Bekentenissen van JAN GRESHOFF
aan z'n vriend Van Eckeren
INDUSTRIE TUSSEN 96000 MEREN
LN ZWEDEN
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
5
ZATERDAG 8 JANUARI 1949
In het laatste nummer van „Het Boek van Nu" zijn gelijk wjj al in het kort hebben
gemeld een aantal ontboezemingen opgenomen van verschillende Nederlandse
auteurs die allen verband houden met de onlangs 60 jaar geworden schrijver Jan
Greshoff. We hebben ze zonder uitzondering met belangstelling gelezen, doch voor
de meest interessante bijdrage in dit nummer zorgde toch Greshoff zelf, door een
lange brief aan het redactie-lid en zijn vriend Gerard van Eckeren.
Hij schreef hem ln zijn woning „De Grashof" te Kaapstad en we veroorloven
ons het epistel, dat van A tot Z een van veel levenswijsheid getuigende bekentenis
Is, hier over te nemen.
Beste Vriend,
Je verzoek om een schriftelijk vraag
gesprek lijkt mij bezwaarlijk in te wil
ligen, wanneer de sprekers vele duizen
den mijlen van elkander verwijderd zijn.
Maar aangezien ik gaarne gevolg geef
aan wat mij door jou verzocht wordt zal
ik je in deze brief eenige mededeelingen
doen, welke niet tot ons tweeën beperkt
hoeven te blijven.
Het zal jou ongetwijfeld ook over
komen,-als mij. dat je overmand wordt
door de onafwijsbare begeerte tbt terug
blik. Ik denk, ik vrees, dat dit een ver
schijnsel is. kenmerkend voor de oude
dag. En eerlijk gezegd geef ik gereede-
lijk aan deze neiging toe. Al sedert lang
leef ik in de overtuiging, dat het verleden
altijd beter is dan het heden en her
denken dus boven beleven gaat; en dat
alles beter is dan dit heden. Ik kan uren
en uren stil zitten, voor mij uitstarend
en denkend aan wat geweest is, hoe het
'geweest is, en wikken en wegen of ik,
dn bepaalde gevallen, juist handelde of
een fout beging. Ik zou dit berustend na
kaarten kunnen noemen. Soms kom ik
tot de slotsom, dat ik het er nog al aar
dig heb afgebracht, soms, dat ik in ieder
opzicht in gebreke ben gebleven. Nu
eens zie ik mijn leven afwisselend, rijk,
boeiend; dan in weerwil van al dat ge-
mij boeit en onuitputtelijk is. In de
dagen van olim was ik een voorstander
van fraaie en aangename dingen. Ik hield
er van het bestaan wat op te doffen door
middel van snuisterijen. Ik behoorde
de aestheten, die, gelijk bekend, een
derkomen zoeken in ivoren torens. Mijn
genegenheid voor. mijn behoefte aan
sierlijk en behagelijk is, werd er in
loop der tijden niet minder op. Ik ben
nu verwend en veeleischend en nog steeds
een overtuigd en geestdriftig aestheet.
terwijl „De Grashof", aardig afzijdig ge
legen, uitstekend als ivoren toren dienst
doet, ook al is er meer beton dan elpen
been in verwerkt. Verandering?
In 1908 leerde ik een jong meisje ken
nen dat mij aanstond. Dat is voortdurend
mijn gade. En, gelijk je zelf uit ervaring
weet: de vrienden van mijn jeugd zijn
nóg mijn goede vrienden. Ongedurigheid?
Ik was als jongen ijdel, ik ben het nog.
Ik had een neiging tot snobisme, die heb
ik nog. Ik was uit op alevel-altijd-wat-
raars, ik ben daar nog op uit. Doorzet
tingsvermogen bezat ik in geringe mate
en bezit ik in nog mindere mate. Ik had
moeite met kaders, schema's, roosters,
met tucht en orde. Ik heb daar nog steeds
de grootste moeite mede. -
Als ik dit alles naga, mijn beste vriend,
en ik met alle geweld een windhaan moet
zijn, dan ben ik een windhaan, die al vijf
tig jaar geleden is vastgeroest en die, zo
„De Grashof" het w
reis en getrek, als vlak, zinloos, zonder
geur en smaak. En dikwijls vertoefden
mijn gedachten bij één onderwerp: de
afstand tusschen schijn en werkelijkheid.
Schuilt er waarheid in mijn legende? Om
een enkel voorbeeld aan te halen: zooals
je weet sta ik te boek als veranderlijk,
grillig, wispelturig. Een weerhaan. Ik heb
daar geen overwegend 'bezwaar te gen,
omdat aik veranderlijk zijn een bekoor
lijke trek vind. De vraag is echter: zijn
deze kenmerken juist? En als ik dan in
een van mijn vele uren van terugblik
mijn aandacht op dit punt vestig, kom :k
tot de slotsom dat mijn gebrek aan
anderlijkheid wellicht een van mijn
stigste 'bezwaren is. Toen ik ongeveer
dertien jaar was heb ik de aanvanke
lijke neiging tot poëzie in mij ontdekt,
op mijn vijftiende schreef ik, op mijn
manier, „verzen" en nu ik zestig ben stel
ik nog vooral, of laat ik eerlijk zeggen:
uitsluitend belang in de schone letteren
en in de dichtkunst 'bijzonderlijk. Ik v
toen. heel lang geleden, overtuigd dat
niets heerlijkers, mooiers, eervollers kon
bestaan dan deel te nemen aan het letter-1
kundige leven van den tijd, en nog altijd
6ta ik open voor de letterkunde
wat daarmede in Verband staat; nog al
tijd begint en eindigt mijn dag er mede,
nog altijd voel- ik mij alleen maar thuis
in een bestaan dat uitsluitend om der
aville van de letterkunde geleefd wordt.
