Schouten en Tilanus
contra de Regeering
Administratie,
en het Noodrecht
Romme: Geen f eestbloemen, noch grafkransen
Nit II WK LEtDSCBE COURANT
7
WOENSDAG HAAST 1MJ
T INDIE-DEBAT IN DE
TWEEDE KAMER
(Van onzen Parlementsredacteur)
Oranje-groen, de kleuren, welke gister
middag rond het Binnenhof domineerden.
Groepjes menschen, hier drie, daar zes, gin
der weer vijf; allen in druk gesprek gewik
keld. Slechts één, onverkwikkelijke naam is
op aller lappen: Linggadjati.
„Handhaving Rijkseenheid" en „Nationaal
Beverl" deel en pamfletten en vlugschriften
uit Nederland let op Uw sa eek!
Gen wonder: mét de onderteekening van
Linggadjati vallen samen de debatten in de
Tweede Kamer; nóg is het wellicht niet te
laat
Agenten, in vol ornaat, houden de be
langstellenden, die de zitting wenschen bij te
wonen, tegen. De publieke tribunes zijn
reeds overvol.
Eén vraag, die alles over heers cht: Wat
zullen de débatten brengen?....
De heer Schouten spreekt
De heer SCHOUTEN (A.R.) opende gister
middag het debat over de Indische kwestie
in de Tweede Kamer. Hij herinnerde eraan,
dat in de Eerste Kamer ook de heer Van
Voorst tot Voorst (KVP) van oordeel was,
dat van Linggadjati in de opvatting der Re
geering niet mocht worden afgeweken, waar
op de minister toen heeft geantwoord, dat de
Regeering geen verdere concessies wilde
doen.
Op dat moment achtte de Regeering de
overeenkomst slechts mogelijk, indien beide
partijen aocoord gingen met haar interpre
tatie.
Wat de Regeering thans heeft gedaan, is
daarmede niet in overeenstemming. De re-
pulbliek acht zich niet gebonden aan de in
terpretatie der Regeering. Helaas kan over
de notulen niet worden gesproken, zoolang
ze slechts ter vertrouwelijke kennisneming
zijn overgelegd. De wijziging in het Regee-
ringsbeleid is niet alleen ingrijpend, maar
gaat ook in tegen het gemeen resultaat van
het overleg tusschen Regeering en volksver
tegenwoordiging. Het is in strijd ook met de
uitdrukkelijke bewoordingen van prof.
Romme in December 1946.
Wat prof. Rommf toen zei, was niet
„sphynxachtig". Trouwens, ook de minister
was in zijn uitspraken zeer duidelijk. Ook
hij wilde de vier stukken als één geheel
zien met prioriteit voor de regeeringsverkla-
rjng. Hierop was de motie-Romme-van der
Goes van Naters geheel gebaseerd.
Nog in de Eerste Kamer erkende minister
Jonkman, dat een ander beleid alleen moge
lijk was na overleg met de volksvertegen
woordiging. Slechts bij gering verschil in in
terpretatie wilde de Regeering de beslissing
aan zich houden; anders zou zij den Staten-
Generaal de noodige inlichtingen verschaffen.
Deze woorden laten geen verschil in inzicht
mogelijk. De Regeering had zich gebonden.
Daarom was de Regeering niet bevoegd te
doen wat ze nu deed. Is ze soms gedisculpeerd
in het breken van haar woord? Ook daarvan
is niets gebleken. Ze is welbewust tot een
andere gedragslijn overgegaan. Ze wist te han
delen in strijd met haar eigen verklaringen
en heeft haar beleid alleen willen verklaren
nadat het een voldongen feit was geworden.
Dit is meer overmoedig dan overtuigend.
Anders was ze niet zoo bescheiden in het
vragen van een spoedige behandeling. Reeds
vorige week Dinsdag had ze onmiddellijke be
handeling kunnen vragen.
