1
OP MARKEN LEVEN DE MENSEN IN
ARMZALIGE KROTTEN
Heldenepos van twee Nederlandse kerels
Pater Henri de Greeve,
van naastenliefde
DE
BIOSCOOPJE
propagandist
JAMES ENSOR - schilder der ironie
ZATERDAG 26 NOVEMBER 1949
Nice show", zegt de Amerikaan:
Acht en zeventig procent der bevolking wordt
geregeld op t.b.c. gecontroleerd
D
(Van een onzer verslaggevers)
AAR STAAN WE DAN AAN DE HAVEN VAN MARKEN, tegenover het be
faamde „Showhouse" van Sytje Boes. Aan alle kanten wappert de was aan
de lijnen en twee kleine kind-vrouwtjes ln lange rokken zeulen met een zware
boodschappenmand naar het kruidenierswinkeltje, dat met zijn houten geveltjes
op de weinige botters in de haven uitziet. Het is alles zoals het in de reis
gidsen staat.
En drie Amerikanen man, vrouw en
zoon die vanmiddag de enige vreemde
lingen op het eiland zijn, vinden het dan
ook een „nice show" en de man loert
onder de neergeklepte rand van zijn
Amerikaanse hoofddeksel door de zoeker
Ja, aan de buitenkant is het inderdaad
«en „nice show", vooral nu niet, zoals i
het hoogseizoen, de dagelijkse portie va
8000 vreemdelingen het gezicht op de 1500
Zo wast Pietjannetje de aardappelen
Markers verduisteren. Maar vandaag zijn
we hier niet om de pittoreske geveltjes
en de mooie klederdracht te bewonderen,
maar om te zien. hoe de mensen achter
die geveltjes leven en dat leven is dik
wijls in schrijnende tegenstelling met de
fleurige buitenkant.
De meeste Amerikanen, die Marken in
een record-tempo „doen" gunnen zich al
leen maar tijd, om de havenbuurt te be
kijken. Voor ons klopt het hart van het
eiland echter in de Kerkbuurt, waar de
oude kerktoren staat, die vele geslachten
van Markers met zijn bronzen stem heeft
begeleid naar het kleine kerkhof van het
Hier aan het kleine pleintje staat ook
het gemeentehuis, waar burgemeester
Van Reeuwijk zetelt.
Auto's zijn er niet op Marken en dat
is maar goed ook, jwant de voornaamste
verbindingswegen op het eiland zijn nog
zó smal, dat twee auto's elkaar onmogelijk
zouden kunnen passeren, De Markers, die
aan deze weggetjes wonen, zijn eohter
nog gelukkig te prijzen, want vooral in
de kerkwijk, wonen velen in „straten",
die zelfs nauwelijks de naam slop ver-
Een alleraardigst gezicht, zo'n steegje
van zestig cm breed met die oude houten
huisjes schots en scheef aan» weerszijden.
Dan weer een dwarssteeg, die haast nog
smaller is en waarin de overburen elkaar
door de ramen heen een hand kunnen
geven. Maar der.'k eens aan de vrouwen,
die de hele dag in zo'n slop moeten leven
en werken en aan de kinderen, die hier
opgroeien. Geen straaltje zonlicht kan
ooit' in deze woninkjes doordringen. Zelfs
al zouden de kleine raampjes nog tien
keer zo groot zijn. En laten we nu eens
zo'n idyllisch houten stulpje binnenstap
pen. Pas op, want we moeten een flinke
stap in de diepte doen. Sommige van deze
houten huizen dateren nog uit 1700 of
daaromtrent en ze zijn in de loop der
jaren flink verzakt, 't Is nu droog weer,
maar anders zouden we wel laarzen
mogen aantrekken, omdat het water dan
naar binnen loopt.
Als onze ogen nu aan het donker ge
wend zijn, kunnen we eens rondkijken.
Een hokje van ongeveer 3 bij 3 meter en
het portaaltje, waardoor we binnen
gekomen zijn, dat is alles. Geen aparte
keuken, geen toilet.
In een hoek van de kamer wordt ge
kookt, in een andere hoek is een bed
stee. In deze ruimten leven dikwijls ge
zinnen van zes of meer personen. Vader'
en moeder slapen in de bedstee, een
klein kind in het keldertje er onder en
de rest van het kroost moet 's avonds
via de ladder in het portaaltje naar de
„piek" verdwijnen. Dat is de ruimte on
der het spitse dak, waar enkele bedden
staan en de jongens en meisjes soms bij
elkaar moeten bivakkeren. Kijk, nu moet
Jannetje en Pietjannetje de aardappelen
Gootsteen op de grond.
Toen de waterleiding op Marken
kwam, werd in vele huisjes wanhopig
gezocht naar een plaats voor een minia
tuur gootsteen. Hier was de enige op
lossing: op de grond in het portaaltje.
