1 OP MARKEN LEVEN DE MENSEN IN ARMZALIGE KROTTEN Heldenepos van twee Nederlandse kerels Pater Henri de Greeve, van naastenliefde DE BIOSCOOPJE propagandist JAMES ENSOR - schilder der ironie ZATERDAG 26 NOVEMBER 1949 Nice show", zegt de Amerikaan: Acht en zeventig procent der bevolking wordt geregeld op t.b.c. gecontroleerd D (Van een onzer verslaggevers) AAR STAAN WE DAN AAN DE HAVEN VAN MARKEN, tegenover het be faamde „Showhouse" van Sytje Boes. Aan alle kanten wappert de was aan de lijnen en twee kleine kind-vrouwtjes ln lange rokken zeulen met een zware boodschappenmand naar het kruidenierswinkeltje, dat met zijn houten geveltjes op de weinige botters in de haven uitziet. Het is alles zoals het in de reis gidsen staat. En drie Amerikanen man, vrouw en zoon die vanmiddag de enige vreemde lingen op het eiland zijn, vinden het dan ook een „nice show" en de man loert onder de neergeklepte rand van zijn Amerikaanse hoofddeksel door de zoeker Ja, aan de buitenkant is het inderdaad «en „nice show", vooral nu niet, zoals i het hoogseizoen, de dagelijkse portie va 8000 vreemdelingen het gezicht op de 1500 Zo wast Pietjannetje de aardappelen Markers verduisteren. Maar vandaag zijn we hier niet om de pittoreske geveltjes en de mooie klederdracht te bewonderen, maar om te zien. hoe de mensen achter die geveltjes leven en dat leven is dik wijls in schrijnende tegenstelling met de fleurige buitenkant. De meeste Amerikanen, die Marken in een record-tempo „doen" gunnen zich al leen maar tijd, om de havenbuurt te be kijken. Voor ons klopt het hart van het eiland echter in de Kerkbuurt, waar de oude kerktoren staat, die vele geslachten van Markers met zijn bronzen stem heeft begeleid naar het kleine kerkhof van het Hier aan het kleine pleintje staat ook het gemeentehuis, waar burgemeester Van Reeuwijk zetelt. Auto's zijn er niet op Marken en dat is maar goed ook, jwant de voornaamste verbindingswegen op het eiland zijn nog zó smal, dat twee auto's elkaar onmogelijk zouden kunnen passeren, De Markers, die aan deze weggetjes wonen, zijn eohter nog gelukkig te prijzen, want vooral in de kerkwijk, wonen velen in „straten", die zelfs nauwelijks de naam slop ver- Een alleraardigst gezicht, zo'n steegje van zestig cm breed met die oude houten huisjes schots en scheef aan» weerszijden. Dan weer een dwarssteeg, die haast nog smaller is en waarin de overburen elkaar door de ramen heen een hand kunnen geven. Maar der.'k eens aan de vrouwen, die de hele dag in zo'n slop moeten leven en werken en aan de kinderen, die hier opgroeien. Geen straaltje zonlicht kan ooit' in deze woninkjes doordringen. Zelfs al zouden de kleine raampjes nog tien keer zo groot zijn. En laten we nu eens zo'n idyllisch houten stulpje binnenstap pen. Pas op, want we moeten een flinke stap in de diepte doen. Sommige van deze houten huizen dateren nog uit 1700 of daaromtrent en ze zijn in de loop der jaren flink verzakt, 't Is nu droog weer, maar anders zouden we wel laarzen mogen aantrekken, omdat het water dan naar binnen loopt. Als onze ogen nu aan het donker ge wend zijn, kunnen we eens rondkijken. Een hokje van ongeveer 3 bij 3 meter en het portaaltje, waardoor we binnen gekomen zijn, dat is alles. Geen aparte keuken, geen toilet. In een hoek van de kamer wordt ge kookt, in een andere hoek is een bed stee. In deze ruimten leven dikwijls ge zinnen van zes of meer personen. Vader' en moeder slapen in de bedstee, een klein kind in het keldertje er onder en de rest van het kroost moet 's avonds via de ladder in het portaaltje naar de „piek" verdwijnen. Dat is de ruimte on der het spitse dak, waar enkele bedden staan en de jongens en meisjes soms bij elkaar moeten bivakkeren. Kijk, nu moet Jannetje en Pietjannetje de aardappelen Gootsteen op de grond. Toen de waterleiding op Marken kwam, werd in vele huisjes wanhopig gezocht naar een plaats voor een minia tuur gootsteen. Hier was de enige op lossing: op de grond in het portaaltje. Eerst wordt de ladder