Deze gang van zaken wordt door den heer
Schouten zeer betreurd. De verhouding tus
schen Regeering en St.-Gen. wordt er uiter
mate door bemoeilijkt. Ruiterlijke erkenning
had nog iets kunne* goedmaken, maar van
zulk een ruiterlijke erkenning is niets ge
bleken.
Spr. betreurde het, dat de Regeering de
Kamer niet had ingelicht omtrent de ge
beurtenissen betreffende de Commissie-
Generaal en het afscheid van den heer De
Boer. Als dit een voorbeeld is van een bfleid
„nieuwe stijl", hoopte de heer Schouten, dat
dit het laatste zou zijn. Ook in de ellende Is
klaarheid te verkiezen boven duisterheid.
Het is in één woord ellendig, dat men al
deze dingen vragen moet, welke de Comm;s-
sie-Generaal zonder meer aan journalisten
en anderen mededeelen. De Commissie-Ge
neraal worde zoo spoedig mogelijk opgeheven
en de regeering zie uit naar andere mid
delen. Over de overeenkomst zelf wilde de
heer Schouten thans niet spreken.. Dat is
reeds gebeurd. De tegenstelling tusschen Re
geering en spr. is er niet een van conserva
tief-progressief en betreft ook niet de rede
van 7 December 1942, evenmin de vraag wat
voorkeur verdient, een unitarisoh of een fe
deratief Koninkrijk. In de Malino-gedaohte
lacht veel ons toe. Dr Colijn gaf reeds in
1018 en 1928 beschouwingen waaruit bleek,
dat we niet gekant zijn tegen een ontwikke
ling in federatieven zin.
Er is echter wel verschil t.a.v. de hand-
OP ALLE L.O.-EXAMENS NIEUWE
SPELLING.
De minister van Onderwijs c.s. deelt mede,
dat bij alle examens op het gebied van het
Lager Onderwijs dit jaar de nieuwe spellings
regels zullen gelden.
Door opdooi is de Rijksstraatweg Zalt-
bommel-Meteren voor zware autobussen tus
schen Den Bosch en Geldermalsen onberijd
baar geworden.
OP DE FEESTDAGEN MAG DE AUTO
GEBRUIKT WORDEN
Er wordt nogmaals op gewezen, dat het
verbod cxm op Zondagen een motorrijtuig te
ge' uilfen uitsluitend voor ka lender-Zon da
gen en" niet voor erkende feestdagen geldt.
Voor hef houden van motor wedstrijden is
geen toestemming meer noodig, behalve op
Zondag, waarvoor men zich tot de Rijksver-
keerspolitie dient te wenden
COASTERS OVERGEDRAGEN AAN
OVERZ. GEBIEDSDEELEN.
Bij het vertrek van het tweede viertal
coasters uit R'dam naar Indië, vond eerst de
overdracht van deze schepen aan het directo
raat-generaal van Overz. Gebiedsdeelen plaats,
waarbij het woord werd gevoerd door mr. J.
M. Vos, dir.-gen. van Scheepvaart, den heer
R. K. A. Pertsch, dir.-gen. van Overz. Gebieds
deelen, den heer M. C. Koning, voorz. van
den Raad van Bestuur der K.P.M. en kap. A.
J. v. Meer ten, commandant van het convooi.
having van het gezag, de eiscben van het
constitutioneel beleid en de verantwoorde
lijkheid tegenover de Indonesische bevolking.
Wat thans tot stand kwam is geen over
eenkomst. Men is het er alleen over eens,
dat men het niet eens is. Er is blijkbaar een
domi neer end verschil tusschen de regeer ing
en de republiek betreffende Java, Madoera
en Sumatra. De regeering legge de moties,
welke door het K.N.IJ*. zijn aanvaard, naast
zich neer. Een der moties had tot strekking
om vast te houden aan den eenheidsstaat In
donesië en ging dus in tegen de overeen
komst.