Eerst wordt de ladder steil tegen de
buitendeur gezet, dan kan Jannetje op
de knieën gaan liggen en haar gang
gaan. Ze hoopt vurig, dat er intussen
niet te veel leveranciers aan de deur
komen, want dan moet ze de ingenomen
stelling ijlings gaan ontruimen om de
ladder niet op haar hoofd te krijgen.
De woningen in deze straatjes zijn
slechts door houten schotten van elkaar
gescheiden. Dat is nog een erfenis uit
vroeger jaren. Toen waren vele huizen
groter. Maar als er een zoon of dochter
ging trouwen, werd fluks een schotje
getimmerd, ergens aan de achterzijde
een deur en een raam uitgezaagd en de
woning was gereed. Je kunt dan ook in
deze huizen woordelijk volgen, wat buur
man aan z'n wederhelft te vertellen
heeft.
Tegenwoordig gaat het zo gemakkelijk
niet meer en menig jong paar trekt nu
bij de oudelui in de eenkamerwoning,
waar ze zich dan de reeds genoemde
„punt" als slaapvertrek zien aangewezen.
Geloof nu niet, dat we hier een uitzon
deringsgeval bij de kop genomen hebben.
Volgens het oordeel van Mdrkens bur
gervader zou het een kleine moeite zijn
zo maar 100 woningen aan te wijzen,
waarvan je moet zeggen: „Het is een
schande, dat daar nog mensen in moeten
En in zo'n huis zijn we hier nog niet
De vochtige, donkere woningen zijn
een kweekplaats voor T.B.C. en het is
dan ook geen wonder, dat 78 pet. van de
Markense gezinnen bij het consultatie
bureau voor T.B.C. ingeschreven staat.
Gelukkig heeft Marken thans waterlei
ding en electrisch licht, want vóór die
Td waren de toestanden nog veel erger.
De Markers zijn conservatief en natuur.
k waren er enkele ouderen die noodge
dwongen de leiding in hun woning lieten
aanleggen, maar de kraan nimmer aan
raakten. „Ja zie je. als je regenwater
gebruikt voor de koffie, dan krijg je zo'n
lekkere koek onder in de pot en die krijg
je dan in je lijf ook en daar wordt een
i zo óud van". Ja, die Markers hebben
wonderlijke opvattingen op het ge
bied van de volksgezondheid. Een vrouw.
an 85 jaar, dat vlak achter de Oude
Kerk woont, heeft haar hele leven nog
nooit een kachel in haar huis gehad,
want kachelwarmte vindt ze erg onge
zond. Zij heeft genoeg aan haar warm
stoofje en naar ze zegt. heeft ze het nooit
koud. In de oorlogsjaren waren haar
buren er goed mee, want de kolenbonnen
deelde ze met kwistige hand uit.
De medische dienst op het eiland be
schikt nu over een behoorlijk gebouw,
1
lÉ|g||
i
r nog in 1932 werkte de dokter in
gebouwtje van 2 bij 2 meter, waarin
ns de apotheek was „gehuisvest". De
patiënten zaten op de stoep kalmpjes hun
beurt af te wachten. Of er nu aan deze
meer dan erge noodtoestand niets te doen
Wie hiervoor verantwoordelijk is en
/ie in gebreke gesteld moet worden? In
en volgend artikel hopen we deze vra-
en eens nader onder de ogen te zien.
het Englandspiel
Een idealisme, waarvan zelfs Schreieder
verbijsterd is
WAT de gevangen agenten Leonhard Andringa en De Haas op die sombere April-
avond van*het jaar 1942 aan Schreieder vertelden! is verbazingwekkend. En
het geeft de Kriminal-Direktor, die alleen maar met de harde feiten rekent en
die leeft van het opportunisme, plotseling een scherpe kijk op het idealisme, de
moed en de opofferingsgezindheid van de Nederlandse illegaliteit. Diep in zijn
hart moet hij wel respect hebben voor deze stalen kerels. En onwillekeurig moet
hjj de geestesadel dezer jonge mensen wel afwegen tegen het smerige kardkter
van boeven als Van der Waals en Ridderhof en Poos. Maar het is oorlog en de
oorlog schept kansen wie de beste kansen aangrijpt brengt het ver in het leven.
Pn Schreieder wil het ver brengen in het leven; hij wil een carrière opbouwen,
groot man worden, een succesvol dienaar van Himmler en Kaltenbrunner.
Zacht kringelt de rook op
sigaretten die Schreieder heeft laten
brengen. Andringa en De Haas beseffen:
dat deze man niet met zich laat spelen.
Trouwens: wat valt er te spelen tegen
zoveel verraad? Schreieder weet alles
Hij kent de code, hij kent de mensen in
Engeland, hij weet hoe de opleiding is. hij
tekent zelfs de gebouwen en de kamers,
aarin de geheime dienst is gehuisvest.
