't keRstfeest
HET DIAKENHUISVROUWTJE
AU
Monteur Bardot ontsloot
de Sahara voor
het autoverkeer
in de Afrikaanse wildernis
Hij is een eenvoudig man, de chef-monteur Bardot van de Shell
in Algiers, maar hij heeft zijn grote verdiensten. Hij is het n.l., die de
geweldige, eeuwenoude vlakte van de Sahara, waarin de eeuwen door
de karavanen zwierven, verrijkte met een aantal hypermoderne oases.
Niet het groen van palmen en de verlokking van koel bronwater
wacht daar de reizigers, maar de glans van de gele benzinepomp
met haar inhoud aan brandstof en smeerolie.
Over meer dan 100.000 km karavaanweg bracht hij deze lafenis der
motoren en, als er vandaag de dag een druk autoverkeer is door deze
immense woestijn, dan is dat te danken aan monteur Bardot.
De dieren verdrongen
Hoe oud de historie van de Sahara ook
is en zij is oud in al die tijden, zo
hebben de geschiedkundigen uitgemaakt,
zijn er, tot in de meest afgelegen uit
hoeken van de woestijn reizigers ge
weest. Een woestijn is net als de zee. Zij
maakt geen scheiding tusssen landen en
volken en culturen. Neen, zij verbindt
die en schept de mogelijkheid voor de
aanliggende gebieden, door het woestijn
zand heen, met elkaar in contact te ko-
Primitieve tekeningen, die in de grot
ten van het Atlasgebergte gevonden zijn,
vertellen van de eerste reizigers. Zij ge
bruikten ezels als lastdieren, spanden
later paarden voor de reis- en vracht
wagens en schaften zich vervolgens dat
wonderlijk schip der woestijn: de kameel
aan, maar hier eerst in het begin van
onze jaartelling.
Midiamieten en Egyptenaren, Grieken
en Romeinen, Moren en Berbers, Hanni
bal en Napoleon zij hebben op die ma
nier gereisd en getrokken.
Het jaar 1922 bracht een omkeer. Toen,
voor de eerste maal, drong een auto
karavaan de woestijn in en door. De
wielen waren voorzien van rupsbanden
en er werden geweldige vrachten aan
olie en benzine meegevoerd om het ex
periment mogelijk te maken. Citroen en
Renault voerden deze verkenningen uit.
De eerste het is goed ons dat nog eens
te herinneren, want het is amper 25
jaar geleden was die van Haardt
Audoin-Dubreuill, die van 1922 tot 1924
duurde en van Touggourt naar Tim-
boektoe voerde. In 1925, '26 en'27 werden
soortgelijke tochten ondernomen tot in
1929 prins Sixte de Bourbon een laatste
tocht ondernam van Algiers naar de Bel
gische Congo langs het Tsjaad-meer.
Nadien bleef het wel is waar een spor
tieve prestatie door de Sahara te krui
pen met een auto, maar de weg was ge
baand en de mogelijkheden voor een
autoverkeer aangetoond.
De oude karavanen waren niet gebon
den aan harde wegen. Voor hen waren
de oases belangrijker dan de weg.
En hier treedt die eenvoudige Shell-
monteur Bardot uit Algiers op. De ont
dekkers van de Sahara per auto hadden
allo moeiten van een ongebaande weg
moeten doorstaan. In Algiers bij de olie
maatschappij begreep men, dat het nodig
was, zonder uitstel de mogelijkheid voor
de automobilisten te openen om, aan het
eind van ieder dagtraject (dat in de Sa
hara 400 tot 500 km. bedraagt), een ver-
versingspost voor benzine en smeermid
delen te vinden. Daardoor zou het mee
voeren van brandstof en dus het verlies
van nuttige laadruimte opgeheven zijn
en zou het woestijntransport nuttiger
kunnen worden. En men stelde zich daar
bij voor, de Sahara een even voortreffe
lijk georganiseerd distributie-apparaat
te geven, met pompen en benzinekelders.
