Met een smokkelaar de grens over! CH. J. I. M. WELTER geeft een blik op de wereld Dorre grondeen sterke boerenroman Pr f ui mm Gekkenwerk 'C$ ZATERDAG 18 DECEMBER i948 Bekende landgenoten thuis DE JEUGD MAAKT HEM STRIJDBAAR (Van een onzer verslaggevers) Als de deur opengaat van het huis Statenplein 10 en mevrouw Weiter ons in de hall gelaten heeft, komt een Duitse herder ons besnuffelen. Ergens in huis galmt een kinderstem. De pianostemmer brengt snaren op orde. En recht voor ons, laag tegen de vestibule-wand, hangt een kinderkapstok met het klein gerei van mantels en mutsen. Maar de gedachte dat ook dit huis inwoning van een jong gezin heeft, eeemt de heer Ch. J. 1. M. Weiter, oud- minister, vechter voor Indië, partijleider en Kamerlid ten enenmale weg. „Neen, dat is van m'n kleinkinderen, drie stuks, die hier wonen. Die mogen mijn vrouw en ik opvoeden. Kinderen van mijn zoon, die de Jappen ombrach ten. Hun moeder moest weer aan het werk in Indië en kon ze niet meenemen. En zo rust die prachtige taak op ons. Drie kinderen van 7 tot veertien jaar Je wordt er weer jong bij", zegt zijn krach tige stem en z'n levendige ogen weer spiegelen de waarheid van die opmer king. Zijn 't wellicht de kinderen, die deze acht en zestig-jarige tot een van de markantste persoonlijkheden van het Nederland van nu maken? Is het hun toekomst, die hij in gevaar ziet en die hem drijft tot zijn forse, kloeke houding, die de openbare mening durft weerstaan? „Misschien wel", zegt hij zelf. Maar onze blik glijdt in zijn studeerkamer langs de boekenrijen naar een bord met een woord van Jan Pietersz. Coen van 14 Mei 1623: „De geest moet boven alle moeilijkheden sweven ende geentszins daeronder buygen". En vlak daarnaast een tweede bord. met een boodschap aan onze tijd in Welter's kamer uit die zelfde brief: „Al ware de doot op de lippen, daeromme moet men geen cou- ragie verliezen". Als de heer Welter van zijn, voor het raam geplaatste schrijftafel opziet, kijkt hij tegen die twee spreuken aan. Is er méér nodig om het karakter van deze man te typeren, die hier een uur van zijn kostbare tijd offert, om iets van zichzelf te vertellen? Ik zou u kunnen wijzen op die boe kenrijen, die werken bevatten op een zeer uitgestrekt gebied. Hier zijn schrij versnamen: Huizinga, Vondel, Churchill, Gunther. Hele rijen Franse romans, reis beschrijvingen. economische en politieke studies. In vele talen, op velerlei gebied. Als de man, die ze leest, uitziend naar alle richtingen. „Het is een groot ver driet in m'n leven, dat ik er niet meer tijd voor heb", zegt de heer Weiter. „Ik heb altijd veel gelezen. Ik werk graag in de avond en nachturen. Voor een uur of tien ben ik daardoor 's morgens nooit present. Maar er blijft altijd te weinig over voor lezen. De Kamer neemt heel veel tijd. Ik zorg er voor, er veel te zijn. Ook als ik er niet moet spreken. Ik voel me n.l. zeer bewust een vertegenwoor diger van het Nederlandse volk en dat is een zware aanspraak. De mensen den ken wel eens, dat ik er speciaal als Indië- kenner zit. Maar ik geef u de verzeke ring: ik zie Indië als een onderdeel van de strijd van het Nederlandse volk om het bestaan, maar ik zie van die strijd alle onderdelen. Doch het behoud van Indië is van zo'n aller overheersende be tekenis En dan bent u met de heer Weiter toch op het grote punt van zijn levens strijd: Indië. „De consequentie van de gevolgde politiek is er al", vervolgt de heer Weiter. „Er is in ons land een zeer sterke drang om te emigreren, want Nederland wordt ons veel en veel te Is het wonder, dat de heer Weiter voorzitter is van de Stichting Landver huizing? Het gevecht voor het één, dwingt