Ons hoogste rechtscollege heeft gefaald
Kamer brengt min. Beel in moeilijk parket
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
DONDERDAG 11 OCTOBER 19M
Regeering laakt houding van den
Hoogen Raad
NajW wij van regeeringswege vernemer,
heeft de Hooge Raad der Nederlanden 'ch
met het volgende schrijven tot den, Raad van
Ministers gewend:
,,ïn aansluiting aan het onderhoud, hetwelk
eten drietal van zijn leden met een deleg-itie
uit den ministerraad mocht hebben, bevestigt
de Hooge Raad gaarne de daarbij van zijn
zijde gegeven verzekering, dat hoezeer hij
fne.ent gedurende de bezetting te hebben ge
handeld zooals dat mede overeenkomstig
de door de regeering achtergelaten en tijdens
de bezetting in Mei 1943 nog bekrachtigde
aanwijzingen het meest in 's lands belang
moest worden geacht, hij alleszins begrip
heeft voor de bezwaren, die tegen de ge
volgde gedragslijn worden gevoeld.
Wanneer men nevenstaande beschouwin
gen leest kan men slechts met weemoed
terugdenken aan den tijd, toen wijlen
Mr L. E. Visser de eer van ons hoogste
rechtscollege zoo onverschrokken hoog
hield.
Gedurende de bezetting zag de Hooge Raad
kich telkenmale gesteld voor de moeilijke
vraag, of hij zou moeten heengaan hetgeen
ook een heengaan van het overgroote deel
Vfan de overige rechterlijke macht ten gevolge
zou hebben dan wel zoolang mogelijk in
Junctie behoorde te blijven, ten einde de
Nederland-sche rechtspraak intact te houden.
Moest de Hooge Raad qoor het werk neer te
leggen of een openlijk scherp protest tegen
het door den bezetter bedreven ornepht te
doen hooien, zich metterdaad en openlijk
f eilen aan de zijde van het verzet, pf moaat
ij het belang der bevolking bij een recht
spraak door Nederlandse he rechters an bij
een uitblijven van den chaos op justitieel
gebied ten slotte hooger waaideeiep en. hoe
zwaar d'öt ook zou vallen, op zijn post olijven
pn zich onthouden van openlijk protest, dat
naar zijn oordeel slechts eenmaal tot uiting
Zou komen, immers door den bezetter met
ontslag zou zijn beantwoord of met andere
maatregelen, waarop van de zijde van den
Hoogen Raad slechts heengaan ?ou passen?
Beide standpunten berusten op respectabele
jnotieven. Men kan aan den openlijken steun
Van het hoogste rechtscollege aan het verzet.
Van hoedanigen steun de waarde voor het
moreel van de bevolking niet te miskennen
zou zijn geweest, zulk een beteekenis toe
kennen, dat men de ontreddering op het ge
bied der burgerlijke en fiscale rechtspraak
en het overleveren van de bevolking aan den
bezetter op het gebied der geheeie strafrecht
spraak daarvoor ten slotte over heeft. Maar
ïrien kan ook voor dit laatste terugdeinzen en
dit een zoodanige ramp vopr de bevolking
achten, dat daai tegen het voordeel, aan de
andere houding verbonden, niet kan op-
Wegen.
De Hooge Raad heeft, zij het vaak in
giooten tweestrijd, gemeend, dat voor hem
het volgen van den laatsten weg plicht was,
zoolang hij daardqor niet voor een gewetens
conflict zou worden gesteld. Het spreekt wel
vanzelf, dat bij het college de trouw aan de
opgedragen taak zwaar moest wegen.
De Hooge Raad heeft tijdens de bezetting
begrepen, dat deze houding, vooral bij de
geleidelijke ver schei-ping van des bezetters
optreden, niet algemeene waardeering zou
Vinden. Hij heeft toenmaals gerekend met de
mogelijkheid, dat tus^phen den Hoogen Raad
en zijn justiciabelen, ook nadat de Hooge
Raad gelegenheid zou hebben gehad zijn
standpunt tegenover de geuite eritiek toe te
lichten, een zoodanige duurzame verwijde
ring zou blijken te zijp ontstaan, dat ernstig
zou moeten worden overwogen, of niet vrij
willige terugtreding naar het oordeel van
den Hoogen Raad in verband met de grond
wettelijke bepalingen de eenige in aanmer
king komende oplossing zou zijn geboden.