Rustig vertelt Andringa zijn verhaal. En
het klinkt als een roman! In de nacht van
9 op 10 Maart 1942, nu zeven weken gele
den. zat hij in een Engels vliegtuig boven
de Noordzee. Hij had zijn opleiding tot
geheim agent in Engeland achter de rug
deze nacht geparachuteerd wor
den. Parachutespringen had hij al meer
gedaan. Dat behoort bij de opleiding, 't Is
sensatie, als je voor de eerste
keer naar boven gaat met je paraplu om
je nek. Die dingen zijn wel goed, maar ze
kunnen tenslotte weigeren. Enfin dan ma
ken de despatchers dat zijn de mannen
je helpen het springgat open in de
bodem van het toestel. Dat gat is onge-
anderhalve meter; het is rond. Als
aar beneden kijkt is het tooh wel
een beroerd gezicht. Dan gaat er
rood lichtje branden: het sein om
je gereed te houden. Je zit zo'n beetje
gehurkt bij het gat en de aarde stuift on
der je langs. Dan, plotseling, flitst er een
groen lampje aan, er schreeuwt iemand:
Go!! En dan ga je. De wind fluit om je
heen. je valt en je valt en je valt, tien,
dertig, vijftig meter, dan voel je 'n klein
rukje, je parachute is open en je hangt
te schommelen tussen hemel en aarde. De
eerste oefensprong was van een hoogte
vay 250 meter, maar later ploerop je ook
in grotere hoogte.
Ga door
Er komt een SD-er binnen met nieuwe
koffie; het wordt bijna behaaglijk in de
verhoorkamer van Schreieder. waar ook
Ernst May zijn stoel bijschuift om naar
het verhaal van die Jonge dwazen te
luisteren.
Ga door, zegt Schreieder. Vertel maat
verder, Herr Andringa.
Nou, zegt Andringa. dat oefenen ging
wel. Maar als Je in werkelijkheid wordt
geparachuteerd boven bezet gebied dat
nog wat anders. Je moet er tenslotte
ie rekenen, dat je gevangen wordt. En
weet niet, wat je dan boven het hoofd
hangt.
is verkocht en verraden voor u
afgesprongen, bitst Schreieder.
i toch alles. Maar als u beiden
verstandig bent, hebt ge niets te vrezen.
Ook bijvoorbeeld geen terechtstelling
of zoiets?, informeert Andringa voorzich
tig.
iljn
Ik was niet alléén in het toestel
die nacht van de dropping.
Ik had een kameraad bij me. Een mar
conist.
Hoe is zijn naam? Waar
Schreieder vuurt de vragen af als kwa-
machinepistool.
Pittoresk? Ja. Gezond? Neen!
doet niets terzake, want
- Zijn
hij is dooi
Kom kom, zegt de Kriminal-Director
sarcastisch, als u liegt moet u het een
beetje beter doen. Zulke verhaaltjes ge
loven we hier niet.
Waar is die man op het ogenblik en
wie is hij?
Die man is dood, zegt Andringa.
Mensch! brult de roodaanlopende
Schreieder, houd op! Ik heb u gezegd: een
goede behandeling, maar alleen als ge
het waard zijt. Ik heb geen tijd om naar
leugens te luisteren!
Die man Is dood, zegt Andringa met
nadruk. Het was de marconist Molenaar,
hü sprong na mij uit het toestel, maar de
kerel kwam met zijn hoofd op een
stenen drinkbak voor het vee terecht en
zwaar gewond. Ik heb gedaan wat
ik kon, we waren alleen in de stikdonkere
nacht. Het was in de buurt van Assen.
Maar ik kon zo weinig uitrichten. Ik heb
Molenaar in mijn armen genomen; twee
later was hy dood. Toen het licht
begon te worden heb ik zijn lichaam moe
ten achterhalen, om zelf niet te worden
ontdekt.
Bijna onmerkbaar heeft Schreieder zijn
medewerker Ernst May een wenk gege-
Enkele ogenblikken later zit de code
specialist al aan de telefoon en informeert
bij de S.D. in Drente, of er een lichaam
gevonden is in de omstreken van Assen,
zo omstreeks 10 Maart van dit jaar.
Jawel, men kan hem inlichten Tien mi
nuten later weet Schreieder, dat Andringa
de waarheid sprak.
Niet eenvoudig
Deze Andringa heeft het. na de para
chutering, niet gemakkelijk gehad. Hij
had geen marconist en dus geen ver
binding met Engeland. Hij trok naar Am
sterdam, zwierf daar wat rond, kreeg con
tact met de illegaliteit en werd naar Mar
tens in Haarlem geloodst. Daar kwam
Dick. En hoe het verder gegaan is. weet
Schreieder wel.