Ik was en toen en bHjf, om een germanis
me te gebruiken: een „literat".
Politiek in iedere vorm mijd ik als de
pest. En zoo ik de d^'inglandij al van harte
mocht verafschuwen, mijn genegenheid
voor wat men ons thans als demooratie
tracht aan te praten, is ook niet groot. En
als ik mij, uit de verte, al eens met deze
zaken inliet, was het alleen uit eigen
belang, omdat ik meende mijn niemands
land te moeten verdedigen. Ik ben voorts
vrij van sociaal gevoel. Ik ben er tegen.
Het is mij opgevallen hoe alle dwinge
landen ,tot berstens toe vol met sociaal
gevoel steken. Voor eenige v
maatschappelijk werk ben ik ongeschikt.
Ik ben bovendien onwillig er mij mede
in te laten, omdat ik meen dat daarvoor
een geringe mate van menschenmin ver-
eischt wordt, en daarover beschik ik niet.
Ik ben als „bourgeois" geboren en zal in
die functie sterven, en alleen mijn gebrek
aan ruime middelen belet mij een geest
driftig kapitalist te zijn.
Laat ik voet bij stuk houden: Ik heb
- mij dus welhaast vijftig jaar uitsluitend
bezig gehouden met de letterkunde. Dat
■wijst, naar het mij voorkomt, op een
zekere hardnekkigheid, welke zich moei
lijk met een wispelturigen aard laat rij
men. Voor het overige is, in die kleine
vijftig jaar, mijn kennis van de letter
kunde stelselmatig verminderd. Toen ik
jong en dartel was, wist ik nauwkeurig
hoe een gedicht ontstond en in elkaar
stak; waarom het eene goed, het andere
slecht was; waarom de eene dichter bij
ons hoorde, de andere tegen ons was.
Op dit oogenblik heb ik nog slechts een
vaag vermoeden omtrent de mogelijk
heden voor het ontstaan van poëzie en
omtrent de wetten, die dit ontstaan be-
heerschen. Ik ben niet zeker meer van
mooi en leelijk. En wat groepen stroomin
gen en scholen betreft zie ik alleen nog
maar dichters met wie ik mij verwant ge
voel en andere die, hoezeer ik hun gaven
waardeeren mag, mij verre blijven. Ik
vrees, dat personen die zich nadrukkelijk
en nauwkeurig over letterkunde uitlaten,
er weinig- innerlijke verbindingen mede
onderhouden. Ik ben tegen brutaal grij
pen en vóór aarzelend en voorzichtig tas-
Het mag waar zijn, vriend, dat ik in de
loop van bijna een halve eeuw mijn
deel over een boek of een schrijver wij
zigde, dat mijn houding ten opzichte
letterkundige vraagstukken aan verande
ring onderhevig \vas, dat nieuwe
keuren en liefhebberijen de oude
keuren verdrongen; doch mijn naijverige
liefde voor de letterkunde en mijn
sluitende bemoeienis daarmede vormden
in de loop van al die jaren nr.in eenige
bestaansreden. Wil je nog andere voor
beelden van mijn standvastigheid? Ik was
een kind toen ik mijn eerste buitenland-
sche reis ondernam naar Spa. en sedert
dien ben ik. wanneer de omstandigheden
het eenigszins toelieten, reizende geble
ven. Zonder tallooze verplaatsingen kan
ik niet gelukkig zijn. Thans in het huis.
dat ik mij noodgedwongen heb laten bou
wen en waar ik wel eenig hart voor heb.
gevoel ik mij toch voortdurend als een
gekooide musch.
Ik ga verder over het onderwerp, dat
nu en dan krassend en piepend, een cen-
timétertje .beweegt. Als je het mij vraagt
ben ik een saaie voetbijstukhouder. En
ik geloof, dat het werkelijk anders zou
kunnen zijn in een bestaan zo volkomen
zonder schokkende gebeurtenissen als liet
mijne, zonder rampen, zonder ziekten,
zonder zorgen. Oorlog en bezetting heb
ik uit de verte beleefd, zonder er we
zenlijk bij betrokken te zijn.