tot het verkennen van het ter rein op een ander punt. Dat is ernst maken met de politieke strijd. Voor de heer Welter was de beroemde generaal deze Stichting. Ook )at is heel begrijpe- s steeds een machtig r Nederland, toen Swart voorzitter een Indisch man. lyk, want Indië i emigratiegebied v Z'n ervaringen bij de landverhuizing bevestigen de juistheid van zijn poli tiek standpunt. „Want waarom willen de mensen Nederland verlaten?" zegt hij. „Ten eerste, omdat zij geen gelegenheid vinden tot het ontplooien van hun krach ten. Dan: om de deplorabele woningtoe standen, waarin de jonge gezinnen ver keren en in de derde plaats om hun vrees voor de politieke ontwikkelingen in Europa. Aan de twee eerste redenen ligt de fatale Indië-politiek ten grondslag. De mensen hebben geen gelegenheid meer hun armen uit te slaan en de nu al zeer verminderde economische relatie met Indië put onze krachten uit," ,.En de Nederlanders zijn zo'n pracht volk", zegt de heer Welter met klem. „Wat maakten ze niet klaar in Argen tinië en Brazilië? Wat in Indië zelf? Waarschijnlijk zouden ze de hoogvlakten van Nieuw-Guinea in paradijzen kun nen herschapen. Het is zeer de m waard om dat eiland voor de Nederland- Sa kroon te behouden". Naar Indië blijven de gedachten van heer Weiter uitgaan Hij was tweemaal minister van koloniën, tijdens Gouv.-Ge- neraal Fock („voor wie ik grote verering koester"). Algemeen secretaris van Indië. vice president van de Raad van Indië. De arohipel kent hij door en door „De mooiste jaren van mijn leven, van 1902 tot 1909 liggen er" Dat verklaart z'n strijd tegen het Indië- beleid na de oorlog, toen hij. na de hele oorlog buiten de grenzen, ten dele in Engeland, maar ook in India en Zuid- Amerika te hebben doorgebracht, in het vaderland terugkeerde. Zijn strijd in Rijkseenheid, in de groep Weiter later. En nu staat hij aan het hoofd van het I en terwijl de auto's I voortrollen keldert de baas steeds dieper jongste Nederlandse politieke gezin: de Katholieke Nationale Partij, die de belan gen van alle schakeringen in het Neder landse volksleven wil behartigen. En zo gauw de Kamer hem meer gelegenheid gunt. trekt hij er weer op uit, om zijn politieke strijd in het land te voeren. Een bezet leven. Weinig tijd voor hui selijkheid. Maar vol van activiteit. „II ben juist teruggekeerd van een tien-daag se reis naar Argentinië, ter gelegenheid van de eerste vlucht naar dat land door de KLM. Een geweldige belevenis. Vijf' December 's avonds neger-muziek kar. Zes December 's avonds: neger-be zoek hier Zwarte Piet in hoogst eigen persoon aan het Statenplein tot vermaak van de kleine Welters. En 'hij vertelt var dat kansrijke Zuid-Amenka, waar de Ne derlanders zulke prachtige resultaten be reikten, dat er een tiental Nederlandse millionnairs in Buenos Aires woont. „Ach er zijn geweldige kansen voor ons volk daar", zegt hij. Hij is een boeiend verteller en als hij, enthousiast, uitwijdt over de Nederlandse kolonies in Argentinië en Brazilië, de kansen voor emigratie naar Pe Chili, dan geeft hij U een wijdere blik dan die op de begrenzing van het Staten plein. Want dan geeft hij een blik op de wereld. Coen had gelijk. Weiter bewijst het: „Al ware de doot op de lippen, daeromme moet men geen couragie verliezen". Ben van Eysselsteijn: „Dorre grond" Leopolds Uitg. Mij, Den Haag. Ben van Eysselsteijn voltooide zijn boek „Dorre grond" in het donkere oor logsjaar 1942. Het kon toen slechts in twee kleine oplagen verschijnen, mede omdat de Duitsers bezwaren maakten tegen de uitgave. Kortgeleden is Leopold's uitgeversmaatschappij tot de normale uitgave overgegaan, waar door we thans in het boek lezen „derde druk" en op de titelpagina 1948. In 1923 debuteerde deze auteur met een verzenbundel: „Om 't Hooge Licht", in 1936 kregen we een bundel schetsen in handel onder de titel: „Zeven fantomen". In beide werken diende zich onmisken baar een talent aan, dat zich in later jaren veelzijdig heeft ontwikkeld. Van zijn boeken die veel bekendheid verwierven noemen we: Tussen Zuiderkruis en Pool ster. Romance in F Dur. Naar Breder Vlucht (een boek over de K.L.M.), Het verhaal van een robijn (Novelle) verder maakte hij naam als toneelschrijver en ten slotte moeten we hem vermelden als de scenarioschrijver van de film „Niet tevergeefs", die thans te Amsterdam aan de voltooiing toe is. Met recht mogen we dus spreken van een veelzijdig talent. „Dorre grond" speelt op de Drentse gronden en is van een typische breedheid, doortrokken van een rijke dichterlijke beelding. Eysselsteijn's uitvoerige natuur beschrijvingen vormen een essentieel on derdeel van het verhaal., Het handelen, spreken en denken van zijn figuren is er nu eenmaal onlosmakelijk mee verbon den. Dor is de grond, dor zijn de zielen, maar beiden beloven vrucht bij ontgin- Zo toont ons de schrijver de stugge, stoere mannen en vrouwen uit de sterke boerengeslachten, met duizend vezelen verbonden aan de Drentse bodem. Het zijn de Jalvings, Wubbings en de Altings. mensen naar hun onbeweeglijke wil. hun vooroordelen en veten. Sterk zijn deze mensen naar on onbewegelijke wil, hun liefde en hun haat. Ontroerend worden zij in hun ondergang aan de ijzeren wet ten die zij zichzelf stelden. Levens ver eenzamen, bloedbanden worden verbro ken; alles liever dan te breken met wat geslachten heilig was- Dit alles geeft de schrijver sterk en overtuigend gestalte. Zo leeft de oude Jalving voor ons. Sterk is ook de figuur van Fem tot het bittere einde toe. Minder overtuigend is de man Onco Heddema, die aan dit harde leven ten onder moest gaan als stadsmens en levend idealist. Ons is het liefst gebleven de oude wijze herder, daar ook in deze figuur de dich terlijke aanleg van de schrijver spreekt Prachtig zijn de gesprekken aan de veen- plas ,,'t Hemelriek" De herder vertelt waarom deze plas zo heet. „Omdat God's hemel je hier oet 't woater tooospiegelt" Veelzeggend is zijn opmerking: „Men moet niet alles willen, men moet naar binnen kijken. Men moet worden als het water, dat, als stil is, alles in zich heeft, maar als het in beroering komt breken de beelden." Dat heeft deze plek hem ge leerd en ook dit: „Een mensk moet deur veel onrust hèn, eer dat hee 't wi vindt dat Hemelriek heet". Zulk een er varing wint men niet zonder pijn. Dat is niet alleen smartelijk maar ook ernstig. Diepe ernst schuilt in de woorden van een der figuren als de schrijver deze laat zeggen: „Niemand wil iets van zichzelf opgeven. Zo gaat het tussen me Eeuwig onafwendbaar. De winnaar zont zich in zijn glorie en besomt de buit- De overwonhene koestert zijn leed en haat en zijn wrok. En zolang niemand leer! zichzelf op te geven, blijft de strijd!" Hier zoekt de schrijver een oplossing in de liefde en wordt het motief voor boek: „Non clamor sed amor sonat aure Dei." (Niet het rumoer maai liefde klinkt in het oor van God), inscriptie welke men vindt in de kerk Maar daartoe zullen de zielen pas rij- ?n wanneer God de harten opent, di hardheid breekt en de tere plant van di liefde voedsel kan vinden in een mild: Femmechien zegt in het einde van he boek: „Hij heeft de ploeg in onze har ten gezeten Gods ploegen doet pijn!" Inderdaad, doch gezegend de mens. die liever pijn verdraagt, dan gevoelloos, zonder hart. ten onder te gaan. Wij zijn Van Eysselsteijn dankbaar voor dit