Werkelijke achtergrond van het incident bij Venlo
Kabinet, dat in moeilijke situaties maar
moeilijk besluiten kon
Enquête-commissie lichtte opnieuw de sluier op
Vervalste verklaringen van lt. Klop moesten het
Duitse optreden rechtvaardigen
HET is 9 November 1939. De plaats van het drama
is Venlo. Even voor drie uur arriveert bij de
marechausseekazerne een auto, bestuurd door de
Nederlander J. F. Leramens en verder „bemand"
met de Engelsen majoor Stevens en kapitein Paync
Best en de Nederlander eerste luitenant Klop. In
de kazerne wordt enige versterking gevraagd, maar
hierop wordt niet gewacht. De auto rijdt weer weg
en komt om kwart over drie bij het café-Backus,
vlak bij de Duitse grens. Op het bordes van het café
staat een Duitser, die zijn arm opheft. Blijkbaar is
dit een teken, want plotseling komt van de Duitse
grens een andere auto aanrijden. Op deze auto is
een mitrailleur gemonteerd, waarmee onder het
rijden het vuur op de Nederlandse auto wordt ge
opend. Luitenant Klop trekt zijn revolver en schiet
op de snel rijdende Duitse auto. De Duitser komt
van het café-bordes naar de stilstaande Nederlandse
auto en geeft de inzittenden het bevel uit te stappen
en plaats te nemen in de overvalwagen. Luitenant
Klop is door een mitrailleurkogel ernstig aan het
hoofd gewond. Hij stapt nog uit de auto en probeert
te ontvluchten. Maar hij wordt dadelijk door de
aanstormende Duitsers ingehaald en zonder veel
poespas in de overvalwagen gesmeten. Dan draait
deze snel en verdwijnt met een kilometer-vaart
Duitsland in
Ribbentrop maakte
er gebruik van
Dit is een korte samenvatting van het
zgn. Venlo-incident, dat in de maanden
voor de oorlog de gemoederen in Neder
land heeft beroerd. Nooit was tot nu toe
helemaal duidelijk geworden, wat er nu
eigenlijk achter dit incident zat. De En
quête-commissie is er echter in geslaagd,
veel tot klaarheid te brengen. Een uit
voerig hoofdstuk is in haar tweede rap
port hieraan gewijd. Zij heeft de grootst
mogelijke medewerking gekregen van mi
A. M. baron van Tuyll van Seroosker-
ken, vertegenwoordiger der Nederlandse
Regering bij het Amerikaans Militair
Tribunaal te Neurenberg, die verschillen,
de Duitsers over dit geval heeft gehoord,
en van generaal Van Oorschot, voormalig
hoofd' van G S. Ill, die in Engeland de
nodige naspeuringen heeft verricht.
Over de geschiedenis van het Venlo-
incident zullen wij kort zijn. De Enquête
commissie is hierop zeer diep ingegaan,
doch voor ons is het belangrijkste, wat
er zich na heeft afgespeeld. Het is wel
bekend, dat majoor Stevens en kapitein
Payne Best verbonden waren aa:
Britse Secret Intelligence Service,
hadden contact gekregen met wat zij
meenden te zijn vertegenwoordigers
Duitse oppositiegroepen, die geporteerd
waren voor een omwentelingspoging in
Duitsland met daarop volgend herstel van
de vrede. Het is echter achteraf wel dui-
delijk, dat van Duitse zijde hierin dub
bel spel werd gespeeld. Toen dan ten
slotte bepaalde „vredes-besprekingen"
zouden worden gevoerd, wilden de En
gelsen dit gaarne op Nederlands grondge
bied doen en om geqn last te krijgen met
paspoortonderzoek enz. stelden zij zich in
verbinding met generaal Van Oorschot,
chel van de Nederlandse militaire inlich
tingendienst. Deze gaf aan de eerste lui
tenant Klop opdracht, de besprekingen
bij te wonen, opdat hij er van op de
hoogte zou zijn, of er inderdaad over niet
anders dan over een mogelijk herstel .van
de vrede gesproken zou worden. Speciaal
Engelse en Belgische generale staf in onder de persoonlijke papieren van S S.
i bespreking
i omwentelings
poging of zo iets mocht immers, gezien
onze strikte neutraliteitspolitiek, niet op
Nederlands grondgebied plaats hebben.
Duitse motieven
Wat de Duitse motieven voor dit „Ven-
lo-spiel" betreft, is de Commissie tot de
conclusie gekomen, dat, zij het wellicht
niet in het eerste begin, het voornaamste
motief op hoog politiek niveau gelegen
heeft, nl het zoeken van argumenten, die
een gewelddadige inval in Nederland
den kunnen rechtvaardigen op grond van
het niet handhaven der neutraliteit
Nederlandse zijde, Slechts de hoogste
chefs Hitier, Himmler, Heydrich en mis
schien nog enkele anderen, zijn hier
waarschijnlijk van op de hoogte geweest.