Kan men dit alles nu maar negeeren? Het
KNIP besloot in te gaan tegen fundamenteele
bepalingen van de overeenkomst, maar hier
moest spr weer afgaan op officieuze mede-
deelingen.
Het regeeringsbeleid van de laatste weken
vindt bij spr overwegend bezwaar. De wijze
waarop Vorrink zich over het standpunt van
zijn tegenstanders heeft uitgelaten, ligt be
neden het minimum-peil%
Het gaat hier om de vraag: Is de regeering
gehouden aan haar woord, zoolang ze dat niet
heeft teruggenomen. Dit is niet een zaak, al
leen voor deze aangelegenheid van belang,
maar voor heel het staatsbestel. Het is niet
hi te denken, dat de heer Romme over deze
zaken anders zal denken. Hij is zichzelf in
Indië volkomen gelijk gebleven; dit moet tot
zijn eer worden gezegd. Hij verklaarde zich
daar niet bereid van de gevolgde lijn af te
wijken.
AFKEURINGSMOTIE MET
28—55 ST. VERWORPEN
Voor de aanhangers van het Regeeringsbe-
leid had het gisteren een blijde dag behoo-
hen te zijn, een dag immers waarom het Re-
geeringsbeleid tot een voorloopige afsluiting
kwam in de onderteekening der overeenkomst
van Linggadjati. Ma^r van die blijdschap is
weinig terecht gekomen. De tien aanwezige
ministers zaten achter de Regeeringstafel met
gezichten, welke zoo van een begrafenis kon
den zijn weggeloopen. Het debat was al een
eind op streek, toen het eindelijk de heer
Joekes (PvdA) was, die zich en dan nog
met reserves in termen van voldoening
uitsprak.
Blijdschap niet gemotiveerd.
Dezelfde heer Joekes was het, die zich op
het moment geroepen voelde complimentjes
toe te kennen aan dr van Mook, de leden der
Commissie-Generaal en. de beide ministers
Logemann en Jonkman, alsmede aan het
adres der tegenpartij, in het bijzonder
Sjahrir, waarop later ds Zandt (SGP) de
juiste opmerking maakte, dat de heer Joekes
nogal opmerkelijk den heer Soekarno ver
geten was, een opmerking, ten opzichte waar
van de heer Tilanus (C.H.) den heerZandt
bijviel. Doch toen was het weer de beurt
aan den minister om er zijn leedwezen over
te uiten, dat de leiders der republiek en in
de Sta ten-Generaal niet altijd even goed af
komen.
Maar met de blijdschap was het hiermede
gedaan. De heer Tilanus was veeleer van
meening, dat deze dag een zeer sombere was
in onze geschiedenis, en de heer Schouten
(AR) zei: ,,God geve, dat we later kunnen
zeggen, dat dit inderdaad een blijde histori
sche dag is, maar die blijdschap is thans nog
niet gemotiveerd. In plaats van zdch over te
geven aan gevoelens van blijdschap is het
beter, dat we de moeilijkheden zien en met
Gods zegen trachten die te overwinnen.
Drie vragen van Romme
De rede van den minister heeft in dit
debat niet gebracht, wat men zou meen en
te mogen verwachten: een nadere uiteenzet
ting van het standpunt der Regeering, een
nadere motiveering van hetgeen de heer
Schouten terecht een kernpunt noemde, nl.
wat de Regeering er toe heeft geleid haar
'woord tegenover de Kamer te breken.
Voor den heer Romme (KVP), naar wiens
rede natuurlijk in het bijzonder de belang
stelling uitging, was dit dan ook de eerste
der drie vragen, welke hij stelde en van het
antwoord' waarop hjj zeide, zijn houding te
zullen doen afhangen. Het doel van het
Kamervotum van Dec. 1946 is, betoogde prof.
Romme, voor een belangrijk deel niet be
reikt. Wat de Regeering n u heeft gedaan,
verdraagt zich niet met een juiste verhou
ding tusschen Regeering en volksvertegen
woordiging, tenzij er voor zulk een gedra
ging noodzaak bestond.