Reeds in verband echter met de grievende
bejegening, welke de Raad zoowel door de
zonder eenig voorafgaand contact uitge
sproken buiten-functiestelling, als door de
Wijze van opheffing daarvan, heeft moeten
ervaren, rest het college thans niet anders
dan tot beter verstand zijner houding het
bovenstaande te uwer kennis te brengen."
De Ministerraad heeft hierop als volgt ge
antwoord
..Naar aanleiding van uw schrijven van 26
September 1.1.waarin een onderhoud tus
schen een drietal uwer leden met een dele
gatie uit den Ministerraad wordt bevestigd,
wenscht de regeering harerzijds haar stand
punt omtrent de positie van den Hoogen
Raad duidelijk te maken.
1. Bij ha ar optreden heeft de regeering
jpet betrekking tot de cassatierechtspraak
en de daarmede belaste leden van den
Hoogen Raad der Nederlanden een verwik
kelde en onbevredigende situatie aange
troffen.
Bij haar Besluit E154 van 23 December
5944, houdende vaststelling van het Nood-
besluit rechterlijke organisatie, meer speciaal
artikel 2 van dit Besluit, heeft de vorige
iregeering bepaald, dat tot een nader te be
palen tijdstip in burgerlijke zaken, in straf
zaken en in belastingzaken geen beroep in
cassatie kan worden ingesteld, ook -iet in
het belang der wet. Deze maatregel, voor
het toenmaals bevrijde gebied getroffen,
moet worden toegeschreven aan de omstan
digheid, dat de Hooge Raad sedert September
1944 in de feitelijke onmogelijkheid was ge-
braoht te functioneeren.
Anderzijds kon gereede twijfel rijzen aan
gaande de wezenlijke beteekenis van de ioor
het vorige kabinet tegen de leden van den
Hoogen Raad uit hoofde van het Zuiverings-
besduit■=■1944 getroffen maatregelen en tegen
maatregelen, welke t.a.v. de voor het leven,
d.w.z. voor 10 Mei 1940 benoemde leden van
het ooilege uiteindelijk hebben geleid tot de
formeel e opheffing van staking en schorsing,
waarbij de tijdelijke buiten werking stelling
der cassatierechtspraak werd in stand ge
houden en gelijktijdig vrijwillig heengaan
werd in overweging gegeven.
2. Vanaf het oogenblik. dat de hiei bedoelde
dezen wenk geen gevolg wenscht en te geven
en zulks op motieven, welke de regeeri.ig,
gezien al hetgeen sedert September 1944 is
voorgevallen, in hun waarde wil laten, werd
de regeer in g opnieuw gesteld voor een Hooge
Raadsprobleem in vollen omvang.
Zij heeft den plicht ook op dit teere stuk
gezonde verhoudingen te herstellen en, voo-r-
zoover het van haar kan afhangen, een rede
lijke en rechtvaardige oplossing te treffen,
waardoor het algemeen belang en in het
bijzonder de belangen van een hervatte
cassatie-rechtspraak al zoo geruimen tijd
onderbroken, worden gediend.
3. De regeering beseft daarbij ten volle de
bijzondere verantwoordelijkheid, welke met
name ten opzichte van het hoogste rechts
college en zijn voor het leven benoemde
leden op haar rust. een verantwoordelijkheid
des te grooter, waar de samenhang, die be
staat tusschen eenerzijds de positie van den
Hoogen Raad. welks leden met zuiverings-
maafregelen zijn in aanraking gebracht "en
anderzijds de van haar te verwachten voort
zetting van de- zuivering van de lagere
rechterlijke organen. niet kan worden
ontkend.
4. De regeering, daaromtrent opnieuw voor
gelicht, heeft zich, zooals tijdens het onder
houd bleek, onbevangen willen inleven in de
opvattingen. welke de Hooge Raad omtrent
zijn houding en plicht tijdens de bezetting
heeft gemeend te moeten huldigen en waarop
de Raad het door hem tot het einde der be
zetting gevoerde beleid heeft doen steunen,
Ijrwöl zij evenzeer inzicht y«n den Hoogen
Raad veronderstelde en heeft aangetroffen in
hetgeen op dit beleid in meer en minder
scherpen vorm wordt afgedongen.