Mooi zegt Schreieder. En wat heeft
Herr De Haas te vertellen? Maar de
waarheid. We weten toch alles. We con
troleren alles. Wie liegt verspeelt alles,
Letterlijk alles. Wie fatsoenlijk is wordt
fatsoenlijk behandeld!
Het verhaal van De Haas.dat wordt
een verhaal van jonge moed, van dap
perheid, van heldentrots.
Ik heb van December 1940 af ille
gaal gewerkt tegen de Duitsers zo begin'
zijn verhaal.
Waarom?, vraagt de verblufte S.D.-
chef.
Omdat zij onze vijanden zijn.
Na, schön, zegt Schreieder. Ga ver
der. Met wie werkte u samen?
Wij werkte samen. Mijn vriend Ab
Homburg
May en Schreteder wisselen snel
blik van verstandhouding; de r
Homburg kennen ze en hoe!
Maar in Juli 1941 vonden we het
beter om naar Engeland te gaan. En toen
we samen vertrokken.
Hoe kwam u in Engeland? Schreie
der is lastig met zijn voortdurende in
terrupties, maar hij zit daar niet om een
helden-epos te horen, hij wil feiten, aan
knopingspunten voor nieuwe jachten op
nieuwe slachtoffers.
We gingen met een gewone viss
schuit, vertelt De Haas. We hadden
stel illegale Jongens bij elkaar, die zich
bij Homburg en mij hadden aangesloten.
n we geloofden dat er in Engeland wel
en beetje werk voor ons was.
Werk?
Nou Ja. voor de bevrijding van het
vaderland, bedoel ik. Zonder dat die
schipper het wist, waren we 's avonds
boord van zijn schuit gekropen in
de haven van IJmuiden en 's ochtends
hij uit. De Duitsers van de haven
bewaking hadden er natuurlijk geen
flauwe notie van. dat wij aan boord wa
ren. In volle zee zijn we te voorschijn
gekomen en die schipper schrok zich een
hoedje, want we hielden onze revolvers
onder zijn neus. Hij mocht kiezen: direct
Engeland varen of direct definitief
ontheven worden van zijn commando. Dé
was verstandig en kreeg er later
zelf'lol in. We ktyamen netjes in Enge
land aan.
Daar werd u beiden opgeleid voor
agent?, vraagt Sohreieder.
Precies, geeft De Haas toe. Dat wist
trouwens al, want u weet immers alles
Ab Homburg ging in de herfst van 1941
naar Nederland; ik volgde hem begin
Maart 1942 per motorboot. Hij was de
agent „Pijl" en ik was „Boog". We hoor
den eigenlijk bij elkaar, zoals u ziet.
Maar Homburg is reeds voor ik aan
kwam door de S.D. gearresteerd en in
de Cellenbarakken in Scheveningen op
gesloten. Daar is hij in December weer
uitgebroken. U hebt nooit geweten, dat
hij agent was! En nu is hij zoek.
Ja, zegt Schreieder kalm. hij is nu
zoek. Maar u handelt in het belang van
BEKENDE LANDGENOTEN THVIS
„Waarachtig geloof, vaste hoop, \-urige liefde"
(Van een onzer verslaggevers)
E KAMER VAN PATER HENRI DE GREEVE, in het ziekenhuis van Sint
Joannis de Deo in Haarlem, geurt naar boeken en tabak. De boekenryen
reiken tot de zolders. Zij sluiten het grote bureau waarop de wekelijkse Licht
bakens tot stand komen, vrijwel ln. Boeken over theologie, over zielkunde, romans
en gedichten. Op een draaibare catheder kostbare oude uitgaven van de Bijbel:
in het Nederlands en in het Hebreeuws. En tussen de boekenrijen twee delen
gedichten van Cats. Dat Is misschien een erfstuk van die grootvader De Greeve,
die in Amsterdam een groot man was, een gevierd redenaar en een krachtig
sociaal werker, een man waaruit twee befaamde predikers sproten: de overleden
pater Boromeus de Greeve, die een zoon was en pater Henri de Greeve, die een
kleinzoon is.
Dat is de milieu-invloed: zij dreef de
zonen tot spreken en sociaal werken. De
kinderen: minnaars van het literair ver
zorgd betoog. De grootvader: vereerder
van Dickens.
„Hoe het groeide?"
„Na mijn priesterwijding in Den Haag
in 1923, luidde mijn marsorder: „preken
overal waar ze je vragen."
Dat is zo gebleven en uitgegroeid tot
wat het tegenwoordig is: spreken en
preken, overal waar ze me vragen.
Naast de preken verscheen, in de der
tiger jaren, een wekelijkse meditatie in
de Katholieke Radiogids en daaruit
groeide het wekelijks Lichtbaken.
Dat, op zijn beurt, gaf weer het aan
zien aan de Bond zonder Naam, waarvan
Pater de Greeve de leider is.
