„TonT-mannen waken over roekeiooze baders Verpleegster, een baan? of een levensroeping t_.-rrrjr-' Kranig werk van onze millitairen in Indië DIE DOODIEIN DIE LETTER NIEUWE LEIDSCHE COURANT 3 ZATERDAG 20 JULI lMf Vrijw. reddingsdiensten aan 't Stille Strand (Van een onzer verslaggevers) Als op een zonndgen zomerdag het zorge- looze strandleven zich afspeelt tegen het effen blauwe zeedécor, van welks verren einder de golven in eeuwige regelmaat ko men aanrollen, beseft men nauwelijks, dat de zee, ook in haar meest onschuldige ge daante, steeds op de loer ligt naar prooi.... Totdat het vredige tafereel der strandge- neugten plotseling verstoord wordt door een kreet in doodsnood van een argeloozen bader, die meegesleurd door een verrader lijken stroom, tevergeefs tegen de onzicht? bare krachten van de zee optornt. In vertwijfeling heft hij de armen van het uitgeputte lichaam als een S.O.S. naar het - -w. Te veel gewaagd? Of kramp? In elk geval loert de dood. Als de drenkeling nu nog maar in staat is om de aandacht op zich te vestigen.... zich steeds verwijderende strand. Hij dreigt te verdrinken Dit is het alarmsein voor de „Tom"-man- nen, die ter hoogte van de Kwartellaan op het Haagsche Stille Strand zijn geposteerd. Ze komen terstond met him reddingsmid delen in het geweer om den onfortuinlijken dan wel roekeloozen zwemmer bijstand te verleen en met hun unieke reddingsmiddel: de „Tom". Het is een uit drie kano's-van bij zender-model geconstrueerd bootje, dat zijn naam ontleent aan een der voormannen van de reddingsbeweging, Ernst Schil dijn, in de wandeling Tom genoemd, die in Aug. 1919 bij een oefening om het leven kwam. Terwijl de drenkeling zijn laatste krachten verspilt tegen de balsturige golven, begint voor de kordate reddingsploeg de enervee- rende strijd om het bestaan van een men- schenleven. Vijftien door de buitenlucht ge bronsde mannen geven zich tot het uiterste om de nu tot vijand geworden zee op het laatste nippertje haar prooi nog te ontfut selen. Uit de vervelooze loods aan den voet der duinen wordt de „Tom" in rappe vaart op een wagen naar het strand gereden en de aanrollende golven spatten als in eerste af weer tegen het in zee glijdende vaartuigje uiteen. De bemanning van dit ranke reddings vehikel bestaat slechts uit twee roeiers. Met hun gespierde knuisten aan de riemen snijdt het bootje allen weerstand der tegenstreven de baren in tweeën. Het silhouet der water- ruiters op den rusteloos deinenden rug dér zee, bereikt weldra de plaats, waar de uitge putte bader, strijdensmoe, bijna het loodje heeft gelegd. Terwijl de eene redder het vaartuigje in bedwang houdt, neemt de an dere een duik in het zilte nat om het wel licht reeds bewustelooze lichaam uit den on- meedoogenden greep van de zee te verlossen. Volgeboekt met dezen eenen stillen pas sagier zet de „Tom" weer koers naar het strand, waar hulpvaardige handen het slacht offer verdere verzorging bieden. De reddingsbrigade heeft haar gevaarlijke, maar dankbare taak volbracht. Momenteel zijn er nog drie „Tom"- bootjes in reparatie, doch zoodra er een grooter deel van het strand vrij komt, zal ook de „Tom"-dienst worden uitgebreid. In de nabijheid van de golfbrekers, waar de zuigkracht der zee het sterkst is, schuilt het meeste gevaar voor de baders. In de contreien van deze pieren wordt den dren kelingen geen assistentie met de „Tom" ver leend, maar met een' stok met grijptouwen. Een onaangename zijde van deze reddings methode is, dat de „Tom"-mannen hierbij herhaaldelijk hun ledematen aan de ruwe basaltkeien openscheuren, maar dit weer houdt hen niet in hun reddingstaak. Zoo zijn deze „Tom"-mannen onder lei ding van den heer K. G. Rima steeds paraat om de aan het strandleven verbonden ge varen zooveel mogelijk uit te schakelen. Naast de „Tom"-mannen zijn er ook „Tom"- v-rouwen, die hun leven voor anderen op het spel zetten, vrouwen, even doortastend en getraind als haar mannelijke confrères en bezield met