L
<2V.c:Pau( gullen: C
PARAAT
cYtheöRcUen
onzejeuqó-p&qin&f
DE BENGELS
2
ZONDAGSBLAD 10 DECEMBER 1949
Bekende landgeum
vriend van Pygmeeën en kanibalenkindertjes
(Van een verslaggeefster)
Het is niet gemakkelijk d«\ Paul Julien, de bekende Afrika-reiziger, schrijver
en radio-spreker tot een interview te verleiden. Niet omdat hij er principieel iets
tegen zou hebben, maar omdat hij er eenvoudig de tijd niet voor kan vrij maken.
De reizen van dr. Julien immers moeten bekostigd worden uit de boeken, die hü
schrijft, uit lezingen en spreekbeurten, terwijl het wetenschappelijk doel, waarvoor
de reis eigenlijk gemaakt wordt, óók niet uit het oog verloren mag worden. Er
zijn gegevens te verwerken, statistieken te maken, theorieën te componeren en te
bewijzen, kortom er moet zóveel arbeid verzet worden, dat er maar wenig tijd
over blijft, zelfs om te eten.
Dat laatste kon ik constateren. Wij had
den dan tóch nog zo ergens op een na
middag een uurtje ontdekt. Het zat
precies tussen de klokslag van drie en die
van vier in geperst en eigenlijk moest ei
óók nog een korte maaltijd af, want dr.
Julien had 's avonds weer ergens een
spreekbeurt. Maar goed: de gashaard in
de ruime, artistiek-gemeubelde zitkamer
van dr. Juliens huis in Wassenaar werd
aangestoken, mevrouw Julien zette vlug
thee. er waren nog koekjes in huis en
intussen drong de geur van het baksel,
dat tegelijkertijd in de keuken stond te
sputteren, ons verleidelijk in de neus.
Onderzoeker
Dr. Paul Julien is helemaól niet het
type, dat de jeugd zich gewoonlijk van
een ontdekkingsreiziger voorstelt. Zo <s
hij beslist noch groot, noch slank en
draagt hij geen baard. Hij heeft meer van
100 r
kinderen
goede
Dr. Paul ]uh
een fabrikant met artistieke neigingen,
van een theaterdirecteur of van een eige
naar van renstallen. Dat dit alles buiten
kant is. blijkt zo men het al niet zou
weten uit zijn boeken uit het verhaat,
dat hij doet over zijn studie en eerste
Toen dr. Paul Julien die in dc
chemie promoveerde in 1926 een stu
diereis mocht maken door het toen nog
zo hetende Nederlands Indië, daartoe in
Staat gesteld door een fonds dat dc
naam van Sir Henri Deterding droeg,
ontwaakte in de jonge student in de
chemie de belangstelling voor anthropo
logic. Nog tijdens zijn studietijd trok
Paul Julien verscheidene malen naar
West-Afrika om daar anthropologische
metingen te doen. Maar al spoedig ging
hij over op de methode van het bloed
onderzoek. Dit gebeurde vooral op in
stigatie van dr. Marianne van Herwerden,
die toen lectrice was aan de universiteit
van Utrecht. Ook de godsdiensten van de,
volken van Afrika werden onder de Ioudc
genomen, zo b.v. bij de Pygmeeën. Dc
verzamelde gegevens werden volkomen
zelfstandig verwerkt
Pas in de jaren 19391940 begon dr.
Paul Julien zijn reiservaringen ook oo
andere wijze te bewerken. Zo verscheen
het bekende boek „Kampvuren langs ie
evenaar", een titel, die eveneens gebruikt
word voor een serie lezineen voor ie
K R O. In die periode viel ook het huwelijK
van de toen al bekendp ontdekkingsreizi
ger. die zijn huwelijksreisnaar de
jungle van Afrika maakte.