Ook dat is wonderlijk gegaan. „Ik had
destijds straf. M'n radiopraatjes moesten
door de radiocontrólecommissie worden
goedgekeurd en ik moest dus alles op
schrijven. Toen ik daar eens mee bezig
was, stond opeens de Bond voor me. Ik
heb het vaker, dat ik een omvangrijk
werk in z'n geheel voor me zie. Ik kon
het toen zó opschrijven en bij het vol
gend Lichtbaken is de Bond geboren.
Het is direct een geweldig succes ge
worden. Men heeft het wel eens een
Rooms-Katholieke uitgave van de Buch-
man-beweging genoemd, maar dat was
het niet, hoewel ik de Oxfordmensen
natuurlijk wel ken. Het was een spontane
reflex op alle mogelijke ondervindingen.
De Bond werd in een seconde geboren.
Het is, voor de eerste maal in de historie,
een volledig propaganda-instituut voor de
naastenliefde, een schreeuw in de aether,
waarop duizenden hebben gereageerd.
Want het staat in het Evangelie: „God
liefhebben en de naaste als Uzelf", maar
de mensen komen er niet aan toe. Ze
hebben een aansporing nodig. Dat noe
men wij: hefboomacties. De honderd
ste staat in Maart voor de deur. Zo heb
ben we gehad: de anti-roddelcampagne,
de „ruim-de-ruzies-op" campagne om er
twee te noemen. Ze hebben tienduizen
den acties ontketend en bergen brieven
opgeleverd, maar bovenal, duizenden
vernieuwde levens. Door zo'n actie wor
den de mensen tot nadenken gebracht.
En door het zich steeds te binnen bren
gen van de spreuk der actie trainen zij
zich zelf: in het niet meer lasteren, in
het verdragen in plaats van ruziën, in
het niet laten oplopen van de rekening
bij de melkboer of de slager, in het vro
lijk kijken, als een kwaad gezicht zo
veel gemakkelijker is.
Zeg dat het kleine bijkomstige dingen
zijn. Maar ze hebben bekeringen tot ge
volg gehad. En op welke manieren!"
Pater de Greeve trekt aan z'n sigaar
en hij gaat door: „Ik kreeg van een
schoolklas tekeningen met als opschrift
de slagzin van de anti-ruzie actie: „Ruim
uw ruzies op". Het waren simpele kin
dertekeningen. Een scheepje en een
huisje, de slagzin in een mooie letter en
op de achterkant de naam van het kind:
„Marietje Zus en zo denkt aan U".
stond er.
De kinderen zonden me die kaarten
met het verzoek ze aan zieke mensen te
geven. Als volwassene denk je: wel aar-
uw vriend Homburg, als u zegt waar
hij is.
Ik weet het niet, beweert De Haas.
En als Schreieder de volgende middag
als de schemer zich opnieuw -over de
Residentie legt. het verhoor van De Haas
uitgeput beëindigt, dan is het laatste
woord van zijn slachtoffer nog altijd
rustig: Ik weet het niet
Daar blijft het bij.
(In c
s blad v
iner» vervoerde naar Kasteel
>ud-Wassenaar. Men deelt ons thans med«
at dit moet zijn het door de Duitsers ge-
orderde Hotel de Wittenburg te Wassenaar)
Er wordt veel
stuk gedacht, geschreven
reerdL Naar behoren zijn de deskun
digen het ongeveer over alles oneens.
De een zegt dat de film een gave is
en de ander vindt 'm een vloek. Mr.
Dr. Zo en Zo is op statistische con- neei
clusies uit zijn eigen practijk tot de gen
ontdekking gekomen dat de bioscoop
i dito toe-
het filmvraag- "OTT7,rP T)TT^rr^, 17171X1 sfecuast alle radiopreken
gerefe- _LHj X X 11NX X-illjiN *Praken rneteen af, onverschillig uit
welk vat ze getapt worden. En
grijp ik dan de enige kans, die aanwe
zig is: de krant op tafel ligt open bij
de bioscoopaankondigingen en ik
ik geen bezoek had willen bren- vraag of hij daar naar toe gaat.
jonge r
r de r
i helpt; gesproken. Maar r
5 h(j er alleen der 1
Neen, natuurlijk niet, die
hij zei dat moeder direct thuis ko- heeft hij immers al lang gezien? Erg
dat ik wel even kon genoeg dat ze 'm nog eens draaien,
sexuele misdaden". Maar zijn collega wachten. Ja, en hoe gaat dat dan, je „Was het dan niet veel?" Zeker, het
Mr. Dr. Zus en Zus deed op gelijke begint een gesprek. Dat is geen een- was een moordfilm, maar je wilt wel
de voudige zaak, want Piet en ik spreken weer eens wat anders. En dan sla ik
•n totaal verschillende taal, die net mijn misslag en informeer: „Waarom
veel overeenkomst heeft als Engels vond je hem zo mooi?" Ik ben be
et Duits. Ik wenste wel dat men dit nieuwd naar het antwoord; het gepro-
:ns in kerkelijke kringen ging be- longeerde
gegevens uit zijn practijk pi
tegenovergestelde vondst en verklaart:
„De film helpt de jonge mensen; in
elk mens zit een honger naar het
kwaad en het feit dat hij films ziet
met allerlei moord en doodslag, be
vredigt zijn lust daartoe, zodat hij die
zonden nu niet zelf meer bedrijft.