Daarentegen heeft in de kring
speciale S.D.-commando's, in wier han
den de uitvoering lag, als motief gegol
den het verzamelen van inlichtingen over
methoden en werkwijzen van de Britse
Secret Intelligence Service en het op
sporen van in Duitsland voor deze dienst
werkende agenten. Een derde motief
moet dan slechts incidenteelgespeeld
hebben en wel op last van Himmler: de
opvoering van een monsterproces naar
aanleiding van de aanslag op Hitler in
de Braukeller te München. Dit zou het
Duitse volk duidelijk moeten maken, dat
da Britse inlichtingendienst, in samen
werking met de Nederlandse, Belgische
en Franse inlichtingendiensten, bezig was
te intrigeren tegen het bestaan en de
veiligheid van de Duitse staat en zijn
Dat do aan het incident voorafgegane
besprekingen als een belangrijke aange
legenheid werden aangezien, blijkt wel
uit het feit, dat zowel Lord Halifax als
Hitier, Himmler en Heydrich en in Ne
derland, hoewel zeer ten dele. generaal
Van Oorschot daarvan op de hoogte wa-
Van de hierboven genoemde poli
tieke motieven blijkt duidelijk uit het
zogenaamde verhoor, dat de sterven
de luitenant Klop zou zijn afgenomen
op 9 November 1939 te Dusseldorf,
dus op de dag van het Venlo-incident.
lv d'.t verhoor zou luitenant Klop ver
klaard hebben, dat hij aanwezig was
geweest bij een bespreking tussen de
Brussel en voorts, dat zijn onmiddel
lijke chefs, die weliswaar, evenals
hij, sceptisch waren omtrent de mo
gelijkheid van de tenuitvoerlegging
van de omwentelingsplannen van de
Duitse officieren, klaarblijkelijk daar
mee doorgingen in het belang
overeenkomsten en onderhandelingen
tussen de Nederlandse generale staf
en de Engelse generale staf.
Het is de Enquête-commissie geble
ken, dat deze verklaring een zuivere
vervalsing is.
Vervalste verklaring
Reeds aanstonds viel het op, dat er ia
het getuigenis van de behandelende
geneesheer dr. Berends voor het Ameri
kaanse tribunaal te Neurenberg, dat in
houdt, dat luitenant Klop met een dode
lijk schot door het hoofd bewusteloos In
het ziekenhuis, het Evangelisches Kran-
kenhaus in Düsseldorf zou zijn binnen
gebracht en nog slechts een aantal minu
ten zou hebben geleefd. Hieruit ontstond
reeds dadelijk het vermoeden, dat luite
nant Klop niet meer verhoord is kunnen
worden. Het vermoeden omtrent de
mogelijkheid luitenant Klop te verhoren
vond verdere ondersteuning in de mede
delingen van Karl Benno Ditges,
S.S. Hauptsturmführer en Krirtiinalrat,
dr. Hasselbacher, hoofd van df
Gestapo te Düsseldorf en medeonderte
kenaar van het proces-verbaal van hel
zgn. verhoor van luitenant Klop, in de
namiddag van 9 November 1939 opdracht
heeft gekregen twee Engelse spionnen
te fouilleren en die 's avonds met dr.
Hasselbacher deze twee officieren en de
chauffeur Lemmens, en derhalve niet
Klop heeft verhoord. Volgens aanteke
ningen van Ditges was Klop reeds dade
lijk gedood bij het schieten in Venlo.
Zijn lichaam was na balseming naar het
Gestapogebouw gebracht.
De mening, dat het verhoor van luite
nant Klop vervalst moest zijn is ten
slotte geheel en al bevestigd door docu
menten, door middel van het departe-
Sturmbannführer Schellenberg (de Duit
ser, die op het bordes van het café-
Backus de Nederlandse auto stond op te
wachten) aangetroffen medische verkla
ringen, die tegenstrijdig zijn,
respondentie tussen de plaatselijke S.D.-
commandant Schellenberg en zijn col
lega's te Berlijn, waaruit een samen
zwering blijkt tot vervaardiging var
valse stukken en tot bedrog.