boek. Kunstcentrum Duinrell breidt zich uit De Stichting „Kunstcentrum Duinrell", die zich vooral ten doel stelt, jonge be gaafde kunstenaars podiumroutint verschaffen, zal nog dit seizoen haar werkzaamheden uitbreiden naar andere steden dan Wassenaar. Daarbij streeft zij er naar zoveel mogelijk het financiële risico voor de kunstenaar op te heffen. Momenteel wordt in de zalen van kas teel Duinrell de tentoonstelling „Wasse naar Mtureel centrum" georganiseerd. Ik tvas geheim agent in oorlogstijd (10) November 1943Terug in het vaderland is een heldere Novembermorgen van het oorlogsjaar 1943. Tien dagen geleden kwam ik uit Londen en nu sta ik in 'n Belgisch grensdorpje te praten met George v- Triest, die me over de denkbeeldige lün zal helpen die België en Nederland scheidt. Ik heb wel wat meer vertrouwen gekregen in George. Kan ik weten dat deze man in 1946 geboeid zal staan voor de president van het Amsterdams bijzonder gerechts hof? Kan ik weten dat hü als de verrader George Ridderhof zal vallen onder de kogels van een Nederlands executiepeloton? piot- Om twaalf uur precies staat seling een klein mannetje voor dus de beroepssmokkelaar die de grens zal helpen. Hij draagt een sleten regenjas, een oude hoed schoenen. Zijn gezicht is hard. gerimpeld. .Hallo Bill, fietsen bij je?" vraagt George hem. „Huh. Is dit het konijn?" De man kijkt e aan en ik voel me werkelijk als een konijn! „Heeft ie papieren?" „Nee, geen enkel. Maar hij moet naar de overkant. Als hij er niet komt, zal ik hoogst persoonlijk dat blok van je romp De smokkelaar kijkt me nog eens aan i gromt dan: „Fiets je?" „Best. Neem de eerste fiets hier om de hoek. Rij die hele straat uit. Ik haal je Op de een of andere manier boezemt de kleine, ruwe kerel vertrouwen in. Halfweg de hobbelige straat haalt hij n en vertelt me op korte, maar niet onvriendelijke manier, dat we een rit van n uur voor de boeg hebben. „Ik dacht, dat we hier vlak by de grens waren", zeg ik. „Zijn we ook! Vijf minuten. Maar daar kom je niet over! 'k Breng je naar een andere plaats. Gemakkelijker daar!" we op de hoofdweg komen spreekt hij geen woord meer. Zwijgend trappen 'i de richting van de grens. Na drie kwartier houdt hij stil, kijkt vooruit, draait plotseling om en rijdt terug. Dan houdt hij stil voor een klein cafétje langs /eg en zegt: „We zullen eerst wat drinken!" Ik voel, dat het tegen de regels zou zijn hem nu een vraag te stellen. De herbergier wacht niet op een be stelling, maar sloft zwijgend op zijn oude blauwe pantoffels naar ons tafeltje en ,wee glazen jenever voor ons neer. De oude smokkelaar haalt een pakje ta bak voor de dag en rolt zó snel en zó netjes een sigaret, alsof hij die uit een zilveren sigarettenkoker genomen heeft. Ik krijg er ook een. We hebben niet meer dan drie trekken gedaan, als Bill zonder enige waarschuwing opstaat, in één teug zijn glas leegdrinkt en zegt: „Vooruit. Ik ga!" We lopen over een zandpad, dat van de hoofdweg afbuigt het kale veld in. „En één ding, meneer", zegt een vreemde man, „doe precies wat ik je zeg en doe het snel!" Maar ik heb geen instructies nodig. Ik ben er „in", fel en waakzaam en vol komen wakker. Ik voel instinctief, dat de man wéét. wat hij wil en dat hij van plan is „zijn blok op zijn romp te hou- We sukkelen langs het karrespoor en komen bij een rijtje struiken, waar hij doorheen kruipt. Hij verdwijnt in een diepe, droge sloot aan de andere kant. Op zijn knieën kruipt hij verder er sleept zijn fiets handig achter zich aan, gaat dan staan, loopt een paar meter en begint weer te kruipen. We komen by een soort wal met kreupelhout. Hier ei daar staat een boom. Hij blijft staan ei