Hierbij staan tegenover elkaar: eeperzij^s
het belang, gelegen in het zoo lang mogelijk
in functie blijven, teneinde de Nederland
sche rechtspraak door Ne<' rlandsche rech
ters intact te houden en de bevolking voor
een te duchten chaos op justitieel gebied tot
grooten prijs te behoeden, anderzijds het
belang gelegen in de hooge waarde voor het
moreel der bevolking, indien het hoogste
rechtscollege krachtens ziin hooge autoritei
metterdaad en ooenüjk de ziide zou hebben
gekozen van het verzet tegen de schrome
lijke verkrachting van haar hoogste rechts
goederen
5. De regeering aarzelt niet als haar stel
lige meening kenbaar te maken, dat ec.
krachtiger houding van den Haogen Raad
een kostbare bijdrage en steun zou hebben
gevormd tot het energiek verzet van het
volk tegen een zoo weergalooze kneveling
van ziin elementaire rechtsgoederen, en al
is zij bereid beide opvattingen naast elkaar
naar eigen merites te beoordeelen. toch wil
zij niet verhelen, dat de wijze, waarop de
Hooge Raad gemeend heeft de door den
Raad vooropgestelde belangen te moeten
dienen en de prijs, dien hij daarvoor meende
te moeten betalen, een sfeer hebben ge
schapen. buiten de strikt juridische vragen
om, welke bij een steeds scherper wordend
schrikbewind van den bezetter, de vertrou
wenspositie van het hoogste rechtscollege
schadelijk moest beinvloeden.
6 Van den anderen kant gevoelt de regee
ring het als rechtvaardig harerzijds onbe
wimpeld te verklaren, dat zij het in dit ge
val gevolgde beleid, bestaande in het, tegen
de voor het leven benoemde leden van den
Hoogen Raad treffen en weder intrekken van
bepaalde zui^eringsmaatregelen, niet voor
haar rekening wenscht te nemen, en begrip
heeft voor de opvatting, dat deze maatrege
len in hun collectief gevolg en op een be
hoorlijk onderzoek vooruitloopende, dat af
weging van belangen had mogelijk gemaakt,
fiebben overschreden de grens van hetgeen
ten aanzien van liet hoogste rechtscollege in
den lande onder alle omstandigheden pas
send zou zijn geweest.
Afkeuring van beleid en aantasting van
vertrouwen hadden in dit geval vastgesteld
kunnen worden ook zonder directe verden
king van ontrouw aan de zaak van het
Koninkrijk, aan het Staatshoofd en hoogst-
derzelver regeering, ook zonder de pijnlijke
veronderstelling, dat van den Hoogen Raad
in al zijn zittende leden zonder uitzondering
niet de getrouwe medewerking aan het her
stel van het vaderland zou kunnen worden
verwacht (artt. 2 en 3 Zuiveringsbesluit 1944)
7. Zooals de omstandigheden en verhou
dingen rond den Hoogen Raad zich nu een
maal ontwikkeld hebben en de regeering
heeft zich op deze feitelijke basis te stellen
bestaat bij haar niet minder bedenking tegen
het bevorderen van maatregelen, waarvoor
het vorige kabinet of zijn minister van Jus
titie a.i. blijkbaar heeft geaarzeld. Zeker zal
het van het huidige kabinet worden begre
pen, dat dit zijnerzijds de grondwettelijk ge
waarborgde onafzetbaarheid en onafhanke
lijkheid van de rechterlijke macht wenscht te
eerbiedigen als een zaak van de hoogste prin-
ctpieele beteekenis. waarvan de regeering de
consequenties voor het rechtsbestel in onzen
rechtsstaat in allen deele overziet. De regee
ring onthoude zich van aantasting van dit
goed en zulks te stelliger ten aanzien van
rechterlijke organen als zoodanig. Dat niet
temin aanzien en gezag van onzé rechterlijke
macht ejschen, dat onder de huidige omstan
digheden in ontwijfelbare, tot het rechtsge
voel van een ieder sprekende individueele
gevallen afwijkingen van deze principieele
gedragslijn geboden en gerechtvaardigd zijn.
zij tezelfder tijd met nadruk vastgesteld.