een ongekende sportiviteit. Ons dunkt, dat we trotsch op zoo'n troep mogen zijn! Maar gelukkig is hij niet aan het waakzame oog van de „Tom"-mannen ontsnapt. Dus wentelen de wielen met volle kracht het zilte nat tegemoet. Ter overdenking aan ken die ons schreven (Van een onzer verslaggevers) Toen onlangs de sluiting van sanatoria werd aangekondigd wegens gebrek aan per soneel, hebben we gevraagd of zekere dwangmaatregelen tegen geschoold perso neel, dat zoncwr meer de brui aan zijn roe ping geeft, niet op haar plaats zou zijn. Een verbod b.v. om een ander beroep te aan vaarden. Het behoeft geen betoog, dat ons verschil lende protesten daartegen uit verpleegsters- kringen hebben bereikt. We hebben brieven gekregen van moeders, wier dochters, omdat ze zich indertijd voor het Duitsche Roode Kruis aanmeldden „en Jieusch niets anders deden dan Duitsche, Russische, Engelsche en Amerikaansche gewonden verzorgen", ge ïnteresseerd zijn. Het Roode Kruis is toch internationaal? Kunnen die meisjes niet beter in een ziekenhuis aan het werk gezet wor den, dan dat ze matten vlechten in een in>- ternieeringskamp, vragen die moeders. We ontvingen ook brieven van verpleeg sters dn dezen geest: „Voor den oorlog had den de ziekenhuizen liever twee leerlingen, dan één gediplomeerd verpleegster. Gediplo meerden werden zoo snel mogelijk ontslagen. Hoe goedkooper de arbeidskracht, hoe beter. Bovendien, wat waren de vooruitzichten? De ouderdomsverzorging was zeer slecht. Daarom wisselden velen van beroep. Er gingen oude verpleegsters in den rang van .hoofdverpleegster" met een „pensioen" van f 650 per jaar „in ruste" na 33 dienstjaren. Direct na den oorlog verdienden dienst meisjes meer dan gediplomeerde verpleeg sters. Wij willen wel graag werken, mijne heeren, maar we moeten ook leven en een meisje bedenkt zich wel tweemaal voor ze in een ziekenhuis gaat." Zóó klaagden de dames eti na enkele be zoeken aan verpleegsters en aan ziekenhui zen zouden wij er nog tallooze klachten aan kunnen toevoegen. We zouden over afge trapte schoenen kunnen schrijven, over uit geputte garderobes, over verbittering, dat meisjes die bij het Roode Kruis, Marva of V.H.K. gaan wèl van top tot teen in de kleeren gestoken worden, maar verpleegsters een uitzet van 1 japon en drie schorten krij gen en zich dan bevoorrecht moeten voelen. Het is allemaal wóar, die opmerkingen en klachten over salarissen en slechte arbeids voorwaarden incluis! Maar nu de andere kant. Aan de Waldeck-Piermontkade nr 3 ver dringen zich ieder en morgen honderden, die in de Haagsche ziekenhuizen opgenomen moeten worden, maar niet verder dan een „wachtlijst" komen, waarop nog zeventien honderd anderen staan. Zeventienhonderd patiënten, die naar een ziekenhuis moeten. In den regel lig je daar niet voor je plezier. En daar tegenover het schrijnende: dat er in Den Haag eenige honderden ziekenhuis bedden léég staan, omdat er geen verpleeg sters zijn. Die leege ziekenzalen en die stroom van hulpbehoevenden, die zijn een aanklacht tegen die verpleegsters, die met haar diploma op zak liever op een kantoor, bij moeder thuis of in een aardige baan buitenslands gaan werken. Voor eigen genoegen. Wie uitgaat van de gedachte, dat er eerst rechten moeten zijn, voor de njaatschappij op plichten onzerzijds rekenen kan, begrijpt niets meer van de „innerlijke ontferming" die Christus bewoog, als Hij de lijdende schare zag. Als we dan tegen dwang van buiten zijn, laat er dan deze dwang van binnen komen, die ons voor de verantwoordelijkheid stelt. Dat de overheid haar taak begrijpt en thans druk doende is een gezonde arbeids regeling voor verpleegsters te ontwerpen wij vernamen dat uit de allerbeste bron is in dit verband zéér belangrijk, maar het is niet het hoogste. Dèt is het vervullen van de levensroeping! iPip^ ■ar- aw-,-p m Met z'n tweeën gaat het dan zee in, de schuimende koppen der dreigende golven moedig trotseerend. Naast moed is snelheid thans een factor van de