steil tegen de buitendeur gezet, dan kan Jannetje op de knieën gaan liggen en haar gang gaan. Ze hoopt vurig, dat er intussen niet te veel leveranciers aan de deur komen, want dan moet ze de ingenomen stelling ijlings gaan ontruimen om de ladder niet op haar hoofd te krijgen. De woningen in deze straatjes zijn slechts door houten schotten van elkaar gescheiden. Dat is nog een erfenis uit vroeger jaren. Toen waren vele huizen groter. Maar als er een zoon of dochter ging trouwen, werd fluks een schotje getimmerd, ergens aan de achterzijde een deur en een raam uitgezaagd en de woning was gereed. Je kunt dan ook in deze huizen woordelijk volgen, wat buur man aan z'n wederhelft te vertellen heeft. Tegenwoordig gaat het zo gemakkelijk niet meer en menig jong paar trekt nu bij de oudelui in de eenkamerwoning, waar ze zich dan de reeds genoemde „punt" als slaapvertrek zien aangewezen. Geloof nu niet, dat we hier een uitzon deringsgeval bij de kop genomen hebben. Volgens het oordeel van Mdrkens bur gervader zou het een kleine moeite zijn zo maar 100 woningen aan te wijzen, waarvan je moet zeggen: „Het is een schande, dat daar nog mensen in moeten En in zo'n huis zijn we hier nog niet De vochtige, donkere woningen zijn een kweekplaats voor T.B.C. en het is dan ook geen wonder, dat 78 pet. van de Markense gezinnen bij het consultatie bureau voor T.B.C. ingeschreven staat. Gelukkig heeft Marken thans waterlei ding en electrisch licht, want vóór die Td waren de toestanden nog veel erger. De Markers zijn conservatief en natuur. k waren er enkele ouderen die noodge dwongen de leiding in hun woning lieten aanleggen, maar de kraan nimmer aan raakten. „Ja zie je. als je regenwater gebruikt voor de koffie, dan krijg je zo'n lekkere koek onder in de pot en die krijg je dan in je lijf ook en daar wordt een i zo óud van". Ja, die Markers hebben wonderlijke opvattingen op het ge bied van de volksgezondheid. Een vrouw. an 85 jaar, dat vlak achter de Oude Kerk woont, heeft haar hele leven nog nooit een kachel in haar huis gehad, want kachelwarmte vindt ze erg onge zond. Zij heeft genoeg aan haar warm stoofje en naar ze zegt. heeft ze het nooit koud. In de oorlogsjaren waren haar buren er goed mee, want de kolenbonnen deelde ze met kwistige hand uit. De medische dienst op het eiland be schikt nu over een behoorlijk gebouw, 1 lÉ|g|| i r nog in 1932 werkte de dokter in gebouwtje van 2 bij 2 meter, waarin ns de apotheek was „gehuisvest". De patiënten zaten op de stoep kalmpjes hun beurt af te wachten. Of er nu aan deze meer dan erge noodtoestand niets te doen Wie hiervoor verantwoordelijk is en /ie in gebreke gesteld moet worden? In en volgend artikel hopen we deze vra- en eens nader onder de ogen te zien. het Englandspiel Een idealisme, waarvan zelfs Schreieder verbijsterd is WAT de gevangen agenten Leonhard Andringa en De Haas op die sombere April- avond van*het jaar 1942 aan Schreieder vertelden! is verbazingwekkend. En het geeft de Kriminal-Direktor, die alleen maar met de harde feiten rekent en die leeft van het opportunisme, plotseling een scherpe kijk op het idealisme, de moed en de opofferingsgezindheid van de Nederlandse illegaliteit. Diep in zijn hart moet hij wel respect hebben voor deze stalen kerels. En onwillekeurig moet hjj de geestesadel dezer jonge mensen wel afwegen tegen het smerige kardkter van boeven als Van der Waals en Ridderhof en Poos. Maar het is oorlog en de oorlog schept kansen wie de beste kansen aangrijpt brengt het ver in het leven. Pn Schreieder wil het ver brengen in het leven; hij wil een carrière opbouwen, groot man worden, een succesvol dienaar van Himmler en Kaltenbrunner. Zacht kringelt de rook op sigaretten die Schreieder heeft laten brengen. Andringa en De Haas beseffen: dat deze man niet met zich laat spelen. Trouwens: wat valt er te spelen tegen zoveel verraad? Schreieder weet alles Hij kent de code, hij kent de mensen in Engeland, hij weet hoe de opleiding is. hij tekent zelfs de gebouwen