Tot in Frans Oost Afrika (Nigeria)
toe vinden de automobilisten benzine
stations met inheemse bediening.
als de gemakkelijker bereikbare wereld
had. In Februari 1929 ging de eerste
Sahara-missie onder leiding van Bardot
op weg. Vijf jaar later waren de grote
Sahara-routes: van Colomb Bechar naar
Gao, van Ghardaia naar Agades en van
Ouargla naar Djanet volledig uitgerust
met benzinestations. Uiteraard niet alleen
voor motoren van auto's. Ook die van
vliegtuigen kunnen er gebruik van ma
ken.
Gedurende de oorlog stond de verzor
ging van de buitenposten enige tijd stiL
Maar daarna is dezelfde Bardot opnieuw
de woestijn ingetrokken en hij heeft het
distributiestelsel in de Sahara verder ver
der vervolmaakt en uitgebreid. Op 6 De
cember 1948 trok deze nieuwe karavaan
de woestijn in. Een complete installatie
om autogeen te lassen was er, en alle
andere hulpmiddelen, zelfs een draag
bare radiozender en medische hulpmid
delen plus voedsel gingen mee. Een en
dertig posten, verspreid over 8000 km.
werden bezocht, vernieuwd en hersteld,
terwijl 37 nieuwe posten werden inge
steld.
En zo kan het u overkomen, dat n,
trekkend door het hete woestijnzand, In
de volkomen eenzaamheid van zand en
zand, opeens voor een moderne benzine
pomp staat. En het grootste mirakel: er
komt benzine uit ook!
Behoefte oor» wegen
Voor het moderne verkeer lagen de za
ken anders. Ongebaande wegen zijn voor
autoverkeer funest en een weg zonder
hulpmiddelen, betekent een beperking
van laadruimte, die het verkeer oneco
nomisch maakt.
IN het grote Rusland ligt temidden van
uitgestrekte bossen een dorpje, dat
men Krasnoje noemt.
En op de rand van die bossen stonden
voor enkele jaren vele huisjes van ge
wone lieden. Men wist er niets van de
wereld af en men gaf er ook niet om.
Soms werden er feesten ingericht op
een grote open plek midden in het bos,
waar dan de dorpsmuzikanten optraden
en waar men volksdansen uitvoerde en
spelen deed....
Op een zomeravond, toen er weer zo
gefeest werd in het bos om de verloving
van de zoon van de oude Dimitrov met
de dochter van Norafski te vieren, lie
pen twee kinderen, een jongen en een
meisje, een eindje verder te spelen. De
jongen had een bloem, die reeds haar
kelk had toegevouwen, op het jurkje
van het meisje, dat twee jaar jonger
was, gestoken. En hij was blij, dat hij
het gedaan had; zij was lief, vond hij.
„Maar Tsjera, zie je dan niet, dat mijn
zuster er blij om is. Kijk, ze lacht met
hem en danst".
van de strijd
„Petrev, is je vader er dan niet boos
„Maar neen Tsjera, kjjk hoe vader
lacht en hoe vriendelijk hij is tegen
vader Dimitri".
„En moest jij mij dan eens wegnemen,
zou mijn vader er dan ook niet kwaad
„Maar Tsjera, dat is toch helemaal
maar kijk, wat een mooie bloem. Ik geef
ze je, maar je mag ze niet wegwerpen,
KORT VERHAAL
Dick Houwaarf
Aan de voet van het Atlasgebergteeen benzinepomp
De stem van Jezus
De stem van Jezus klonk zo stil:
„Kom tot Mij, gij die dorst
Ik ben uw leven kom en leg
Uw hoofd aan Mijne borst!"
Ik kwam tot Jezus als ik was,
Bedroefd en moe en mat;
Ik vond in Hem zó blijde rust,
Dat ik mijn smart vergat.