Het gevolg van zulk een beschut be
staan kan men heel duidelijk in mijn
werk waarnemen. Het is beperkt wat
gevoels- en voorstellingswereld betreft
én het bezit, in weerwil van den lossen
natuurlijken trant, iets kunstmatigs. De
thema's welke ik in proza verwerkt heo
zijn eveneens ontleend aan een nauwbe-
grensd gebied. Herhalingen komen er
dan ook te over in voor. Het huiselijk en
burgerlijk werk in, den striksten zin des
woords. omdat de tragiek, die kluisters
en grenzen doorbreekt er nimmer in aan
wezig is. Een goed deel van de poëzie
is aan den tijd van het ontstaan gebon
den, is nu reeds aan het veranderen en
zal binnen afzienbaren tijd onleesbaar
In een van je laatste brieven vraag je
belangstellend naar mijn verrichtingen.
Ik heb altijd moeilijk geschreven en het
schrijven valt mij zwaarder met den dag.
Ik heb nimmer veel tijd en aandacht be
steed aan het herschrijven. Ik kan niets
uit handen geven wat ik niét herhaalde
lijk bewerkt heb. Dit komt gedeeltelijk
voort uit mijn aanleg, gedeeltelijk uit
het feit, dat'ik maar zelden een onweer-
staanbaren drang tot schrijven gevoel.
Vooral in de laatste jaren besef ik, dat
ik het weinige, dat ik te zeggen heb, ge
zegd heb. Het heeft weinig zin mij op
mijn leeftijd met stijloefeningen onledig
te houden. Wanneer ik niettemin, zij het
met mondjesmaat, mijn voortbrengselen
lever, is dat in hoofdzaak omdat ik, in
mijn teruggetrokken bestaan, toch zoo
nu en dan iets moet verrichten. Jij, noor
derling, hebt er geen denkbeeld van hoe
overtuigend het Zuiden tot luiheid noodt.
Wanneer men zestig jaar wordt, geeft
dat geert reden tot gejuich. Het is pret
tiger om dertig te worden. Toch vinden
de menschen daar een aanleiding in tot
een kleine viering. Daar zou geen enkel
bezwaar tegen bestaan indien zulke ge
legenheden niet aanleiding gaven tot, zij
het ook tijdelijk, te zwaar aandikken der
accenten: van de lijken en de jubilaris
sen niets dan goeds. Doch met „niets dan
goeds" zijn de waarheid en de letter
kunde niet gediend. Deze eischen en ver
wachten juiste onderscheidngen. Leeftijd
is geen criterium. En een minor poet
wordt niet major als hij de zestig haalt.
Daar komt nog bij, dat men in Neder
land van oudsher geneigd (en genood
zaakt!) is het eigene te overschatten. Er
bestaan twee stellen maatstaven: één voor
binnenlandsch gebruik en één dat in het
internationale geestelijke verkeer zijn toe
passing vindt. Een mijnheer, die op zijn
j-- _,n pJet gehuldigd wordt
zijn werk met het beste
uit het buitenland vergelijkt, een Pyg-
Als het dus al waar zou zijn wat
nog zal moeten blijken dat mijn ge
schriften eenige beteekenis voor de Neder-
landsche letterkunde hebben, dan is 't óók
waar, dat ze in het grondeloos niet
zinken wanneer men ze stelt naast
elders voortgebracht wordt. Een Eduard
heeft meer poczie in zijn pink dan ik
mijn geheele lichaam, één bladzijde v
Pate heeft meer beteekenis dan een boek
van mij.
we dus huiselijk en zeer gema
tigd jubelen. Je weet dat ik de vriend
schap vereer en iedere uiting er van tot
mijn diepste wezen geniet. Doch laten
wij, al vierend, niet alleen zeer beschei-
bovenal nuchter en redelijk
TWAALF AMBACHTEN EN DERTIEN
ONGELUKKEN?
Over het veranderen van betrekking en delen in de winst
blijven, zoodat wij de juiste verhoudingen
—.et uit het oog verliezen.
Ik heb het voordeel dat ik, v
werelds gewoel, „de groote dag'
stilte kan laten voorbijgaan, betreurende
dat de enkele getrouwen niet bij mij
zijn, betreurende dus op de eerste plaats
jouw afwezigheid.
Met heel yeel goeds en hartelijks van
huis tot huis,
(Volgt ondertekening)
NB. Dit is geen boutade.
BLOEDTRANSFUSIE
en het menselijk lichaam
Wat gebeurt er eigenlijk in
lichaam, als gij een bloedtransfusie
krijgt? De doktoren zijn daarvan het één
en ander te weten gekomen door het
bloed radio-actief te maken. Gebleken is,
dat een groot deel van de overgebrachte
rode bloedlichaampjes in uw eigen
lichaam snel te gronde gaat. Sommige
worden zelfs reeds vernietigd tijdens de
transfusie; andere leven en werken
dagen, weken of maanden lang. Maar dit
kannibalisme bij het begin betekent
geenszins een volkomen verlies. Het ijzer
van de vernietigde cellen wordt door
uw eigen lichaam gebruikt om nieuwe
rode bloedlichaampjes te produceren-
De radio-actieve „detective" bewijst,
dat dit zeer snel gebeurt. Binnen vier
uw lichaam reeds een dèël van
het ijzer van de vernietigde cellen ge
bruiken, voor de productie van eigen
rode bloedlichaampjes. Dit alles is ont
dekt met behulp van radio-actief ijzer-
Het ijzer gedraagt zich in het lichaam
precies zoals gewoon ijzer, maar het kan
op al zijn wegen worden gevolgd en ge
meten. Als iemand injecties met radio
actief ijzer worden toegediend, zal na
enige tijd een deel van zijn rode bloed
lichaampjes radio-actief zijn. Dat doel
hem niets en levert geen gevaar op,
hij wordt in staat gesteld, radio
actief bloed te geven voor het bestu
deren van bloedtransfusies.
