Ons hoogste rechtscollege heeft gefaald Kamer brengt min. Beel in moeilijk parket NIEUWE LEIDSCHE COURANT DONDERDAG 11 OCTOBER 19M Regeering laakt houding van den Hoogen Raad NajW wij van regeeringswege vernemer, heeft de Hooge Raad der Nederlanden 'ch met het volgende schrijven tot den, Raad van Ministers gewend: ,,ïn aansluiting aan het onderhoud, hetwelk eten drietal van zijn leden met een deleg-itie uit den ministerraad mocht hebben, bevestigt de Hooge Raad gaarne de daarbij van zijn zijde gegeven verzekering, dat hoezeer hij fne.ent gedurende de bezetting te hebben ge handeld zooals dat mede overeenkomstig de door de regeering achtergelaten en tijdens de bezetting in Mei 1943 nog bekrachtigde aanwijzingen het meest in 's lands belang moest worden geacht, hij alleszins begrip heeft voor de bezwaren, die tegen de ge volgde gedragslijn worden gevoeld. Wanneer men nevenstaande beschouwin gen leest kan men slechts met weemoed terugdenken aan den tijd, toen wijlen Mr L. E. Visser de eer van ons hoogste rechtscollege zoo onverschrokken hoog hield. Gedurende de bezetting zag de Hooge Raad kich telkenmale gesteld voor de moeilijke vraag, of hij zou moeten heengaan hetgeen ook een heengaan van het overgroote deel Vfan de overige rechterlijke macht ten gevolge zou hebben dan wel zoolang mogelijk in Junctie behoorde te blijven, ten einde de Nederland-sche rechtspraak intact te houden. Moest de Hooge Raad qoor het werk neer te leggen of een openlijk scherp protest tegen het door den bezetter bedreven ornepht te doen hooien, zich metterdaad en openlijk f eilen aan de zijde van het verzet, pf moaat ij het belang der bevolking bij een recht spraak door Nederlandse he rechters an bij een uitblijven van den chaos op justitieel gebied ten slotte hooger waaideeiep en. hoe zwaar d'öt ook zou vallen, op zijn post olijven pn zich onthouden van openlijk protest, dat naar zijn oordeel slechts eenmaal tot uiting Zou komen, immers door den bezetter met ontslag zou zijn beantwoord of met andere maatregelen, waarop van de zijde van den Hoogen Raad slechts heengaan ?ou passen? Beide standpunten berusten op respectabele jnotieven. Men kan aan den openlijken steun Van het hoogste rechtscollege aan het verzet. Van hoedanigen steun de waarde voor het moreel van de bevolking niet te miskennen zou zijn geweest, zulk een beteekenis toe kennen, dat men de ontreddering op het ge bied der burgerlijke en fiscale rechtspraak en het overleveren van de bevolking aan den bezetter op het gebied der geheeie strafrecht spraak daarvoor ten slotte over heeft. Maar ïrien kan ook voor dit laatste terugdeinzen en dit een zoodanige ramp vopr de bevolking achten, dat daai tegen het voordeel, aan de andere houding verbonden, niet kan op- Wegen. De Hooge Raad heeft, zij het vaak in giooten tweestrijd, gemeend, dat voor hem het volgen van den laatsten weg plicht was, zoolang hij daardqor niet voor een gewetens conflict zou worden gesteld. Het spreekt wel vanzelf, dat bij het college de trouw aan de opgedragen taak zwaar moest wegen. De Hooge Raad heeft tijdens de bezetting begrepen, dat deze houding, vooral bij de geleidelijke ver schei-ping van des bezetters optreden, niet algemeene waardeering zou Vinden. Hij heeft toenmaals gerekend met de mogelijkheid, dat tus^phen den Hoogen Raad en zijn justiciabelen, ook nadat de Hooge Raad gelegenheid zou hebben gehad zijn standpunt tegenover de geuite eritiek toe te lichten, een zoodanige duurzame verwijde ring zou blijken te zijp ontstaan, dat ernstig zou moeten worden overwogen, of niet vrij willige terugtreding naar het oordeel van den Hoogen Raad in verband met de grond wettelijke bepalingen de eenige in aanmer king komende oplossing zou zijn geboden. Reeds in verband echter met de grievende bejegening, welke de Raad zoowel door de zonder eenig voorafgaand contact uitge sproken buiten-functiestelling, als door de Wijze van opheffing daarvan, heeft moeten ervaren, rest het college thans niet anders dan tot beter verstand zijner houding het bovenstaande te uwer kennis te brengen." De Ministerraad heeft hierop als volgt ge antwoord ..Naar aanleiding van uw schrijven van 26 September 1.1.waarin een onderhoud tus schen een drietal uwer leden met een dele gatie uit den Ministerraad wordt bevestigd, wenscht de regeering harerzijds haar stand punt omtrent de positie van den Hoogen Raad duidelijk te maken. 