Men zou eens wat beleven als er geen
film bestond; dan zou de criminali
teit nog stukken erger zijnIk
moet eerlijk opbiechten dat ik nog
niet zo heel lang geleden ook meen
de tn dat koor te kunnen meespreken
en ik zou doorgegaan zijn met ora
keltaal te spreken, ware het niet dat
ik op een dag Piet was tegengekomen
en hem eens ondervraagd had over zijn
indrukken van de bioscoop.
Dat ik bij hem aan het juiste adres ken
was, stond vooraf va
verslaafde dienaren van god „Bios'
neemt hij een vooraanstaande plaats
in. Ik geloof niet dat er de laatste zes
jaren één film in onze stad heeft ge
lopen, welke Piet gemist heeft. Films
zijn zijn lust en zijn leven
INDRUKKEN UIT DE
VOLKSWIJK
die gewrochten, waarin tegen een
pauwblauwe hemel twee roserode
schipbreukelingen heftige avonturen
beleven met inktzwarte inboorlingen;
wat zou Piet geboeid hebben, het
avontuur, de kleur, de liefde? Maar
Piet kijkt me verwezen aan en als ik
mijn vraag nog wat duidelijker her
seffen, misschien zou er dan eindelijk haal, vindt hij als enig antwoord: ,J1ou,
eens wat gedaan worden aan evange- het is toch een mooie film?" Mijn
lisatie in de volkstaal: momenteel tweede misslag is dat ik dan verder
spreken protestant en roomse voor ga peuren, maar ik toil er nu eens
déze oren eenzelfde potjeslatijn. Voor- achter komen wat Piet bewondert. Ik
beelden? Piet heeft minstens tien probeer te ontdekken of hij het film
woorden om over een meisje te spre- verhaal begrepen heeft. Maar zijn ant-
die woorden heeft een woord bewijst zonneklaar dat zulks
onder de_vele eigen nuance. Piet denkt zelfs alleen niet het geval was. Het bewijst zelfs
maar in een bepaald aantal van die dat Piet nauwelijks vermoedt dat een
ons onbekende woorden en elk film een verhaal behelst. Wat hij ziet
daarvan duidt een bepaalde actie aan: is enkel een aantal beelden zonder
lopen, hollen, staan, eten, drinken en, innerlijk verband. Beelden, die toe-
zo voorts. Maar Piet heeft geen woor- spreken omdat er in gehandeld wordt:
2e'f den tot zü'n beschikking om over be- gelopen gevochten, gezwommen, ge-
ny de filmheld in optima forma. Zie paalde begrippen te spreken. Zo zeer geten. De rest blijft duister. En toch
jakjsaa ÉT1"* jj dit het geval dat elk gesprek over ziet deze Piet alle films, die er ge-
wat anders dan wat je doen kunt met- draaid worden. Maar als u nu eens
een dood loopf. Je kunt over gappen in een bioscoop zit en u hoort een
met hem praten, maar niet over on- krijs door de zaal, een lachgeloei, op
naar niet een moment dat er niets te lachen
haat. Over lezen, maar niel over valt, zegt u dan maar rustig: ,JDat is
begrijpen. Dit alles is abracadabra Piet". Dat u 't bij het rechte eind hebt,
voor hem en voor duizenden van garandeert u uw
zijn kornuiten. Daarom zetten die ook WIJKPREDIKANT
zijn gladde lokken, zwierig achterover
gestreken; zie zijn ganse slanke ver
schijning; zie de wijze waarop hij loopt
en zijn ogen de kost geeft. Ge zegt:
dat is de levend geworden ladykiller eeriijkheid. Over vechten, i
van het witte doek en ge zegt de -
waarheid.
maar wat hebben zieken aan een
kindertekening. Gelukkig herinner je je
dan tijdig de vermaning van Paulus dat
de wijsheid der kinderen de ouders be
schaamt en je geeft de plaatjes aan zo'n
zieke man. En de kinderen hebben ge
lijk. De man heeft niets te doen. Die be
kijkt zo'n prentje en denkt: hé, Marietje
en zo denkt aan mij en hij begint
last te krijgen van dat „Ruim je ruzies
want daar heeft hij nogal wat van.