Vandaar de vraag, welke trouwens door ver
scheidene leden werd opgeworpen: Waarom
die haast met de onderteekening? En wat
beteekent het, als de Regeering zegt, dat zij,
de Kamer gaarne voor de onderteekening
had ingelicht?
Dit betrof dus het tjjdstip van de ondertee
kening Maar de tweede vraag van den
heer Romme trof evenzeer de kern. Was deze
Regeeringspolitiek zelf in het belang van het
Koninkrijk, zoo luidde zijn tweede vraag.
Wat noodzaakte de Regeering de overeen
komst af te sluiten, ook nadat de Regeering
den eisch had losgelaten, d^t de republiek
zich met de interpretatie der Regeering zou
vereenigen?
En de derde vraag van den heer Romme
luidde: In welke situatie plaatst nu het on
herroepelijk geworden Linggadjati ons Ko
ninkrijk? Ten aanzien van deze vraag gaf de
heer Romme zelf het antwoord: de huidige
situatie kan stellig moeilijkheden toevoegen
aan die, welke we ook bij uitvoering van
het Kamervotum zouden hebben gehad, maar
men kan niet zeggen, dat het doel van De
cember is afgesneden of opgeschort. Het zou
waanzin zijn om te ontkennen, dat er moei
lijkheden zijn, maar volgens den neer
Romme zou het, politiek gesproken, misdadig
zijn, die moeilijkheden publiekelijk tezeer
uit te meten. De heer Romme hield in dit
verband sterk vast aan „het werkelijke Ling
gadjati", dat, meende hij, in de nieuwe
situatie niet gewijzigd 'is. Het geteekende
Linggadjati is, beweerde hij, het werkelijke
Linggadjati.
In het kader van het debat lag het zwaar
tepunt van des heeren Romme's rede dus in
zijn beide eerste punten. Vooral het ant
woord op de daarin vervatte vragen zou
van invloed zijn op zijn standpunt. Welnu, in
Tot nu toe is niet gebleken ven eenige
noodzaak voor de regeering om haar beleid
te wijzigen. Tegen machten van buiten kan
men zich teweer stellen.
In het belang van het Koninkrijk en van
de verhouding Nederland-Indië hoopte spr,
dat dit debat ons zal leeren dat we één zijn
in opvatting in het ons stellen tegenover on
juist beleid. Kome de veerkracht weer over
ons en vinde ons volk zijn kracht in de ge
hoorzaamheid aan God Almachtig.
Na den heer Schouten was het woord aan
den heer Tilanus (C.H.).
De heer Tilanus aan t woord.
De heer TILANUS wilde ook niet de be
zwaren tegen de overeenkomst zelf herha
len; die bezwaren zijn bij spr. slechts ver
meerderd. Hij achtte dezen dag een der som
berste in onze geschiedenis. Een periode,
waarin geen onvrijheid heerschte, wordt
thans uitgeleverd en de geschiedenis zal oor-
deelen over de verantwoordelijkheid. Het
beleid der regeerdng vertoont één afglijden
en is slechts te kenmerken als onwaardig.
Er is in werkelijkheid geen overeenkomst.
De moeilijkheden worden niet opgelost,
maar alleen verschoven.
Ernstig waarschuwde de beer Tilanus tegen
dictatoriale neigingen bij minister Beel.
Hier is een ernstige staatsrechtelijke fout
gemaakt; Men glijdt thans weer af van waar
toe regeering en Kamer met moeite waren
gekomen.
Ook de heer Tilanus wilde inlichtingen
omtrent het ontslag van den heer de Boer.