Het zgn. medisch bewijsmateriaal be
vat vier verklaringen, waaronder twee
van Hauptsturmführer dr. Jung, genees
kundig ambtenaar van het hoofdbureau,
van de Staatspolitie te Düsseldorf. Deze
arts heeft luitenant Klop aldaar het eerst
medische bijstand verleend. Beide ver
klaringen dragen dezelfde dagtekening,
doch de ene geeft een vroeger uur en
een andere plaats van de verleende me
dische hulp aan dan de andere. Boven
dien heet het in het eerste rapport, dat
hij Klop bewusteloos aantrof en dat de
kogel door diens hersenen was heenge
gaan, zodat de hersenmassa naar buiten
kwam door beide openingen en tevens,
dat er een schedelfractuur was. In het
andere stuk wordt echter vastgesteld, dat
er een ernstige schaafwond was aar
hoofd, zonder doorboring van de
De andere twee verklaringen zijn
dr. Berends, arts aan het Evangelische
Krankenhaus. waarheen luitenant Klop
daarna is overgebracht In de eerste is
sprake van een wond, veroorzaakt door
kogel in de rechterslaap, die naar
buiten is gekomen achter het linkeroor,
terwijl de tweede verklaring, die blij
kens het begeleidend schrijven als gevolg
telefonisch verzoek aangeboden
het hoofdbureau van de Staats
politie, deze verwonding beschrijft als
niet dodelijk. Het vermoeden ligt voor
de hand, dat hier twee echte en twee
op last van de Gestapo vervaardigde
valse verklaringen gevonden zijn. Dit
vermoeden wordt bevestigd door de brief
7 December 1939 van Hasselbacher,
hoofd van het hoofdbureau der Staats
politie te Düsseldorf, waarin deze aan
Schellenberg onthult met vermelding
van vrij wat bijzonderheden, plannen
tot vervalsing van het medisch bewijs
materiaal. Zo wordt er in gewezen op de
wenselijkheid, dat in de verklaringen
van dr. Jung melding zal worden ge
maakt van een verhoor en van het feit,
dat Klop het bewustzijn niet heeft ver
loren voor 18.25 uur. Aan deze wensen
werd getrouw voldaan ln de tweede ver
klaring van Jung.
Zeventien handtekeningen
Dat de opzet is geweest met deze ver
valste medische rapporten de weg te ba-
r.en voor de vervaardiging van een valse
verklaring, die aan luitenant Klop zou
kunnen worden toegeschreven en een
rechtvaardiging zou verschaffen voor het
optreden van Schellenberg en zijn bende,
blykt eveneens uit een stuk, gedateerd
9 November 1939 en getiteld: „Verhoor
van luitenant Klop". Dit stuk zit vol ver
beteringen en toevoegingen in blauw pot
lood. blijkbaar in Schellenbergs hand
schrift. Bovendien worden er plaatsen ln
aangegeven voor Klops handtekening,
hoewel op het ogenblik waarop het stuk
in elkaar werd gezet, luitenant Klop
reeds tenminste 28 dagen dood was. Het
gehele stuk moet derhalve beschouwd
worden als een concept voor een vervals
te ver-klaring van luitenant Klop.
Met absolute zekerheid kan niet bewe
zen worden, dat luitenant Klop niet ii
staat was op enig tijdstip tussen het ogen
blik, waarop hij door schoten getroffen
werd en dat van zijn overlijden,
verklaring af te leggen. Het hierboven
genoemde bewijsmateriaal sluit echter
zulk een mogelijkheid vrijwel uit.
Deze conclusie wordt nog versterkt
door het feit, dat onder de persoonlijke
papieren van Schellenberg zich een aan
tal blanco vellen papier bevond, die aar
de voet de handtekening „D. Klop" droe
gen. Er zijn er in het geheel 17 van
waarvan 15, waarop de handtekeninger
met inkt zijn gezet en 2, waarop zij met
onuitwisbaar potlood zijn gezet. Beide
met potlood gezette handtekeningen zijn
doorgestreept met hetzelfde potlood. Het
is moeilijk, niet de conclusie te trekken,
dat deze handtekeningen pogingen oi
oefeningen van een deskundige vervalser
'jn om een echte hand/tekening na te
taken, gevonden op een van de papie-
:n, welke op luitenant Klop§ persoon
i beslag genomen zijn. terwijl de 15 met
inkt gezette handtekeningen de voltooide
vervalsingen zijn. De voltooide verval
singen zijn bestemd om een authentiek ka
rakter te geven aan een valselijk vervaar
digde verklaring of bekentenis. Deze ver
onderstelling is te meer houdbaar, als
let op het medische bewijsmateriaal.
De handtekeningen zijn fors en verra
den niet het minste teken van 7.wakte of
beving, terwijl bekend is, dat Klop slechts
weinige ogenblikken van zijn dood
op het ogenblik, waarop hij ze gezet
moeten hebben. Bovendien was zijn
rechterarm zwaar gewond.
Deze valse verklaring nu, toegeschre-
jn aan de stervende luitenant Klop, was
n der pijlers, waarop het beruchte me
morandum van Von Ribbentrop steunde,
dat hU aan de Nederl. gezant te Berlijn
overhandigde, kort nadat Duitse troepen
de Nederlandse grens ln de vroege mor-
Kabinetszitting van het ministerie-
De Geer in de Engelse hoofdstad.