gezond mens leven de rode
bloedlichaampjes gemiddeld ongeveer 120
dagen, waarna ze worden vervangen door
nieuwe, die in het rode beendermerg
dagelijks bij milliarden worden geprodu
ceerd- Als een donor bloed wordt af
getapt en dit bloed wordt bewaard, sterft
tijdens de bewaring een aantal rode
bloedlichaampjes af. Het zijn deze
meer actieve bloedlichaampjes, die
lichaam het eerst vernietigt en uit de
bloedsomloop neemt. Als iemand een
injectie met radio-actief ijzer krijgt, is
binnen vier uur een deel van zijn rode
bloedlichaampjes radio-actief. Het ijzer
wordt gebruikt voor het produceren van
haemoglobine, een protesinedeeltje van
de cel, dat de drager is van de zuurstof-
Het radio-actieve ijzer nu, dat bij een
transfusie vrijkomt uit de vernietigde
cellen, kan volgens deskundigen op het
gebied van de bestudering van „bloed-
problemen" door middel van radio
isotopen blijkbaar even spoedig wor
den gebruikt als geïnjecteerd ijzer. Dit
kan betekenen, dat de rode cellen in het
merg veel sneller tot rijpheid komen dan
men tot dusverre heeft aangenomen of
dat de haemoglobine van de rode bloed
lichaampjes het laatst wordt gevormd.
Tijdens de oorlog heeft een groep ge
leerden middelen gezocht om bloed lan
ger te bewaren dan voorheen mogelijk
was- Voor de oorlog kon bloed niet veel
langeb dan drie tot vijf dagen worden
bewaard zonder te bederven, thans kan
men het door een beter conserveermid
del te gebruiken en het koel te houden
21 dagen of langer bewaren.
Bij het perfectioneren van de conser
veermiddelen. die het mogelijk hebben
gemaakt tijdens de jongste wereldoorlog,
honderdduizenden liters bloed naar de
slagvelden der wereld te zenden, hebben
proefnemingen met radio-actief ijzer een
grote rol gespeeld. Vroegere proeven met
ijzer hadden reeds aangetoond, dat het
menselijk lichaam ijzer alleen absorbeert
als het dit nodfg heeft. Het absorbeert
proteïnen, sommige mineralen en chemi
caliën en stoot ze vervolgens uit, indien
het ze niet nodig heeft, maar ijzer wordt
zelfs niet geabsorbeerd als er geen be
hoefte aan bestaat. Hoe die behoefte
precies tot uiting komt, zodat meer ijzer-
uit het voedsel wordt opgenomen,
nog niet bekend.
Bij een bepaalde soort bloedarmoede t
gaan de rode bloedlichaampjes te snel
te gronde. Een behandelingswijze hier-1
voor instaat in herhaalde transfusies van
gezond bloed. Dit is een middel orn het
leven te rekken, maar geen geneesmiddel.
Iemand^ die aan dit soort bloedarmoede
lijdt, kan gedurende een periode
jaren dozijnen, ja zelfs tot henderd
meer bloedtransfusies ontvangen-
enkele gevallen kunnen deze transfusies
leiden tot aandoeningen. Het voort
durend te gronde gaan van duizenden
milliarden rode bloedlichaampjes doet
veel meer ijzer vrij komen dan
lichaam behoeft om nieuwe rode cellen
te produceren. De aandoeningen ontstaan
doordat het lichaam niet in staat is zich
behoorlijk van dit overtolïgie ijzer te
ontdoen- Het kan zich verzamelen ir de
lever, het hart en andere organen en de
dood veroorzaken. Het is nog niet be
kend, hoe men zich van dit toeval zou
kunnen bevrijden. De onderzoekingen
met behulp van radio-actief ijzer zullen
wellicht toe bijdragen, dat de oplos
sing van dit probleem wordt gevonden.
„Ik wil daar weg," schrijft een lezer,
„ik word er onrechtvaardig behandeld
en er zijn geen vooruitzichten. Wat advi'
seert u mij?"
Hier is onze raad, aldus het maandblad
„Succes", waarvan ook" anderen, die in
dezelfde omstandigheden verkeren, kun'
nen profiteren.
Als u het om de een of andere reden
in uw betrekking niet naar uw zin hebt,
blijf dan toch met volledige toewijding
en plichtsbetrachting doorwerken.
Vooral jonge mensen maken in dit op
zicht dikwijls fouten. Ze verslappen-
Hun animo vermindert en zij sturen het
bewust of onbewust op een minder pret
tige verhouding aan. Soms komt het
zelfs tot een onherstelbare breuk. Kleine
ruzietjes groeien uit tot ernstige geschil
len- Op de achtergrond van hun denken
leeft het verlangen weg te gaan.
maakt hen roekeloos.