Hoe het gaat
En hoe zo'n reis nu wel gaat? Wat het
kost? En wat men meeneemt? Wel. men
gaat zover mogelijk per auto en verpete
daarbij niet, dat er b.v. in het gebied
rond het Tanganyka-meer enkele „goede"
wegen zijn aangelegd, waar reizen per
karavaan zelfs verboden is, zulks in ver
band met het overbrengen van de slaap
ziekte. Maar er komt natuurlijk een mo
ment. dat men werkelijk niet verder meer
kan. Dan grijpt men naar het eeuwen
oude middel van de dragers-karavaan
Zo'n karavaan is het duurste, dat men
zich op dit gebied kan denken. Het dra-
gersloon is hoger dan de gemiddelde
lonen, die in Afrika worden betaald: in
de Engelse gebieden 1 shilling per dag
op de heenweg, een shilling voor de
terugweg en per dag three-pence voor
het eten. Dat loopt aardig op. als men
bedenkt dat zo'n tocht door de jungle
some een 750 km lang is. waarbij gemil-
deld 15 km per dag worden afgelegd.
Bovendien lopen de dragers graag
's nachts, omdat het frisser is en
beter betaald wordt. En dat alles geldt
dan voor een 65 dragers, met de aanhang
Voor het eten wordt goed gezorgd. Ei-
gaat maniokmeel mee, bananenmeel,
gerst, havermout en rijst. En in de sa
vannen probeert men het wild te ver
schalken, dat geur aan de maaltijd moet
geven, kracht aan de reiziger en vrolijk
heid aan de neger. De laatste is n.L ge
brand op vlees, dat hij maar heel zelden
te eten krijgt. Voor de herdebsstammen
is vee een heilig bezit, dat alleen gebruikt
wordt voor de zuivel. En jacht is prae-
tisch alleen mogelijk in de savannen.
Natuurlijk moest ik ook iets horen
over het kannibalisme in Afrika. Op zó
grote schaal als vroeger komt het niït
meer voor, omdat het gouvernement er
radikaal tegen optreedt. Clandestien
wordt het echter nog wel eens toegepast.
Onder elkaar wel te verstaan. Euro
peanen worden er nooit de dupe van. De
laatste blanken, die als slachtoffer van
het kannibalisme vielen, waren Duitsers
en dat is onderhand al weer een goede
dertig jaar geleden.
Gezellig en goedlachs
Toen ik naar het karakter van de neger
vroeg, dat dr. Julien primair reagerend,
emotioneel en gepassioneerd, vrolijk,
maar ook niet-actief om niet te zeg
gen lui noemde, schoten hem al pra
tend de aardigste voorvallen te binnen.
Zo tracht men van tijd tot tjjd een
partijtje kippen van de inboorlingen te
kopen, die men dan levend meeneemt,
veilig opgeborgen in manden. Op een
keer had dr. Jnlien voor zichzelf 12 wit-
bonte kakelaars gekocht; de negerkoK
had zich een bruine aangemeten. Zjj
huisden zusterlijk tezamen in een en
dezelfde mond, die by het overwaden of
overzwemmen van rivieren op het hoofd
van de drager droog wordt overgebracht.
De man, die de mand deze keer droeg,
had echter niet veel geluk. Hü struikelde
en de 12 wit-bonte kippen van dr. Julien
verdronken. Niet die ene bruine; die
werd gered. Moet men daar nu boos om
worden? Men doet beter met de zaak zelf
ook maar van de humoristische kant te
bekyken en mee te lachen met de uit
bundig genietende negers. Het geeft
overigens een goede kyit op de mentali-
De kinderen zyn dat blijkt in de
zendings- en missiescholen over hjt
algemeen wel intelligent. Schoolwerk uit
een klas met kannibalenkindertjes doet
in geen enkel opzicht onder voor dat van
blanke. Maar bij het inzetten van de pu
berteit zakt deze begaafdheid als een
opblazertje in elkaar. En zij groeien uit
tot de negers, zoals zij ons bekend zijn:
mensen zonder sociaal bewustzijn, alleen
hakend naar gezelligheid, niet zelfstan
dig reagerend, maar altijd wachtend op
het bevel, gevoelig voor onrechtvaardige
behandeling, vrolijk als kinderen, driftig,
maar even gauw weer goed gehumeurd.
