Bij het ovenijden van Herbert George Wells in Frankrijk? OM NIET TE VERGETEN ZATERDAG 11 AUGUSTUS IMS EUWE LEID6CHE COURANT Kunst en Letteren Een strijder voor ean betere wereld heengegaan Les Dieux s'en vont de goden gaan heen, zoo zouden we kunnen zeggen bij den dood van dezen schrijver, een der groot- sten, die het moderne Europa heeft gekend. Iedere eeuw heeft bepaalde personen, om wie in een of ander land de letterkunde zich kristalliseert. Zoo was het met Dickens in het midden van de 19e eeuw in Engeland en zoo is het min of meer geworden met Wells in de 20ste, niettegenstaande vele pogingen om hem tot lectuur te doen af dalen. De vergelijking met Dickens dringt zich onwillekeurig op, vooral door de overeen komst van hun jeugd. Beiden zijn ze uit de onderste lagen der maatschappij opgeklom men en bij beiden zien we hun geheele werk door dezelfde liefde voor den kring, waar uit ze voortkwamen. Beiden hebben hun geheele leven gestre den, ieder op eigen wijze, voor de verhffing van hun soort- en lotgenooten en in beider werken vinden we tal van jeugdherinnerin gen, overstraald met het licht van den on- navolgbaren Engelschen humor. Op 21 September 1866 werd Wells geboren in de Londensche voorstad Bromley. Zijn Vader was een cricket-professional en zijn inoeder was een dienstmeisje geweest. Hij moet ook al vroeg aan den slag en wordt leerjongen bij een apotheker; daarna is hij twee jaar winkelbediende in een manufac turenzaak en daar hij een buitengewoon goed verstand toonde, meer dan klaarblijke lijk voor, genoemde betrekkingen noodig was, werd hij op 16-jarigen leeftijd onder wijzer aan de Midhurst Grammar School. Toen het winkeltje dat zijn ouders hadden opgezet ter stijving van de schrale inkom sten failliet ging, werd zijn moeder huis houdster bij haar vroegere meesteres. Her- bert ging mee en had het geluk daar een goede bibliotheek aan te treffen, waarin hij naar hartelust aan zijn weetgierigheid kon voldoen Door zijn vlijt en zijn verstand trok hij de aandacht en dank zij het Engelsche beurzensysteem kon hij natuur- en schei kunde gaan studeeren. In 1888 werd hij B. Sc. (ongeveer ons doctoraal examen wis- en natuurkunde) met first class honours, dus zoo goed als maar mogelijk was. Hij werd nu eerst leeraar enz ijn eerste boek was dan ook „A textbook of biology" in 1803. Maar al spoedig kwamen zijn journalistieke talen ten en schrijversgaven boven. In 1895 ver scheen: Select Conversations with an uncle". En heel spoedig heeft hij zijn richting ge vonden. Hij wordt de moderne Jules Verne, inaar in veel wetenschappelijker zin. In 1896 Schrijft hij„De gestolen bacil en andere verhalen". En van dat oogenblik af ver schijnen tallooze boeken. In het jaar 1895 nog „The Time Machine", een zeer wonder lijk verhaal dat duidelijk de richting aan geeft, waarin hij wil werkzaam zijn: ver betering van het menschdom door het te doen inzien hoe dwaas het is geweest. Daar- tusschen in verschijnen boeken als „The wheels of Chance", een vermakelijke, maar bittere geschiedenis van een winkelbediende, die een fietstocht gaat doen en door zijn bekrompenheid en onbekendheid met de wereld allerlei blunders begaat. Over deze jeugdherinneringen loopen: „Love and Mr. I^wisham" en „Kipps the story of a simple soul". Naast deze min of meer speelsche plei- diooien voor een beter leven voor de een voudig en en armenstaan geweldige boeken als „Het eiland van dr Moreau", waarin hij de vraag stélt of we door ingrijpen van