Hoe staat het met de plannen tot uitbrei
ding van Commissie-Generaal? Hoe staat het
met het desbetreffende wetsontwerp? Is het
bestaan van de Commissie-Generaal nog
wel noodög?
dit opzicht heeft de minister het hem niet
gemakkelijk gemaakt. In eerste instantie
bracht n.l. hetgeen de bewindsman zei wei
nig of niets nieuws. Dé* minister bleek van
gevoelen, dat hij de Kamer wel vroeg ge
noeg had ingelicht. E>n waarom men nu zoo
plotseling tot onderteekening gekomen was?
Wanneer bij lange onderhandelingen einde
lijk een punt wordt bereikt van zoo groot
mogelijke overeenstemming is het begrijpe
lijk, dat men er zoo spoedig mogelijk op in
gaat. En dat punt was bereikt door den
brief van Sjahrir aan de Commissie-Generaal.
Voor het overige kan de minister er weinig
aan toevoegen, dat de oorzaak van onverwijld
teek en en kon adstrueeren. De Commissie -
Generaal achtte, zei hij, den toestand ver
slecht en ons eenig alternatief was een
militaire actie. Ja, de situatie werd zóó moei.
lijk, dat de verantwoordelijkheid niet te dTa-
gen zou zijn geweest zonder militaire actie,
tenzij men alsnog tot overeenstemming
kwam.
Dit was feitelijk alles, wat de minister er
in de eerste instantie van zei. En de zaak
werd er niet beter op, toen hij uitdrukkelijk
erkende, dat van internationale pressie geen
sprake was, wél van belangstelling.
Op dit laatste punt kwam later de heer
Schouten terug. De minister heeft hiermede,
merkte hij terecht op, het fabeltje van den
buitenlandschen druk uit de wereld gehol
pen, en men zal zich dus in de toekomst op
dien vermeenden druk niet meer kunnen be
roepen.
Intusschen zat de heer Romme nog altijd
op het ministerieele antwoord te wachten,
dat hem ook uiterlijk over zijn bezwaren
tegen het beleid zou kunnen doen afstappen.
Dat de minister geen antwoord had gegeven
stelde de heer Schouten nog eens duidelijk
in het licht. Wat waren toch de moeilijkhe
den, waarover de Regeering het steeds had?
De heer Romme kdn er dan ook moeilijk
onder uit. Had hij zich thans zonder meer
gewonnen gegeven, dan had hij zijn stand
punt tegenover vele volgelingen wel heel
slecht hebben kunnen motive eren. Het was
dan ook begrijpelijk, dat -hij nogmaals het
woord vroeg om op nieuw inlichtingen te
vragen. Hij had behoefte aan klemmenedr
argumenten dan de minister had overgelegd.
Daarop eindelijk i® de minister iets duide
lijker uit den hoek gekomen. Indien niet
eind Maart tot een overeenstemming ware
gekomen, zou s zei hij, militaire gevolge®
hebben gehau "et zou in strijd zijn ged
weest met 's lan&o belang; indien niet datfe**
lijk tot anderteekerhng ware overgegaan. TVv
tusschen besloot hij zijn betoog, blijft de Re
geering in staat, haar eigen interpretatie
van die overeenkomst te handhaven. En die
minister moest erkennen, dat de thans ge
volgde oplossing meer dan ooit afhankelijk
is van de uitwerking.
Na deze ministerieele toelichting heeft toe®
de heer Romme er het zwijgen toegedaan.
Maar dat de rede van den minister voor heel
zijn fractie niet overtuigend was, meen en wij
te mogen afleiden uit het ontbreken van tal
van R-K. leden, toen een motie-Schouten
(waarover straks) aan de orde kwam. Zij
wilden niet voor de motie-stemmen, maar
gingen blijkbaar evenmin met het Regee-
ringsbeleid aocoord.
Afwijking van Kameruitspraak van Dec. 1946
Een groot deel der besprekingen was uiter
aard gewijd aan de vraag of de Regeering
gerechtigd was zonder meer af te wijken van
de uitdrukkelijke uitspraak der KamA uit
Deo. 1946. Dit was alleen toegestaan, ingeval
van uiterste noodzaak, merkte de heer Schou
ten op, en van zulk een noodzaak was niets
gebleken. Ook de heer Tilanus nam dit punt
zeer ernstig. Het gaat hier, betoogden beide
sprekers, om het bestaansrecht van het par
lement, onze constitutioneele instellingen.