en de kamers, aarin de geheime dienst is gehuisvest. Rustig vertelt Andringa zijn verhaal. En het klinkt als een roman! In de nacht van 9 op 10 Maart 1942, nu zeven weken gele den. zat hij in een Engels vliegtuig boven de Noordzee. Hij had zijn opleiding tot geheim agent in Engeland achter de rug deze nacht geparachuteerd wor den. Parachutespringen had hij al meer gedaan. Dat behoort bij de opleiding, 't Is sensatie, als je voor de eerste keer naar boven gaat met je paraplu om je nek. Die dingen zijn wel goed, maar ze kunnen tenslotte weigeren. Enfin dan ma ken de despatchers dat zijn de mannen je helpen het springgat open in de bodem van het toestel. Dat gat is onge- anderhalve meter; het is rond. Als aar beneden kijkt is het tooh wel een beroerd gezicht. Dan gaat er rood lichtje branden: het sein om je gereed te houden. Je zit zo'n beetje gehurkt bij het gat en de aarde stuift on der je langs. Dan, plotseling, flitst er een groen lampje aan, er schreeuwt iemand: Go!! En dan ga je. De wind fluit om je heen. je valt en je valt en je valt, tien, dertig, vijftig meter, dan voel je 'n klein rukje, je parachute is open en je hangt te schommelen tussen hemel en aarde. De eerste oefensprong was van een hoogte vay 250 meter, maar later ploerop je ook in grotere hoogte. Ga door Er komt een SD-er binnen met nieuwe koffie; het wordt bijna behaaglijk in de verhoorkamer van Schreieder. waar ook Ernst May zijn stoel bijschuift om naar het verhaal van die Jonge dwazen te luisteren. Ga door, zegt Schreieder. Vertel maat verder, Herr Andringa. Nou, zegt Andringa. dat oefenen ging wel. Maar als Je in werkelijkheid wordt geparachuteerd boven bezet gebied dat nog wat anders. Je moet er tenslotte ie rekenen, dat je gevangen wordt. En weet niet, wat je dan boven het hoofd hangt. is verkocht en verraden voor u afgesprongen, bitst Schreieder. i toch alles. Maar als u beiden verstandig bent, hebt ge niets te vrezen. Ook bijvoorbeeld geen terechtstelling of zoiets?, informeert Andringa voorzich tig. iljn Ik was niet alléén in het toestel die nacht van de dropping. Ik had een kameraad bij me. Een mar conist. Hoe is zijn naam? Waar Schreieder vuurt de vragen af als kwa- machinepistool. Pittoresk? Ja. Gezond? Neen! doet niets terzake, want - Zijn hij is dooi Kom kom, zegt de Kriminal-Director sarcastisch, als u liegt moet u het een beetje beter doen. Zulke verhaaltjes ge loven we hier niet. Waar is die man op het ogenblik en wie is hij? Die man is dood, zegt Andringa. Mensch! brult de roodaanlopende Schreieder, houd op! Ik heb u gezegd: een goede behandeling, maar alleen als ge het waard zijt. Ik heb geen tijd om naar leugens te luisteren! Die man Is dood, zegt Andringa met nadruk. Het was de marconist Molenaar, hü sprong na mij uit het toestel, maar de kerel kwam met zijn hoofd op een stenen drinkbak voor het vee terecht en zwaar gewond. Ik heb gedaan wat ik kon, we waren alleen in de stikdonkere nacht. Het was in de buurt van Assen. Maar ik kon zo weinig uitrichten. Ik heb Molenaar in mijn armen genomen; twee later was hy dood. Toen het licht begon te worden heb ik zijn lichaam moe ten achterhalen, om zelf niet te worden ontdekt. Bijna onmerkbaar heeft Schreieder zijn medewerker Ernst May een wenk gege- Enkele ogenblikken later zit de code specialist al aan de telefoon en informeert bij de S.D. in Drente, of er een lichaam gevonden is in de omstreken van Assen, zo omstreeks 10 Maart van dit jaar. Jawel, men kan hem inlichten Tien mi nuten later weet Schreieder, dat Andringa de waarheid sprak. Niet eenvoudig Deze Andringa heeft het. na de para chutering, niet gemakkelijk gehad. Hij had geen marconist en dus geen ver binding met Engeland. Hij trok naar Am sterdam, zwierf daar wat rond, kreeg con tact met de illegaliteit en werd naar Mar tens in Haarlem geloodst. Daar kwam Dick. En hoe het verder gegaan is. weet Schreieder wel. Mooi zegt Schreieder. En wat heeft Herr De Haas te vertellen? Maar de waarheid. We weten toch alles. We con troleren alles. Wie liegt verspeelt alles, Letterlijk alles. Wie fatsoenlijk is wordt fatsoenlijk behandeld! Het verhaal van De Haas.dat wordt een verhaal van jonge moed, van dap perheid, van heldentrots. Ik heb van December 1940 af ille gaal gewerkt tegen de Duitsers zo begin' zijn verhaal. Waarom?, vraagt de verblufte S.D.