Het is niet de juiste weg. Wanneer u
het plan opvat een zaak te verlaten,
moet u in- een goede verstandhouding
weggaan. U mag jjeen onprettige indruk
achterlaten. Anders zal het u in de toe
komst moeilijk vallen iets te vinden, dat
geheel naar uw zin is, omdat elke niei
werkgever afgaat en moet afgaan op
verleden. Vindt hij daarin iets, dat niet
geheel in orde is, blijkt het een of andere
getuigschrift maar zo zo te zijn, dan zal
hij u niet in dienst nemen.
Een goede reputatie bouwt u alleen
op, wanneer u in elke zaak tot de laatste
dag uw plicht blijft doen, zodat er niets
op u valt aan te merken-
Gooi ook geen oude schoenen weg voor
u nieuwe hebt. Menige jongeman, die in
een kwade bui zijn betrekking opzegt,
gaat een moeilijke tijd tegemoet, wan
neer hij alleen uit verontwaardiging iets
anders aanpakt. De nieuwe betrekking
blijkt evenmin bevrediging te geven.
Kijk daarom goed uit en wacht tot
zich een goede kans voordoet, die
brengt, waar u wezen wilt- Schrijf niet
lukraak op elke advertentie, kies
nieuwe betrekking-met zorg en ga intus
sen door in uw tegenwoordige functie
het beste van uzelf te geven.
Vele mensen veranderen ook te snel.
Ze beschikken nog niet over de nodige
ervaring, die hen in een nieuwe betrek
king een stap voorwaarts kan doen gaan.
Hoe onprettig u het ook in uw tegen
woordige functie hebt, u zult er moeten
blijven tot u rijp bent voor een func!
in een andere zaak.
Deze houding zal u menige zelfover
winning kosten. Het is echter noodzake
lijk een betrekking zo te zien, wanneer
u op de juiste wijze vooruit wilt komen.
U voorkomt -daardoor, dat u een man
van twaalf ambachten en dertien onge
lukken wordt.
In hetzelfde blad worden ook enkele
opmerkingen gemaakt over delen in de
winst van een bedrijf-
in mensen, zo schrijft „Succes",
loon of een salaris voor hun
werk ontvangen, weten niet wat winst
Sommigen denken zelfs, dat het ge
hele winststelsel wel kan worden afge
schaft. Deze theorie wordt dikwijls ir
boeken en tijdschriftartikelen verkon
digd. Er worden voortdurend aanvallen
op het winststelsel gedaan-
Al deze theorieën zijn natuurlijk zeer
enzijdig, maar ze zijn populair. De
nensen horen graag, dat ze te weinig
verdienen. Ze luisteren ook gretig
iemand hun vertelt, dat
achteruit worden gezet. Waarom krijgen
lsten niet en een ander wel? Al
deze lieden vergeten, dat de meeste
helemaal niet betrokken zijn bij
het maken van winst. Ze makèn een
voudig geen winst voor hun zaak.
Niemand doet hun ook enig onrecht. Ze
worden in een goed geleide zaak ten
volle betaald voor hetgeen ze doen. Ze
krijgen altijd hun loon- De eigenaar van
de zaak, waarvoor ze werken, krijgt
echter lang niet altijd de winst, waarop
hij recht heeft.
Winst komt niet voort uit gewoon
werk, maar uit het geven van leiding.
Het is het moeilijkste onderdeel van een
bedrijf. Er moet altijd winst worden ge
maakt- Daarvoor heeft de leiding te zor
gen. Zonder winst gaat een zaak failliet.
Zelfs sommige staatsbedrijven in Rus
land werken met winst. Maar de arbei
ders krijgen daarvan niets. De Sowjet-
regering eist alles voor zichzelf op.
Een hogere beloning uit de winst kan
alleen worden gegeven, wanne
iets doet om de winst te verhogen. Wie
ciaaraan niet meewerkt, heeft alleen
maar recht op loon en dikwijls is dal
nog te hoog, wanneer men er de werke
lijke verdienste van 'een mens tegenover
stelt. Vele medewerkers in een zaak
strijken een behoorlijk salaris op
steken nooit een hand uit om de v
werkelijk te doen stijgen- Ze hebben
geen ideeën, komen nooit eens met eer
verbetering of met een voorstel om de
onkosten te verlagen. In een midden
standszaak bijvoorbeeld is het meestal
de eigenaar' zelf, die helemaal alleen
naar nieuwe winstmogelijkheden zoekt.
Van zijn personeel kan hij niet veel
wachten de goede medewerkers niet
te na gesproken. Is het dan onbillijk, dat
hij voor zijn extra-moeite iets n\eer
krijgt?
Wie aan het hoofd staat van een zaak,
krijgt wat hij verdient. Als hij er niet
in slaagt winst te maken, krijgt hij
helemaal niets. Helpen anderen in zijn
zaak werkelijk mee de winst te ver
hogen, dan hebben ze recht op een aan
deel in de winst. Anders niet.
Deze dingen worden vaak niet be
grepen. Het verlangen van een employé
om meer te verdienen, is volkomen ge
rechtvaardigd. Maar het moet voort
komen uit z ij n aandeel in het werk,
waardoor de winst werd gemaakt.