Je voelt aan dr. Julien's woorden, dat hij
van hen houdt.
Hij haast zich om aan deze karakte
ristiek iets toe te voegen: ..Veralgemeent
u dat niet a.u.b. Beschouwt u deze
karakteristiek meer als een grootste ge
mene deler. Dit silhouet verschilt im
mers van volk tot volk en van individu
tot individu". De kanttekening illustreert
dr. Juliens wetenschappelijke aard.
Artistiek
Wetenschappelijk, avontuurlijk èn ar
tistiek. Nog eenmaal vóór ik wegga,
dwaalt mijn oog door het ruime vertrek:
een clavecimbel. een middeleeuws
sculptuur, onderdeel van een altaar
waarschijnlijk, een levensgroot barok-
beeld van eikenhout, dat dr. Julien zelf
aan het polychromeren is fragmenten
van de veelzijdige persoonlijkheid, die
deze ontdekkingsreiziger is.
Afrika?"
„Dat weet ik nog niet. Het hangt van
zóveel af! Maar gaan doe ik!"
Het klinkt veelbelovend.
KATHEDRALEN
De prachtige Weense Slephansdom
het lich'-•=
ooi: de Kerk
rpers. Eei.
haar boodschai
een donkere
Staat danEfeze 6:14a
ECHT gespierde taal is het, die de
Apostel' ons doet horen.
Hij monstert de troepen. Hij bemoe
digt ze. Hij roept ze toe: „Doet aan
de gehele wapenrusting Gods. en
staat!"
Staan! Dat is het parool voor de
genen, die achter de Heere Jezus, de
Koning der Kerk, willen gaan.
Goede krijgsknechten moeten zij
zijn; wakker, zij mogen niet denken
aan wijken of vluchten.
Neen, de Apostel is het volstrekt
niet eens met de kortzichtigen, die
En toen één harfeslag, êên ademhalen
von hoger leven al-Ie volk bewoog,
Toen daar één drang naar eeuwige idealen
geweldig door die éne volksziel toog:
Toen rezen daar de ontzagbre kathedralen
met dat opstijgend Gods beweeg omhoog,
Om onbeweeg'lijk de eeuwen te verhalen,
dat droom van eeuwigheid zich niet bedroog.
Of de eenheid brak tot veel verscheiden talen,
Onwankelbaar verkonden kathedralen
't vol leven van hun scheppende gedacht'
Nog buigen in hun luistervolle duister,
Luistrend naar dier gedacht' mystiek gefluister
Talloze' in zelfde drang von 't oud geslacht.
ED- BROM
(uit „Dante's Opgang
menen, dat de vreze Gods verzwak
kend of verslappend op de mens zou
inwerken.
Evenmin staat hij aan de zijde van
hen, die al even dwaas menen,
dat de ware Godsvrucht oud maakt;
zó, dat men het leven meer een last
zou achten dan een lust.
Integendeel! Paulus ziet degenen,
die de Heere vrezen, de jongen zowel
als de ouden, als een heldenschaar
met veerkrachtige tred; bezield met
heilig vuur.
Staat! Zo roept hij ze als uit de
verte toe! Staat en omgordt u! Waakt!
Staat in het geloof! Houdt u manne
lijk; zijt sterk!
Trouwens, waarom zouden zij vre
zen? De overwinning immers is zeker!
Zo althans staat Paulus er voor. Ik
vermag alle dingen door Christus, die
mij kracht geeft.
Alexander de Grote heeft eens ge
zegd: „Geef mij een leger van ezels
met een leeuw als aanvoerder, en ik
overwin; met een leger van leeuwen
en een ezel als aanvoerder ben ik
weg." Zo is het.