De stem van Jezus klonk zo teer:
„Zie Mij hoe ik u geef
Het levend water; dorstige,
Buig neer en drink en leef!"
Ik kwam tot Jezus en ik dronk,
Zo dorstig al maar meer:
Mijn dorst gelest, mijn ziel vernieuwd,
Legde ik mij bij Hem neer.
De stem van Jezus klonk zo zacht:
„Ik ben het eeuwig licht,
Hef op naar Mij, gij dolende,
Uw smartelijk gezicht."
Ik zag naar Jezus en ik vond,
In Hem mijn Zon, mijn Al,
Het licht waarbij ik immer meer,
Ontvangen, leven zal.
Dr. H. T. Oberman.
Tsjera", en de jongen prikte ze op het
warme jurkje van het meisje....
„Maar Petrev, kijk, nu geeft je zuster
een kus aan Nikolaj. O, Petrev".
„Dat is toch niets. O, ik zag het gis
teren nog en verleden week in het bos.
Heeft men jou nog niet gekust?"
„Mijn mama en papaen mijn
tante. Petrev...."
..Wel kijk, hier heb je er ook een van
mij", en de jongen kuste het meisje op
de kleine rode lippen
„Maar Petrev, dat mag je niet, o Pe
trev" en hij zag bij het licht van de
lantaarns, dat ze een kleur kreeg.
„Maar Petrev", zei ze nog eens en
toen gingen ze naar het pleintje, waar
druk gefeest werd, waar op het gezang
der mannen gedanst werd en waar de
laarzen rhythmisch tokten op de plan
ken vloer....
In dat dorpje Krasnoje werden deze
twee kinderen groot. En zoals ze vroeger
vaak speelden, gingen ze nu vaak wan
delen. Petrev Norafski was reeds acht
tien jaar, toen ze op een morgen samen
door de bossen heen naar Smolensk
gingen, naar de grote stad, waar ze het
diploma, dat Petrev moest ontvangen,
zouden halen. Hij had vele weken ge
leden een examen afgelegd in de land
bouwkunde en de professoren hadden
hem gefeliciteerd.
„Petrev", zei Tsjera eens, toen ze ver
poosden op de weg van Krasnoje naar
Smolensk, „wat ga je nu doen met dat
diploma?"
„Maar Tsjera, dat heb ik je toch al
duizend maal gezegd. Dat ik'naar mijn
oom in Perikowo ga".
„Is dat heel ver, Petrev?"
„Ja, wel tien maal zo ver als van
Krasnoje naar Smolensk".
Ze zag dat hij trots werd en ook reed»
De donkere dagen voor
had ze opgemerkt, dat zijn ogen schit
terden als hij over Perikowo sprak.
En toen het middag werd zagen ze de
oude Petrutsko. De zanger, die van
streek tot streek en van dorp tot dorp
trok met zijn vedel en die overal waar
hij kwam blij toegejuicht werd.
Tsjera lachte toen ze de grappige man
zag met zijn hoed, waar een pluim op
stak en met zijn vloeren kleden, die uit
gerafeld waren. Maar Petrev zag dat
Petrutsko niet vrolijk was en dat hij ook
niet van ver zijn naam riep, zoals hij
gewoon was te doen, wanneer ze elkaar
ontmoetten.
Neen, Petrev wist, dat er iets scheelde.
„Wel Petrutsko, hoe gaat het?" en hij
sloeg de oude man vriendschappelijk op
de schouder.
Petrev kende Petrutsko reeds heel
lang. Hij wist, dat men Petrutsko zelf
het nieuws moest vragen, want anders
zou hij het niet zeggen.