Indien vooral jonge mensen daarvan
meer doordrongen waren, zou het er in
het zakenleven beter uitzien. Iedere
leiding van een zaak kan dit idee aan
moedigen door een stelsel in het lever
te roepen, waarbij het aandeel van
ieder in de winst beter wordt beloona
Het komt de efficiency in een bedrijf
ten goede."
Rijkdom, dank zij bomen en ijzer
(Van een bijzondere medewerker)
Stockholm, Januari 1949.
Zweden heeft zijn „gesprek van de dag." Het heeft niets te maken met de luchtbrug
boven Berlijn of met de internationale spanningen; het is „alleen maar" een gesprek
over de belastingen.In dit land wordt namelijk elke maand een gedeelte van do
salarissen ingehouden en ln de grote belastlngpot gestort.
Dit is geen loonbelasting, maar een voorlopige betaling. Aan het eind van elk
jaar maken de helpers van minister Ernst Wlgforss voor alle onderdanen een defi
nitieve balans op en sturen die de belastingplichtigen thuis.
Zo is het mogelijk dat iemand in de loop van het Jaar te veel heeft betaald en
nu een chèque van 100 of zelfs 500 kronen kan gaan innen. Het omgekeerde
schijnt echter vaker voor te komen. Hierop wijzen ten minste de vele gemaakte
opmerkingen, die niet voor publicatie geschikt zijn, maar vrij aardig overeenkomen
met hetgeen Nederlandse belastingbetalers af en toe over minister Lieftinck
debiteren.
Zweden is een oud en tegelijkertijd
jong land.
Het oude Zweden werd voor het eerst
door de Romeinen genoemd in het jaar
98. Het is het Zweden, dat een politieke
macht van betekenis wordt in Europa,
maar dat in 1721 mét de Baltische bezit
tingen ook zijn politieke invloed
macht kwijt raakt.
De verdwijning van het politieke Zwe
den betekende evenwel de geboorte
een nieuw, economisch land. De eerste
belangrijke industriële ontwikkeling
die van de houtindustrie.
Twee factoren zijn van bijzonder grote
invloed op 4eze ontwikkeling geweest;
de uitvinding van de door stoomkracht
gedreven zaagmolens en de uitbreiding
van het Zweedse spoorwegnet.
Wat de houtindustrie voor dit Scandi
navische land betekent, mogen de vol
gende cijfers duidelijk maken: Bijna
55 pet. van geheel Zweden is met bossen
bedekt. Dat wil zeggen dat meer
2 millioen hectaren begroeid zijn met
sparren, dennen en pijnbomen en dat het
totaal aantal bomen meer dan 10 billioenj
moet zijn.
Dit is dan een deel van het nationaal
bezit van ongeveer 7.000.000 Zweden, het
geen neerkomt op ongeveer 35.000
kante meter bosgrond per inwoner. Toch
laat de Zweedse regering in deze rijkdom
niet onbezorgd kappen. Aangezien enkele
jaren geleden bij een onderzoek bleek,
dat de kap de aanwas met ongeveer
20 pet. overtrof, is het houthakken
bepaalde voorschriften gebonden.
Dank zij een ongeveer 35.000 kilo
meter lang rivierenstel komen nu
jaar meer dan 14.000.000 kubieke meter
hout op een wel zeer goedkope m
bij de houtzagerijen en aan de pulp
fabrieken. Dit is dan ongeveer 1/7 deel
van het nationale inkomen van het jonge
Zweden.
Hout als exportproduct
Het Zweedse hout en de producten,
die hieruit worden vervaardigd, vormen
tezamen ongeveer de helft van de gehele
Zweedse export. De anthraciet, olie
zuidvruchten, textiel en andere goede
ren, die het land niet bezit en dus moet
mporteren, worden bijna met de op
brengst van het hout betaald.
Ongeveer 25 procent van alle Zweden,
die bij de industrie betrokken zijn,
ken in de houtindustrie. Maar het gaat
het hout alleen; het gaat ook
hetgeen men uit deze grondstof weet te
produceren. Cellulose, belangrijk vooi
de vervaardiging van papier en var
explosieve stoffen is' wel een zeei
i houtproduct. En vergeten w<
vooral niet het cellophaan, de terpen
tijn, kunstzijde, bakeliet en talloze an
dere artikelen, die dank zij de chemische
Gijs wist al vroeg waar Abram
de mosterd haalde
(Speciaal aanbevolen voor hen, die er graag de kantjes aflopen)
„Toen hij 10 jaar oud was, zei
vader, dat het maar eens uit moest zijn
met al dat geleer op school. Daar werden
de mensen maar gek van. Gijs moest
naar de baas en geld verdienen.