Maar wie is dan de aanvoerder van
hen, die geleerd hebben om in des
Heeren mogendheid te strijden? Im
mers niemand minder dan de Heere
Christus zelf, de leeuw uit Juda's stam.
Hij is de Held, die verlost. In Hem is
het, dat Gods kind roemt: „Met mijn
God vernietig ik een bende; met mijn
God spring ik over een muur".
Zie, dat inspireert; dat geeft moed
en kracht! Nu mogen jongen moede
en mat worden en jongelingen gewis
vallen; die de Heere verwachten, zul
len opvaren met vleugelen gelijk de
arenden; zij zullen lopen en niet
moede worden; zij zullen wandelen en
niet mat worden.
Achter de Heere aan! Zó behoort
het te zijn. Nog eens, dan maakt de
Godsvrucht niet oud, maar jong; niet
slap, maar veerkrachtig en sterk.
Weet, gij, wat oud en mat maakt en
levensmoe? De zonde! De dienst der
zonde! Het achterna wandelen van de
ongerechtigheid
Zoals de nachtvorst doet verschrom
pelen en verdorren de veel-belovende
bloesems in lentepracht, zo is het de
zonde, die als een verstijvende,
dodende adem vaart over de levens
der mensen, en alle ware blijdschap
en vreugde doet verdwijnen.
Staat dan! Weest paraat! Omgordt
u! Weest niet bevreesd!
Christus zelf heeft voor al de zijnen
de victorie bevochten. Hy leidt ze tot
de eeuwige overwinning. Zo zijn wij
dan meer dan overwinnaars door Hem,
die ons heeft liefgehad.
Zalig wie straks in heerlijkheid door
Christus zelf gekroond wordt met de
kroon der overwinning in Hem!
Leiden.
M. OTTEVANGER.
ZONDAGSBLAD 10 DECEMBER 1949
7
HET BEVEL
KOM es uit die booan as je durft
Maar je durft niet. hèh
Kareltje Pluim keek woedend omhoog
naar Joost Veerman, die zich in de tak
ken van een kastanjeboom had genes
teld.
„Ik voor jou bang, jodhie.Hah!
Dat zou er nog bij moeten komen! Hier!"
Joost gooide met een zwaai een kastan
je omlaag, die hij vlug geplukt had. Nét
mis, want Kareltje sprong opzij.
„Je bent een laffe gemenerd, om vo
gelnestjes uit te halen!" schreeuwde
Karei. Zijn stem sloeg over, zó kwaad
was hij op die knul. De zakken van dat
jooh zaten natuurlijk weer vol mezen-
eitjes. „Kom er es uit, dan zal ik het je
betaald zetten....! Jongens, zullen we
hem even We kogelen je eruit, als
je niet opschiet
Koos Droog, Joep Buizerd en Wim
Rauwert stonden naast Karei en
schreeuwden nu ook om het hardst.
Maar Joost Veerman zat in de Boom als
een koning op zijn troon en had hele
maal geen zin, om naar beneden te ko-
„Ik heb eens een verhaal gehoord.
zei meestervan een man, die altijd
last had van de varkens van zijn buur
man. Ze kwamen vaak in zijn land en
woelden alles om. Hij had een hek kun
nen neerzetten en dan zou hij van die
varkens nooit meer hinder hebben. Maar
dat deed hij niet. Op zekere dag werd
hij zó kwaad over dat varkensgedoe, dat
hij met steenen naar de kippen van zijn
buurman ging gooien. Dat was zijn wraak.
Ze hipten met bebloede koppen over het
erf, al konden die dieren er niets aan
doen, dat de varkens van hun baas de
buurman lastig vielen.
Aan dat verhaal moet ik denken, als
ik Karei, Joost, Koos, Joep en Wim zie
zitten. We weten toch allemaal wel. dat
het uithalen van vogelnestjes héél erg
gemeen is. Maar dat ene kwaad mag je
naar een jóngen, die zich
niet kan verweren.... Ik hou best van
een vechtpartijtje van Hollandse jon
gens,. maar als er stokken en gooierij
aan te pas komen, wordt het minder
moooiDenk er aan, jongens!"