wacht op me. „Je bent al in Holland" zegt hij zachtjes „Nou komt het er oj aan. Aan de andere kant ligt een diepe greppel en daarachter open veld. Daar lopen patrouilles. We mogen niet g< worden. Hou je hoofd dus zo laag gelijk!" Hij gaat op zijn knieën liggen en be duidt me hetzelfde te doen. Ik ben juist bij hem wanneer. „Liggen!" Het woord komt scherp als n zweepslag. Als dood val ik nee hoe Bill de helling opkruipt, zijn hoofd even opheft en ingespannen luis tert. Vijf minuten verstrijken. Dan be weegt hij zich weer. neemt zijn hoed af en gluurt heel voorzichtig over de wal, naar links en naar rechts. Dan wenkt hij me. zie troosteloze, bruine velden, uitge strekt en open, het soort heide, waar- men in smokkelaarsverhalen leest. In de verte, onduidelijk door een lichte grondmist, zie ik bossen, zich donker scherp aftekenend tegen de lichtgrijze hemel. „Wat was dat?" fluister ik. „Patrouille in de bossen. Ze zijn Als een pijl uit de boog schiet hij o de wal onder de struiken en aan de dere kant weer naar beneden en sleept iet twee forse rukken zijn fiets achter ch aan. Ik volg iets langzamer en heel at onhandiger, maar hij toont geen on- Recht uit, zo vlug als je kan en laag blijven", sist hij. nguit kruip ik naar voren, duw me mijn voeten af en leun op mijn el lebogen. Honderd meter verder zegt Bill: ,We zijn er". Ik kijk achterom en zie hem opstaan •n de modder van zijn jas en broek klop pen. „Zijn we veilig?" vraag ik ongelo- „Huh. We zijn achter die struiken en die bomen en een flink stuk voorbij de post. Pak je fiets". Ik ben terug in Holland, zo plotseling, dat ik het nog niet geloven kan! Bill verdwijnt in de zijkant van een hoop dode takken, die twee meter hoog is met een hol in het midden. „Zet hier je fiets neer", zegt hij. „Ga dan buiten zitten en hou je ogen wijd open tot ik me verkleed heb". Ik 9nap niet wat hij zegt. Een paar minuten later hoor ik het ge kraak van takken en twijgen en mijn hart blijft stil staan!.Er verschijnt een po litieman in het donkerblauwe uniform der marechaussée. Met één sprong sta ik op. maar op hetzelfde ogenblik herken ik het harde, ronde gezicht, onbewogen, ruw, maar veel jonger onder de hoge „Wat is er? Vind je het niet mooi?" Ik kan geen woord uitbrengen. „Nou ben je tamelijk veilig. Als we door een Duitser aangehouden worden, ben jij zo'n vent van de grenscontrole. Hier! en hij reikt me een burgerpet en een kleine bruine tas aan. „Nou zie je er echt genoeg uit. Ze lijken allemaal op el kaar, de schoften Als we door Hollandse politie aangehouden worden, zal ik mijn papieren laten zien en zeggen, dat je mijn gevangene bent. Ik heb je hier gearres teerd en breng je naar het districtsbu reau in Tilburg. Gesnapt?" „Volkomen!" Hij gaat terug naar de houtstapel en gooit takken over de fietsen. Dan trekt hy andere takken uit elkaar en er komt een motorfiets te voorschijn Ik help in stomme verwondering en voel me vol komen veilig als ik op de duo klim. Met horten en stoten rijden we over een oud spoor, slingeren over de gateau rijden door een poort en over een erf met de vrijmoedigheid en zelfverzekerdheid van mensen, die weten dat zij de wet verte genwoordigen en bereiken tenslotte een hoofdweg. Als ik omkijk zie ik een eind terug de douaneboom, rood en wit, over de weg, een klein schildwachthuisje en twee Duit sers met geweren over de schouder. Wij schieten voorwaarts. Holland in! Daar kwam ik terecht tussen de ille gale werkers in Doorn en myn telegram naar Londen ging door de handen van Giskes en Schreieder DEZE WEEK Ito CU RJtAtofc muwnenlem: dat vooruitgang in deze wereld maar een betrekkelijk begrip is, 'In Twcnthe hoarst, hoy