- chef. Omdat zij onze vijanden zijn. Na, schön, zegt Schreieder. Ga ver der. Met wie werkte u samen? Wij werkte samen. Mijn vriend Ab Homburg May en Schreteder wisselen snel blik van verstandhouding; de r Homburg kennen ze en hoe! Maar in Juli 1941 vonden we het beter om naar Engeland te gaan. En toen we samen vertrokken. Hoe kwam u in Engeland? Schreie der is lastig met zijn voortdurende in terrupties, maar hij zit daar niet om een helden-epos te horen, hij wil feiten, aan knopingspunten voor nieuwe jachten op nieuwe slachtoffers. We gingen met een gewone viss schuit, vertelt De Haas. We hadden stel illegale Jongens bij elkaar, die zich bij Homburg en mij hadden aangesloten. n we geloofden dat er in Engeland wel en beetje werk voor ons was. Werk? Nou Ja. voor de bevrijding van het vaderland, bedoel ik. Zonder dat die schipper het wist, waren we 's avonds boord van zijn schuit gekropen in de haven van IJmuiden en 's ochtends hij uit. De Duitsers van de haven bewaking hadden er natuurlijk geen flauwe notie van. dat wij aan boord wa ren. In volle zee zijn we te voorschijn gekomen en die schipper schrok zich een hoedje, want we hielden onze revolvers onder zijn neus. Hij mocht kiezen: direct Engeland varen of direct definitief ontheven worden van zijn commando. Dé was verstandig en kreeg er later zelf'lol in. We ktyamen netjes in Enge land aan. Daar werd u beiden opgeleid voor agent?, vraagt Sohreieder. Precies, geeft De Haas toe. Dat wist trouwens al, want u weet immers alles Ab Homburg ging in de herfst van 1941 naar Nederland; ik volgde hem begin Maart 1942 per motorboot. Hij was de agent „Pijl" en ik was „Boog". We hoor den eigenlijk bij elkaar, zoals u ziet. Maar Homburg is reeds voor ik aan kwam door de S.D. gearresteerd en in de Cellenbarakken in Scheveningen op gesloten. Daar is hij in December weer uitgebroken. U hebt nooit geweten, dat hij agent was! En nu is hij zoek. Ja, zegt Schreieder kalm. hij is nu zoek. Maar u handelt in het belang van BEKENDE LANDGENOTEN THVIS „Waarachtig geloof, vaste hoop, \-urige liefde" (Van een onzer verslaggevers) E KAMER VAN PATER HENRI DE GREEVE, in het ziekenhuis van Sint Joannis de Deo in Haarlem, geurt naar boeken en tabak. De boekenryen reiken tot de zolders. Zij sluiten het grote bureau waarop de wekelijkse Licht bakens tot stand komen, vrijwel ln. Boeken over theologie, over zielkunde, romans en gedichten. Op een draaibare catheder kostbare oude uitgaven van de Bijbel: in het Nederlands en in het Hebreeuws. En tussen de boekenrijen twee delen gedichten van Cats. Dat Is misschien een erfstuk van die grootvader De Greeve, die in Amsterdam een groot man was, een gevierd redenaar en een krachtig sociaal werker, een man waaruit twee befaamde predikers sproten: de overleden pater Boromeus de Greeve, die een zoon was en pater Henri de Greeve, die een kleinzoon is. Dat is de milieu-invloed: zij dreef de zonen tot spreken en sociaal werken. De kinderen: minnaars van het literair ver zorgd betoog. De grootvader: vereerder van Dickens. „Hoe het groeide?" „Na mijn priesterwijding in Den Haag in 1923, luidde mijn marsorder: „preken overal waar ze je vragen." Dat is zo gebleven en uitgegroeid tot wat het tegenwoordig is: spreken en preken, overal waar ze me vragen. Naast de preken verscheen, in de der tiger jaren, een wekelijkse meditatie in de Katholieke Radiogids en daaruit groeide het wekelijks Lichtbaken. Dat, op zijn beurt, gaf weer het aan zien aan de Bond zonder Naam, waarvan Pater de Greeve de leider is. Ook dat is wonderlijk gegaan. „Ik had destijds straf. M'n radiopraatjes moesten door de radiocontrólecommissie worden goedgekeurd