„Morgen Petrev, morgen Tsjera. Kin
deren, ik heb groot nieuws. Ik ben door
de veldmaarschalk van Rybinsk gezon
den om jullie allemaal te zeggen dat ons
land in oorlog is en dat iedere man
boven de achttien jaar zich op het kan
toor te Smolensk moet melden. O, kin
deren, en de Duitse keizer of hoe dat
daar heet, heeft gezegd, dat hij heel Rus
land zal verwoesten. Petrev, ik loop
gauw verder, want je ouders moeten het
ook weten. Dag lieve Tsjera" en mom
pelend liep de oude Petrutsko weg.
„Wacht Petrutsko, we gaan met je mee
naar huis".
„Maar Petrev, je diploma", zei Tsjera.
„Kom meisje, wij moeten .naar huis,
het is oorlog" en ze liepen de oude ve
delaar, die grote passen nam, achterna.
„Is dat erg, Petrev, dat het oorlog is",
vroeg Tsjera.
O ja, Tsjera, dat is heel erg, dan ko
men er mannen met geweren en schieten
op alle mensen en steken huizen in
„Maar Petrev", zei Tsjera en ze keek
angstig om zich heen en ze wilde juist
om Petrutsko roepen toen ze in de hel
dere lucht twee stipjes zag.
„Kijk, Petrev, grote vogels".
..Maar neen, Tsjera, het zijn motoren.
Kijk. ze komen hierheen, Tsjera. Tsjera,
laat je vallen. Pas op, Petrutsko" en hij
trok de oude man op de grond.
„Pas op!" riep hij nog eens, toen ze
iets zagen vallen uit een der vliegende
mo<oren, die groter en groter werden.
Enkele ogenblikken later zagen ze een
honderdtal meters verder een grote
vuurwolk en ze hoorden een zware slag.
„Pas op!" riep Petrev nog eens en ze
drukten zich stevig tegen elkaar. Ze
hoorden het gekletter van de kogels Tond
zich en rookwolken boven het bos.
„O. Petrev", riep Tsjera en keek met
verschrikte ogen rond zich. Toen begon
ze te schreien.
,,'s Avonds kwamen een jongen en een
meisje hand in hand met verwilderde
haren en met hun kleren in flarden aan
in het dorpje Krasnoje. En ze riepen
overal, dat het oorlog was. Maar men
wist het al, want achter het grote plein
lagen twee puinhopen, waar deze mor
gen nog twee huisjes stonden van Dos-
torafski
En die nacht schelde Tsjera lang om
die oude Petrutsko, die door een groot
stuk ijzer was neergeslagen op de weg
van Krasnoje naar Smolensk....
De volgende dag ging Tsjera's vader
weg. Petrev begeleidde hem tot aan de
rand van het bos. Daar nam hij lang en
teder afscheid van Tsjera.
„Tot ziens, Tsjera", zei hij.
„Tot ziens, Petrev".
's Anderendaags ging Petrev zich aan
melden in het geheime leger en enkele
dagen later, het was 's nachts, schoot hij,
voor de eerste maal in zijn leven, een
mens neer, een man, die een meisje mis
handeld had en gauw trachtte weg te
rijden op zijn motorfiets....
En zo ging de winter voorbij. In Kras
noje leden de mensen koude en honger.
Maar op een frisse lentemorgen, toen
de bloemen in bloei stonden en heel het
bos rook naar de bloesem, klonk door
de stilte heen het motorgeraas, men
hoorde het luide roepen van de soldaten,
de vijand trok af.
En het volk, dat hoop koesterde, liep
tezamen en vierde feest.
En de vluchtelingen kwamen terug.
Ook Tsjera's vader.
Maar 's avonds kon men de vlammen
van verre zien opgaan boven Krasnoje;
de woeste soldaten hadden het dorp in
brand gestoken en het 's morgens zo
verheugde volk zag van uit de bossen,
waarheen het weer gevlucht was, de
huisjes in de vlammen opgaan
En Petrev stond te kijken, alleen met
Tsjera's vader
DIE maand December is toch wel een
héérlijke maand! Natuurlijk in de
eerste plaats voor hen, die een gezellig,
huiselijk leven hebben, maar, al is men
nóg zo eenzaam, of al zijn eigen levens
omstandigheden nóg zo moeilijk, men
moet toch wel een erge „nurks" zijn, om
geen oog te hebben voor de vele stralen
de kindergezichten, die na Sint Nicolaas
ons tegenlachen!