slavernij, i want de fabrteksmeisjes mogen, er nlefc eens in bun eigen woon plaats werkenmaar worden naar elders gesleept. €n dat in mo- ,reeJ gevaarlykc treinen? Noodtoestand bii kolenhandelaren wordt dreigend De kolenhandelaren gaan thans gebukt on der vele zware lasten en zorgen. De verre van rooskleurige toestand, die zich ge durende de bezetting begrijpelijkerwijs moest voordoen, heeft zich na 3 jaar van bevrijding nog steeds niet in gunstige vorm gewijzigd. De nood is zelfs zó hoog. dat er door hen met verlies gewerkt wordt, wat reeds gesignaleerd is door het Economisch Instituut voor de Mid denstand Een van de plaatselijke kolenhande laren. die meende te mogen spjeken na- vele collega's, deed ons het vol gende relaas, gestaafd door tal van ge gevens: „De huidige kolenpolitiek van de rege ring is grotendeels schuldig aan de droe ve toestand bij de kolenhandelaren", aldus onze zegsman. De toenmaals ingestelde ondernemersljelasting bleef helaas ge handhaafd en van enigerlei compensatie voor de handel was tot nu toe nog geen sprake. Er kwamen zelfs nog 3 gedwon gen loonsverhogingen bij en de sociale lasten bleven stijgen. Ook de omzetbe lasting werd van 2 op 3% gebracht. Ook is er geen samenhang te vinden tussen de betreffende instanties, wat voor de han del zeer fnuikend is. Besluit op besluit wordt genomen, zonder eerst bij de be trokkenen advies in te winnen. Alle po- i zUn party brengt voor de heer Weiter een omvangryke se, die hy met de trouwe bystand van zyn secretaresse dagelyks verwerkt. r „Waarom doe je toch al dat gekke- werk?" De vraag wordt in volle ernst gesteld en de vrager kijkt me nieuws- gierig aan. Hij vervolgt: Jk moet be kennen, dat ik er geen snars van be grijp. Een kerk moet zich bemoeien met de eigen lidmaten en daar heeft ze 't al druk genoeg r eens op, hoe zelden die verantwoord pok in myn gedraaf niet wat al te per huisbezoek ontvangen; hoeveel kinde- soonlijks, 'n misplaatst verlangen naai ren ervan op catechisatie ontbreken; succes'n raar succes in 'n rare we- weinig ook de meeleven- reld? Zit er ook bij mij ijdelheid ach- den onderlegd zijn. Werp je daarop ter? Ik ben t hoogmoed. Het is doodeenvoudige ge hoorzaamheid aan een opdracht. Aan houden, tijdiglijk, ontijdiglijk. Bidden van Christuswege: „Laat U met God verzoenen". Het i» een niet anders meer kunnen; de nood is ons opge- Ik schud weifelend mijn hoofd. legd". De ander laat zich niet vangen: Al lemaal goed en wel, maar er staat toch ook iets geschreven van het stof van je voeten schudden en verder trek ken? Christus Zelf ging s 'n beetje gelijk? Is t INDRUKKEN UIT DE VOLKSWIJK i je huiskamer zou je hen dan wel in je kerkekamer binnen loodsen? Het enige gevolg is waarschijnlijk, dat de sporadische trouwe leden zich veronachtzaamd zullen voelen en op hun beurt mee afzakken Het is geen onverschillig man, die dit zegt. Integendeel, hij leeft mee met zijn eigen gemeente en hy is graag verraden. De bewijzen daarvan zijn bereid, zich vele offers te getroosten talloos. Heeft me gisteren nog niet imand verzekerd, dat, als ik i overtuigd, dat dan Bij ergens geen krachten kon doen wegens hun ongeloof. Deed Jona huis bezoek? Hij doorkruiste de stad. Ging Paulus huis aan huis binnen? De kerk is er, het teken is er en verder lipt het voor hun verantwoording. Ga des noods één keer rond maar daarmee Toen heb ik geantwoord: „Al wat ik doe is niets dan één keer rond gaan maar er is geen einde aan die om- metocht. Zelfs dat zou niet nodig de de huisgenoten des geloofs. Ik zou niet graag aanmerking maken op pastoor geweest was, ik meteen alle teken zijn geestelijke staat: misschien is hij trappen in de kortst