de chirurgie, niet zóó het evolutieproces kun nen versnellen dat we in enkele dagen of weken een mensch kunnen maken uit een beest. Deze doctor doet operaties op var kens, stieren, honden en andere dieren en slaagt er in de vraag met ja te beantwoor den. In „De onzichtbare man" wordt een ander gewichtig probleem aan de orde ge steld. „De oorlog tusschen de werelden" be schrijft een aanval van de Marsbewoners op de aarde met al de verschrikkingen van den modernen oorlog, zelfs een doodenden straal. In „The world set free" dat van 1914 dateert, voorspelt hij de atoombom. En volgens Wells wordt daardoor de oorlog onmogelijk. Moge hij gelijk hebben en niet als Norman Angel vóór 1914 in „The great illusion" de oorlog tot iets onmogelijiks verklaren, terwijl hij vlak voor de deur stond. „The outline of History" van 1920 maakte zuLk een opgang dat er anderhalf millioen exemplaren van verkocht worden, zoodat Wells opeens een rijk man was. Verschillende van deze boe ken zijn in t Neder landsch vertaald. Dit was o.a. het geval met „Het voedsel der goden" van 1904. In dit merkwaardige boek komen twee natuurvorsohers voor: Redwood heeft opgemerkt dat de groei van alle levende dingen met sprongen en tusschen- poozen gaat. Het is alsof ze krachten moe ten verzamelen om te groeien en dan wach ten om voort te kunnen gaan. Benisington, de andere vorscher, vindt nu een voedsel uit dat een regelmatagen groei veroorzaakt en zoo gelukt het hun menscihelijke reuzen van 40 voet lang te kweeken. Maar dit leidt tot een eindeloos conflict en een eindeloos misverstand. De grooten en de kleinen kunnen elkaar niet begrijpen. Dit neemt niet weg, dat toch in elk kind uit men- sohen geboren een zaad van grootheid leeft, wachtend op het voedsel. In „The Time Machine" had hij hetzelfde probleem al aangeroerd. De beschrijving van het menschdom in het jaar 802.701 na Christus geeft een uiterst somberen kijk op de evolu tie, waarnaar bij zoozeer verlangde. In het boek „Mr Brithing seesit through", dat in 1916, gedurende den eersten wereldoor log verscheen, komt de erkenning dat bij het wegzinken van het geloof aan de macht van het verstand de mensch steun zoekt en vindt in een zuiver emotioneel geloof. De woor den, eens gesproken door Jean Jacques Rous seau: „Dieu est, je le sens", maakt Wells hier tot de zijne. De oorlog van 1914 is een groote slag voor hem geweest. En voor de geheele Engelsche natie, die Welte terecht noemt in dit verband „eeuwige kinderen in een eeuwige kinder kamer". Wells heeft den tweeden wereldoorlog voor speld. Ze zou komen voor het midden van de 20ste eeuw. Hij zegt, dat in 1933 een uitvin ding op het gebied der radio-activiteit de mensohheid een middel ter vernietiging in handen zal geven, dat alle vorige in de schaduw stelt. Holland is dan het tooneel van den wereldkamp. De strijd in de lucht wordt boven ons gebied uitgevochten en door de verwoeste dijken stroomt het zeewater bin nen. (Verschenen 1914). Een uiterst merkwaardig man, socialist, anti-Marxistisch, anti-militarist is van ons heengegaan. Hij is een strijder geweest voor een betere wereld. Wellicht is de invloed van zijn werk toch nog grooter dan we thans kunnen overzien. 