Éérst is er die geheimzinnige, ver
wachtingsvolle sfeer, die de harten van
de kleinen (en óók wel van de groten!)
sneller deed kloppen, geweest. Dat was
vóór 5 December. En toen „het heerlijk
avondje" gekomen was, scheen dit jaar
de maan al héél mooi door de bomen.
Gelukkig d i e kinderen, die niet over
laden zijn met grote cadeaux, maar die
nog echt blij waren met een taai-popje,
een tol of door Moeder gemaakte pop-
penkleertjes! En gelukkig die volwasse
nen, die toen zij voor Sint Nicolaas
stonden, nog iets voelden trillen in hun
hart van dat bevend-eerbiedige gevoel
uit hun kinderjaren! Wij hebben allen
weer de gelegenheid gehad, een ander
blij te maken of om elkaar op een fijne
manier de waarheid te zeggen. Dit bij
uitstek Hollandse feest ligt nu weer ach
ter ons. Het behoort tot „de kleine
vreugden" in ons dikwijls zo donker
aards bestaan.
Die „kleine vreugden", die toch zovéél
kunnen uitwerken, die de poëzie in het
leven brengen, de gezinnen samenbinden,
gelegenheden scheppen om anderen wél
te doen we mógen ze niet met een
hautain gebaar negeren, maar laten wij
ze liever dankbaar plukken, als de bloe
men, die God op onze wegen strooit.
Nu leven wij in de korte, donkere da
gen vóór 't Kerstfeest. Ik hoop niet, dat
iemand uwer veronderstelt, dat ik hier
mee luchtig van het éne feest op het
andere overga. Deze twee zijn immers
niet met elkaar te vergelijken? Waar het
éne slechts een oud-vaderlandse gewoon
te is, bezit het andere eeuwigheidswaar
de voor heel de wereld en door alle
eemven heen. Het Kerstfeest is een feest,
waarop wij ons uitermate mogen ver
heugen, maar waarop wij ons ook in
schaamte en schuldbesef diep moeten
nederbuigen, met de belijdenis in ons
hart: „Voor mij, ook voor mij moest Hij
de hemel der heerlijkheid verlaten en
in zo'n diepe armoede nederdalen. Iedere
Beijver u alle gebreken en zwak
heden van anderen geduldig te dragen
omdat ook gij zelf in vele dingen door
anderen gedragen moet worden.
THOMAS A KEMPIS
Zondag kunnen wij een Advents-preek
beluisteren, wij mochten de Advents
boodschap van Prinses Wilhelmina horen
enwij vrouwen, hebben, als wij zo
in ons huis bezig zijn, onze Adventsge-
dachten.... Wij leven op Bethlehem
aanIk zou alle Moeders willen ra
den: Blijf in déze maand zéker toch zo
veel mogelijk thuis! Maak het gezellig!
Zet u tot luisteren naar alles wat het
leven van man en kinderen beroert.
Zing veel, heel veel, alle Kerstliederen,
die u kent met de kinderen. Lees de
kleintjes dat tere boekje van Anne de
Vries: „Het kindje in de kribbe" voor en
probeer voor deze weken een boek met
goede Kerstverhalen op de kop te tik
ken. Als uw beurs het enigszins toelaat,
koop het dan. U zult er ieder jaar op
nieuw weer zoveel genot van hebben.
Ook de grotere kinderen vinden het al
tijd weer even heerlijk, als Moeder voor
leest en goede Kerstverhalen vervelen
nooit, omdat zij het oude, maar altijd
weer nieuwe evangelie der genade in
Christus tot grondmotief hebben. Als uw
financiën het niet toelaten, probeert
u het dan tijdig te lenen, hetzij van een
particulier of van een bibliotheek.