De minister trachtte aan dit punt te ont
komen door de motie-Romme-Van der Goes
van Naters in aanzienlijke mate te relati
veer en. Hij meende in de motie geen voor
schrift te mogen zien voor die Regeering e®
de heer Joekes, die de heer Schouten
herinnerde eraan toch altijd bijzondere
belangstelling had gehad voor parlementaire
uitspraken, deed aan het vervlakken van de
kracht der motie ijverig mede. Hiertegerv-
over stelde de heer Schouten, dat de Regee
ring zich in overleg van de binding aan de
motie had behoor en los te maken, indien
naar haar oordeel daartoe aanleiding was
geweest.
Ook de heer Romme vond, als gezegd, het
verloop nogal bedenkelijk. Blijft, zei hij uit
drukkelijk, de Regeering in de toekomst op
dit standpunt staan, dan zou hij daarmede
rekening moeten gaan houden.
Daarmede liep deze bespreking van het
Indische beleid ten einde. Bevredigend ko®
zij moeilijk zijn. Het is, zooals de heen
Romme zei: de toekomst moet leeren, of do
keuze der Regeering een goede is geweest.
Maar voor ons besef geeft dit tevens do
zwakte van het Regeeringsibeleid aan. De
heer Romme achtte thans bloemrijke geluto-
wensohen al evenmin op hun plaats als graf
kransen. Voor beide is het te vroeg, meende
hij, en hij hoopte, dat het voor grafkransen
altijd te vroeg zou blijven.
Veel ook is in het debat niet opgehelderd.
In het bijzonder de positie der Staten-Gene-
raal en van haar leden is niet duidelijk ge
worden. Blijft de Commissie bestaan, vroegi
de heer Tilanus. De minister zei er alleen dit)
van, dat de Regeering na de onderteekening
van de overeenkomst en na de gebleken ©rw-
eenigheid, taak en samenstelling der Com
missie nader gaat bezien. Maar over die on-
eenigheid zelf wilde de minister geen mede-
deeling doen. \Het ontslag van den heer De
Boer is bij de Regeering in beraad. De hee
ren Verzijl en Posthuma hebben te kermen
gegeven, op een benoeming geen prijs te stel
len. De motiveering is juist bij de Regeering
binnengekomen. En ook deze kwestie is bij
haar in beraad. De minister betreurde het.
dat de leden der Commissie-Generaal niet
zelf over de oneenigheid het stilzwijgen héb
ben gehandhaafd.
Vermelden wij tenslotte, dat tijdens de be-,
sprekingen een motie werd ingedjend door
de heeren Schouten, Tilanus, Bierema en
Zandt. In deze motie werd uiting gegeven
aan het leedwezen, dat de Regeering niet tij
dig mededeeling heeft gedaan van de wijzi
ging in haar beleid, noch tijdig daaromtrent
overleg met de Kamer heeft gezocht. Na een
spitsvondige bestrijding van de heer Romme
is deze motie aan het einde der vergadering
vannacht tegen half twaalf verworpen
met 28 tegen 55 stemmen. Vóór stemden
AR, CH, PvdV en SGP Zooals gezegd, ont
braken nogal wat RK stemmen: met den
voorzitter mee brachten slecht 18 hun stem
uit Ook op dit moment viel van blijdschap
weinig te bespeuren.
BELANGRIJKE LEZING VAN
Mr Dr H. D. M. KNOL
Op uitnoodiging van den Bond van
Candidaatdeurwaarders hield mr dr H.
M. D. Knol voor een aandachtig gehoor
een lezing over het onderwerp „Admini
stratie en Rechter, mede in verband met
het Noodrecht".
