Grootsche manifestatie der Chr. Hist. Unie te Leiden
Tilanus op geestdriftige wijze gehuldigd
Het Christel, beginsel geen punt van discussie
MUIW LEID6CHE COURANT
DONDERDAG M JANUARI 1M7
De Rijkseenheid kapot
Aldus prof. Geretson op een sectie
vergadering1.
't Is wellicht een wat vreemd begin
van een verslag, maar 't is niet anders.
Prof. dr Gerretson, hoogleeraar aan de
R.U. te Utrecht in de Indische faculteit
is verlegen geweest, toen de C.H.U. hem
!het onderwerp opgaf, waarover hij op
den Toogdag te Leiden moest spreken.
„Rijkseenheid" zoo moest het onder
werp zijn. Maar, zoo betoogde de spr..
hoe kan ik hierover praten? de Rijks
eenheid heeft opgehouden te bestaan. Het
Koninkrijk is airede riekende en nog is
van Mook bezig dat Rijk te vierendeelen
Anderen daarentegen versieren het lijk
met een oranje-mutsje. Maar het Rijk,
zooals dat in 1815 was en dat 130 jaar in
voorspoed heeft geleefd, is niet meer. In
de Tweede Kamer is een bekend gewor
den woord gesproken: Het Koninkrijk
der Nederlanden is vermoord.
Naast de vele goede eigenschappen, die
ons volk bezit, heeft het ook een slechte
eigenschap, die uit de goede eigenschap
pen voortvloeit. Het volk bezit vertrou
wen en kan niet gelooven, dat het door
de eigen Regeering wordt bedrogen. Spr.
heeft er echter al lang voor gewaar
schuwd, maar men heeft gezegd: O. het
is zoo erg niet.
We spreken aldus prof. Gerretson, van
middag niet' over Rijkseenheid, doch over
hoe het mogelijk is geweest het Konink
rijk te vermoorden en of wij Nederlan
ders bereid zijn de liquidatie-kosten te
betalen.
De C.H. zoo vervolgde spr. staat met
de A.R. op een zelfden basis in den strijd
tegen de revolutionnaire partijen. Maar
in de liberale pers was er een aarzeling
te bemerken om tegen de revolutie op te
treden. Wel is het Handelsblad nu gaan
spreken en wel maakt men nu Nationale
Comité's, doch het is te laat.
De revolutie was gemakkelijk te onder
drukken geweest, maar 't gevaar bestaat,
dat de Regeering in haar hart aan de
zijde der Revolutie rtaat. Men kamde en
borstelde haar en de Leidsche richting
kwam duidelijk naar voren. In een staat
bestaat de eisch tot zelfhandhaving en
het behoort tot de plichten der Rijksre-
geering om bij revolutionnaire pogingen
tot afscheiding, die pogingen met Staats
macht te onderdrukken.
Vervolgens ging prof. Gerretson den
gang van zaken in Indië en in ons vader
land na. op een wijze^die wij reeds meer
malen hebben weergegeven. We willen
echter nog wel even het navolgende weer
geven. Aanvankelijk stond vast, dat Ame
rikaansche soldaten Indië zouden bevrij
den. Hier is, aldus spr. al veel over ge
zegd en geschreven, maar de waarhfeid
is, dat wijlen pres. Roosevelt v. d. Plas
bij zich heeft laten komen en hem heeft
gezegd, dat de Engelsche Regeering een
zware pressie op de Amerikaansche re
geering uitoefende om de taak van de
Amerikanen over te nemen. We zijn hier
toe tbereid, zoo sprak pres. Roosevelt,
maar v. d. Plas moest dit eerst met onze
Regeering bespreken. V. d. Plas heeft met
de Regeering gesproken, maar deze is
nalatig gebleven en het antwoord aan
pres. Roosevelt schuldig gebleven. En
toen kregen de Engelschen, die de op
dracht uitsluitend in hun eigen belang
uitbuiten, de taak Indië te bevrijden.