en ik moest dus alles op schrijven. Toen ik daar eens mee bezig was, stond opeens de Bond voor me. Ik heb het vaker, dat ik een omvangrijk werk in z'n geheel voor me zie. Ik kon het toen zó opschrijven en bij het vol gend Lichtbaken is de Bond geboren. Het is direct een geweldig succes ge worden. Men heeft het wel eens een Rooms-Katholieke uitgave van de Buch- man-beweging genoemd, maar dat was het niet, hoewel ik de Oxfordmensen natuurlijk wel ken. Het was een spontane reflex op alle mogelijke ondervindingen. De Bond werd in een seconde geboren. Het is, voor de eerste maal in de historie, een volledig propaganda-instituut voor de naastenliefde, een schreeuw in de aether, waarop duizenden hebben gereageerd. Want het staat in het Evangelie: „God liefhebben en de naaste als Uzelf", maar de mensen komen er niet aan toe. Ze hebben een aansporing nodig. Dat noe men wij: hefboomacties. De honderd ste staat in Maart voor de deur. Zo heb ben we gehad: de anti-roddelcampagne, de „ruim-de-ruzies-op" campagne om er twee te noemen. Ze hebben tienduizen den acties ontketend en bergen brieven opgeleverd, maar bovenal, duizenden vernieuwde levens. Door zo'n actie wor den de mensen tot nadenken gebracht. En door het zich steeds te binnen bren gen van de spreuk der actie trainen zij zich zelf: in het niet meer lasteren, in het verdragen in plaats van ruziën, in het niet laten oplopen van de rekening bij de melkboer of de slager, in het vro lijk kijken, als een kwaad gezicht zo veel gemakkelijker is. Zeg dat het kleine bijkomstige dingen zijn. Maar ze hebben bekeringen tot ge volg gehad. En op welke manieren!" Pater de Greeve trekt aan z'n sigaar en hij gaat door: „Ik kreeg van een schoolklas tekeningen met als opschrift de slagzin van de anti-ruzie actie: „Ruim uw ruzies op". Het waren simpele kin dertekeningen. Een scheepje en een huisje, de slagzin in een mooie letter en op de achterkant de naam van het kind: „Marietje Zus en zo denkt aan U". stond er. De kinderen zonden me die kaarten met het verzoek ze aan zieke mensen te geven. Als volwassene denk je: wel aar- uw vriend Homburg, als u zegt waar hij is. Ik weet het niet, beweert De Haas. En als Schreieder de volgende middag als de schemer zich opnieuw -over de Residentie legt. het verhoor van De Haas uitgeput beëindigt, dan is het laatste woord van zijn slachtoffer nog altijd rustig: Ik weet het niet Daar blijft het bij. (In c s blad v iner» vervoerde naar Kasteel >ud-Wassenaar. Men deelt ons thans med« at dit moet zijn het door de Duitsers ge- orderde Hotel de Wittenburg te Wassenaar) Er wordt veel stuk gedacht, geschreven reerdL Naar behoren zijn de deskun digen het ongeveer over alles oneens. De een zegt dat de film een gave is en de ander vindt 'm een vloek. Mr. Dr. Zo en Zo is op statistische con- neei clusies uit zijn eigen practijk tot de gen ontdekking gekomen dat de bioscoop i dito toe- het filmvraag- "OTT7,rP T)TT^rr^, 17171X1 sfecuast alle radiopreken gerefe- _LHj X X 11NX X-illjiN *Praken rneteen af, onverschillig uit welk vat ze getapt worden. En grijp ik dan de enige kans, die aanwe zig is: de krant op tafel ligt open bij de bioscoopaankondigingen en ik ik geen bezoek had willen bren- vraag of hij daar naar toe gaat. jonge r r de r i helpt; gesproken. Maar r 5 h(j er alleen der 1 Neen, natuurlijk niet, die hij zei dat moeder direct thuis ko- heeft hij immers al lang gezien? Erg dat ik wel even kon genoeg dat ze 'm nog eens draaien, sexuele misdaden". Maar zijn collega wachten. Ja, en hoe gaat dat dan, je „Was het dan niet veel?" Zeker, het Mr. Dr. Zus en Zus deed op gelijke begint een gesprek. Dat is geen een- was een moordfilm, maar je wilt wel de voudige zaak, want Piet en ik spreken weer eens wat anders. En dan sla ik •n totaal verschillende taal, die net mijn misslag en informeer: „Waarom veel overeenkomst heeft als Engels vond je hem zo mooi?" Ik ben be et Duits. Ik wenste wel dat men dit nieuwd naar het antwoord; het gepro- :ns in kerkelijke