's-Gravenhaee Dr. F. C. DOMINICUS. Mevrouw Alma Werfel, de weduwe van den schrijver Franz Werfel, zal binnenkort te Weenen een onderzoek instellen naar de Bevolking mag hem doorgaans graag lijden Door drs. R. H. Bremmer te Zwolle). Door bijzondere omstandigheden waren wij in de gelegenheid eenigen tijd in Frank rijk door te brengen bij een daar sinds 1939 gevestigden Hollandschen boer met gezin. Het is, mede in verband met veler begeerte om te emigreeren, wellicht voor verschil lenden van belang, zoo wij iets schrijven over onze reis, het verblijf in Frankrijk en dé situatie waarin onze menschen daar ver- keeren. Op zichzelf is het al een genot, na die vijf jaren van opsluiting binnen onze gren zen, een kijkje te nemen in het buitenland en iets te zien van die wereld, waarin zich een belangrijk deel van de machtige gebeur tenissen van de oorlogsjaren heeft afge speeld. Immers, ook op reis naar Frankrijk kan men zich niet losmaken van al wat sinds 1939 in deze landen is gebeurd. Dat was het geval al, toen we in den avond langs Antwerpen spoorden en de onder gaande zon haar stralen wierp over de kra nen die langs de Schelde hun armen spook achtig omhoog steken. Wat een verschil met Rotterdam, deze geheel intact gebleven haven, die weer op volle toeren draait, hoe wel ook in Rotterdam het ergste leed weer lang geleden schijnt. Ook terwijl men verder spoort, dringt zich telkens weer het gebeurde van de laatste jaren onweerstaanbaar op. In verwoeste spoorbruggen em gebombardeerde stations heeft den oorlog zijn spoor getrokken door de lage landen en het Noorden van Frank rijk. Maar alom wordt ook koortsachtig ge werkt om die sporen weer uit te wisse hen. Wat tevens opvalt is, hoe ons land, dat een jaar achter de buurlanden aankwam, waarlijk in dat herstel niet achteraan komt en hoe men b.v. in Frankrijk in verschil lende opzichten zeker niet verder is dan in Nederland Van Parijs voerde de trein ons naar het Normandische heuvelland, waar de heer O. J. Bouwman ons op zijn boerderij de „Cavru" eenigen tijd gastvrij logies bood. De heer Bouwman is sinds 1939 in Frankrijk; Vandaag ïraiis ge neraal H. G. Win kelman 70 jaar ge worden. Men ziet hem hier staan in de bergvesting Kö- nigstein in Saksen, waar hij zijn krij gsge vangen schap met een aan tal collega's deel de. Van 1. naar r.: gen.-maj. H. T. M. baron van Voorst tot Voorst, lüit.- gen. J. J. G. baron van Voorst tot Voorst, dan de ja rige, voorts gen.- maj. A. R. v. d. Bent en gen.-maj H. baron La wiek. De vesting König- stein was sinds eeuwen een oord voor politieke of militaire gevange nen, of voor met verting-arrest ge strafte hoogere Duitsche officieren. De vesting rijst steil tot 42 me ter hoogte uit een plateau langs de Elbe op. Op den achtergrond de valbrug, die toe gang geeft tot het inwendige van de vesting door een lange tunnel. handschriften van haar echtgenoot, die even tueel bewaard gebleven zijn voor de nazi- vernietiging. Mevrouw Werfel heeft vele ro man-manuscripten van haar man aan de Ca lif ornië-universiteit te Los Angeles vermaakt. Karl Schmitt Walter viert een dezer dagen te Berlijn zijn 25-jarig jubileum als zanger. Ter gelegenheid hiervan zal hij in het Stads theater de rol van „Figaro" uit de Barbier van Sevilla vertolken. Tot regisseur van de Berlijnsche radio voor hoorspelen is Kurt Trepte benoemd. Trepte, die vóór 1933 tot het gezelschap van Gustav Wangenheim behoorde, woonde de laatste ja ren in Stockholm, waar hij het „Vrije Stock- holmsche tooneel" oprichtte. Hij leidde daar ook de Duitsche uitzending van de Zweedsche radio. zijn echtgenoote is daar al in 1929 met haar ouders heengetogen. Samen met den heer W. Koning, die een boerderij op een half uur afstand van de „Cavru" bewoont, vor men zij, met hun Hollandsch personeel, als het ware een Nederlandsch eilandje in het Fransche land. De ouders van mevrouw Bouwman wonen eveneens in Normandië op een boerderij, die weer een 80 km verder is gelegen. Overigens woont het meerendeel van de Nederlandsche kolonisten in het departe ment de Yonne, veel verder weg, meer Zuid- Oostelijk van Parijs. (Zie vervolg pag. 4) Type van een Fransche boer. president: „We zullen zien.