Staande jhr. mr. D. J. de Geer; links
van hem dr. E. N. van Kleffens, G.
Bolkestein, dr. M. P. L. Steenberghe,
A. Q. H. Dijkxhoorn en dr. J. van den
Tempel; van de andere hoek af, prof.
mr. P. S. Gerbrandy, H. van Boeyen,
ir. J. W. Albarda, mr. dr. A. A. van
Rhijn en Ch. J. 1. M. Welter.
de 10de Mei 1940 hadden
schreden
Als wrange bijzonderheid vermelden
we, dat Himmler eigenhandig aan Hitier
een voordracht schreef om de deelne
mers aan het Venlo-incident te belonen
met het IJzeren Kruis le en 2e klasse.
In deze brief schrijft hij: „De mannen
hadden de opdracht, bestaande berichten-
verbindingsdiensten zodanig uit te buiten,
dat het bewijs geleverd zou kunnen wor
den van een bij herhaling plaats gehad
hebbende verbreking van de NedeVlandse
neutraliteit ten voordele van Engeland".
Het Nederlandse kabinet heeft des
tijds van de voorgeschiedenis van het
Venlo-incident niets geweten. Ook
de opperbevelhebber wist van niets.
Generaal van Oorschot was eniger
mate op de hoogte, doch had luitenant
Klop reeds na de eerste besprekingen
verboden zich verder met het Engels-
Duitse contact te bemoeien. Dat lui
tenant Klop het toch deed, op eigen
houtje, heeft hij met de dood moeten
bekopen. Het gevolg van het Venlo-
incident is voorts geweest, dat gene
raal van Oorschot werd ontslagen als
chef van G. S. III (de militaire in
lichtingendienst), hetgeen deze, al»
„risico van het vak" blijmoedig ge
dragen heeft.
Kroon en ministers!
Op de valreep toch nog een klaar
gemeenschappelijk besluit
Even ernstig acht de commissie het, dat
bU de Regering blijkbaar niet
gedachte opgekomen Is. nog
Kamer te overleggen, of niet een speciale
noodwetgeving tot stand zou kunnen
worden gebracht.
V reemd
Ook uit andere omstandigheden blijkt,
welk een zenuwachtige stemming zich
het kabinet had meester gemaakt.
de zijde van jhr. de Geer, maar de commissie meent hier
over op een gegeven ogenblik toch te moeten .opmerken: kwam er dan
geen andere figuur in het kabinet naar voren, die wel een bepaald
overwicht op de rest had?
\X7ANNEER men zo het tweede verslag van de Parlementaire En
quêtecommissie leest, met name het deel over de gebeurtenissen
tijdens de oorlogsdagen, dan krijgt men toch wel de indruk, dat do
ministers dikwijls niet goed wisten, wat ze doen moesten. Op zichzelf
was dat niet zo ni wonder. Vele ministers klaagden over gebrek aan j£d"d£
leiding van de zyde van jhr. de Geer, maar de commissie meent hier- Bogch deelde minlster Dyxhoom
luitenant-kolonel Phaff, adjudant
H.M. de Koningin, mede, niet meer
Haar veiligheid te kunnen instaan. Toen
wenste H.M. de Koningin echter nog niet
le vertrekken. Het prinselijk gezin was
reeds eerder vertrokken: het was met
een gepantserde auto van de Nederland-
sche Bank naar IJmuiden gebracht en daar
scheep gegaan op een Engelse oorlogs
bodem. Het merkwaardige is echter, dat
het Kabinet met dit vertrek geen be
moeienis heeft gehad. Nog merkwaardiger
is het, dat het kabinet feitelijk ook geen
bemoeienis heeft gehad met het vertrek
van HM. de Koningin. Zij wilde pas het
land verlaten, nadat generaal Winkelman
Haar dit had aangeraden. Sommige leden
van het kabinet verklaren, dat er iets is
voorbereid, maar hoe en wanneer, weten
zij toch ook niet te vertellen. De enquête-
ie meent dan ook te moeten
cluderen, dat coördinatie van het beleid
het kabinet en dat van het Koninklijk
Huis uit staatsrechtelijk oogpunt
grootste belang zou zijn geweest; ten
aanzien van de Koningin, met betrekking
tot Haar persoon en de taak, welke Zij
het staatsbestel heeft te vervullen; ten
aanzien van het Prinselijk gezin, voor wat
betreft de voortzetting van de dynastie
Wel is het duidelijk geworden, dat
H.M. de Koningin via Hoek van Holland
vertrokken met een Engelse oorlogs
bodem en dat het aanvankelijk in de
bedoeling lag, naar Breskens in Zeeuwsch-
Vlaanderen te gaan. Hierin is op zee ver
andering gekomen, toen bleek, dat Vlis-
singen werd gebombardeerd.