Ze knikten.
„Karei....!"
stadje aan de Lek zijn nog heel wat prachtige
yral bekend om de grote paardenmarkt, die hier
die onder aan de boom
stonden, hadden hun
zakken vol. Zij gingen
iedere Woensdagmiddag
naar het Burgehoutse
bos, om allerlei echte
jongensspelletjes te
doen. Krijgertje spelen
en een stevig partijtje
trappen achter een lek
ke tennisbal van Koos-
je Droog. En daar had
den ze dat joch van
Veerman gezien. Die
zat vol gemene streken.
Mezennestjes uithalen,
bah! Dat zouden ze hem
wel eens even afleren!
Rits! Ritsss!
De kastanjes vlogen
door de bladeren.
Zo hard. dat Joost nu
toch een beetje op zijn
hoede was.
„Au au
gilde hij opeens
Karei en zijn vrien
den juichten, waiit Joost
had een kastanje boven
op zyn neus gekregen.
Huilend van pijn en
drift liet hij zich vlie
gensvlug uit de takken
zakken.
De jongens weken
wat achteruit „Kyk uit, jongens
riep Kareltje, want Joost stond
bekend als een echte vechtersbaas. Joost
griste, nog steeds huilend van pijn, een
stok van de grond en rende daarmee
naar Karei toe.
„Hier, hierriep hij en zwiepte
met de stok in het wilde weg naar Ka
rei. De eerste klap kon hij ontwijken,
maar de tweede kwam gemeen terecht!
Ai! Een lelijke striem over zijn gezicht.
Met de hand op zijn wang rende Karei
kermend weg. Dat deed pijn! De andere
jongens sprongen nu bovenop Joost
Stompten, sloegen, schopten.
Nu zaten ze samen in de klas. Koosje
Droog naast Joep, Wim naast Karei en
Joost Veerman alléén op de middelste
Allemaal met hier en daar een fel-rode
striem van gisteren. Op het hoofd van
Kareltje een grote pleister. De klap met
de stok was aangekomen. Meester Brou
wer overzag zijn leerlingen en keek de
vechtersbazen goed aan Alle vijf sloegen
ze de ogen neer. Ook Joost.
Aardig vouwsel
DIE DOMME JAN
(Voor de kleuters)
Jantje zou een kaatsbal krijgen
Van z'n tante Willemien.
Gist'ren had hij o zo'n mooie
In een winkelkast gezien.
„Fijn", dacht Jan, ,,'t is wat een leuke.
Blauw met zilver, rood en groen.
Morgen ga ik er met Keesje
Fijne spelletjes mee doen!"
Tante ging hem daad'lyk kopen
Och, wat was die Jantje blij.
Geen van al z'n kameraadjes
Had zo'n mooie bal als hü.
Maar ons Jantje werd ondeugend,
O die stoute, stoute guit,
Mikte met z'n nieuwe kaatsbal
Zomaar op een vensterruit!
K.om er es uit, as je durftl"
„Ja, meester
.Pak jy je kastje eens uit, je krijgt
een andere plaats....!".
Karei keek op, verwonderd. Nieuws
gierig
Toen hy klaar was en met zijn boeken
en sdhriften onder de arm naast de bank
stond zei meester: Naast Joost
Even schrokken Karei en Joost van dit
Toen ze naast elkaar zaten, begrepen
Volgende Woensdag gingen
laar het Burgehout.
Nu met zyn vijven
GOOS KAMPHUIS.
Moeder riep: „Hou op met gooien
Jantje, schei er gauw mee uit!"
Maar o schrik! daar vloog de bal reeds
Met een vaartje door de ruit!
Toen 't te laat was, schrok de ondeugd,
Kreeg hij vreselijke spijt,
Want de ruit moest hy betalen
En z'n kaatsbal was hij kwijt.