De Commissie-Generaal is naar Indië
getogen, aldus spr. en is met dë'basis
overeenkomst van Linggadjati terugge
keerd. Nu, die C.-G. heeft harde woorden
te hooren gekregen en min. Beel is zelfs
van plan geweest haar te ontslaan. De
K.V.P. noch de P. v. d. A. voelde er veel
voor om de 17 punten te aanvaarden. Een
overweldigende meerderheid was er te
gen. Men wilde de basis-overeenkomst
niet aannemen, maar men kon haar ook
niet verwerpen, want dan kreeg men ver
wijten uit het buitenland en mógelijk een
kolonialen oorlog- De knappe Romme
heeft naar een oplossing gezocht en ge
vonden. Hij heeft gezegd: Ook wat in de
notulen staat moet in het verdrag komen
te staan. Daarvan zal het afhangen, of
we voor of tegen zullen stemmen. En bij
de basis-overeenkomst werden diverse
Regeeringsverklaringen gevoegd. Onder-
tusschen wordt echter het volk volkomen
in onwetendheid gelaten over wat er in
Indië geschiedt.
Weer gaan dezelfde mannen naar Indië,
aldus spr. Bepalingen, artikelen en ver
dragen hebben wel eenige beteekenis,
maar het komt op de menschen aan.
Zet er een J. P. Coen achter en het
komt in orde. Spr. heeft het al meer ge
zegd: Van Mook is als ambtenaar onbe
trouwbaar en ongehoorzaam aan de Ko-
ningtfn. En daarom: Tenzij de leiding in
Indië verandert, is de ondergang van het
Koninkrijk der Nederlanden zeker.
De zaak in Indië kost ons goed en ons
bloed. 2 milliard gulden zijn noodig, om
de Republiek op de been te helpen. We
hebben dit geld niet en zouden dus 800
millioen dollar moeten leenen. Maar erger
is: Het kost ons bloed. Onze jongens zou
den orde moeten scheppen in de Repu
bliek, waarboven een oranje-koordje
hangt. Dit zou de eerste keer zijn, dat
onze troepen buiten onze grenzen vech
ten. Dat moet door de C.H.-mannen wor
den voorkomen. Geen Nederlandsch bloed,
zoo besloot prof. Gerretson zijn gloedvolle
en met. gróote aandacht door velen aange
hoorde rede, mag er vloeien voor het op
de troon zetten van de Indische revolutie.
GEMEENTERAAD
De gemeenteraad komt Maandag 3 Febr.
<la in openbare vergadering bijeen. j
Bezielende woorden van den Unie-voorzitter
en prof. dr G. C. van Niftrik
(Van onzen Specialen verslaggever)
De Toogdag der Chr. Hist. Unie is achter den rug en de organisatoren, in het bijzonder
de heeren D. Hendriks en Steenbakker, die als „motors" fungeerden, kunnen tevreden,
ja meer dan tevreden zijn, want wel zelden zal de Unie na de bevrijding (en wellicht óók
voor den oorlog) zoo'n geestdriftige bijeenkomst hebben beleefd als gisteravond in de
Stadsgehoorzaal te Leiden.
De aanblik van de stampvolle groote zaal deed reeds direct bij het betreden een vonk
enthousiasme bij ieder gloeien en ongekend werd dit, toen de climax der bijeenkomst
ten overzicht van het podium met het zangkoor in oud-Katwijksche kleederdracht tijdens
de rede van prof. v. Niftrik. Op de voorste rij in de zaal zitten de heer Tilanus en
andere genoodigden.
werd bereikt in de huldiging van den Unie-voorzitter, den heer H. W. Tilanus, die ge
durende 25 jaren zitting heeft in de Tweede Kamer. Hem werd een ovatie gebracht, zoo
spontaan en hartelijk, dat deze huldiging uitgroeide tot een onvergetelijk, machtig oogen-
blik.
Hoe rustig en bezielend was zijn rede, waarin hij klaar aantoonde, dat de C. H.-Unie wil
zijn en blijven beginselpartij, in de erkenning van de souvereiniteit Gods over al het ge
schapene. En hetgeen hij zeide over het contact met de A. R., -had de instemming van de
geheele vergadering. Bovenal ging zijn dank uit tot God, voor wat Hij ons in de C. H.-Unie
geeft. Rustig stond spr. daar temidden van de leden der Unie, niet als een „leider", die ver
heerlijkt wordt, doch als een man, door Gods 'genade standvastig in het geloof, die een
helder getuigenis liet hooren, dat houvast en richting geeft aan het menschenleven.