Inleider gaf allereerst een historisch
overzicht van het recht, zooals dat is ge
groeid vanaf de primitieve volken tot in
onze dagen. Aan de hand van duidelijke
voorbeelden uit de geschiedenis toonde*
hij aan, dat de tegenstanders van de
rechtsuitoefening door de administratie
zoodra zij zelf in de Regeerings-stoelen
zaten, maatregelen uitvaardigden, welke
met die leer in flagranten strijd waren.
Omtrent het hedendaagsche Noodredht
wees spreker er op dat in het algemeen
de rechtsgeldigheid vam de Londensche
Besluiten wordt aanvaard. Hij merkte
daarbij op dat b.v. de in 't Tribunaalbesluit
voorkomende mogelijkheid tot algeheele
verbeurdverklaring geen steun in de
Grondwet vindt, integendeel daarmede
uitdrukkelijk in strijd is. De rechtspraak
heeft zich ten aanzien van het Noodrecht
op het standpunt gesteld', dat de Rechter
slechts een onderzoekingsreoht daarom
trent heeft wat de rechtmatigheid betreft.
Komende tot een bespreking van het
Vorderingsbesluit Woonruimten stipte
m dr H. M. D. Knol aan, dat hier de bur
gemeester als Rijksambtenaar optreedt.
De consequentie hiervan is o.a. dat de
gemeenteraad geen bevoegdheid heeft
den burgemeester door middel van een
interpellatie verantwoording te vragen.
De burgemeester heeft bij zijn beslissin
gen slechts de door den Minister van Bin
nen la ndsche Zaken te geven richtlijnen
in acht te nemen. De rechter staat tegen
over vordering van woonruimten veelal
machteloos, omdat h-ij het door den bur
gemeester daaromtrent gegeven bevel
niet op doelmatigheid mag onderzoeken.
In scherpe bewoordingen kantte inlei
der zich tegen het neutraliseeren van ont-
ruimingsvonnissen. uitgesproken door de®
rechter, door middel van het Vorderings
besluit woonruimten. Hij achtte iedere
inbreuk van de administratie op dat. wat
tot het gebied van den rechter behoort^
niet alleen in strijd met de waardigheid
en onafhankelijkheid van de Rechterlijke
Macht, welke nog steeds een uitstekende
reputatie geniet, doch ook in strijd met
de manieren van goede justitie. Spr.
meende de rechtsgeldigheid van de in het
Besluit Vordering-woonruimten vervatte
strafbepalingen in twijfel te mogen trelo
ken, omdat zij feitelijk in het leven zijn
geroepen door een Minister, die. naar
sprekers opvatting, nimmer beVoegd ia
eenige strafbepaling te decreteeren,
Mr dr Knol wees nog op de gevaren,
welke kunnen schuilen in de delegatie
van bevoegdheden, welke tegenwoordige
ook door het noodrecht, nog al eens wordt
toegepast. Men komt hierdoor vaak voou
de consequentie te staan, dat voor indi
vidu belangrijke beslissingen, dikwerf
met een privaatrechtelijken inslag, wor
den genomen door een ondergeschik
ten ambtenaar, die daartoe volkomen on
bekwaam is. De rechtszekerheid wordt
hierdoor aangetast. Sommige beslissingen
en haar motiveeringen zijn dan ook nog
ai eens even treurig als belachelijk, gelijk
de inleider met een voorbeeld van recen-
ten datum aantoonde.
Spr. vroeg zich met huivering af. waar
toe wij, ook met het Noodrecht, in Ne
derland na vijf jaren van Duitsche be
zetting zijn gekomen, omdat hier voor
een Adolf Hitler een groot aantal andere
Hitler-tjes schijnt te zijn opgestaan, welke
handelen in strijd met de voor de bezet
ting gewaarborgde rechtszekerheid va®
de burgers.
Van de gelegenheid tot bet stellen vao
vragen werd druk gebruik gemaakt.