En dus sjokte de kleine Gijs de Heus
's morgens om 5 uur naast zijn vader
door de lange Slotstraat te Culemborg
de mosterdfabriek. Nog echt als
kind legde hij zijn kleine handje in
eeltige knuist van vader, aldus verhaalt
De Kruidenier". „Klip - klap - klep
deden de vlugge klompjes van Gijs op
de hobbelige keien. Maar bij de mosterd-
fabriek liet Gijs vaders hand los, want ze
hoefden niet te ^ien dat hij nog zo klein
was- 't Was overigens nog pikdonker
toen zij bij de fabriek kwamen. Gijsje
kende het gebouw wel. want hij had zijn
vader wel eens brood nagebracht
deze laat thuis kwam. Maar dan wa:
overdag en niet zo donker als nu. Dan
stond de grote deur altijd open en
as alles dicht en 't was zo koud
stil-
Vader zei dat Gijs maar even moest
wachten en toen liep vader naar
en tikte er een paar keer fel tegen
Een der moderne fabrieken, bas- 1
tions der welvaart van het mine-
raalrijke Zweden.
aan. Het was een scherpe klik. Vader
sloeg zeker met een dikke spijker of een
steentje tegen de ruit. Toen hoorde Gijs
boven een raam openschuiven en
heel harde stem riep „Daar komt
Dat was de stem van de oude me:
Spoor, dat hoorde Gijs wel. En nu
hij ook wat er kwam, het was een heel
grote sleutel. Meneer Spoor liet
een touw naar beneden zakken- Die lag
natuurlijk nog op bed om 5 uur in de
morgen. Wat moest het toch r
om zo'n grote mijnheer te zijn. Ja, Gijs
had ontzag voor mijnheer Spoor.
Vader vertelde vaak over de baas- Hij
woog 220 pond en hij kon zijn
de muur schrijven als er een gewicht
van 100 pond aan zijn pink hing
kon wel 20 borrels op enMaar Gijsje
kan niet langer filosoferen, want vader
heeft intussen de grote deur geopend en
hij roept wat Gijs daar doet te suffen.
Of hij niet op kan schieten. Ja dat kan
Gijsje wel eil vlug is hij binnen. Wat hij
doen moet, vraagt hij. Maar zijn vader
zegt al niets meer tegen Gijs, want hij
heeft het druk met het aansteken van
de gaslampen. Nu komen er ook een
paar andere arbeiders die zijn vader
groeten met „Morgen Meester", en Gijs
krijgt zo maar een ferme tik op zijn
schouder. „Ben jij de meesterknecht-op-
aanwas", vraagt iemand.
Gijsje weet het niet. Hij voelt zich
onwennig. Waarom zegt zijn vader nu
ook niets? Maar daar komt die al weer
„Kom maar eens mee." zegt hij en dan
brengt hij Gijs naar een zaadzolder. Wat
was dat een grote ruimte, met heel grote
gewelven en wat lag daar een boel
mosterdzaadHier schep nu met deze
schop dat zo maar om". Vader doet het
voor en dan geeft hij de schop aan Gijs.
't Is zwaar werk
Zo begon kleine Gijs.
Hij is nu 80. Kleine Gijs is opa en
overgrootvader geworden. Hij draagt
met ere de Orde van Oranje Nassau voor
langdurige trouwe dienst op de borst. De
tijden zijn veranderd. Men begint niet
meer om 5 uur en mijnheer Spoor laat
geen sleutel meer aan een touw naar
beneden zakken. Mijnheer Spoor is al
lang dood- Al heel lang. Maar Gijs de
Heus. de oude mosterdmaler, bezit nog
al zijn energie en levenskracht.
Hij bilt nog met vaardige hand de
oude mosterdstenen en hij geeft het
jonge geslacht onderricht hoe je de echte
ouderwetse mosterd moet maken.
Wij zijn even onnauwkeurig geweest
toen wij schreven „hij bilt nog met
vaardige hand de oude mosterdstenen",
want dat is inmiddels verleden tijd ge
worden-
De heer De Heus heeft gemeend, dat
het eindelijk tijd werd eens een behoor
lijke vacantie te nemen en dus gaat hij
na vele tientallen jaren onafgebroken
trouwe diensteen reis om de wereld
maken. Ja waarde lezer, zo is het. De
heer Gijs de Heus. kortelings geridderd.
op 3 December j.l. 9cheep gegaan met
de „Veendam". Eerst naar Amerika. Daar
zal de oude Gijs een Amerikaanse firma moed en courage.
(wetenschap tegenwoordig „aan de boom
Her tweede grote export-object vor
men natuurlijk het ijzererts en zijn „kin
deren". Hoewel de grote ontwikkeling in
de ijzerindustrie pas uit de negentiende
eeuw dateert, was Zweden in het begin
van de zeventiende eeuw reeds een be
langrijke leverancier van erts. De erts-
voorraad. die nog in de Zweedse bodem
rust, wordt op ongeveer 3 toillioen ton
geschat.
Men kan dus voorlopig nog vooruit en
delft dan ook gemiddeld 10 millioen ton
per jaar. Bergslagen, in Midden-Zweden,
is het belangrijkste ertscentrum van het
Het erts, de ijzergieterijen, de machine
fabrieken en de scheepswerven zijn wel
de voornaamste werkgevers; zij leveren
arbeid en een goed bestaan aan 32 van
alle Zweedse arbeidskrachten. f
Naast deze twee machtige bronnen van
inkomsten dienen dan nog genoemd te
worden: goud de grootste goudmijnen
van heel Europa koper en graniet
Witte steenkool
Het is wonderlijk dat de rijke Zweedse
bodem bijna geen steenkool levert.