Zijn woorden sloten prachtig aan bij hetgeen prof. dr. G. ,C. van Niftrik in het mid
den der vergadering had neergelegd; niet minder principieel en kloek was zijn woord, dat
evenals zijn rede 's-middags over „Kerk en Staat", stof in overvloed gaf tot bezinning en
heroriënteering op de beginselen. Het was goed te luisteren naar het zangkoor, o.l.v. Paul
Pul en de samenzang van nationale en geestelijke liederen klonk vaak ontroerend en gaf
mede richting en inhoud aan deze manifestatie.
..Dat was vriendschap, dat was C. H. leven" zoo typeerde de heer Tilanus deze bijeen
komst. Vriendschap tusschen de voormannen der Unie en de leden, want met Tilanus,
prof. van Niftrik en ds van Harten, waren tal van kamer- en gemeenteraadsleden, wethou
ders en predikanten, die dezen toogdag bijwoonden.
Dankbaar en. gesterkt ging men uiteen, nadat ds van Harten de gevoelens van dankbaar
heid zoo treffend had vertolkt, welke de aanwezigen tot uiting brachten met het staan
de zingen van Gezang 293, „O, God, Die droeg ons voorgeslacht, in nacht en stormge-
bruis".
Het was de belijdenis van het „Saevis tranquillus in undis", „rustig te midden der woe
dende golven.
Aldus de heer D. Hendriks in
„De Jongeren en de C.H.U."
Eveneens in ,,'t Raedthuis" vond een druk
bezochte sectievergadering plaats, waarin
de heer D. Hendriks, oud voorz. C.H. Jon
geren in Zuid Holland, 9prak over het onder
werp „De jongeren en de C.H.U."
Spr. maakte zijn verhandeling kort en
bondig en begon te zeggen, dat vele jon
geren, toen zij in
het voorbije jaar
voor het eerst
naar de stembus
moest enwerden
overstroomd door
een machtig ge
organiseerd pro
paganda -apparaat
dat onder den
naam „eenheid"
tal van leuzen
propageerde. De
Christ. groepen
werden bij dit
werk gedood
verfd als conser
vatief en reac-
tiannair; daarbij
D. HENDRIKS zouden zij zifch
door hun isole
ment schuldig maken aan de z.g. antithese.
Spr. legde er den nadruk op, dat er inder
daad een wezenlijk verschil bestaat tus
schen hen, die het woord „Christelijk" in
hun beginselprogram hebben, en hen, die
zich min of meer .socialistisch" noemen.
Spreker wees in dit verband op het
boek van Seltma Lagerlöf „De wonderen
NED. CHR. VROUWENBOND.
Het is vreemd geloopen met de spreek
beurt voor de vergadering van den Chr.
Vrouwenbond, afd. Leiden, die gister
avond in gebouw Gerecht 10 werd ge
houden.
Zou eerst Mary Pos komen spreken, dit
ging niet door, daar zij nog steeds in het
buitenland vertoeft. Ds Barkey Wolf zou
toen komen, maar deze werd op het laat
ste moment ziek en nu verscheen in zijn
plaats de bekende schrijver, de heer P.
J. Risseeuw, die na de opening van de
presidente, mej. N. de Rave, sprak over
Holland in Amerika en wel nader over:
De landverhuizers van 1847.
Op verzoek van den spreker, die op 6
Febr. a.s. in „De Harmonie" dezelfde
lezing houdt, zullen we den inhoud van
deze voordracht nog niet publiceeren.
Hedenmorgen is het gezelschap, dat
naar Oxford is geweest, in het kader van
de sportuitwisseling tusschen deze plaats
en de Sleutelstad, weer behouden in Lei
den gearriveerd. Burg. jhr v. Kinschot, is
achtergebleven en keert eerst Zondag
morgen terug.
van den Antichrist", waarin op treffende
wijze wordt uitgebeeld, dat alles: wat van
Christus is, door den Antichrist zal worden
geïmiteerd). In het vervolg van zijn betoog
zeide de heer Hendriks, dat de partij van
den Arbeid gebeukt heeft op de overtui
ging van die jongeren. Daarom is het onze
taak, dat wij de Chr. Hist. Unie aanvaarden
en de beginselen uitdragen in de wereld.