mogelijke tijd als kerken ~J~" ----- afgelegd hebben Heiland in onze kerken \zenl\jk hoofd voor hoofd het iren dat God de wereld redt; en als kerkleden. Als ieder achtig christen stukken verder dan ik zelf ben. En benedenwaarts toch ben ik 't niet met hem eens en ik en dat via zijn welwillende mede- werk, in de handel, op de beurs, in de tracht te zeggen waarom niet: „Is ons werking. Op mijn vraag waarom zulks, winkel, in de keuken. Dan niet opgedragen, om uit te gaan langs legde hy my uit, dat achter elke verdoolde geslacht heggen en stegen en allen te nodigen, pastoor de „polletiek" stond en dat hy geen opdat Gods huis vol worde?" daar volmaakt tabak Hij haalt even zijn schouders op en Heb ik daarnever vindt: ,£)e kerk staat immers voor mensen ontmoet, die i iedereen open en dat is toch nodiging propagandastunt van „het kappetaal' genoeg? Ieder, die toil kan binnen zagen, en er daarom gaan. Maar weet je wat 't by jullie is? ken u'ilden hebben? Neen, als het Jullie draaft maar en verbeeldt je, dat toy zelf de kerk moeten boutoen. Al die actie is 'n stuk hoogmoed en ge- gaan. Maar daar gaat het brek aan geloof". juist om? En ik zeg: „Neen, het is geen vandaag zelfs nodiging behoeven. Zie, ze hunkeren naar één blijde Tijding. Dan iet de vele hoefde ik zelfs niet één keer rond te kerkewerk een paan, dag na dag, week na week, jaar na jaar om nooit klaar te komen Hy zweeg even en dacht na. Toen zei hy: „By die mensen uit myn werk inders gaat dan om de dienst hoef je dan alvast niet te komen. Ik de zielen, laat ik dan niet verder ik zal proberen om te bereiken wat by me Ugf. Wijkpredikant. gingen van de vakgroep, hier verbetering te krijgen, bleven vruchteloos. Een voorbeeld hiervan is het vryge- :n in Mei j.l. van de bruinkoolbriketten. De practijk bracht vermindering van de toewijzingen voor de handel, eerst met en later nogeens met 40%. Nu is geen bruinkool te krygen en de vraag n het publiek steeg met 400%. De ver sleten haarden en kachels zijn door /e vervangen en het is heel begrij pelijk dat de klant hiervoor graag anthra- eiet wil hebben. Maar de handelaren krygen maar 35% van de gewenste hoc- eelheid. Verder worden zij bevoorraad net eiren- en Esskolen, waar geen vraag laar is. Toch trachten de handelaren zoveel mogelijk anthraciet te verstrekken Zij blijven dus met de minder gewenste soorten zitten. Dit moet natuurlijk onher roepelijk vastlopen. De Limburgse mij- werken met een aehterstand en de aflevering zal nog meer vertragen, als ms een strenge vorstperiode komt. De anthraciet. welke al mondjesmaat bij de handelaren binnenkwam, zal dan geheel achterwege blijven. Een ieder zal zich dan op de eierkolen werpen. Men verwacht bij slechte weersomstan digheden een hiaat in de kolenaflevering in 5 a 6 weken. In het voorjaar vroeg de kolenhandel n aparte bonaanwijzing voor eierkolen cokes, om zodoende toch een gelijke verdeling te krygen, doch dit is door de regering afgewezen om „distributie- technische" redenen. Toch bevatte de kolehkaart bonnen genoeg hiervoor. Het gevolg is dat de kolenhandelaren tussen twee vuren zitten: de regering met haar voorschriften en het publiek, dat veel- De kortelings aangekondigde prijsver- Dging van de steenkool de détailhan- del weet overigens officieel nog var niets had een regen van telefoontjes tot gevolg van klanten, die nu al hun bonnen gehonoreerd wilden hebben. Dit kan echter, niet, want de bevoorrading de kolenhandelaren duurt op zijn minst tot eind April, en als de achter stand in de mijnen blijft aanhouden, zal het wel eind Mei worden. Trouwens men bang, dat de mynen langzaamaan biy- n doen met de productie, in afwachting in de