Het voorlezen, lezen en zingen met el
kaar is in deze weken van meer belang
dan naaiwerk, dat evengoed tot Januari
kan blijven liggen. Het al dan niet ver
schijnen in een nieuwe japon en met ge
permanente haren op 't Kerstfeest zinkt
in 't niet bij bovengenoemde waarden.
En of uw meubels nu vóór de Kerst nog
een keer in de was zijn gezet, komt er
óók niets op aan. 't Is mooi, als dit on
gemerkt onder schooltijd kan gebeuren,
maar laat het niet ten koste van het
lees- of zang-uurtje met de kinderen
gaan. Vele vrouwen denken nog, dat da
uren, aan lezen besteed, verloren tijd is.
Niets is minder waar. Als wij iets goeds
lezen of voorlezen, betekent dit alleen
maar geestelijke winst voor onze kinde
ren, voor onszelf en voor de hele sfeer
in het gezin.
't Is koud en donker buiten onze hui
zen, moeders! Zéér dreigend en dikwijls
benauwend ziet de toekomst voor ons
land en volk er uit We kunnen schreien
om het lot der volkeren in Indië, om ons
vertrapte Koninkrijk, duizendmaal kun
nen wij onszelf in angstige beklemming
afvragen, hoe onze kinderen hier ooit
een redelijk bestaan zullen vinden.
maar tenslotte vindt ons onrustig hart
alléén maar Het Antwoord op alle vra
gen in de kribbe van Bethlehem en be
luisteren wij in al die uitingen van een
verblinde wereld, de voetstappen van
Hèm, Die eens arm werd, om ons voor
eeuwig rijk te maken. Zó moet eigenlijk
iedere dag van ons leven: Advent zijn.
MARGARITHA.
J^AT het oude baasje uit
de Camera Obscura nu
toch een eeuw heeft moe
ten wachten, aleer het zijn
passende partner vond.
Maar aan de andere kant:
hoe gelukkig dat ze elkaar
niet gekend hebben, want
Keesje zou tot in het diepst
van zijn vrome zieltje ge
schokt wezen, wanneer hij
zo veel boosheid en boos
aardigheid was tegen
gekomen. Immers dit pen
dant is een geval van vol
slagen, absolute, diame
trale tegenvoeterij. Maar
laat ik vertellen.
Er was een man, die een
schat in huis had. Eerlijk
gezegd vermoedde nie
mand dat zulks het geval
was, hijzelf in de aller
laatste plaats. Onmogelijk
- hem ervan te verdenken
een schat te bezitten of te
zijn: als men zijn gouden
jubileum van messentrek
ker en drankorgel in de
stilte van de bajes ge
vierd heeft, pleegt men er
nu eenmaal niet schatte-
riger op te worden. Men
komt tenslotte vrij en
keert nijdiger en verbete-
ner dan ooit huiswaarts
een speelbal des daags en
een angstdroom des nachts
voor de vele buurtkinde.-
ren; gemengd voorwerp
van afgrijzen en schrik
voor de ouderen, die óók
bij daglicht zelfverzeker
der zijn dan bij duisternis
en ontij. Men kan ook ob
jectiever zeggen: een ver
laten mens, een stakkerd,
die iedereen afstoot en die
door iedereen verstoten
wordt.