Wii hebben overtuigde voorstanders noodig
ran onze prinoipes! Eenheid is prachtig.
Ivia^i utze is dan te verwezenlijken, als ons
volk teruggaat naar God en_ Zijn Woord, als
het Christelijk beginselgeen punt van dis
cussie meer is.
De vrouw en de politiek
Onder groote belangstelling heeft Jkvr.
mr C. W. F. Wittewaal van Stoetwegen,
lid van de Tweede Kamer, gistermiddag
in het kader van den „Uniedag" in ,,'t
Raedthuis" gesproken over: „De vrouw en
de politiek".
Spr. begon haar betoog met er op te
wijzen dat ons staatkundig leven in een
richting gaat, waarin mannen en vrouwen
noodig zijn. Dit brengt een verantwoorde
lijkheid met zich mede, waar vele vrou
wen nog nimmer over hebben nagedacht.
Wij staan er te weinig bij stil, dat het
onze plicht is, om mee te doen7in het po
litieke leven in den meest ruimen zin van
het woord. Het is noodig, dat wij ons ont
wikkelen en weten, waarom wij in casu
Christelijk Historisch zijn. Aan politiek
doen is noodig, nuttig en niet ongepast.
Het woord staatkunde is in den loop der
tijden in discrediet geraakt en vaak ver
eenzelvigd met de idee „daar zit een
luchtje aan". Staatkunde op zichzelf is
goed, het kan echter zoo worden, dat het
door onze zonden wordt bezoedeld en als
gevolg hiervan tot excessen leidt.
Men moet in zijn politiek doen kunnen
terugvallen op een groep vrouwen, waar
aan men zijn principe kan toetsen. Dat
is de taak van de vrouwenorganisatie,
welke in vele plaatsen van ons Land ech
ter nog te wenschen over laat. De vrou
wen moéten zich voor dergelijk werk niet
te gering achten. Óns zelfbewustzijn moet
door het samenspreken worden verrijkt,
zoodat de vrouw, wanneer zij voor haar
standpunt uitkomt, haar principes en in
tenties kan toelichten en verdedigen. Wij
moeten bij het kenbaar maken van onze
wenschen geen agressieve-, maar een
waardige houding aannemen, steeds voor
den geest houdend, dat onze verlangens
van lieverlede verwezenlijkt zullen wor
den.
In het slot van de vergadering, welke
onder presidium stond van mej. M. Lang-
man, sprak mevr. J. Koster-van Roon uit
Vlaardingen over eenige practische zaken. I
Prof. van Niftrik sprak over
Kerk en Staat
Op een der sectievergaderingen
van den Toogdag.
In de sectievergadering in gebouw
„Rehoboth", welke stond onder leiding
van ds C. A. van Harten, sprak prof. dr
G. C. van Niftrik over het onderwerp:
„Kerk en Staat".
Na opgemerkt te hebben, dat de ver
houding van Kerk en Staat een gecom
pliceerd en diep ingrijpend vraagstuk is,
ging prof. van Niftrik in korte trekken
de verhouding tusschen beide na in de
geschiedenis, daarbij wijzende op het
verkeerde spel, dat soms met Rom. 13
wordt gespeeld en dit hoofdstuk wordt
dikwijls gebruikt, zooals bij een juist
Bijbelgebruik niet kan bestaan.
In Rom. 13 ziet spr. niet een abstracte
Chr. staatstheorie, maar een vervulling
van het gebod der liefde. En de verhou
ding tusschen Kerk en Staat wordt pri
mair bepaald door het liefdegebod. Daar
om moet Rom. 13 de achtergrond zijn
van ons denken en onze Chr. Hist, poli
tiek. Rom. 13 is een pendant van Openb.
13p waarin ons de staat wordt geteekend,
die uit de wereld opkomt.
De Bijbel brengt den staat in verbin
ding met Engelen-machten (Daniël,
apostel Paulus) en wij hebben strijd te
voeren tegen de demonische machten.