prijsverhoging. Verleden jaar werd immers met groot verlies gewerkt... De toekomstige prys van een eenheid steenkool wordt geschat op f 7 a 8, wat veel te hoog is. Wil Nederland zijn kolen- prijs aan de internationale markt aan- assen ten koste van zijn middenstand, i vraagt men zich af? Het kapitaal van de handelaar zit enerzyds „bevroren" in de ongewenste soorten, anderzijds in de vele nog onbe taalde rekeningen. Daarom is men van mening dat zeer snel ingrijpen noodza kelijk is. wil de kolenhandel niet te gronde gaan aan een dreigende chaos. Er bestaat zelfs kans, indien er geen spoedige verandering komt, dat de ko lenhandelaren niet meer zullen laten thuisbezorgen, om de kosten te drukken. Ten slotte nog iets over de suggesties, dat de kolen in het voorjaar zouden vrij komen. De lezer zal, na het bovenstaande, wel begrepen hebben, dat hier voorlo pig niets van kan komen. Het is de vraag of de 12 eenheden, door de mindere productie, zowel in binnen- als buiten land, wel vlot gehonoreerd kunnen wor- Naast deze blanke slavinnende •zwarte van vrocqer. In Oklaho ma is er» nu een die studercrw mag aan de blanke universiteit. Maar» vraag niet hoz.. In oen karnat tje apart meet hy de colleges volgen. Oven universiteit gespro. ken.... ir £n wat die vooruitgang aangaat: zijn die 620.000 Arrvstendam mors voor wie 27 tand klinieken worden ingericht nu werkelijk, zo te benijden met al die leven de tandartsen rondom KERSTRAPPORTEN De stemming daalt, de jeugd kijkt sip. De ouders krijgen vast een tip Dat 't heus niet zo geweldig wordt, Het te verwachten Kerst-rapport. Want ('t wordt by voorbaat al gezegd) Zijn, onverhoopt, de cijfers slecht, 't Ligt aan de school of H.B.S., De leraar of de lerares. En zoonlief moppert: „Niet gejokt. Ik heb me dikwijls suf geblokt; Een onvoldoende voor mijn vlijt ls louter onrechtvaardigheid". „En slecht gedrag, dat komt beslist, Doordat mijnheer zich steeds vergist, En ik gewoonlijk lyden moet Voor 't geen de jongen naast mij doet". „Ze vlagen altijd, 't maakt me woest, Dat, wat ik juist niet leren moest; En dan, ze cijferen heel laag. Of 't dus verdiend is, blijft de vraag". Zo is 't excuus, naar oud recept, Van eigen schuld wordt nooit gerept; Dus ouders, prepareert U vast: Straks komt het klaaglied, opgepast." Gré Kempen-Sterkenburg. Wie op deze aarde werkelijk, progressief wil zyn komt^van een koude kermis thuisZoals de Costa-TSicanende het leger gisteren afschaften en vandaag prompt aangevalbn werden. Of die Barlynse fotografen, die dachten by een zekarepro fessor» tier lem iets geweldigste kunnen fotograferen cp het ge bied van raaiumstralen en na de duisternis in het duister bleven- tasten naar hun verdwenen ca- £en ander voor beeld van ge- K stremde voor. uitgang Tsde Japanss mi nister ,#die een vrouwelijke afge vaardigde In het parlement zoen- de - wat noq nooit gebeurd was- en die men afzette Altemaal onbegrepen genie. Dat jongetje in Zanzibar,dieeen stuiver voor <zen kraaienet kxi kry- pöZs&l genmaar een kwartje vroeg om- r dat het gedierte juist uü de schaal gekropen wasbegreep be ter de eisen van de vooruitgang €n die.vader uit "Bci- *5^ - leville in Canada,die in drie w<2k2n Chinees laenoe en drie dagzn noaig had om heC weer af te leren...» Of de Commissie van goede dien sten die tracht de interim regering in Indië te torpe deren! Neenvoor ons blijft de vooruitgang belichaamd in die zwarte Piet uit Darmstadt, die 2war»te worstjes ver. kocht in de recht» zaal waar clande stiene slachters terecht stonden. Dat is: het üz er smeden als net- heet is en dat doen dageJyks: 'W*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1948 | | pagina 3