*' Krijg ik dan ook die voorwaardelijke straf van Maart, Edelachtbare?" vraagt het mannetje gretig en zijn gezichtverduistert bij het antwoord van den presi dent: „Jawel, maar daar zullen wel formaliteiten voor noodig zijn." De officier van Justitie requireert daarop voor clan destiene slachting twee maanden gevangenisstraf te gen verdachte* ,Je hebt den eisch ge hoord van mijnheer den of ficier", zegt de president als gewoonlijk. „Kun je je er mee vereenigen?" Groot is de tegenstelling tusschen het antwoord van andere bijna steeds tegen sputterende verdachten en dat van dit slachtertje. Volkomen voldaan klinkt zijn: ,£eker, mijnheer." „Dan wordt je veroor deel d tot 2 maanden hech tenis met bevel tot onmid dellijke gevangenneming" besluit de president behulp zaam. „Volgende zaak." Tevreden wandelt het man netje met een parketwacht ioey. Ik weet Uwe werken en verdruk king en armoede, doch gij zijt rijk) Openbaring 2 9a. De tijd, waarin wij leven, bergt voor de Kerk van Jezus Christus vele gevaren in rich. Ook het gevaar van verlies van zelf-respect, van het opgeven van haar pretenties. De ontwikkeling der dingen in dit ra- oorlogsche jaar heeft ons gebracht een achteruitzetting om het woord „boycot" niet te gebruiken van dat deel van ons volk, dat in de Schrift en in de belijdenis der vaderen het heil der natie verankerd ziet. Als van zelf dringt nu het gevaar van moedeloosheid en neerslachtigheid, van een prijsgeven van de belijdenis dat de kerk de wereld regeert en niét de wereld de kerk. Dat ls een gevaar, waartegen het Woord Gods ons waarschuwt. Immers, die neer slachtigheid en die stemming, waarin de kerk zonder pretenties is, maakt de han den slap en de knieën traag voor de ver vulling der voortgaande roeping om het Koninkrijk Gods te bouwen. Wij moeten ons, vooral nu, bewust blij ven van onze waarde en beteekenis als Kerk van Jezus Christus. Wij moeten niet vergeten, vooral nu niet, dat wij in Hem meer dan overwinnaar zijn. Let op het Woord van Christus aan Zijn, kerk te Smyrna. In die welvarende, voor name stad, waarbinnen het cultuur-leven, hoogtij vierde, maakte de kleine, onaan zienlijke kerk des Heeren een poover figuur. Verdrukte menschjes, die niets konden beginnen en lam gelegd werden door de grootmachten van hun stad. Hoort nu, hoe Jezus Christus tot hen spreekt. Hij zegt: „Ik weet 't wel. Ik weet 't alles welen toch, gij zijt rijk!" O, wij met onzen fijnen psychologischen kijk en aanpak zouden 't natuurlijk heel anders gedaan hebben. En ik hoor al iemand zeggen: „Goedkoope woorden, die de menschen ijn Smyrna alleen maar kun nen prikkelen". Aan onze wrevel en prikkelbaarheid stoort Jezus Christus, die de waarheid spreekt, zich niet. Hij troost Zijn volk met de werkelijkheden van het Koninkrijk Gods, de werkelijkheid van een rijk en. invloedrijk en overwinnend volk. „Doch gij zijt rijk!" Hoort gij het ook, teruggezette Kerk des Heeren in het na-oorlogsche jaar 1946. Gij, die Uw invloed ziet tanen en Uw uiter lijke kracht ziet afnemen. Doch gij rijt rijk! Want zooals