De Duitsche kerk was weerloos tegen
het nat.-socialisme, omdat alleen reke
ning werd gehouden met Rom. 13 en
niet met Openb. 13. Wij moeten ook nu
oppassen, dat wij niet vallen indeLuth.
verstarring, waardoor ook onze groote
Groen van Prinsterer werd beïnvloed.
JDit gevaar dreigt zoowel voor C.H. als
A.R. en het is het Calvinisme, dat vol
gens art. 36 der N.G.B. belijdt, dat ook
de Overheid zich heeft te buigen onder
het Woord.
Vervolgens schetste prof. Van Niftrik
de denkbeelden van Augustinus, die den
Rom. staat zag als bevende op de uit
verkiezing Gods, doch door God gebruikt
en vastgehouden. In de Middeleeuwen
is het de twee zwaardenleer, waarbij de
wereldlijke macht onderworpen wordt
aan de geestelijke macht. Wij gaan, zoo
merkte spr. in dit verband op, een tijd
van groote macht van Rome in ons land
tegemoet en als het de kans krijgt, zal
zij dit beginsel ook in het politieke leven
doen uitkomen.
Sprekende over den theocratischen
stadsstaat Genève, ten tijde van Calvijn,
vroeg prof. Van Niftrik zich af, of het
gewenscht was dergelijke practijken ten
uitvoer te bren
gen, ook al had
den wij de
macht daartoe.
Voorts toon
de prof. Van
Niftrik aan, hoe
de achtergrond
van het nat.-
socialisme al
leen te zien is
in Hegel.
Wanneer wij
spreken over Je
verhouding van
'Kerk en Staat,
moeten wij
goed weten, wat
de Kerk en de
Staat zijn. Kerk
beteekent let- ppOF- VAN NIFTRIK.
terlijk: wat van Jezus Christus is en bij
haar gaat het niet om de meerderheid
der leden, doch om de" koninklijke heer
schappij van Hem, hetgeen in organisa
tie en prediking openbaar moet worden.
Zoowel in het kerkelijke als in het poli
tieke leven moeten wij uitermate critisch
staan tegenover onszelf en anderen.
De toekomst van land en volk, van
onze Chr. partijen en van de Ned. Herv.
Kerk baart zorg en er is weinig perspec
tief. In onze politieke houding gaat het
om de gehoorzaamheid aan den Heer der
Kerk en van den Staat en deze gehoor
zaamheid zal de eenheid moeten bren
gen in ons politieke en kerkelijk denken
en handelen, aldus besloot prof. Van Nif
trik zijn principieel betoog.
M iddenstands problemen
Mr dr J. J. R. Schmal, lid der Tweede
Kamer, die sprak over „Middenstands
problemen", begon met er op te wijzen,
dat er momenteel iïi ons land ruim
700.000 middenstandsbedrijven zijn, waar
in meer dan twee millioen menschen hun
brood vinden. Houden wij deze cijfers,
aldus spr., voor oogen
dan is het duidelijk,
lat de middenstand in
onze nationale samen
leving een wezenlijk
bestanddeel vormt.
Spr. is er van over
tuigd, dat de overheid,
ondanks de vele ge
rechtvaardigde bezwa
ren, reeds veel in het
belang van den mid
denstand heeft gedaan.
Zoo kan van niet te geringe beteekenis
geacht worden de totstandkoming van
de vestigingswet kleinbedrijf in 1937,
waardoor de onnatuurlijke toename van
het aantal bedrijven is gebreideld.
Thans zal door deze wet iemand, die
zich wil vestigen, over voldoende kapi
taal moeten beschikken en tevens een
diploma van vakkennis en alg. handels
kennis moeten overleggen. Spr. acht het
een gelukkig verschijnsel, dat het be
hoefte-element buiten de vestigingswet
is gehouden, waardoor de vestiging van
een bepaald middenstandsbedrijf niet
wordt ingeperkt tot de vraag hoe of be
langhebbenden in een branche daar zelf
over denkeru- Vervolgens heeft spr. nog
gewezen op de noodzakelijkheid, dat de
overheid zich met de prijsbeheersching
bezig houdt. Belangrijk is het hierbij
evenwel, dat de overheid rekening houdt
met een voldoende winstmarge.