Evenwel, om met de
Spreukendichter te spre
ken: ondoorgrondelijk zijn
de wegen eens mans bij
een vrouw. Want dit grim
mige en gramstorige man
mens heeft toch op een
goede dag een vrouws
persoon bij zich in huis ge
nomen, al liep haar weg
over zijn drempel dan niet
via het Raadhuis. Het
laatste deerde haar niet
bijster erg: zij had in de
loop van lange jaren meer
ervaring opgedaan op dit
terrein. Toen de buurt voor
het eerst bij geruchte haar
inwoning als toekomstig
vernam, heeft zij haar
wijze hoofd geschud en de
vraag uitgesproken „Hoe
bestaat het?", daarbij doe
lend op de ondenkbaarheid
van een mens,
die met deze
Maar toen
diezelfde
buurt kort daarna deze
nieuwe levensgezellin aan
schouwde, heeft ze nog
verbaasder haar levens
wijze vraag herhaald,
want deze vrouw overtrof
elke voorstelling en elke
nachtmerrie. Bij haar ge
zicht werd het zijne nog
bijna liefelijk. Mocht hij
zwart zijn, zij was zwar
ter; vloekte hij, 'zij vloekte
heviger; dronk hij, zij
dronk ook hem nog onder
de tafel.
Geen mens die precies
weet wat ze daar samen
jaren aaneen hebben uit-
gekuurd. Geen mens ook,
die het ooit weten zal; dit
geheimenis is met hen ten
grave gedaald. Waren ze
thuis, dan bleef de deur op
slot, en door de aordijnen
Uit de
VOLKSWIJK
viel geen streepje licht
paar buiten. Men was
slechts aangewezen op wat
het oor van binnenuit kon
waarnemen en dat was ook
weer niet fraai genoeg om
er lang naar te luisteren.
Er kunnen sappige echte
lijke uiteenzettingen zijn,
waarvoor de buurt adem
loos en weetgierig ge
ïnteresseerd blijkt, maar
ergens is een grens. Die
grens wordt bereikt „als
je ergens koud van wordt"
en van wat in dit bepaal
de huis besproken werd,
moest men zulks wel wor
den. Bovenburen werden
soms rond middernacht
opgeschrikt door helse
kreten, door glasgerinkel
en door ho
nend schater
lachen. Ze
sloegen de
dekens dan
hun hoofd en gingen de
volgende morgen onuitge-
s lapen en moe aan de
arbeid. Doch het rechte
wist niemand.
Totdat de vlooienplaag
begon. Eerst bij de boven
buren rechts en links. Het
leek op dat oude sprookje
van 1001 nacht: er waren
kleine gaatjes en kiertjes
an daar wipte iets door, de
eerste vloo. Daarachter
kwam de tweede. Daarop
hipte de derde aan. Enzo
voorts, bij dag en nacht,
in één continubedrijf
vaart. Terwijl door andere
gaatjes en kiertjes ander
gespuis kwam opdagen:
alles wat maar wriemelt
en kriebelt en pootjes
heeft om te gaan. Toen
hebben de buren maat
regelen genomen; maat
regelen, die varieerden
tussen DDT en klachten
bij hogere instanties. En
deze instantie heeft in-
stantelijk gedaan wat men
verwachten mocht: ze
heeft onmiddellijk en radi
caal ingegrepen. Ze heeft
aangebeld en toen dat niet
hielp heeft ze zich met
geweld de gewenste toe
gang verschaft en tenslotte
van onder bergen vodden
de genoemde levensgezel
lin opgedolven. De buurt
heeft dit alles van verre
gadegeslagen en zich wat
jeukerig gevoeld, maar o,
dat was niets vergeleken
bij de officiële jeuk.
Verrassender nog is de
afloop geweest. Want toen
de Dienst in kwestie dit
varkentje gevangen had,
wilde men het ook meteen
wassen gaan. En tegen
gestribbeld als ze toen
heeft! Dat was dit en dat
was dat, en ze kon niet
tegen water, noch in- noch
uitwendig gebruikt
Maar wat begint een arm
mens tegen zulke burge
meesters, nietwaar? Het
slot was dat ze haar bad-
vaardig hebben gekregen.
En toen, bij het uitpeilen
van de laatste schil is de
schat gevonden: een zakje
en in dat zakje twaalf
honderd gulden. Ach, ware
dit paar iets schoner ge
weest, hoeveel vreugde zou
het van zulk een schat
hebben kunnen smaken..