kringen ging be- longeerde gegevens uit zijn practijk pi tegenovergestelde vondst en verklaart: „De film helpt de jonge mensen; in elk mens zit een honger naar het kwaad en het feit dat hij films ziet met allerlei moord en doodslag, be vredigt zijn lust daartoe, zodat hij die zonden nu niet zelf meer bedrijft. Men zou eens wat beleven als er geen film bestond; dan zou de criminali teit nog stukken erger zijnIk moet eerlijk opbiechten dat ik nog niet zo heel lang geleden ook meen de tn dat koor te kunnen meespreken en ik zou doorgegaan zijn met ora keltaal te spreken, ware het niet dat ik op een dag Piet was tegengekomen en hem eens ondervraagd had over zijn indrukken van de bioscoop. Dat ik bij hem aan het juiste adres ken was, stond vooraf va verslaafde dienaren van god „Bios' neemt hij een vooraanstaande plaats in. Ik geloof niet dat er de laatste zes jaren één film in onze stad heeft ge lopen, welke Piet gemist heeft. Films zijn zijn lust en zijn leven INDRUKKEN UIT DE VOLKSWIJK die gewrochten, waarin tegen een pauwblauwe hemel twee roserode schipbreukelingen heftige avonturen beleven met inktzwarte inboorlingen; wat zou Piet geboeid hebben, het avontuur, de kleur, de liefde? Maar Piet kijkt me verwezen aan en als ik mijn vraag nog wat duidelijker her seffen, misschien zou er dan eindelijk haal, vindt hij als enig antwoord: ,J1ou, eens wat gedaan worden aan evange- het is toch een mooie film?" Mijn lisatie in de volkstaal: momenteel tweede misslag is dat ik dan verder spreken protestant en roomse voor ga peuren, maar ik toil er nu eens déze oren eenzelfde potjeslatijn. Voor- achter komen wat Piet bewondert. Ik beelden? Piet heeft minstens tien probeer te ontdekken of hij het film woorden om over een meisje te spre- verhaal begrepen heeft. Maar zijn ant- die woorden heeft een woord bewijst zonneklaar dat zulks onder de_vele eigen nuance. Piet denkt zelfs alleen niet het geval was. Het bewijst zelfs maar in een bepaald aantal van die dat Piet nauwelijks vermoedt dat een ons onbekende woorden en elk film een verhaal behelst. Wat hij ziet daarvan duidt een bepaalde actie aan: is enkel een aantal beelden zonder lopen, hollen, staan, eten, drinken en, innerlijk verband. Beelden, die toe- zo voorts. Maar Piet heeft geen woor- spreken omdat er in gehandeld wordt: 2e'f den tot zü'n beschikking om over be- gelopen gevochten, gezwommen, ge- ny de filmheld in optima forma. Zie paalde begrippen te spreken. Zo zeer geten. De rest blijft duister. En toch jakjsaa ÉT1"* jj dit het geval dat elk gesprek over ziet deze Piet alle films, die er ge- wat anders dan wat je doen kunt met- draaid worden. Maar als u nu eens een dood loopf. Je kunt over gappen in een bioscoop zit en u hoort een met hem praten, maar niet over on- krijs door de zaal, een lachgeloei, op naar niet een moment dat er niets te lachen haat. Over lezen, maar niel over valt, zegt u dan maar rustig: ,JDat is begrijpen. Dit alles is abracadabra Piet". Dat u 't bij het rechte eind hebt, voor hem en voor duizenden van garandeert u uw zijn kornuiten. Daarom zetten die ook WIJKPREDIKANT zijn gladde lokken, zwierig achterover gestreken; zie zijn ganse slanke ver schijning; zie de wijze waarop hij loopt en zijn ogen de kost geeft. Ge zegt: dat is de levend geworden ladykiller eeriijkheid. Over vechten, i van het witte doek en ge zegt de - waarheid. maar wat hebben zieken aan een kindertekening. Gelukkig herinner je je dan tijdig de vermaning van Paulus dat de wijsheid der kinderen de ouders be schaamt en je geeft de plaatjes aan zo'n zieke man. En de kinderen hebben ge lijk. De man heeft niets te doen. Die be kijkt zo'n prentje en denkt: hé, Marietje en zo denkt aan mij en hij begint last te krijgen van dat „Ruim je ruzies want daar heeft hij nogal wat van. Hij heeft bovenal ruzie met God. Sinds jaren. Dat begint hij alvast te biechten De rest komt vanzelf. De man bekeert zich. Hij gaat weer leven t is maar één voorbeeld. Ze zijn met duizenden aan te vullen. Je