Beroemd zoon v. Denemarken wordt herdacht
Acht interessante kwesties voor de Unesco
Pro en Contra
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
3
WOENSDAG 4 DECEMBER 194*
EERE-DOCTORATEN VOOR 2
NED. STERRENKUNDIGEN
In verband met den vierhonderdsten ge
boortedag van Tycho Brahe, die op 14 De
cember te Kopenhagen herdacht wordt, zul
len een aantal buitenlandsche geleerden het
eeredoctoraat van de universiteit dezer stad
ontvangen. Hieronder bevinden zich prof.
dr J. H. Oort, directeur der sterrenwacht
te Leiden en diéns voorganger prof. dr E.
Hertzsprung.
Tycho Brahe, Denemarken's beroemde
zoon, ,,de hervormer deT astronomie", werd
14 December 1546 uit een adellijke familie
geboren op het landgoed Knudstorp in de
oude Deensche provincie Skaane. Reeds op
dertienjarigen leeftijd ging Tycho Brahe
naar de universiteit te Kopenhagen en ver
volgde later zijn studies te Leipzig en
Rostock. Een zonsverduistering in het jaar
1560 wekte zijn groote belangstelling voor
de astronomie en langzamerhand wijdde hij
zich geheel aan deze wetenschap.
Gedurende zijn verblijf te Rostock kreeg
hij woordenwisseling met een ander Deensch
edelman, Manderup Paxsberg. In het hierop
volgende duel, dat plaats vond op een don
keren avond, kreeg Tycho Brahe -een sabel
houw over den neus, zoodat deze bijna werd
afgehouwen. Tycho Brahe liet daarom een
plaat vervaardigen, die met lijm op den
neusrug werd bevestigd. Bij het onderzoek
van het graf van Tycho Brahe in de Teyn-
kerk te Praag in 1901 werden op den sche
del sporen gevonden van een groenachtige
kleur, afkomstig van den kunstneus, die
vervaardigd was van een mengsel van goud
en zilver, waaraan koper was toegevoegd.
Later verbleef Tycho Brahe te Augsburg.
Hij vond deze stad zeer prettig en dacht
er over zich daar te vestigen, doch hij
moest terugkeeren naar Denemarken, waar
Zijn vader op sterven lag. Na den dood van
zijn vader erfde Tycho Brahe Knudstorp
en woonde daarna enkele jaren in Dene
marken. Toen Tycho Brahe op den avond
van 11 November 1572 zijn blik omhoog
sloeg naar den hemel, werd hij verrast
doordat hij in het sterrebeeld Cassiopeia
een stralende ster zag, waarvan het licht
dat van alle andere sterren overtrof. De
merkwaardige „nieuwe ster", die gedurende
anderhalf jaar zichtbaar was, baarde overal
groot opzien en Tycho Brahe observeerde
haar nauwkeurig. In 1573 verscheen zijn
boek ,,Over de nieuwe nooit tevoren waar
genomen ster".
Het was te danken aan landgraaf Wilhelm IV
van Kassei, die zich bijzonder voor de astro
nomie interesseerde, dat Tycho Brahe zich
niet, zooals hij van plan was, in het buiten
land vestigde. De landgraaf maakte den
Deenschen koning Frederik II opmerkzaam
op den. jongeman, dien Denemarken gevaar
liep te zullen verliezen. De koning noodigde
Tycho Brahe uit op een audiëntie en bood
hem het kleine eiland Hven in de Oresant
als verblijfplaats aan en beloofde hem, be
halve groote inkomsten, een geschikt gebouw
op dat eiland te zuilen laten optrekken. Er
verrees daar dan ook tusschen 1576 en 1580
een eigenaardig klein slot en observatorium,
dat Uraniborg genoemd werd.