grootste beteekenis! Iedere spiervezel is tot het uiterste gespannen! Huldiging door bevolking vatt Kedoeroes „Wij zijn niet naar Indië gekomen om oorlog te voeren, maar om vrede te bren gen." Zoo sprak de commandant van II-5 R.I., majoor Th. F. G. Keunring, die vorige maand tot een groot aantal kamponghoof den, die tezamen 82.000 inheemsohen ver tegenwoordigen in het district Kedoeroes, tijdens een bijeenkomst, waartoe de kam ponghoofden het initiatief hadden genomen om uiting te geven aan hun dank voor al datgene wat de Ned. militairen voor de Kedoeroes hebben gedaan. Enkele weken voor deze gebeurtenis had den de militairen contact met de verschil lende kampongs gezocht om de grootste noo- den der Imheemschen te leeren kennen. De watervoorziening bleek een van de grootste problemen te zijn. Op verscheidene plaatsen was de kali (rivier) zeer ernstig vervuild en op een bepaald punt zelfs geheel afge damd. Vele kampongs (dorpen) zaten hier door zonder water met alile ernstige gevol gen van doen. Ten huize van den wedama (ddstricts- /hoofd) werd aan de bijeengeroepen kam ponghoofden een plan voorgelegd, inhouden de, dat elk kamponghoofd zioh verplichten zou een zeker aantal arbeidskrachten gedu rende eenige dagen gratis beschikbaar te stellen om zoodoende in korten tijd de ge heel e kali te reinigen. Een afdeel! ng militairen was inmiddels begonnen met den dam af te graven en dit Werkte stimuleerend op de Inheemsah-en. Aan den oproep om werkkrachten werd bijna algémeen voldaan en na drie dagen hard werken stroomde de kali weer. De sawahs konden weer bevloeid worden en de bevol king behoefde geen dorst meer te lijden. Een prachtig resultaat, dat door nauwe samenwerkniig tusschen bevolking en mili tairen wend verkregen. Doch dit is niet het eenige, dat voor de bevolking werd gedaan. Op verschillende plaatsen in het district wer den bruggen hersteld, de doktoren werken voortdurend in de kampongs en de kam pongs, die geheel van water verstoken waren, werden tijdelijk geholpen door aan voer met een tankwagen. De kampongs hebben hun dank voor dit alles niet onder stoelen of banken gestoken. Majoor Keuning werd met enkele officie ren uitgenoodigd op een slamat an (feest) in de kampong Banjar Soegian. Bij zijn aan komst vond hij een groot aantal kampong hoofden uit het district Kedoeroes voor het huis van de kepala ('t hoofd) opgesteld. In een toespraak wees sergeant Van Lien- den er op, dat de bevolking voorheen ge wend was, om bij het naderen van mili tairen op de vlucht te gaan, doch door onze samenwerking en voorlichting is deze schuw heid verdwenen en deze bijeenkomst is er wel het beste bewijs van. De bevrijding van Indië bracht geen rust. Toen kwamen de Pemoeda's, die U allen veel last bezorgden. Zij wisten niets beters te doen dan te roo- ren en te stelen. Daarom is het ook te be grijpen, dat men schuw is voor allen, die het geweer dragen. Nu zijn wij Nederlan ders hier weer terug gekomen en het is onze voornaamste taak om U allen duidelijk te maken, dat de militairen hier zijn ge komen om U te helpen bij al Uw zorgen en om zoo spoedig mogelijk de orde en de rust in Uw land te herstellen, opdat U weer ongestoord op Uw akkers kunt werken. Namens de kamponghoofden dankte Mat- saleh voor hetgeen tot nu toe voor de be volking is gedaan. De wedama sprak z'n vreugde uit over den nauwen band', die thans tusschen de bevol king van Kedoeroes en de militairen is ge legd en zegde toe zijnerzijds alles in het werk te stellen om deze samenwerking steeds inndger te maken. Als symbool van de hernieuwde samen werking tusschen het Nederlandsche Gezag en de bevolking van Kedoeroes, knipte Majoor Keuning het touw door, dat hem tot nu toe gescheiden had van de kepala's, van de bevolking van het district. De muur, doe een tijdlang door kwaadwillenden tus schen de Nederlanders en de inheemsche bevolking is geplaatst, bestaat thans in Kedoeroes niet meer! Na het feest eenigen tijd bijgewoond te