Twee excellenties
droegen gezag over
De voorbereidingen voor wat er moest
gebeuren, wanneer er een inval zou
komen, bleken uiterst summier te zijn
geweest. Er waren wel enkele maatrege
len genomen, doch deze hadden eigenlijk
meer betrekking op de voedselvoor
ziening voor het geval Nederland niet in
oorlog, maar wel geïsoleerd zou raken.
Wat de zorg voor de Koningin en de
departementen betreft, had men er eigen
lijk op gerekend, blijkbaar na militaire
adviezen, dat het in de Vesting Holland
een paar maanden uit te houden zou
zijn. Reeds door het laatste kabinet-
ColUn waren maatregelen getroffen voor
een eventuele verspreiding van de de
partementen naar villa's in Wassenaar.
Later werden bunkers en forten gereed
gemaakt binnen de Vesting Holland om
de Koningin en de noodzakelijke depar
tementen te kunnen herbergen. In die
dagen meende men, dat niet verder kon
worden gegaan. Het is in niemands hoofd
opgekomen, reeds van tevoren maat
regelen te treffen voor een eventueel
uitwijken van Koningin en Kabinet. In
tegendeel, hiertegen was aan te voeren,
dat zoiets binnen het kader van onze
neutraliteitspolitiek tot de onmogelijk
heden behoorde. De Commissie meent
echter, dat er binnen het kader van deze
politiek toch wel wat meer had kunnen
voorbereid zijn.
Toen brak de tiende Mei aan. In de
voorgaande dagen hadden de waar
schuwingen zich opgestapeld, dat ei-
Duitse zijde iets zou gebeuren. De
ministers Van Kleffens en Dijxhoorn,
de directeur van het kabinet van de
Koningin, jhr. mr. G. C. W. van Tets
van Goudriaan, de chef-staf Land
macht, H. F. M. Baron van Voorst tot
Voorst en de heer Snovck Hurgronjc
bleven tot 's nachts half twee in de
ambtswoning van de minister van Bui
tenlandse Zaken, want zij verwachtten
de Duitse gezant met een óf andere
eis of met een ultimatum. Ér kwam
echter niemand, zodat de heren naar
huis gingen. Slechts kort daarna be
gonnen echter de bombardementen op
de vliegvelden. Om 5 uur in de morgen
kwamen de ministers daarop in verga
dering bijeen ten huize van jhr. de
Geer. Daar werd de proclamatie van
H.M. de Koningin opgesteld.
Om 6 uur bereikte de heer van
Kleffens de boodschap, dat de Duitse
gezant, Zech, hem een boodschap moest
overhandigen. De gezant kon niet pra
ten, daar hij maar zat te huilen; hij
overhandigde mr. Van Kleffens een
boodschap in telegramstijl, die met
verontwaardiging van de hand werd
gewezen.
Om hulp
Kort hierop werd besloten, dat de mi
nisters Van Kleffens en Weiter naar
Londen en daarna naar Parijs zouden
gaan om zoveel mogelijk hulp te vragen.
Inmiddels was de ministerraad ver
trokken naar het Bezuidenhout, waar de
departementen van Economische Zaken
en Sociale Zaken waren gevestigd. Aller
lei zonderlinge berichten deden de ronde.
Zo bijvoorbeeld dat er giftige bonbons en
sigaretten werden verspreid. De bonbons
had natuurlijk niemand gezien en de gif
tige sigaret, die gebracht werd, was er
een van een vrij onbekend merk. dat,
naar bleek, de heer Hirschfeld van het
departement van Economische Zaken ge
woon was te roken!
De heren Van Kleffens en Weiter heb
ben niet zo bar veel kunnen bereiken.
Engeland was volstrekt onmachtig Neder
land te helpen en in Parijs kwamen zij
aan, toen het met Nederland practisch al
afgelopen was. De commissie meent echter,
dat het beter zou zijn geweest, wanneer
eerst te Parijs om hulp was gevraagd in
plaats van te Londen.
De stemming in het kabinet blijkt ook
duidelijk uit de omstandigheid, dat geen
der leden aanwezig was in de normale
vergadering van de Tweede Kamer, die
in de middag van de tiende Mei gehouden
zou worden ter voortzetting van een
vergadering van de vorige dag. De com-|berghe
neemt dit. terecht, nogal hoog op. j anders
Hieraan doet niets af het feit, dat de
Kamer toch niet kon vergaderen, omdat
er maar 38 leden aanwezig waren. In de
voor Nederland spannende uren zou het
van belang zijn geweest, wanneer Minis
ters en Volksvertegenwoordiging geza
menlijk hadden kunnen uiting geven aan
de gevoelen# tegenover de Duitse
aggressie.