Intusschen vertrouwt de regeering in een
afzonderlijk besluit nopens de zuivering van
de met rechtspraak belaste leden van de
rechterlijke macht daartoe een procedure te
kunnen aanwijzen, welke aan vorenbedoeld
beginsel zoomin mogelijk tekort doet.
8. In het bovenstaande heeft de reeeering
in volle openheid en onbevangenheid haar
zienswijze en oordeel omtrent het Hooge
Raadsprobleem bepaald. In het besef van de
wel door niemand ontkende en onderschatte
moeilijkheid om een uitweg uit de gerezen
situatie aan te wijzen, acht zij zich niet ver
antwoord den toestand, waaronder de Neder-
landsche rechtsbedeeling van cassatie-recht
spraak feitelijk is verstoken, nog langer te
bestendigen. Zij is dan ook voornemens de
formeele belemmering, die thans volgens het
K.B. van 23 December 1944 aan de cassatie
rechtspraak in den weg staat, zoo spoedig
mogelijk uit den weg te ruimen. Daarnaast
wenscht zij de vervulling van de bestaande
vacatures in den Hoogen Raad niet aan de
normale, in de grondwet aangewezen proce
dure te onttrekken, waarna de voorziening
in het presidium zal worden bevorderd."
Rtgeerlng moet eontrfile niet
schuwen
(Van oneen parlementaire** redacteur),
'n Merkwaardige dag, gisteren in de Twee
de Kamer,
Nog eritiek in allerlei toonaard. Zeer
scherpe bij monde van den heer R u y s de
Beerenbrouck (R.K.) geheel in de llin
van den heer Schouten van den vorigen
dug en van den heer De Wilde, die Item
in een met warmte voorgedtagen en sterk
geadstrueerd betoog was voorafgegaan
om at te rekenen met hel bij Kon. Besluit
beperken van de bevoegdheden van de Sta-
ten-Generaal. Staatsrechtelijk zal minister
Beel daaraan een heele kluif hebben vanmid
dag. Ook omdat de ministerieele verant
woordelijkheid voor het buitenwettelijk ee
leid op zoo scherpe en -klemmende wijz.e
werd in het lioht gesteld. Deze bewindsman
had toch al geen prettigen middag. Want de
hoer Donker (S.D.) was den middag be
gonnen met een rede. waarin hij de Londen-
sche voorgeschiedenis van het onderhavige
wetsontwerp vertelde, voor zoover deze hem
bekend was. Het kabinet-Gerbrandy is ge-
ruimen tijd geïnfecteerd geweest met semi-
fascistisohe stroomingen, welke culmineer
den in hoogst bedenkelijke plannen met
alle vertegenwoordigende colleges In ons
land. Men droomde van ten deele benoemde
lichamen met zeer ingeperkte bevoegdheden
en daar tegenover een sterke uit
breiding van de bevoegdheden van
Cle Kroon en het uitvoerend gezag. In
deze sfeer is eigenlijk het tegenwoordige
wetsontwerp geboren al is het Kon. Besluit
dat dit alles bevatte, nimmer afgekondigd.
Ook in het Zuiden van ons land heerschten
soortgelijke denkbeelden en in het bijzonder
het laatste kabinet-Gerbvandy was beslist
anti-democratisch. Het was de tegenwoordige
minister van Binnenlandsche Zaken, de heer
Beel, die te Eindhoven een adres van de
omschreven bedenkelijke strekking verde
digde en onderteekende en aan de Regee-
ring verzond. Vlak voor de bevrijding be
dreigde ons in dit opzicht groot gevaar. Van
deze zelfde sfeer is in het wetsontwerp en
zijn geschiedenis nog allerlei terug te vin
den in toelichting en een interview van
den minister in Augustus in de Maasbode.
De heer Beel zal, dunkt ons. heel wat zeep
en schuurpapier noodig hebben om zich *an
deze besehuldigingen te zuiveren. Voorzich
tigheidshalve laten we het hierbij.
Voor het lidmaatschap van de Voorloopige
Staten Generaal wilde de heer E f t e n d i
(Comm.) ook Indonesiërs in aanmerking zien
gebracht. Overigens aanvaardde hij het wets
ontwerp. gelijk ook de heeren Bach (R.K.)
en v. Maarseveen (R.K.) en Zandt
(S.G.P.), die bijzondere aandacht schonk aan
aanvulling uit de oude lijsten, de zuivering
en, opdat de democratie niet tot tirannie zou
worden, aan het lot der kleine partijen.