(Nieuwe berijming)
Juicht vromen, juicht, en blijft vereren
de Heer uw God, die 't al gebiedt!
Roemt allen, roemt de naam des
Heren;
wijdt aan uw God het nieuwe lied!
Looft Hem op uw luiten, harpen.
pijpen, fluiten!
Looft en dankt de Heer!
Dat de cither spele. zingt uit luider
kele Hem uw lof en eer!
Gods Woord is recht, de Eeuw'oe
God is getrouw in wat Hij doet
God is genadig en rechtvaardig
God is de bron van alle aoed!
d'Aarde moet Hem prijzen, alle eer
bewijzen; zegen stroomt rondom!
Komt niet allerwegen ons Gods
goedheid tegen uit zijn heilwdom?
Zijn woord kon 't firmamenfunderen,
Zijn adem schiep al 't hemels heir;
Hij gaarde in buidels zee en meren,
zond 't ivater naar zijn r>lants>*n "eer!
Hij gebiedt en 't is er: nie*s is er
gewisser dan des Heren tnoord.
Wie op aarde leven, moeten voor Hem.
beven tot in 't verste oord.
In de woestijn vindt men vele "n
schone bloemen, die niet vertrapt zijn
door de voeten der wandelaars.
TAULER
Neem een vierkant stuk papier en leg
drie vouwen in de lengte en drie in de
breedte.
Vouw a en b op c; de opstaande drie
hoek druk je neer, zodat d op e en f op
g komt. Doe met de andere hoeken even
zo. Sla de bovenste lippen terug, zodat
a op b komt, c op d, e op f en g op h.
Leg a langs b c c hoekpunt terug
slaan a, wéér langs b c met b als hoek
punt; weer terugslaan.
Nu a b en a c gelijktijdig langs bc
drukken, het opstaande driehoekje neer
drukken en. ons vouwsel is gereed.
Je kunt het gebruiken om onder een
vaasje te leggen.
n.
„Ik snoepte helemaal niet!
Als jullie nu eens rustig om
de tafel gaan zitten, zullen
jullie zien. wat er in de kast
staat".-
Rustig om de tafel? Och ja,
dat is zo een uitdrukking van
Snoecksie. Zoiets zegt ze al
tijd, maar als de bengels 't
eens dóén, zou ze heel erg
verbaasd zijn. Ze bedoelt 't al
Does zit bovenop de tafel,
laat haar benen schommelen.
Annemarietje hangt aan de
schuifdeur naar de serre en
probeert „mee te rijden", als
ze die met een flinke duw
openschuift. Kleine Turn zit
onder tafel met Fr eek je, de
dikke grijze poes, in haar
Freekje heeft rijn eigen
zachte kussen onder tafel.
Turn mag er ook op zitten,
als ze hem dan maar op
schoot neemt en knuffelt.
Snoecksie schenkt thee in,
deelt de kopjes rond. Does en
Annemarietje doen tegelijk
de mooiste verhalen van
school.
„Nou. en toen dat gekke
kind, hè, dat pakte dat stuk
gom nog op óók!"
„Nee, moet je horen. Bob
hè, die kreeg een nul".
,,En meneer zag et, en die
„En Bob, dat is net zo'n
brutalerd, die scheurde zo
maar 't hele blaadje er uit".
„Stil nou es, Annemarietje
Meneer zèg et, en toen.."
Snoecksie doet de kast weer
dicht, draait zich om en.
„Ha! Ha, fijn! Fyn!"
Does hangt aan Snoecksie's
hals, geeft haar een dikke
„Jamwafels!"
Hola. daarvoor komt Turn
ook boven water, Freekje
kruipt beledigd op het ver
laten kussen in elkaar.
Of ze smullen!
„Nóg eentje?"
„Nou, en of!"
Maar er wordt eerlijk ge
deeld met Alie en Rika. Does
en Turn gaan samen de schaal
naar de keuken brengen.