Moeizaam naar Londen
Nog ernstiger als dit tenminste moge
lijk is waren de deliberaties over het
vertrek van de ministers zelf. De heren
Van Kleffens en Weiter zaten reeds in
Londen. De rest van de ministers wilde
ook wel, maar het was toch niet duidelijk,
wat zij daar eigenlijk moesten doen. En
alras bleek er verschil van mening te
komen. Een deel van het kabinet wilde
eigenlijk maar zo naar Hoek van Holland
vertrekken en van daar uit naar Engeland
oversteken, maar de ministers Steen-
Van Rhijn dachten er iets
Zy wilden eerst
stemming hebben over de doelstellingen
van een vertrek naar Engeland, meen
den voorts, dat het gezag op een of
andere manier zou moeten worden over
gedragen en voelden er tenslotte weinig
voor, het Nederlandse volk in de steek
te laten.
Zij bleven daarom ln Den Haag achter,
terwyi de vest van het kabinet zich naar
Hoek van Holland begaf. Daar, in eer.
bunker hebben deze laatste ministers
nog eens samen vergaderd en toen is het
besluit geboren, naar Londen te gaan,
om van daaruit de oorlog voort te zetten.
Teen werd telefonisch contact gezocht
met de heren Steenberghe en Van Rhijn
in Der. Haaj en daarmee was het wonder
geschied dat ook de gezagsoverdracht
was opgelost.
Op eigen houtje, doch sprekende
namens het kabinet en zelfs namens H.M.
de Koningin hebben deze twee bewinds
lieden nl. na overleg met enige secreta
rissen-generaal. aan generaal Winkelman
naast de militaire macht ook het burger-
lük gezag overgedragen.
Op deze geïmproviseerde wijze is dus
generaal Winkelman in de oorlogsdagen
gebombardeerd tot hoogste gezagsdrager
in Nederland. De twee grootste bezwaren
van de ministers van Rhijn en Steen
berghe tegen een vertrek naar Engeland
waren nu ondervangen: het gezag was
overgedragen en er was een doelstelling
vastgesteld voor het vertrek. Toen heb
ben zij de overweging, dat het gewenst
was, geen splitsing in het kabinet te
brengen, zwaarder laten wegen dan het
verlangen, het Nederlandse volk niet al
leen te laten en zijn ook zij naar Hoek
van Holland gegaan, waar zij, met de
andere ministers scheep zyn gegaan op
een Engelse destroyer.
Op 9t nippertje
Merkwaardig is het hierby, dat de
Engelse commandant van deze oorlogs
bodem eerst instructies wilde afwachten,
voor hij de Nederlandse ministers aan
boord nam. Was hij toeschietelijker ge
weest, dan was het waarschijrüyk ge
weest, dat de destroyer reeds
trokken, voor de ministers van Rhyn en
Steenberghe in Den Haag op de hoogte
zouden kunnen zijn gebracht van het be
sluit, naar Londen te gaan om van daar
uit de oorlog tegen Duitsland voort
zetten.
De enquête-commissie, haar oordeel
over het kabinetsbeleid op die gedenk
waardige ochtend samenvattend, merkt
de geringe besluitvaardigheid als een
zwakte aan. Daardoor kon eerst in
Hoek van Holland, vlak voor het defi
nitieve vertrek een besluit worden ge
nomen, waarmee alle ministers accoord
gingen en waarbij de doelstelling dui
delijk geformuleerd werd en aldus
ir buiten kon worden gebracht. Dat
tenslotte toch nog, al is het op de
valreep, een gemeenschappelijk besluit
genomen en uitgevoerd, is echter, al
dus de commissie, een feit van grote
politieke en historische betekenis. Bij
alle kritiek, die stellig moet worden
uitgeoefend op de modus quo, zal men
steeds dit uitermate belangrijke resul
taat in het oog moeten houden alsmede
het feit. dat het onder weergaloze druk
en in de moeilijkst denkbare omstan
digheden moest worden tot stand ge
bracht.
it er geen maatregelen door het
gehele kabinet waren getroffen voor
de gezagsoverdracht, acht de commissie
een nalatigheid. Dat de ministers
Steenberghe en van Rhijn geheel op
eigen verantwoordelijkheid de gevol
gen van deze nalatigheid hebben on
dervangen, is een feit, waarvoor hen
alle lof toekomt.
TN het tweede verslag van de Parle-
A mentaire Enquête-commissie Rege
ringsbeleid 1940-1945 heeft deze haar
roep van degelijkheid opnieuw beves
tigd. Het is weer een knap stuk werk.
Wij hebben dit verslag met nog meer
genoegen (althans wat de opzet ervan
betreft) doorgelezen dan het eerste.