ziet tastbare zegen in dit bovenmenselijk zware werk et is zo goed te weten, dat er voor de Bond enorm gebeden wordt. Overal En door alle mogelijke n beden dragen het werk Daarom lukt alles wat 1 Heeft een zigeuner ee komt een paard. Moet een moeder eer 5or haar kind? Die is ik de vraag gedaan heb. Heeft de Bond zestig duizend gulden nodig om hongerige kinderen te voeden? Het voordragen van „Het vierde beest" (door Pater de Greeve zelf geschreven, gedeclameerd en voorgelezen) levert dat bedrag in drie weken op. Er moet voor gewerkt worden! Maar goed. daar^zijn we knechten daarboven zorgt zorgt geweldig", t is een exclamatie van Pater de Greeve. Voor een Protestants, mens ver kwikkend van geloofskracht en de woor den uit het gebed in ons doopsformulier komen me voor de geest als ik hem hoor spreken: „Hem aanhangende met waarachtig geloof, vaste hoop en vurige liefde". Hier zijn ze. „Bergen brieven komen er wekelijks binnen De meeste zijn verzoeken om geld. Van een gulden tot tonnen gouds. Dat is verschrikkelijk, die nood die er is Als ik elke dag opnieuw millionair zou worden, zou ik iedere avond straatarm zijn. Zoveel nood is er overal. Het grijpt lar de keel en je tracht te helpen mogelijk, maar je blijft het gevoel van de Bond paard nodig. de rest. En Hij houden, dat je tekort schiet, want er is altijd minder geld, dan er nodig is om te helpen." Daarnaast zijn er evenwel brieven van oude vrouwtjes b v. boven Hoorn, die naar Zuid-Limburg willen reizen en al leen zekerheid hebben goed te zullen gaan, als pater de Greeve voor hen trein en busverbinding uitzoekt. „De laatste grote actie is die inzake de geloofsvervolging achter het IJzeren Gordijn. Er zijn millioenen handteke ningen ingekomen, die alle aan de Ver enigde Naties zullen worden aangebo den door Amerikaanse vrienden van de Bond. In December gaan de eerste 4 millioen handtekeningen scheep. Zij zul len op dertien December worden aan geboden. In Mei of September volgt dan de tweede stoot. Of het veel uithaalt moet je afwachten. Maar je moet doen. wat je kunt en God zelf zorgt voor de rest. Hij heeft de loop der historie in Zijn hand. Al schreeuwen we maar te gen het onrecht, dan doen we wat we doen moeten, want Hij hoort het gebed." En hier komt het gesprek op dat on derwerp dat in ons land de verhoudin gen tussen Rooms-Katholieken en Pro testanten ernstig dreigt te verstoren: de vervolging van de Protestanten in Span je. Pater de Greeve zegt er dit van: ..Van tal van kanten heeft men my ge vraagd daar nu eens over te spreken, over de positie van de Protestanten in Spanje. Ik heb er ter plaatse gegevens over verzameld en U kunt er van op aan: als er daar iets gebeurt wat niet in de haak is ik en geen onzer dat ooit zal goedkeuren. Maar we moeten de zaak niet vertroebelen. Uit de gegevens die ik ontvang blijkt me. dat er niet van een geloofsvervolging gesproken kan worden als achter het IJzeren Gordijn gaande is. Naar Spanje kan desnoods een commissie van drie priesters en drie dominees gaan om de zaak te onderzoe ken. Met de mensen daar kun je praten. Dat gaat achter het IJzeren Gordijn niet. Daarbij komt: Spanje is een Rooms land. De Protestanten zullen er zeker niet gemakkelijk zitten. Zij zullen moei lijkheden hebben. Maar dat hebben de Rooms-Katholieken in de Scandinavische landen ook. Hoe reageerden de niet-Roomse bla den toen in Barcelona onschuldige non netjes werden vermoord en in Mexico priesters werden geslacht? Toen de berichten over de Bulgaarse dominees, die door de bolsjewisten ver volgd werden, binnenkwamen, heb ik daar voor de microfoon over gesproken. Daarom begrijp ik niet dat ik zoveel bit ter gestelde brieven over deze kwestie kryg. Het moet toch mogelijk zijn. daar over in rust en waardering voor elkaar te spreken. Daarmee zijn beide partijen het meest gediend." De inschakeling van de film in de strijd voor de naastenliefde is uiterst be langrijk: „John Doe, de man, die het meende" is. naar pater de Greeve meent, de enige