooien. Dat was zijn wraak. Ze hipten met bebloede koppen over het erf, al konden die dieren er niets aan doen, dat de varkens van hun baas de buurman lastig vielen. Aan dat verhaal moet ik denken, als ik Karei, Joost, Koos, Joep en Wim zie zitten. We weten toch allemaal wel. dat het uithalen van vogelnestjes héél erg gemeen is. Maar dat ene kwaad mag je naar een jóngen, die zich niet kan verweren.... Ik hou best van een vechtpartijtje van Hollandse jon gens,. maar als er stokken en gooierij aan te pas komen, wordt het minder moooiDenk er aan, jongens!" Ze knikten. „Karei....!" stadje aan de Lek zijn nog heel wat prachtige yral bekend om de grote paardenmarkt, die hier die onder aan de boom stonden, hadden hun zakken vol. Zij gingen iedere Woensdagmiddag naar het Burgehoutse bos, om allerlei echte jongensspelletjes te doen. Krijgertje spelen en een stevig partijtje trappen achter een lek ke tennisbal van Koos- je Droog. En daar had den ze dat joch van Veerman gezien. Die zat vol gemene streken. Mezennestjes uithalen, bah! Dat zouden ze hem wel eens even afleren! Rits! Ritsss! De kastanjes vlogen door de bladeren. Zo hard. dat Joost nu toch een beetje op zijn hoede was. „Au au gilde hij opeens Karei en zijn vrien den juichten, waiit Joost had een kastanje boven op zyn neus gekregen. Huilend van pijn en drift liet hij zich vlie gensvlug uit de takken zakken. De jongens weken wat achteruit „Kyk uit, jongens riep Kareltje, want Joost stond bekend als een echte vechtersbaas. Joost griste, nog steeds huilend van pijn, een stok van de grond en rende daarmee naar Karei toe. „Hier, hierriep hij en zwiepte met de stok in het wilde weg naar Ka rei. De eerste klap kon hij ontwijken, maar de tweede kwam gemeen terecht! Ai! Een lelijke striem over zijn gezicht. Met de hand op zijn wang rende Karei kermend weg. Dat deed pijn! De andere jongens sprongen nu bovenop Joost Stompten, sloegen, schopten. Nu zaten ze samen in de klas. Koosje Droog naast Joep, Wim naast Karei en Joost Veerman alléén op de middelste Allemaal met hier en daar een fel-rode striem van gisteren. Op het hoofd van Kareltje een grote pleister. De klap met de stok was aangekomen. Meester Brou wer overzag zijn leerlingen en keek de vechtersbazen goed aan Alle vijf sloegen ze de ogen neer. Ook Joost. Aardig vouwsel DIE DOMME JAN (Voor de kleuters) Jantje zou een kaatsbal krijgen Van z'n tante Willemien. Gist'ren had hij o zo'n mooie In een winkelkast gezien. „Fijn", dacht Jan, ,,'t is wat een leuke. Blauw met zilver, rood en groen. Morgen ga ik er met Keesje Fijne spelletjes mee doen!" Tante ging hem daad'lyk kopen Och, wat was die Jantje blij. Geen van al z'n kameraadjes Had zo'n mooie bal als hü. Maar ons Jantje werd ondeugend, O die stoute, stoute guit, Mikte met z'n nieuwe kaatsbal Zomaar op een vensterruit! K.om er es uit, as je durftl" „Ja, meester .Pak jy je kastje eens uit, je krijgt een andere plaats....!". Karei keek op, verwonderd. Nieuws gierig Toen hy klaar was en met zijn boeken en sdhriften onder de arm naast de bank stond zei meester: Naast Joost Even schrokken Karei en Joost van dit Toen ze naast elkaar zaten, begrepen Volgende Woensdag gingen laar het Burgehout. Nu met zyn vijven GOOS KAMPHUIS. Moeder riep: „Hou op met gooien Jantje, schei er gauw mee uit!" Maar o schrik! daar vloog de bal reeds Met een vaartje door de ruit! Toen 't te laat was, schrok de ondeugd, Kreeg hij vreselijke spijt, Want de ruit moest hy betalen En z'n kaatsbal was hij kwijt. (Nieuwe berijming) Juicht vromen, juicht, en blijft vereren de Heer uw God, die 't al gebiedt! Roemt allen, roemt de naam des Heren; wijdt aan uw God het nieuwe lied! Looft Hem op uw luiten, harpen. pijpen, fluiten! Looft en dankt de Heer! Dat de cither spele. zingt uit luider kele Hem uw lof en eer! Gods Woord is recht, de Eeuw'oe God is getrouw in wat Hij doet God is genadig en rechtvaardig God is de bron van alle aoed! d'Aarde moet Hem prijzen, alle eer bewijzen; zegen stroomt rondom! Komt niet allerwegen ons Gods goedheid tegen uit zijn heilwdom? Zijn woord kon 't firmamenfunderen, Zijn adem schiep al 't hemels heir; Hij gaarde in buidels zee en meren, zond 't ivater naar zijn r>lants>*n "eer! Hij gebiedt en 't is er: nie*s is er gewisser dan des Heren tnoord. Wie op aarde leven, moeten voor Hem. beven tot in 't verste oord. In de woestijn vindt men vele "n schone bloemen, die niet vertrapt zijn door de voeten der wandelaars. TAULER Neem een vierkant stuk papier en leg drie vouwen in de lengte en drie in de breedte. Vouw a en b op c; de opstaande drie hoek druk je neer, zodat d op e en f op g komt. Doe met de andere hoeken even zo. Sla de bovenste lippen terug, zodat a op b komt, c op d, e op f en g op h. Leg a langs b c c hoekpunt terug slaan a, wéér langs b c met b als hoek punt; weer terugslaan. Nu a b en a c gelijktijdig langs bc drukken, het opstaande driehoekje neer drukken en. ons vouwsel is gereed. Je kunt het gebruiken om onder een vaasje te leggen. n. „Ik snoepte helemaal niet! Als jullie nu eens rustig om de tafel gaan zitten, zullen jullie zien. wat er in de kast staat".