Nu leende de stof zich ook meer
voor een boeiender geheel. Het eerste
deel immers handelde voor het groot
ste deel over het staatsrechtelijke
vraagstuk van de verhouding tussen
opperbevelhebber en Regering. In dit
tweede deel, dat de gebeurtenissen uit
een nog spannender tijd in het Ne
derlandse volksbestaan tot onderwerp
heeft, ging het veel meer om het ach
terhalen van feiten, die tot nu toe vaak
verborgen waren of waaromtrent
keerde voorstellingen leefden.
Met name de wijze, waarop de ach
tergrond van het Venlo-incident is
blootgelegd, wekt onze bewondering.
Hier is waar detectivewerk verricht
en het resultaat is geweest een ver
haal, dat voor de geschiedschrijving
van grote betekenis zal zijn.
"TJEZE bewondering voor de arbeid
der commissie weerhoudt ons
echter niet, enige opmerkingen te ma
ken. Deze zullen niet in de eerste
plaats gaan over de telfout op bldz. 55
(de totale graanvoorraad bij de Duitse
inval wordt daar gesteld op 991.600
ton, doch dit moet zijn 991.500 ton) of
over de verkeerde verwijzing op pag.
161, waar bijlage 88 wordt genoemd
maar 95 wordt bedoeld.
Neen, de zaak is ditmaal ernstiger,
want het gaat over de overdracht van
het gezag aan generaal Winkelman.
De commissie brengt hulde aan de
toenmalige ministers Steenberghe en
van Rhijn over de provisorische wijze,
waarop dezen, namens Koningin en
kabinet, op eigen houtje, het hoogste
gezag hebben opgedragen aan generaal
Winkelman, daarmee een nalatigheid
herstellende van het eigenlijke kabi
net, dat voor de rest al in Londen zat
of nog in Hoek van Holland, eveneens
op weg naar Engeland.
Onder de op dat ogenblik, op de
dertiende Mei 1940 heersende omstan
digheden is deze lof zeer zeker ver
diend. Doch het komt ons voor, dat de
Enquête-commissie dieper had behoren
te graven.
"^TAT toch is het geval. By de be
spreking van het vertrek van de
Koningin naar Londen betreurt de
Commissie het, dat er niet meer co
ördinatie is geweest tussen het kabi
net en het Koninklijk Huis.
Zij komt hierbij echter niet verder,
dan dat zij constateert, dat deze co
ördinatie van het grootste belang zou
zijn geweest uit staatsrechtelijk oog
punt, zowel met betrekking tot de per
soon van de Koningin als ten aanzien
van de taak, die Zij in het staatsbestel
heeft te vervullen. Al moge het ver
trek van H.M. Koningin Wilhelmina
in werkelijkheid hebben plaatsgevon
den zonder de actieve medewerking
van het kabinet, toch is dit naar onze
opvatting een daad, die valt onder de
ministeriële verantwoordelijkheid.
Het vertrek van de Koningin had
staatsrechtelijke gevolgen voor de mi
nisters. De Regering bestaat immer*
niet uit de ministers alleen, maar uit
Koning plus ministers. Het vertrek van
H.M. Koningin Wilhelmina had dus
tot gevolg, dat er in Nederland geen
Regering meer was, doch uitsluitend
een College van Ministers.
Daarom had, naar onze mening, de
commissie tot de conclusie behoren te
komen, dat het kabinet in gebreke is
gebleven, bij het vertrek van H.M. de
Koningin te zorgen voor een of andere
vorm van Koninklijke gezagsover
dracht M.a.w. de commissie had het
vraagstuk van de gezagsoverdracht
niet behoren te stellen bij het vertrek
van het kabinet, doch bij het vertrek
van^de Koningin.
TT7TJ kunnen nog een stap verder
gaart. Aannemende, dat de om
standigheden zodanig hebben kunnen
zijn, dat het niet meer mogelijk was
op een tot op zekere hoogte legale
wijze een Koninklijke gezags-machti-
ging tot stand te brengen, dan had het
naar onze mening op de weg van het
kabinet gelegen, onmiddellijk een op
lossing te zoeken, die zo dicht moge
lijk bij de Grondwet lag.
Dan had het kabinet, in rade bijeen,
kunnen verklaren, dat de Koningin
door Haar (overigens toe te juichen)
vertrek, buiten staat was, de Regering
waar te nemen, gelijk artikel 43 van
de Grondwet dit voor andersoortige
gevallen voorschrijft.
Natuurlijk zou het niet mogelijk zyn
geweest, na het vereiste advies van
de Raad van State de Staten-Generaal
in Verenigde Vergadering te raadple
gen, maar dan was er toch een con-
structie geweest, die gevolgd had be
horen te worden door een waarne
ming van het koninklijk gezag in Ne
derland door het grondwettig daar
voor aangewezen orgaan, de Raad van
State.