Gaarne zouden we wat breeder nog stil
staan bij de rede van Mr. de Wilde. Hij
had het oor der Kamer toen hij betoogde, dat
een Nederlandsche minister niet ongecontro
leerd moet willen regeeren. Dit euvel is on
middellijk te herstellen als de regeering wil.
Zij moet ook haar handelen niet laten be
palen door politieke motieven, die met de
zaak niets te maken hebben. Inzonderheid
minister Beel, die blijkens ziin Brabantsch
manifest het oude politieke partijwezen wilde
breken. Als persoon mag hij daarnaar stre
ven, maar als minister is zijn taak Grondwet
en wet uitvoeren. Alle willekeur moet wor
den voorkomen. En vooral in een tijd van
ellende als dien van thans, waarin velen
slechts in hun geloof kracht en vastheid
vinden om in den bajert van ellende het
hoofd omhoog te houden.
De groote staatsrechthoogleeraar Buys heeft
Groen van Prinsterer, met wlen hij overigens
wel eenige verschillen had. eens de eer ge-
- .geven te zijn de groote kampioen voor het
4eo«n^van den Hoogen Raad aan de regee- parlementaire stelsel. Dat we daaraan moes
hebben kenbaar gemaakt, dat ztj aan ten denken, kan niet verwonderen na de komen.
welsprekende vertoogen van de heeren
Schouten en de Wilde, die het als geestes
kinderen van den grooten historicus-politi
cus, met kleur en verve principieel hebben
opgenomen voor de ongerepte handhaving
van de positie van het parlement en de eer
biediging van Grondwet en wet in het be
lang der burgerij, die er recht op heeft, dat
het staatsstuk, waarin de verhouding tusschen
Kroon, overheid en volk belichaamd is. ge
ëerbiedigd wordt en dat haar voornaamste
bescherming niet gebreideld en machteloos
gemaakt wordt.
Want wat gebeurde er op dezen merk-
waardlgen dag? In den loop van den middag
werd een nota van wijzigingen der regee
ring rondgedeeld, welke de inleiding bleken
tot een wijziging van het nu welhaast be
ruchte Kon. besluit van 2 Aug. 1945 De be
doeling is het mogelijk te maken de tijde
lijke Staten-Generaal mede te betrekken In
het overleg in zake daarvoor in aanmerking
komende onderwerpeen van zeer urgenten
aard. Altijd weer subjectivisme! In verband
hiermede is het noodzakelijk den zittings
duur van de tijdelijke St.-Generaal te ver
lengen. Ook zal een regeling worden getrof
fen voor de benoemingscommissie als de
Nat. Adviescommissie na de totstandkoming
van de voorloopige St.-Generaal zich zal
ontbinden.
Deze amendementen en toezeggingen vorm
den het preludium op de rede van minister
Schermerhor n. die nog aan het woord
kwam om in het algemeen het standpunt
van het kabinet te verdedigen. Het was een
rustige, goed voorgelezen rede. welke ook in
stylistisch opzicht wel kon worden gewaar
deerd. Het kabinet was niet doof gebleven
voor de hartekreten van de heeren Schouten
en de Wilde. De botsing met den heer Schou
teen noemde hij een bijna pijnlijk conflict.
Want ziin opponent was een erkend leider
van de jeugd en van het verzet. Een harts
tochtelijk beroep werd op hem en de zijnen
gedaan om de regeering te volgen. Zij had
het onderwerp bezien üit den gezichtshoek
der verzetsbeweging en kon daarom niet de
rechtlijnige beschouwingen van den heeren
Schouten en de Wilde volgen. Deze beweging
voelde zich een tijd lang de eenige en recht
vaardige vertegenwoordiging des volks en
wil niet afgescheept worden met het onder
eind van de Kisten van 1937 bij de aanvul
ling der St.-Generaal.
De regeering heeft synthese gezocht en
bereikte die in het wetsontwerp. De ontwik
keling der omstandigheden geeft de i*egeering
echter vrijmoedigheid de wijzigingen aan te
brengen, weltke zij aankondigde De volgende
week kunnen we don reeds over Indië spre
ken. Wij beoogen. aldus de minister, uitein
delijk hetzelfde als de beide heeren: een
volksleven op de basis van recht en gerech
tigheid. Al wil de regeering geen Invloed uit
oefenen op de vormgeving van het politieke
leven, met de verschijnselen, die zich voor
doen. wil zij wel rekenen.