Gedurende 21 jaar was Hven de bakermat
van een grootsch opgezet werk in dienst der
wetenschap. In den loop der jaren werd het
slot te klein voor de nieuwe instrumenten,
die werden vervaardigd, en in 1584 werd
daarom nabij Uraniborg het onderaardsche
observatorium Stjerneborg gebouwd, waar de
instrumenten beschut stonden opgesteld tegen
wind en trillingen, afgedekt door koepels en
daken die naar elke gewenschte hemelstreek
konden worden gedraaid. Van 15901592
werd een papiermolen gebouwd ter vervaar
diging van de op het slot gedrukte boeken
In het iaar 1588 stierf Tycho Brahe's ko-
PROF. DR. Prof. Dr. J. H. OORT
E. HERTZSPRUNG
Twee Leidsche hoogleeraren, wien van
wege de Universiteit te Kopenhagen een
eere-doctoraat zal worden aangeboden.
ninklijke beschermer Frederik n en met den
jongen koning Christaan IV stond hij weldra
op gespannen voet. De koning verweet Tycho
Brahe, dat hij zijn plichten als leenman ver
onachtzaamde, en enkele van de leen en wer
den ingetrokken. Diep gekrenkt verliet hij
eindelijk in 1597 het vaderland.
Na een paar jaar verblijf op het slot
Wandsburg, nabij Hamburg, ontving hij een
oproep van keizer Rudolf n van Bohemen,
en in het najaar van 1599 kwam hij met zijn
familie te Praag aan. De keizer ontving
Tycho Brahe zeer welwillend en bood hem
als woonplaats aan het slot Benatky, 38 km
ten Noorden van Praag. De waarnemingen
astronomische waarnemingen, bleven be
waard. Zij werden aan Keppler in bruikleen
gegeven om door hem te worden bewerkt.
Toen Keppler in 1631 stierf, kwamen zij in
handen van den arts Ludwig Keppler, die,
hoewel de waarnemingen aan het keizerlijke
hof toebehoorden, deze verkocht aan koning
Frederik III van Denemarken voor de som
van 600 thaler. De waarnemingen, die be
staan uit achttien deden, zijn uitgegeven in
de jaren 1923 tot 1926 door den astronoom J.
L. F. Dreyer te Oxford, die Deen van ge-
VOl VEKWACHTOdi MOFI «ONS MAM.
2UN Wfc DAN ZULKE KINDEQEN IN DE POLITIEK.
werden nu hervat, maar het werk kwam niet
meer op gang.
Op 13 October 1601 was Tycho Brahe uit-
genoodigd voor een gastmaal, waar hij een
ingewandsziekte opliep, die op 24 October een
eind maakte aan zijn leven op slechts 55-
jarigen leeftijd.
Eenige dagen na den dood van Tycho Brahe
kocht keizer Rudolf II de astronomische in
strumenten en waarnemingen van de fami
lie voor 20.000 thaler, een voor dien tijd zeer
belangrijke som.
De kostbare astronomische instrumenten
werden vernietigd bij de verovering van
Praag door koning Frederik van de Palts in
1619, en niets is hiervan bewaard gebleven.
Maar het levenswerk van Tycho Brahe, zijn
boorte was, voor rekening van het „Deensch
Taalkundig en litterair Genootschap".
Met behulp van Tycho Brahe's rijk obser-
vatiemateriaal werd het Keppler mogelijk de
beroemde wetten voor de beweging der pla
neten op te stellen. Op Keppler bouwde weer
Isaac Newton de wet van die zwaartekracht.
Tycho Brahe bewonderde Copernicus, doch
kon zijn wereldsysteem niet aanvaarden. In
plaats hiervan stelde hij zijn eigen Tycho-
ndsche systeem op met de aarde als middel
punt van de beweging der planeten en de
zon. Het systeem vond geen ingang. Slechts
zijn leerling Longomontanus, onder wiens
leiding de ronde toren te Kopenhagen in
1637 werd gebouwd, verdedigde het systeem
van den meester tot zijn dood.