duizenden in den lande hun kracht en hun moed in de jaren van bezet ting hebben ontleend aan de gedachte dat zij nochtans vrije Nederlanders waren en eenmaal weer worden zouden en zich door den schijn der uiterlijke omstandigheden, hoe benard ook, niet van de wijs lieten brengen, zóó houde de Kerk van Jezus Christus vandaag het hoofd fier omhoog en blijve zij voeren de pretentie om Jezus' wil: wereldheerscheres te zijn, Doch gij zijt rijk! Vergeet het nooit, zelfs niet als de dagen zullen komen, waarin de „armoede" van heden nog een paradijs zal zijn in vergelij king met wat dan wezen zal. Opdat wij met opgeheven hoofd onzen Heere Jezus Christus uit de hemelen verwachten. CONFLICT IN RUSSISCH-ORTHODOXE KERK. In de Russisch-Orthodoxe kerk van West- Europa ontstond een conflict, doordat de patriarch van Moskou den metropoliet Loe- kianof Serphim benoemde tot aartsbisschop van Parijs, terwijl de aartsbisschop van Nice, Wladimir, voor die waardigheid aan gewezen was. Men wil nu eerst den patriarch van Constantinopel raadplegen, waaronder de Parijsche kerk ressorteert. VEERTIGJARIG JUBILEUM NED. VER. VOOR DEN VOLKSZANG De algemeene vergadering der Ned. Ver. voor den Volkszang zal dit jaar gehouden wor den in „Tivoli" te Apeldoorn op 23 Sept. a.s. Het 40-jarig bestaan der Vereeniging zal dien dag herdacht worden in een grooten volks zangavond te leiden door mevr. Grimberg- Huyser van R'dam. Ter inleiding hiervan wordt op 21 Sept. in Den Haag een volkszang avond gegeven o.l.v. Herman Stenz. In Limburg ls een comité gevormd tot het stichten van een monument voor de ver- zetsslachtoffers en het bouwen van een ge dachteniskapel, waaraan een klein museum zal worden verbonden. EEN CLANDESTIEN SLAGERTJE Economische rechtbank te Amsterdam, Vrijdag 16 Augustus: De strenge sfeer van de rechtszaal wordt een oogenblik onderbroken, wan neer tusschen alle zwarte tabakshandelaars, en clan destiene slachters door, een oud mannetje met roode wangen, waarop een stekelig baardje prijkt, voor het ver dachtenbankje plaats neemt. Hij begint met volledig te erkennen, clandestien een schaap geslacht te hebben. „Al eens meer veroor deeld?" klinkt de stereo tiepe vraag van den presi dent. Het is verfrisschend nu eens geen gedraai te hooren. „Ja, Edelachtbare, in Maart: Twee maanden voorwaarde lijk met een proeftijd van drie jaar" JZoo", antwoordt de pre sident op bestraffenden toon. „Die moet je nu dus ook nog uitzitten." ,JZeker, Edelachtbareen allen moed bijeengarend, waagt verdachte een ver zoek, dat den officier van Justitie met zichtbare ver bazing vervult: „Zoudt u me niet onmiddellijk kunnen laten opsluiten?" Op de vraag waarom, volgt dan een kort, sober relaas van menschelijke ellende. „Als ik nou weer weg moet, weet ik niet waar ik naar toe moet, Edelachtbare. Ik heb geen cent meer en dan val ik toch weer van het een in het ander. Over een tijdje wil het Leger des Heils wel helpen." „Ik heb mijn distributie bescheiden verloren en zon der bonnen kunnen ze me niet te eten geven, ze hebben het zelf ook niet. Als ik straks nieuwe levensmidde lenkaarten hebkan ik er terecht." De heeren achter de groene tafel kijken elkaar eens aan. „Kan niet", zegt de officier tot den president en schou derophalend voegt hij er veelbeteekenend aan toe: „Geen plaats". Na eenig overleg blijkt er nog wel ergens een plekje open te zijn, te oordeelen naar de opmerking van den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1946 | | pagina 5