„Zo, zo", zegt Rika, ,,'t heeft
dus gesmaakt?"
„Dank je wel hoor", zegt
Tum, „en ik zal alle meisjes
uit de klas eens vragen om
ze te eten. Bak jij dan een
hele tafel vol?"
„Tóé maar! Zou je de hele
school niet vragen?"
„O, mijn klas en Does haar
„Annemarietjes klas wel
ja! Maak maar gauw dat je
de keuken uitkomt, of...."
Ze dreigde hen met een
grote potlepel.
„Nee, nee'. Schreeuwend
vliegen ze de keuken uit, de
deur knalt dicht
Maar juist als Rika zich
weer over de soep buigt,
komt de deur weer op een
kiertje open, gluurt Turns
neusje naar binnen.
„En alle meneren van
school en alle juffrouwen,
„Wacht eres!"
Rika krygt de lepel weer.
Juichend ploft Turn de
deur weer dicht.
In de tuin staat Annema-
iloor Phé Wijnbeek
rietje op de tuinmansladder
en kijkt over de stenen
muur in de buurtuin. Daar
staat Riekje de kippen te
voeren uit een bak met
graan. Telkens strooit ze
een handvol uit.
Hoeveel eieren vandaag,
Riekje?" informeert Anne
marietje.
„Zeventien!"
„Da's twee minder dan
gisteren!"
„Tien voor hoofdrekenen!"
„Riekje, Riekje, je mörst!"
Riekje schrikt, kijkt achter
zich opzij op het pad..
„Wó&r dan?"
„In 't hok!"
„Och wat.
„Tien voor morsen!"
Ze schateren allebei.
Boven uit een raam roept
Turn:
„Annemarietje! Kom je
huiswerk maken?"
„Joe-oe! Nou, dag Riekje!"
„Val maar niet van die
ladder af, waaghals!"
Mevrouw van de dokter
komt de tuin door.
„Dag mevrouw!" roept
Annemarietje hard. „U hebt
zeventien eieren vandaag!"
„Prachtig, hoor, neb jy
weer helpen tellen?"
„Ik ho néé!"
Opeens duikt Annemarie
tje, want Does is zachtjes
aan komen sluipen en trekt
stilletjes aan haar benen.
Annemarietje gilt, rolt
half de ladder af. Does trekt
plof! Samen rollen ze door
'tgras.de ladder hangt scheef
EEN VROLIJK BALSPEL
worden. Allen hebben t
Eén van de medespelers gooit
de bal drie keer in de hoog
te. Ondertussen lopen de an
deren zo ver mogelijk weg.
Als no. 1 de bal voor de der
de maal heeft opgevangen,
roept hij: „af!" Alle ballen
moeten nu naar een bepaalde
plaats gegooid worden, waar
binnen zij kunnen blijven lig
gen (een wijde cirkel, een
put. enz.). De ballen, die bui
ten deze plaats bleven, zija
vogelvrij, want no. 1 mag met
zijn bal (die hij immers niet
weggegooid heeft) dri
doei
de
(Wordt vervolgd) niets."
dichtstbyzijnde bal
zijne proberen te raken. Raakt
hij hem, dan is degene, aan
wie de bal toebehoorde, af.
Raakt no. 1 hem niet, dan is
h ij af en mag degene, van
wie de bal is. no 1 zijn.
OOK EEN UITLEGGING
Vader, wat is eigenlijk
een fabel?
Een fabel? Nu, als b.v.
dieren, laten we zeggen een
ezel en een varken, met el
kaar praten, net als jij en ik!
Meester: „Vertel eens wat
van de buideldieren, Kobus!"
Kobus: „De buideldieren
hebben een zak, meester."
Meester: „En waar dient
MOEDER EN ZOON
Moeder en zoon voor een
schilderij van Mesdag.
Hy (opgetogen): „Wat een
lucht, hè?""
Zij (nuchter): „Ik ruik