1. Bij ha ar optreden heeft de regeering jpet betrekking tot de cassatierechtspraak en de daarmede belaste leden van den Hoogen Raad der Nederlanden een verwik kelde en onbevredigende situatie aange troffen. Bij haar Besluit E154 van 23 December 5944, houdende vaststelling van het Nood- besluit rechterlijke organisatie, meer speciaal artikel 2 van dit Besluit, heeft de vorige iregeering bepaald, dat tot een nader te be palen tijdstip in burgerlijke zaken, in straf zaken en in belastingzaken geen beroep in cassatie kan worden ingesteld, ook -iet in het belang der wet. Deze maatregel, voor het toenmaals bevrijde gebied getroffen, moet worden toegeschreven aan de omstan digheid, dat de Hooge Raad sedert September 1944 in de feitelijke onmogelijkheid was ge- braoht te functioneeren. Anderzijds kon gereede twijfel rijzen aan gaande de wezenlijke beteekenis van de ioor het vorige kabinet tegen de leden van den Hoogen Raad uit hoofde van het Zuiverings- besduit■=■1944 getroffen maatregelen en tegen maatregelen, welke t.a.v. de voor het leven, d.w.z. voor 10 Mei 1940 benoemde leden van het ooilege uiteindelijk hebben geleid tot de formeel e opheffing van staking en schorsing, waarbij de tijdelijke buiten werking stelling der cassatierechtspraak werd in stand ge houden en gelijktijdig vrijwillig heengaan werd in overweging gegeven. 2. Vanaf het oogenblik. dat de hiei bedoelde dezen wenk geen gevolg wenscht en te geven en zulks op motieven, welke de regeeri.ig, gezien al hetgeen sedert September 1944 is voorgevallen, in hun waarde wil laten, werd de regeer in g opnieuw gesteld voor een Hooge Raadsprobleem in vollen omvang. Zij heeft den plicht ook op dit teere stuk gezonde verhoudingen te herstellen en, voo-r- zoover het van haar kan afhangen, een rede lijke en rechtvaardige oplossing te treffen, waardoor het algemeen belang en in het bijzonder de belangen van een hervatte cassatie-rechtspraak al zoo geruimen tijd onderbroken, worden gediend. 3. De regeering beseft daarbij ten volle de bijzondere verantwoordelijkheid, welke met name ten opzichte van het hoogste rechts college en zijn voor het leven benoemde leden op haar rust. een verantwoordelijkheid des te grooter, waar de samenhang, die be staat tusschen eenerzijds de positie van den Hoogen Raad. welks leden met zuiverings- maafregelen zijn in aanraking gebracht "en anderzijds de van haar te verwachten voort zetting van de- zuivering van de lagere rechterlijke organen. niet kan worden ontkend. 4. De regeering, daaromtrent opnieuw voor gelicht, heeft zich, zooals tijdens het onder houd bleek, onbevangen willen inleven in de opvattingen. welke de Hooge Raad omtrent zijn houding en plicht tijdens de bezetting heeft gemeend te moeten huldigen en waarop de Raad het door hem tot het einde der be zetting gevoerde beleid heeft doen steunen, Ijrwöl zij evenzeer inzicht y«n den Hoogen Raad veronderstelde en heeft aangetroffen in hetgeen op dit beleid in meer en minder scherpen vorm wordt afgedongen. Hierbij staan tegenover elkaar: eeperzij^s het belang, gelegen in het zoo lang mogelijk in functie blijven, teneinde de Nederland sche rechtspraak door Ne<' rlandsche rech ters intact te houden en de bevolking voor een te duchten chaos op justitieel gebied tot grooten prijs te behoeden, anderzijds het belang gelegen in de hooge waarde voor het moreel der bevolking, indien het hoogste rechtscollege krachtens ziin hooge autoritei metterdaad en ooenüjk de ziide zou hebben gekozen van het verzet tegen de schrome lijke verkrachting van haar hoogste rechts goederen 5. De regeering aarzelt niet als haar stel lige meening kenbaar te maken, dat ec. krachtiger houding van den Haogen Raad een kostbare bijdrage en steun zou hebben gevormd tot het energiek verzet van het volk tegen een zoo weergalooze kneveling van ziin elementaire rechtsgoederen, en al is zij bereid beide opvattingen naast elkaar naar eigen merites te beoordeelen. toch wil zij niet verhelen, dat de wijze, waarop de Hooge Raad gemeend heeft de door den Raad vooropgestelde belangen te moeten dienen en de prijs, dien hij daarvoor meende te moeten betalen, een sfeer hebben ge schapen. buiten de strikt juridische vragen om, welke bij een steeds scherper wordend schrikbewind van den bezetter, de vertrou wenspositie van het hoogste rechtscollege schadelijk moest beinvloeden. 