We apprecieeren de tegemoetkomendheid
van de regeering. maar betreuren, dat zij
niet wil Inzien, dat staatsrechtelijk haar hou
ding eigenlijk onverdedigbaar is Dat had zij
kunnen doen met behoud van haar opportu
nistisch standpunt, dat we kunnen begrijpen,
maar niel deelen, Vanwaar stamt de sug
gestie van de verzetebeweging? Met erkenning
van al haar verdienstelijkheden zouden we
de wel eens gehoorde vraag willen overbren
gen: is hier ook niet een beetje auto-sug
gestie aanwezig? Hoe dit zij. de sterke argu
menten hebben in ieder geval indruk gemaakt,
al gelooven we niet dat de Ingediende anti-
rev. amendementen er door zullen verdwij
nen: het regeeren met besluiten duurt voort
en de linkerzijde blijft er zich bil neerleggen.
Omdat zij in wezen met een linksch kabinet
te doen heeft? We hadden de heeren wel
eens willen hooren als de signatuur van het
kabinet een andere was geweest. We herin
neren ons nog wel hoe snel men soms met
Grondwetschennis klaar stond. Dan werden
de kleuren op het palet roetzwart.
Vandaag zal minister Beel aan het woord
Droogmaking Wieringermeer
vordert snel
Vruchtbaarheid van den bodem heeft
weinig geleden
Op een persconferentie heeft Dr. Ir. Z. V.
v. d. Meer, alg. coram, voor cLen wederopbouw
medegedeeld, dat de datum van droogvallen,
van de Wieringermeer, die bepaald was op
20 December, waarschijnlijk eenige weken,
vroeger zal zijn. Wanneer de 11 reeds aange
komen Amerikaansche pompen ook' in ge
bruik zijn zal het water met 6000 m3 per
minuut vei minderen. Omdat vrijwel alleen
zoet water in den. polder is geloopen, ?ai
de vruchtbaarheid van den bodem niet veel
hebben geleden.
NED. CHR. GRAFISCHE BOND
In een te Amsterdam onder leiding van
den heer J. Hofman gehouden vergader;ng
van den Ned. Chr. Grafischen Bond is af
scheid genomen van den bondspenningmees-
ter, den heer H. A. van Ineen Schenau, die
vordt opgevolgd door den neer W. Nooma.i
Azn., te Alphen a.d. Rijn. De voorgestelde
statutenwijziging werd aangenomen, terwijl
de vergadering bekrachtigde de aanstelling
van den nieuwen bondssecretaris, den heer
Jon. A. Conjong.
Betaal op dezelfde wijze
als voorheen
En verlang geen contanten als gireeren
normaal was.
Er is zoowel bij het publiek als bij de win
keliers een abnormale voorkeur voor con
tant geld', waardoor het betalingsverkeer
zeer wordt bemoeilijkt. Van hen. die steeds
hun huur, e.d. in contanten betaalden, word!
verwacht, dat zij dit ook thans zullen doen,
terwijl anderzijds een winkelier, die altijd
overschrijvingen accepteerde, nu niet mug
weigeren zijn waren af te leveren, als hem
geen betaling in contanten wordt beloofd.
Alle onredelijke afwijking van bestaande be-
talingsgewoonten wordt geacht te zijn een
saboteeren der geldsaneeiingsmaai regelen.
Schuldigen kunnen worden opgegeven aan
cle afd. Geldwezen van het Ministerie van
Financiën, Kneuterdijk 22, Den Haag. met
vermelding op de enveloppe: „Afwijking be
taling «gewoon ten".
De Nederlandsche Bank
Toekomstige positie wordt onderzocht.
Er i6 een Kon. besluit afgekondigd waar
bij de nat. soc. wijziging der Bankwet onder
Rost v. Tonningen ongedaan is gemaakt en
de oude verhouding is hersteld met enkele
aanvullende bevoegdheden voor de Regee
ring. Het zijn er in hoofdzaak vier.