Hij heeft bovenal ruzie met God. Sinds
jaren. Dat begint hij alvast te biechten
De rest komt vanzelf. De man bekeert
zich. Hij gaat weer leven
t is maar één voorbeeld. Ze zijn met
duizenden aan te vullen. Je ziet tastbare
zegen in dit bovenmenselijk zware werk
et is zo goed te weten, dat er voor
de Bond enorm gebeden wordt. Overal
En door alle mogelijke n
beden dragen het werk
Daarom lukt alles wat 1
Heeft een zigeuner ee
komt een paard.
Moet een moeder eer
5or haar kind? Die is
ik de vraag gedaan heb.
Heeft de Bond zestig duizend gulden
nodig om hongerige kinderen te voeden?
Het voordragen van „Het vierde beest"
(door Pater de Greeve zelf geschreven,
gedeclameerd en voorgelezen) levert dat
bedrag in drie weken op.
Er moet voor gewerkt worden! Maar
goed. daar^zijn we knechten
daarboven zorgt
zorgt geweldig",
t is een exclamatie van Pater de
Greeve. Voor een Protestants, mens ver
kwikkend van geloofskracht en de woor
den uit het gebed in ons doopsformulier
komen me voor de geest als ik hem hoor
spreken: „Hem aanhangende met
waarachtig geloof, vaste hoop en vurige
liefde". Hier zijn ze.
„Bergen brieven komen er wekelijks
binnen De meeste zijn verzoeken om
geld. Van een gulden tot tonnen gouds.
Dat is verschrikkelijk, die nood die er is
Als ik elke dag opnieuw millionair zou
worden, zou ik iedere avond straatarm
zijn. Zoveel nood is er overal. Het grijpt
lar de keel en je tracht te helpen
mogelijk, maar je blijft het gevoel
van de Bond
paard nodig.
de rest. En Hij
houden, dat je tekort schiet, want er is
altijd minder geld, dan er nodig is om
te helpen."
Daarnaast zijn er evenwel brieven van
oude vrouwtjes b v. boven Hoorn, die
naar Zuid-Limburg willen reizen en al
leen zekerheid hebben goed te zullen
gaan, als pater de Greeve voor hen trein
en busverbinding uitzoekt.
„De laatste grote actie is die inzake de
geloofsvervolging achter het IJzeren
Gordijn. Er zijn millioenen handteke
ningen ingekomen, die alle aan de Ver
enigde Naties zullen worden aangebo
den door Amerikaanse vrienden van de
Bond. In December gaan de eerste 4
millioen handtekeningen scheep. Zij zul
len op dertien December worden aan
geboden. In Mei of September volgt dan
de tweede stoot. Of het veel uithaalt
moet je afwachten. Maar je moet doen.
wat je kunt en God zelf zorgt voor de
rest. Hij heeft de loop der historie in
Zijn hand. Al schreeuwen we maar te
gen het onrecht, dan doen we wat we
doen moeten, want Hij hoort het gebed."
En hier komt het gesprek op dat on
derwerp dat in ons land de verhoudin
gen tussen Rooms-Katholieken en Pro
testanten ernstig dreigt te verstoren: de
vervolging van de Protestanten in Span
je. Pater de Greeve zegt er dit van:
..Van tal van kanten heeft men my ge
vraagd daar nu eens over te spreken,
over de positie van de Protestanten in
Spanje. Ik heb er ter plaatse gegevens
over verzameld en U kunt er van op
aan: als er daar iets gebeurt wat niet
in de haak is ik en geen onzer dat ooit
zal goedkeuren. Maar we moeten de
zaak niet vertroebelen. Uit de gegevens
die ik ontvang blijkt me. dat er niet van
een geloofsvervolging gesproken kan
worden als achter het IJzeren Gordijn
gaande is. Naar Spanje kan desnoods
een commissie van drie priesters en drie
dominees gaan om de zaak te onderzoe
ken. Met de mensen daar kun je praten.
Dat gaat achter het IJzeren Gordijn niet.
Daarbij komt: Spanje is een Rooms
land. De Protestanten zullen er zeker
niet gemakkelijk zitten. Zij zullen moei
lijkheden hebben. Maar dat hebben de
Rooms-Katholieken in de Scandinavische
landen ook.
Hoe reageerden de niet-Roomse bla
den toen in Barcelona onschuldige non
netjes werden vermoord en in Mexico
priesters werden geslacht?
Toen de berichten over de Bulgaarse
dominees, die door de bolsjewisten ver
volgd werden, binnenkwamen, heb ik
daar voor de microfoon over gesproken.
Daarom begrijp ik niet dat ik zoveel bit
ter gestelde brieven over deze kwestie
kryg. Het moet toch mogelijk zijn. daar
over in rust en waardering voor elkaar
te spreken. Daarmee zijn beide partijen
het meest gediend."