hebben, nam Majoor Keuning afscheid en overhandigde aan MatsaLeh een rol linnen voor de kampong Banjar Soegian. Het bovenstaande is slechts een van de vele voorbeelden van goede samenwerking en verstandhouding, die tusschen de mili tairen en de bevolking in zeer korten tijd is ontstaan, zoo schrijft het Indische dag blad de „Nieuwe Crt." te Soerabaja, waar aan bovenstaand verslag is ontleend. Zoo werkt niet alleen II-5 R.I., doch zoo werken ook alle andere Bataljons van de Kon. Landmacht, zoo werkt het K_N.IL., zoo werken de Mariniers: Tezamen met de bevolking bouwen Zij aan de toekomst van Indië. ....Want de letter doodt.... 2 Cor. 3 6. Neen, dit Paulinische woord beteekemt niet de liquidatie van de Wet. Ook kan men het niet gebruiken om de instituaire kerk of een. georganiseerd Christelijk leven af te breken of te beschimpen. Evenimin constru eert het een tegenstelling tusschen dit alles en een spontaan en bezield, geestkrachtig en daadwerkelijk Christendom, waarin de lief de beslist. Maar wel is het een felle aanklacht tegen eiken vorm van wettische levenspractijk, die niet tegelijk bezield levend Christendom is. Dat is vorm zonder inhoud. Dat is letter zonder Geest. Dat is vergif, want het doodt. Het maakt dood. Het doet eude en jonge menschen geestelijk sterven. Het kan naar buiten heel wat lijken en we kunnen er een heel gewichtig gezicht bij zetten en dikke woorden bij gebruiken, maar het komt voort uit den mensch en ein digt in den mensch. Uit en in den quasi- vromen mensch. Daarom is het dood en werkt het met den dood. Want er is geen rapport met Christus. Hij is er niet de ziel en het leven van. Ook niet het doel. En er is niets in van Zijn Geest. En waar Christus niet is daar heerscht de dood. Dit woord dwingt ons steeds tot serieuze zelfcritiek. Tot een voortdurende toetsing van al ons georganiseerde leven en werken ook. Ver toon en wij in heel veel dingen niet het beeld van de doodende letter? Gaat er daarom vaak van ons zoo weinig uit? Is het daarom dikwijls by ons zoo koud? We kunnen anderen niet winnen, wanneer we zelf niet overtuigd zijn. We krijgen ande ren niet warm voor het Koninkrijk Gods, wanneer we zelf niet bezield spreken en als gegrepenen werken. Of beter gezegd: als we zelf niet door Christus gegrepen en door Zyn Geest bezield zijn. Reëel. We zijn dan een gevaar in deze wereld, wantwe doodien Dit Schriftwoord make ons bang voor den schyn en voor hoogdravende woorden en opgeschroefde actie. Onze tijd is cnitisdh en radicaal. Ook in zyn beoordeelen van ons Christendom. Noodig is het daarom ook critisoh tegenover ons zelf te wezen.. Laten we niets zoo schuwen als die doodende letter! Christus moet de inhoud en de kracht, de bezieling en de warmte zijn van ons per soonlijk en van ons georganiseerde leven. In eigen kring en naar buiten. Dan leven we zelf echt en worden anderen levend ge maakt. En de liefde is dan altijd en overal het eenige gebod. Zulk een Christendom is aantrekkelijk en aanstekelijk. Zulk een Christenheid.daar op wacht deze stervende wereld! RECHTERLIJKE MACHT 's-GRAVENHAGE, 10 Juli. Benoemd tot Off. van Just, by de rechtbank reap, te Utrecht en te Alkmaar, mr G. C. B. van der Leen de Lille, thans Off. te Alkmaar en mr J. C. V. Measchke, thans subst.-off. te Rotter dam; tot subst.-off. van Justitie te Alkmaar, mr A. W. Holsteyn, v/h ambtenaar van het O JM. by de kantongerechten in het arrondis sement Alkmaar. Benoemd tot griffier te Groningen mr J. G. A. Kattenbusch, door het hooge college van de rechterlijke macht ontslagen uit zijn ambt in gemelde rechtbank. NOTARISSEN Benoemd tot notaris binnen het arrondisse ment 's-Gravenhage tter standplaats 's-Gra- venhage L. W. A. Duynstee, thans daar can- didaat. Totdat vaak nog juist op tyd de ongelukkige wordt bereikt. Reeds begon hU te zinken, doch de kerels van de „Tom" hebben de zee opnieuw een schyn- baar zekere prooi ontrukt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1946 | | pagina 5