VOGELRESERVAAT OP
HELGOLAND
De natuurwetenschappelijke subcommissie
der UNESCO zal te Parijs de volgende voor
stellen in discussie brengen:
1. Bespreking van de sociale gevolgen van
de atoombom (voorstel van Huxley, voorl.
secr.-generaal);
2. oprichting van een vogel-reservaat op
Helgoland, dat onder beheer van de VN.
zal worden gesteld (voorstel van Nieuw-
Zeeland). De afgevaardigden vreesden, dat
de ontworpen militaire proefnemingen op
Helgoland, dat een belangrijke pleister
plaats bij den jaarlijkschen vogeltrek vormt,
de vogels zou schaden;
3. oprichting van instellingen voor on
derzoek van tropische ziekten (voorstel van
Australië);
4j het zoo spoedig mogelijk zenden van
deskundigen op het gebied van weten
schappelijke voedingsleer naar Voor-Indië,
China en Afrika;
5. het oprichten van erkende oentra voor
KEMPEI-SPIONNE No 30 ONSCHADELIJK GEMAAKT
„No. 30" heeft Japan ge
diend, zooals weinig andere
vrouwen van Nederlandschen
bloede. Gescheiden echtge-
noote van een Ned. officier,
schafte zij zich te Bandoeng,
kort na 8 Maart 1942, Bel
gische papieren aan en zag
zoodoende kans zich te ont
trekken aan het lot, dat bijna
iederen Nederlander in Indië
beschoren was: interneering
in een Japansch kamp.
Doch haar ambities reikten
verderzij trad in dienst
bij de Kempei, de Japansche
Gestapo, welke onder leiding
stond van den sadist Matsui.
Wilhelmina van H., geb.
Kooten, deed vrijwillig af
stand van haar naam: zij
was een nummer geworden,
„Kempei-spionne no. 30"....
Haar eerste werk bestond
uit het ontmaskeren van den
guerilla-leider kap. de Lange
die zijn moedig optreden op
Java bekoopen moest met
den dood. Zij deed meer:
.Gerritsen, Van Polanen Petel
en Hoetj erook deze loyale
Bandoen gers werden door
„No. 30" aan de Kempei
overgeleverd en grngen op die
wijze een vreeselijken dood
tegemoet. Dan waren er nog
honderden anderen, die wel
iswaar niet in Japansche han
den stierven, doch die „dank
zij" haar optreden, op on-
menschelijke wijze werden
mishandeld.
Zoo heeft zij tot ongeveer
vier maanden voor de Japan
sche capitulatie haar spion-
nage uitgevoerd in samen
werking met de andere Kem
pei-medewerkers Flinzner.
Hellemond, Quix, Bruning en
Cohen. Toen daalde de Nip-
ponzon ran „No. 30". Zij had
namelijk het ongeluk kennis
te maken met den Japanner
Tomisu, die verloofd was
met de dochter van de zich
thans eveneens in arrest be
vindende mevr. Grave, geb.
Miwa. Laatstgenoemde was
aangeklaagd door „No. 30" en
urt wraak wist zij haar a.s.
schoonzoon te bewegen de
spionne gevangen te zetten.
Doch ziet: na de capitula
tie van Japan zag „No. 30".
die van dat oogenblik weer
Wilhelmina v. H. heette, kans
door middel van de Rapwi
naar Australië uit te wijken.
Tot zij dacht, dat men haar fci
Indië geheel en al vergeten
had. Toen keerde zij terug en
liep in de val. Echter niet,
voordat de Kemp ei-blondine
zich in Britsohe kringen we
derom favorite had gemaakt.
Zij bewoog zich in de „Box
club" te Batavia en raakte
spoedig verloofd met een
hoofdofficier van den Austra
lisch en dienst tot opsporing
van oorlogsmisdadigers.
En juist op het oogenblik,
dat zij met haar „onweten
den" geliefde in het huwelijk
zou treden, op dèt oogenblik
greep t Parket te Batavia in.
„Kempei-spionne no. 30"
was onschadelijk gemaakt.