De inschakeling van de film in de
strijd voor de naastenliefde is uiterst be
langrijk: „John Doe, de man, die het
meende" is. naar pater de Greeve meent,
de enige film die de critiek verdragen
kan. Op dat gebied is nog veel te doen.
En op welk gebied niet. Het werk ligt
rondom in stapels. „Je wordt er onder
verpletterd", maar „we hebben het in
Gods handen gelegd en dus lukt het".
Een Engelse vader en een Vlaamse I Engelsman en de grote levensverbeel-
moeder had James Ensor, dé grote Bel- ding van een Vlaming. Hy had ook het
gische schilder, die dezer dagen te Oost-1 echt Engelse gevoel voor humor, daar-
ende is overleden. En deze afkomst is naast de Vlaamse gave der spotternij.
Maar al deze na-
tionalistische ele
menten zijn eigen
lijk bij een figuur
als Ensor onbe
langrijk. omdat hij
vooreerst kunste
naar was. En een
kunstenaar met
een enorme veel
zijdigheid. Niet
alleen omdat hij
op meer ter
reinen der kunst
iets heeft bereikt
Ensor was ook
literator en com
ponist (o.a. een
ballet La Gamme
d'Amour) maar
omdat hy in zijn
schilderkunst een
James Ensor, schilder der ironie
zeker van invloed geweest op zijn werk.
dat wel Vlaamse elementen bevat
daarvoor was hij een te groot bewonde
raar van Brueghel en Rubens maar
toch niet specifiek Vlaams genoemd kan
worden. Ensor had de ironie van een
TEN KOSTE VAN...
Te Goudriaan, een rustig dorp
in Hollands vlakke dreuen,
heeft iemand, louter voor de pret,
het dorp in rep en roer gezet
en drama's doen beleven.
Zij plaatste, gans naar willekeur,
annonces in de bladen
omtrent verlovingen of trouw
de uitslag valt te raden.
En zij genoot naar hartelust
van al de consternatie,
want menig eerzaam echtvriend kwam,
door 't vals bericht dat men vernam,
volkomen uit de gratie.
Klaarblijkelijk heeft deze vrouw
een leeg en doelloos leven,
want overvloed van vrye tyd
kan uiellicht de gelegenheid
tot zulke daden geven.
De aspiraties van de lui
die zich een grapjas wensen,
Gaan meestentijds niet hoger dan
een geestigheid ten koste van
hun brave medemensen!
Gré KempenSterkenburg.
de dag legde, die
bij elke mindere
schilder zou dui
den op een nog
zoeken naar een
eigen stijl. Bij En
sor was dit echter
geen zoeken, maar
een bewust gaan
op de weg, die hij
op een bepaald
moment zag als de
juiste. Hij was im
pressionist, lumi-
nist. ook expres
sionist, maar ook
deze verschillen
zijn bij Ensor on
belangrijk. weer
omdat hij bovenal
kunstenaar was. En
bij een groot kun
stenaar interes
seert 't me zo wei
nig welk „isme" hij aanhangt, als er uit
het werk maar een persoonlijkheid, een
grote geest spreekt. En dan wil dat niet
zeggen, dat nu zonder meer de betekenis
of de moraal van elk werk van Ensor vol
komen aanvaardbaar is. Integendeel, een
doek als „LXntrée du Christ k Bruxelles"
zal zeker weerstand ontmoeten, maar toch
ÊJP
heeft
willen uitdragen en dit gedaan heeft op
wijze, die niet alleen oorspronkelijk,
r ook krachtig is. Ensor kon een
strakke vormgeving, maar ook een bijna
amorphe voorstelling van arabesken ge
ven, hij kon een sober of fijn genuanceerd
coloriet aanwenden, maar ook een bijna
wilde kleuruitspatting. Maar boven dit
alles uit en in zijn grafiek en in zijn
schilderijen klinkt de stem van de
man, die maar al te goed wist dat het
einde van de menselijke rede niets dan
dwaasheid is. En die dwaasheid, die de
mensen in hun eigen zelfverheffing niet
onderkenden, die wilde hij de mensheid
voorhouden. Het menselijk gelaat is niet
meer dan een masker: onbeweeglijk, béte,
stom, uitdrukkingsloos, een masker dat
zich alleen maar kon aanpassen bij de
omstandigheden en als dan Christus zijn
intrede doet te Brussel (volgens het doek
van Ensor t dan zien we al die maskers
met een zelfverzekerde uitdrukking hun
Fanfares doctrinaires spelen. Het is de
ironie om de leerstelligheid, het is de
spotternij met de holle leuzen, het is de
spiegel waarin zich de „enorme sottise"
van de mensheid weerkaatst. Hiertegen
over is natuurlijk iets anders te stellen.
Maar het is in ieder geval een kreet, die
even gehoord moet worden om niet in
zelfoverschatting verloren te gaan.
Corn. BaaoakI