- Rustig om de tafel? Och ja, dat is zo een uitdrukking van Snoecksie. Zoiets zegt ze al tijd, maar als de bengels 't eens dóén, zou ze heel erg verbaasd zijn. Ze bedoelt 't al Does zit bovenop de tafel, laat haar benen schommelen. Annemarietje hangt aan de schuifdeur naar de serre en probeert „mee te rijden", als ze die met een flinke duw openschuift. Kleine Turn zit onder tafel met Fr eek je, de dikke grijze poes, in haar Freekje heeft rijn eigen zachte kussen onder tafel. Turn mag er ook op zitten, als ze hem dan maar op schoot neemt en knuffelt. Snoecksie schenkt thee in, deelt de kopjes rond. Does en Annemarietje doen tegelijk de mooiste verhalen van school. „Nou. en toen dat gekke kind, hè, dat pakte dat stuk gom nog op óók!" „Nee, moet je horen. Bob hè, die kreeg een nul". ,,En meneer zag et, en die „En Bob, dat is net zo'n brutalerd, die scheurde zo maar 't hele blaadje er uit". „Stil nou es, Annemarietje Meneer zèg et, en toen.." Snoecksie doet de kast weer dicht, draait zich om en. „Ha! Ha, fijn! Fyn!" Does hangt aan Snoecksie's hals, geeft haar een dikke „Jamwafels!" Hola. daarvoor komt Turn ook boven water, Freekje kruipt beledigd op het ver laten kussen in elkaar. Of ze smullen! „Nóg eentje?" „Nou, en of!" Maar er wordt eerlijk ge deeld met Alie en Rika. Does en Turn gaan samen de schaal naar de keuken brengen. „Zo, zo", zegt Rika, ,,'t heeft dus gesmaakt?" „Dank je wel hoor", zegt Tum, „en ik zal alle meisjes uit de klas eens vragen om ze te eten. Bak jij dan een hele tafel vol?" „Tóé maar! Zou je de hele school niet vragen?" „O, mijn klas en Does haar „Annemarietjes klas wel ja! Maak maar gauw dat je de keuken uitkomt, of...." Ze dreigde hen met een grote potlepel. „Nee, nee'. Schreeuwend vliegen ze de keuken uit, de deur knalt dicht Maar juist als Rika zich weer over de soep buigt, komt de deur weer op een kiertje open, gluurt Turns neusje naar binnen. „En alle meneren van school en alle juffrouwen, „Wacht eres!" Rika krygt de lepel weer. Juichend ploft Turn de deur weer dicht. In de tuin staat Annema- iloor Phé Wijnbeek rietje op de tuinmansladder en kijkt over de stenen muur in de buurtuin. Daar staat Riekje de kippen te voeren uit een bak met graan. Telkens strooit ze een handvol uit. Hoeveel eieren vandaag, Riekje?" informeert Anne marietje. „Zeventien!" „Da's twee minder dan gisteren!" „Tien voor hoofdrekenen!" „Riekje, Riekje, je mörst!" Riekje schrikt, kijkt achter zich opzij op het pad.. „Wó&r dan?" „In 't hok!" „Och wat. „Tien voor morsen!" Ze schateren allebei. Boven uit een raam roept Turn: „Annemarietje! Kom je huiswerk maken?" „Joe-oe! Nou, dag Riekje!" „Val maar niet van die ladder af, waaghals!" Mevrouw van de dokter komt de tuin door. „Dag mevrouw!" roept Annemarietje hard. „U hebt zeventien eieren vandaag!" „Prachtig, hoor, neb jy weer helpen tellen?" „Ik ho néé!" Opeens duikt Annemarie tje, want Does is zachtjes aan komen sluipen en trekt stilletjes aan haar benen. Annemarietje gilt, rolt half de ladder af. Does trekt plof! Samen rollen ze door 'tgras.de ladder hangt scheef EEN VROLIJK BALSPEL worden. Allen hebben t Eén van de medespelers gooit de bal drie keer in de hoog te. Ondertussen lopen de an deren zo ver mogelijk weg. Als no. 1 de bal voor de der de maal heeft opgevangen, roept hij: „af!" Alle ballen moeten nu naar een bepaalde plaats gegooid worden, waar binnen zij kunnen blijven lig gen (een wijde cirkel, een put. enz.). De ballen, die bui ten deze plaats bleven, zija vogelvrij, want no. 1 mag met zijn bal (die hij immers niet weggegooid heeft) dri doei de (Wordt vervolgd) niets." dichtstbyzijnde bal zijne proberen te raken. Raakt hij hem, dan is degene, aan wie de bal toebehoorde, af. Raakt no. 1 hem niet, dan is h ij af en mag degene, van wie de bal is. no 1 zijn. OOK EEN UITLEGGING Vader, wat is eigenlijk een fabel? Een fabel? Nu, als b.v. dieren, laten we zeggen een ezel en een varken, met el kaar praten, net als jij en ik! Meester: „Vertel eens wat van de buideldieren, Kobus!" Kobus: „De buideldieren hebben een zak, meester." Meester: „En waar dient MOEDER EN ZOON Moeder en zoon voor een schilderij van Mesdag. Hy (opgetogen): „Wat een lucht, hè?"" Zij (nuchter): „Ik ruik

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1949 | | pagina 8