Ter coördinatie van de monetaire en
financieele politiek kan de minister van
Financiën de directie der Bank aanwijzin
gen geven. Voorts wordt een Bankraad in
gesteld met den Koninklijken commissaris
als voorzitter en 8 leden uit bedrijfsleven en
wetenschap. De minister van Financiën moet'
in den vervolge de benoeming van directeu
ren goedkeuren. Ten slotte wordt een com
missie benoemd om te advi6eeren inzake den
overgang der bank van particulieren en
publiekrechtelijken of semi-publiekrechtelij-
ken eigendom.
Omtrent de definitieve positie van de Bank
zullen uiteindelijk de Staten-Generaal be
slissen.
Het Bankoctrooi is opgezegd ten einde de
positie als circulatiebank na 1 Jan. 1946 te
kunnen herzien.
De werkkring van de bank is uitgebreid
met de bevoegdheid tot aan- en verkoop van
overheidspapier ook van derden, waarmede
een openmarkt politiek ter versteviging van
den rentestand kan worden gevoerd.
De door den bezetter benoemde leden der
directie, zijn thans formeel uit hun functie
ontzet met verlies van alle financieele aan
spraken.
De president en de secretaris worden ge
acht met ingang van 7 Mei 1945, wieder in
functie te zijn getreden. De eerstgenoemde,
mr Trip, die den wensch heeft te kennen
gegeven zijri functie neer te leggen, heeft
zich desgevraagd bereid verklaard zijn ambt
te blijven bekleeden, tot de regeering het
tijdstip gekomen acht om aan zijn verzoek
te. voldoen.
DEBLOKKEERINGSMAATREGELEN
Binnenkort wordt door de Ned. Bank
een deblokkeeringsregeling getroffen voor
hen. die van hun kapitaal plegen te leven,
van welke regeling ook gepensioneerden ge
bruik kunnen maken.
Ook particulieren kunnen voortaan hun
teJceden op geblokkeerde rekeningen, ont
staan door de aflossing van schatkistpapter.
herbeleggen in geblokkeerd schatkistpapier.
Het koopen van schatkistpapier blijft t.m.
16 Oct. mogelijk.
De f 10.000 grens voor girale rekeningen
is voor het bedrijfsleven opgeheven.
Oude postwissels van minder dan f 50,
welke voor 26 Sept. werden uitgeschreven,
woröen in contant nieuw geld uitbetaald.
Bedrijven met ongebruikte volmachten
kunnen ook een bijzondere vergunning tot
öfcblokkeering van max. f 300 verkrijgen,
Door den grooten toeloop bij het afha
len van nieuw geld op de geldkaart zijn üe
pos tinrichtingen ook de volgende week
geopend.
Geoensionneerden. wier pensioen niet
maandelijks wordt uitbetaald, kunnen tha.is
bij hun bankrelatie maximum f 100 per
week opnemen.
De Ned. Bank heeft aan de banken
een algemeene vergunning verleend tot het
uitkeeren in Ned. betaalmiddelen aan be
woners van ziekenhuizen, sanatoria, e.d. van
de tegenwaarde van gedurende 12 Sept t/m
2 Oct. 1945 bij de banken t.b.v. genoemde
bewoners gestorte bank- en muntbiljetten,
tegen overlegging van de geldkaart.
PROF. DR. H. TH. COLENBRANDER t
In den ouderdom van ruim 73 jaren is te
Leiden na een korte ongesteldheid overleden
Prof. Dr. H. Th. Colenbrander, oud-hoog-
leeraar in de Vaderl. Geschiedenis aan de
R. U. te Leiden. De overledene was een ge
leerde van groot formaat en van zijn hand
zagen tal van boekwerken het licht.
NIEUWS UIT INDIË
Bij de Gen. deputaten van- de Soemba-
ze.oaing der Geref. kerken is bericht binnen
gekomen, dat dr. J. Berg, ds. W. van Dijk,
ds. Luyendijk, dr. L. Onvlee dr. H. Ber
genia en de heer Krijger in leven zijn.
Van dr. J. G. Wisse, hoofd van de T.B.C.-
bestriiding in Indië, die een zoon is van prof.
G. Wisse te Middelburg, kwam eveneens be
richt binnen, dat hij in goeden welstand
verkeert.
UITREIKING BONNEN VOOR WERK
SCHOENEN.
De distributiediensten zullen deze maand
op nader bekend te maken dagen bonne*
voor beroeps- en werkschoenen uitreik**.