film die de critiek verdragen kan. Op dat gebied is nog veel te doen. En op welk gebied niet. Het werk ligt rondom in stapels. „Je wordt er onder verpletterd", maar „we hebben het in Gods handen gelegd en dus lukt het". Een Engelse vader en een Vlaamse I Engelsman en de grote levensverbeel- moeder had James Ensor, dé grote Bel- ding van een Vlaming. Hy had ook het gische schilder, die dezer dagen te Oost-1 echt Engelse gevoel voor humor, daar- ende is overleden. En deze afkomst is naast de Vlaamse gave der spotternij. Maar al deze na- tionalistische ele menten zijn eigen lijk bij een figuur als Ensor onbe langrijk. omdat hij vooreerst kunste naar was. En een kunstenaar met een enorme veel zijdigheid. Niet alleen omdat hij op meer ter reinen der kunst iets heeft bereikt Ensor was ook literator en com ponist (o.a. een ballet La Gamme d'Amour) maar omdat hy in zijn schilderkunst een James Ensor, schilder der ironie zeker van invloed geweest op zijn werk. dat wel Vlaamse elementen bevat daarvoor was hij een te groot bewonde raar van Brueghel en Rubens maar toch niet specifiek Vlaams genoemd kan worden. Ensor had de ironie van een TEN KOSTE VAN... Te Goudriaan, een rustig dorp in Hollands vlakke dreuen, heeft iemand, louter voor de pret, het dorp in rep en roer gezet en drama's doen beleven. Zij plaatste, gans naar willekeur, annonces in de bladen omtrent verlovingen of trouw de uitslag valt te raden. En zij genoot naar hartelust van al de consternatie, want menig eerzaam echtvriend kwam, door 't vals bericht dat men vernam, volkomen uit de gratie. Klaarblijkelijk heeft deze vrouw een leeg en doelloos leven, want overvloed van vrye tyd kan uiellicht de gelegenheid tot zulke daden geven. De aspiraties van de lui die zich een grapjas wensen, Gaan meestentijds niet hoger dan een geestigheid ten koste van hun brave medemensen! Gré KempenSterkenburg. de dag legde, die bij elke mindere schilder zou dui den op een nog zoeken naar een eigen stijl. Bij En sor was dit echter geen zoeken, maar een bewust gaan op de weg, die hij op een bepaald moment zag als de juiste. Hij was im pressionist, lumi- nist. ook expres sionist, maar ook deze verschillen zijn bij Ensor on belangrijk. weer omdat hij bovenal kunstenaar was. En bij een groot kun stenaar interes seert 't me zo wei nig welk „isme" hij aanhangt, als er uit het werk maar een persoonlijkheid, een grote geest spreekt. En dan wil dat niet zeggen, dat nu zonder meer de betekenis of de moraal van elk werk van Ensor vol komen aanvaardbaar is. Integendeel, een doek als „LXntrée du Christ k Bruxelles" zal zeker weerstand ontmoeten, maar toch ÊJP heeft willen uitdragen en dit gedaan heeft op wijze, die niet alleen oorspronkelijk, r ook krachtig is. Ensor kon een strakke vormgeving, maar ook een bijna amorphe voorstelling van arabesken ge ven, hij kon een sober of fijn genuanceerd coloriet aanwenden, maar ook een bijna wilde kleuruitspatting. Maar boven dit alles uit en in zijn grafiek en in zijn schilderijen klinkt de stem van de man, die maar al te goed wist dat het einde van de menselijke rede niets dan dwaasheid is. En die dwaasheid, die de mensen in hun eigen zelfverheffing niet onderkenden, die wilde hij de mensheid voorhouden. Het menselijk gelaat is niet meer dan een masker: onbeweeglijk, béte, stom, uitdrukkingsloos, een masker dat zich alleen maar kon aanpassen bij de omstandigheden en als dan Christus zijn intrede doet te Brussel (volgens het doek van Ensor t dan zien we al die maskers met een zelfverzekerde uitdrukking hun Fanfares doctrinaires spelen. Het is de ironie om de leerstelligheid, het is de spotternij met de holle leuzen, het is de spiegel waarin zich de „enorme sottise" van de mensheid weerkaatst. Hiertegen over is natuurlijk iets anders te stellen. Maar het is in ieder geval een kreet, die even gehoord moet worden om niet in zelfoverschatting verloren te gaan. Corn. BaaoakI

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1949 | | pagina 3