Kind van de Spoorwegen
maakt Enschede gelukkig
De Spoorwegen spreken, elke week op
nieuw, doch thans zou er wel een zeer
bijzondere aanleiding toe zijn. Bert Cor
Gerritsen, zoon van een koperslager der
NB. te Enschedé, zag gisteren namelijk
als 100.000ste inwoner van die textielstad
het levenslicht, 't Was natuurlijk feest
daar in het Oosten. Bert kreeg f 100 van
het gemeentebestuur op z'n spaarbank
boekje, de gelukkige ouders het traditio-
neele krentenbrood, alsook een oorkonde
en een schat van cadeaux van de bur
gerij. Als Bert nu ook nog vlug en voor-
deelig blijkt te zijn kan de veiligheid in
den huize Gerritsen er slechts wel bij
varen!
wetenschappelijke samenwerking in Voor-
Indië en elders in het Verre Oosten;
8. Het oprichten van een instituut in den
Indisehen Oceaan voor Oceanografie en
Visscherij (de laatste drie voorstellen waren
van Voor-Indië);
7. oprichting van een instituut voor toe
gepaste meetkunde in China (voorstel van
China) en
8. oprichting in het stroomgebied van de
Amazone van een internationaal instituut
voor onderzoek (voorstel van Brazilië).
DE „TASMAN" VERLAAT AUSTRALIË
MET WITTE MUIZEN.
Met 200 repatrieerenden en Nederlanders,
die tijdens den oorlog in Melbourne werk
ten, zal de „Tasman" Australië verlaten om
via Sydney en Singapore naar Batavia te
stoomen. Aan boord bevinden zich kratten
vol ratten, witte muizen en konijnen voor
wetenschappelijke onderzoekingen op Java-
Gisteravond schreef de „N-R.C."
redenen te hebben om aan te nemeu,
dat het Kabinet van oordeel is, het ont-
werp-accoord van Linggadjati te moeten
overnemen. In „De Maasbode" echter van
gisteravond stond, dat de waarschijnlijkheid
groot is, dat het Kabinet de basis-overeen
komst van Cheribon „niet integraal" zal
aanvaarden en de overeenkomst alleen zal
voorzien van amendeerende voorstellen aan
de Staten-Generaal zal voorleggen.
Er schijnt tegenspraak te bestaan tusschen
beide berichten, maar is die tegenstelling
zoo groot, dat zij tevens een rechtvaardiging
is van den grooten kop, dien „De Maasbode"
voorloopig nog van een vraagteeken
voorzien, boven haar bericht plaatst, nl,
„Regeering beoogt wijziging"? Wij hopen
het, doch ziei^ daarvoor nog niet voldoende
aan wij zijn gen.
Als men de verschillende schaarsche mede-
deelingen nauwkeurig naleest, welke van
officieele zijde worden gepubliceerd en ook
de peilingen volgt, welke de bladen in de
Residentie doen, dan lijkt de verwachting
gewettigd, dat de Regeering bereid schijnt
de overeenkomst in wezen voor haar reke
ning te nemen, doch dat zij op bepaalde
punten wijzigingen wil voorstellen.
Nu komt het er slechts op aan, welke
wijzigingen alsnog door de Regeering in het
ontwerp zullen worden aangebracht. Maar
aangenomen al, dat die wijzigingen gering
zijn, dan nóg zou het een afwijken betee-
kenen.van het standpunt, door mannen als
Logeman ingenomen, dat ons slechts rest
ons bij de ontwerp-overeenkomst neer te
leggen.
We laten thans rusten, dat zulk een fata
listische houding een bezegeling zou zijn
van de politiek, door dienzelfden prof. Lo
geman als minister gevoerd, althans voor
gestaan. We willen alleen maar opmerken,
dat het uitstel van de publieke behandeling
van het ontwerp de behandeling in de
Tweede Kamer schijnt thans toch wel eerst
volgende week plaats te hebben nog geen
al te hooge verwachtingen van ingrijpende
verbeteringen in het ontwerp rechtvaardigt.
Brengt de Regeering ze, ondanks onze ver
wachtingen, aan, dan des te beter, doch de
aanwijzingen daarvoor zijn te zwak. indien
zij al aanwezig zijn.
Intusschen vermenigvuldigen zich de peti
ties, de adressen, de vergaderingen, de
radioredevoeringen en het aantal vooraan
staande Nederlanders, dat zijn naam niet
onder een publicatie heeft gezet, wordt
steeds geringer. Het getuigt van de span
ning, welke thans wel zeer toeneemt.
Teekenend voor het verschil in inzicht is
het opmerkelijk onderscheid tusschen de
meeningen van den Rotterdamschen burge
meester Oud, die tegen, en den voorzit
ter der Eerste Kamer, prof. Kranenburg,
die voor Linggadjati is.