Men kan welhaast zeggen dat brand
stof de Achilleshiel van de Zweedse in
dustrie is. Steenkool, cokes en olie moe
ten dan ook in enorme hoeveelheden
worden geïmporteerd.
Meer dan 2.000.000 ton steenkool en
meer dan 1.000.000 ton cokes moeten per
jaar uit het buitenland betrokken wor
den. Toen dit in de oorlogsjaren niet ge
heel mogelijk was, heeft men het gebrek
aan brandstof met behulp van hout
trachten op te vangen. Maar in de eerste
plaats werd daardoor de verhouding tus
sen kap en aanwas veel te ongunstig, en
bovendien was deze „surrogaat-verwar
ming" van eigen bodem nog duurder dan
geïmporteerde steenkool.
De industrie had nog het minst van het
tekort aan brandstoffen te lijden omdat
zij voor een zeer groot deel op „witte
steenkool" draait; op electrische kracht,
die door de watervallen en de rivieren'
wordt geleverd.
Toch kan de „witte steenkool" nog niet
genoeg licht en brandstof produceren om
alle tekorten op te heffen. Bijna elk
Zweeds huis heeft de beschikking over
warm water, maar slechts enkele dagen
in de maand komt er inderdaad warm
water uit de kraan, waaop een rode W
is aangebracht.
En de lichtreclames in Stockholm
dat zijn er enkele duizenden mogen
alleen op Zaterdagen en Zondagen de
Zweedse hoofdstad een waarlijk Ameri
kaans uiterlijk bezorgen. Maar dan bran
den er ook in de talrijke winkelstraten
zoveel Neon-buizen; dan wordt de inwo
ners ook van zoveel gevels duidelijk ge
maakt wat ze moeten eten, drinken en
roken om gezond te blijven, dat men blij
is eindelijk in een straat te lopen, waarin
geen winkels zijn en waarin enkele hui
zen door de reclame-experts gespaard
zijn gebleven.
Zweden is dus wel een industrieland
bij uitnemendheid.
Dank zij de vér-doorgevoerde indu
strialisatie heeft het land ongetwijfeld
een grote welstand bereikt en leven
zijn bewoners volgens een hoge levens
standaard. De schaduwzijde van al dit
schoons is evenwel, dat het land wel bij
zonder afhankelijk is van het buitenland.
In oorlogsjaren is deze afhankelijk
heid misschien minder groot dan in een
■oorlogse periode, omdat een regering
een land. dat in oorlog is. steeds de
gelden weet beschikbaar te stellen, die
aankopen in het buitenland nodig
zijn. Maar in de na-oorlogse jaren tracht
elk land meer te exporteren dan in te
i dit wordt in Zweden goed ge
voeld.
Zo ziet men het voor ons wonderlijke
■erschijnsel dat de levensstandaard in
Zweden de laatste jaren iets 'is gedaald
en zich nu artikelen moet ont
zeggen. die in 1944. 1945 en 1946 volop
verkrijgbaar waren.
Nog meer kalenders
Bijzonder smaakvol is de maandkalen-
;r van Vredestein, Loosduinen, met 12
prachtige natuuropnamen. Op het calen
darium geven 12 kleine foto's een idee
de mogelijkheden der producten van
Vredestein. De fa Blikman en Sartorius
te A'dam gaf een jubileumkalender uit
haar 200-jarig bestaan, dat dit jaar
zal worden gevierd. Het is een 2-weke-
lijks calendarium met daarboven een
tekening van Nederland, waarop de
plaatsen zijn aangegeven waar Blikman
Sartorius is gevestigd.
Suggestief is de plaat, die de NederL
Telegraaf Mij Radio-Holland gaf aan haar
kalenders met groot maand-calendarium.
In grijs en goud op een rood fond is de
wereldbol gegeven, met daaromheen
schepen, een vliegtuig en een telegraaf
paal.
het mosterdmalen leren, dan naar China
Japan. Mosterdmalen wil ik ze leren,
zegt de grijsaard, terwijl hij bedacht-
aan de punten van zijn grote witte
trekt, maar meevechten doe ik nftet.
ze daar in China nog aan het
knokken zijn, ben ik zo weer vertrok
ken- Dan naar Afrika en Australië en
tenslotte weer naar Culemborg.
Geachte lezer, en vooral gij jeugdige
lezer, beseft goed wat hier geschiedt.
Een 80-jarige grijsaard, die zijn hele
leven hard heeft gewerkt, die nooit
eerder de zee zag. die geen andere taal
spreekt dan Nederlands en Kuilenburgs,
die gaat, alsof hij een man van 25 was,
de wereld rond Zijn rood-wit-blauwe
lintje op de borst, de wijde onbekende
ereld in.
Hij zal alle landen bezoeken waarheen
de firma Spoor haar mosterd exporteert
;n dan komt hij terug om weer. als
■oorheen, de stenen te billen en de
jongeren de kneepjes van het vak te
leren
Gijs. oude trouwe mosterdmaler, onze
;s:e wensen voor een goede reis.
Dat het hedendaagse jonge geslacht
lering mag trekken uit zoveel mannelijk*