Het komt ons voor, dat de enquête
commissie aan deze mogelijkheid te
weinig aandacht heeft besteed. Dit
verzuim vindt zijn oorzaak in de fou
tieve methode der commissie, de vraag
van de gezagsoverdracht pas te be
handelen bij de kwestie van het ver
trek van het kabinet, daarbij te kort
doende aan de opvatting, dat de Re
gering bestaat uit Kroon en Ministers
gezamenlijk.
In moeilijke dagen toch met vacantie
Vlak nadat jhr. mr. D. J. de Geer in Augustus 1939 een kabinet
had gevormd, ging hij met vacantie en wel naar het Schwarzwald in
Duitsland. Deze vacantie brak hij op 22 Augustus 1939 af om na aan-
komst in Den Haag deze onmiddellijk weer voort te zetten in het
hotel Beekhuizen bij Arnhem. Dit heeft destijds in de pers nog al wat
stof op doen waaien. Het kwam in die dagen wel voor, dat de minis
ter-president niet eens aanwezig was op belangrijke ministerraads
vergaderingen.
'gevallen besluit niet instemde.
Wy willen nog even teruggrypen op
perspublicaties uit die dagen. Het hier
boven genoemde bericht werd in ons blad
vermeld onder de kop: „Minister de Geer
uiterst kalm". Kort daarop kwamen er
berichten, dat er geruchten gingen over
een opnemen in het kabinet van dr. Co-
lijn. Dit alles by elkaar was voor het
toenmalige dagblad „De Nederlander"
aanleiding te gewagen van een fluister
campagne, met het doel dr. Colijn in het
kabinet te krijgen, waarmee dan als het
ware een brevet van minderwaardigheid
zou zyn uitgereikt aan jhr. De Geer.
Tegen deze voorstelling van zaken heeft
ons blad zich destyds heftig verzet. Uit
een en ander blykt, dat De Nederlander
in die dagen niets voor dr. CoUJn voelde.
Zetel voor Colijn
Wat lezen we nu in het verslag van d»
parlementaire enquétte-commissie? Let-
terlyk het volgende: De formateur (dus
jhr. de Geer) zelf heeft op 5 Augustus,
toen hij het kabinet ongeveer voor elkaar
had. ann dr. H. Coiyn het Minister-
Presidentschap aangeboden. Deze weiger
de, doch verklaarde zich bereid dit voor
stel opnieuw te overwegen, zodra de toe
stand zou verergeren. Na het uitbreken
van de oorlog heeft de heer de Geer op
5 September nogmaals de heer Colijn"
voorgesteld hierop in te gaan Na over
leg met zyn politieke vrienden heeft
deze nochtans gemeend te moeten wei
geren.
Uit een en ander blykt dus achteraf
wel duideiyk, dat er toentertyd geen
sprake is geweest van een discriminatie
can jhr. de Geer. doch dat het van deze
zelf is uitgegaan, te pogen aan dr. Colijn
de voornaamste plaats in het kabinet t«
geven.
Symptomatisch
In ons eigen blad verscheen op 24 Aug.
1939 een interview met de heer de Geer,
dat gehouden was, vlak voordat hy ln de
trein stapte om zynevacantie by Arnhem
voort te zetten. Vanmorgen heb ik de
Ministerraad gepresideerd, aldus
klaarde jhr. de Geer toen, en voel
overigens thans een vry msn. Op de op
merking, dat het Nederlandse volk ln
deze spannende dagen (het liep immers
tegen de mobilisatie) toch wel graag wil
de weten, waar zyn minister-president te
vinden was, antwoordde hy: Schryft U
dan maar, dat U het niet weet.
De Enquëttecommissie heeft zich ook
met dit geval bezig gehouden en zy komt
tot de conclusie, dat deze houding
de heer de Geer (dus het met vacantie
gaan in een zo spannende tyd) sympto
matisch mag heten voor het later zowel
voor hemzelf als voor het landsbelang
zo noodlottig gebleken onvermogen,
zich aan te passen aan niet met zyn
denkbeelden strokende internationale
verhoudingen. Daardoor heeft de heer de
Geer by herhaling de consequenties van
gedragingen als deze te veel onderschat.
Van illustratieve waarde is eveneens
het door de Commissie vastgestelde feit.
dat de heer de Geer niet aanwezig is
geweest by het nemen van een belang
rijk besluit in de ministerraad, n.l. het
besluit tot voormobilisatie op 24 Augustus
1939. Hieraan kan echter niet de beteke
nis worden toegekend van een symptoom
een falend defensiebeleid van de
minister-president. Immers is in geen
enkel opzicht gebleken, dat hy met het