Waar wij meenen te weten, dat prof. Kra
nenburg over de vragen, welke hier in het
geding zijn, advies heeft uitgebracht, hetzij
aan de Kroon, hetzij aan het Kabinet, hetzij
aan beide, willen wij voor het oogenblik
slechts uiting geven aan de hoop, dat de
Regeering de naar ons oordeel nog wél
zoo sterke argumenten van de andere
zijde niet minder zwaar, ja zwèèrder zal
doen wegen
Mevr. Hiddink gearresteerd
(Vervolg van Pag. 1)
Er staan in de laatste brieven zeer veel
onwaardige beschuldigingen, die geen woord
van repliek verdienen.
Er zijn er ook bij, die zeker niet zonder
meer voorbijgegaan kunnen worden, omdat
ze de daad onthullen, die haar carrière als
soldatenmoeder ontegenzeggelijk zal breken
en ook een einde maakte aan haar reis
plannen.
Zij beschuldigen mevrouw Hiddink er nl.
van in 1943 den adjudant Hoege, van het
Haagsche militair hospitaal, aangegeven te
hebben wegens het helpen van Joden en
profiteeren van Joodsch vermogen. De ad
judant is door den S.D. gearresteerd en naar
Vught gebracht, waar hij een half jaar heeft
moeten doorbrengen, dat hem uiteraard niet
in de koude kleeren is gaan zitten. De
kwaal waaraan hij reeds leed, is er aanzien
lijk verergerd, en hij is thans bedpatiënt.
Het is welhaast het ergste waarvan men
iemand beschuldigen kan.
Erger is nog. dat mevrouw Hiddink niet
ontkent, dat adjudant Hoege door haar
schuld in Vught terecht gekomen is. maar,
zóó heeft zij het niet bedoeld!
En hier komen we tot den achtergrond
van deze heele kwestie. Mevrouw Hiddink's
forsche activiteit voor den Nederlandschen
soldaat, is er het voornamste punnt in.
Tijdens haar werk in Den Haag eerst, in
Amersfoort later, heeft zij zóó geageerd
tegen de houding van de officieele Neder-
landsche instanties, hospitaalpractijken en
-misstanden, dat zij zich in die kringen veel
vijanden maakte. De toegang tot het Haag
sche hospitaal werd haar zelfs ontzegd.
Tóch is zij doorgegaan met haar werk voor
de gewonden.
In Amersfoort, waar zij een moeder is ge
weest voor honderden krijgsgevangenen en
talloozen aan de hand van <^le Duitschers
heeft ontrukt, ondervond zij opnieuw veel
jalouzie, tegenwerking, verdachtmaking, be-
leediging.
Op een dag, dat zij zeer gegriefd was, ter
wijl zij wist. dat zij in haar recht stond, is
zij naar het Amersfoortsche politiebureau ge
gaan en heeft daar een boekje open gedaan
over wantoestanden in hospitalen, waar niets
aan werd gedaan, terwijl zij op allerlei ma
nieren werd tegengewerkt. En daarbij is
ook de genoemde beschuldiging geuit. Het
was er haar om te doen, een onderzoek tegen
de leiding van het Haagsche hospitaal uit te
lokken. De voor mevrouw Hiddink onbe
kende N.S.B.-elementen op het Amers
foortsche politiebureau, hebben daar, na
tuurlijk, een politiek zaakje van gemaakt.
Wij kunnen dit niet anders zien. dan een
onvergeeflijke en domme fout van mevrouw
Hiddink. Zij heeft geen rekening gehouden
met het feit. dat het oorlog en dus onmo
gelijk was om grieven, van welken aard ook,
tegen landgenooten bij welke instantie ook,
aanhangig te maken. Dat wreekt zich thans
zeer gevoelig.
Aan den anderen kant het werk van
mevr. Hiddink in den bezettingstijd deed en
de wijze waarop zij voor den gewonden- en
gevangen Nederlandschen soldaat in de bres
sprong, eischt een zeer minutieus onderzoek.
Niet alleen naar het politieke feit, maar
ook naar den achtergrond ervan!