6 Van den anderen kant gevoelt de regee ring het als rechtvaardig harerzijds onbe wimpeld te verklaren, dat zij het in dit ge val gevolgde beleid, bestaande in het, tegen de voor het leven benoemde leden van den Hoogen Raad treffen en weder intrekken van bepaalde zui^eringsmaatregelen, niet voor haar rekening wenscht te nemen, en begrip heeft voor de opvatting, dat deze maatrege len in hun collectief gevolg en op een be hoorlijk onderzoek vooruitloopende, dat af weging van belangen had mogelijk gemaakt, fiebben overschreden de grens van hetgeen ten aanzien van liet hoogste rechtscollege in den lande onder alle omstandigheden pas send zou zijn geweest. Afkeuring van beleid en aantasting van vertrouwen hadden in dit geval vastgesteld kunnen worden ook zonder directe verden king van ontrouw aan de zaak van het Koninkrijk, aan het Staatshoofd en hoogst- derzelver regeering, ook zonder de pijnlijke veronderstelling, dat van den Hoogen Raad in al zijn zittende leden zonder uitzondering niet de getrouwe medewerking aan het her stel van het vaderland zou kunnen worden verwacht (artt. 2 en 3 Zuiveringsbesluit 1944) 7. Zooals de omstandigheden en verhou dingen rond den Hoogen Raad zich nu een maal ontwikkeld hebben en de regeering heeft zich op deze feitelijke basis te stellen bestaat bij haar niet minder bedenking tegen het bevorderen van maatregelen, waarvoor het vorige kabinet of zijn minister van Jus titie a.i. blijkbaar heeft geaarzeld. Zeker zal het van het huidige kabinet worden begre pen, dat dit zijnerzijds de grondwettelijk ge waarborgde onafzetbaarheid en onafhanke lijkheid van de rechterlijke macht wenscht te eerbiedigen als een zaak van de hoogste prin- ctpieele beteekenis. waarvan de regeering de consequenties voor het rechtsbestel in onzen rechtsstaat in allen deele overziet. De regee ring onthoude zich van aantasting van dit goed en zulks te stelliger ten aanzien van rechterlijke organen als zoodanig. Dat niet temin aanzien en gezag van onzé rechterlijke macht ejschen, dat onder de huidige omstan digheden in ontwijfelbare, tot het rechtsge voel van een ieder sprekende individueele gevallen afwijkingen van deze principieele gedragslijn geboden en gerechtvaardigd zijn. zij tezelfder tijd met nadruk vastgesteld. Intusschen vertrouwt de regeering in een afzonderlijk besluit nopens de zuivering van de met rechtspraak belaste leden van de rechterlijke macht daartoe een procedure te kunnen aanwijzen, welke aan vorenbedoeld beginsel zoomin mogelijk tekort doet. 8. In het bovenstaande heeft de reeeering in volle openheid en onbevangenheid haar zienswijze en oordeel omtrent het Hooge Raadsprobleem bepaald. In het besef van de wel door niemand ontkende en onderschatte moeilijkheid om een uitweg uit de gerezen situatie aan te wijzen, acht zij zich niet ver antwoord den toestand, waaronder de Neder- landsche rechtsbedeeling van cassatie-recht spraak feitelijk is verstoken, nog langer te bestendigen. Zij is dan ook voornemens de formeele belemmering, die thans volgens het K.B. van 23 December 1944 aan de cassatie rechtspraak in den weg staat, zoo spoedig mogelijk uit den weg te ruimen. Daarnaast wenscht zij de vervulling van de bestaande vacatures in den Hoogen Raad niet aan de normale, in de grondwet aangewezen proce dure te onttrekken, waarna de voorziening in het presidium zal worden bevorderd." Rtgeerlng moet eontrfile niet schuwen (Van oneen parlementaire** redacteur), 'n Merkwaardige dag, gisteren in de Twee de Kamer, Nog eritiek in allerlei toonaard. Zeer scherpe bij monde van den heer R u y s de Beerenbrouck (R.K.) geheel in de llin van den heer Schouten van den vorigen dug en van den heer De Wilde, die Item in een met warmte voorgedtagen en sterk geadstrueerd betoog was voorafgegaan om at te rekenen met hel bij Kon. Besluit beperken van de bevoegdheden van de Sta- ten-Generaal. Staatsrechtelijk zal minister Beel daaraan een heele kluif hebben vanmid dag. Ook omdat de ministerieele verant woordelijkheid voor het buitenwettelijk ee leid op zoo scherpe en -klemmende wijz.e werd in het lioht gesteld. Deze bewindsman had toch al geen prettigen middag. Want de hoer Donker (S.D.) was den middag be gonnen met een rede. waarin hij de Londen- sche voorgeschiedenis van het onderhavige wetsontwerp vertelde, voor zoover deze hem bekend was. Het kabinet-Gerbrandy is ge- ruimen tijd geïnfecteerd geweest met semi- fascistisohe stroomingen, welke culmineer den in hoogst bedenkelijke plannen met alle vertegenwoordigende colleges In ons land. Men droomde van ten deele benoemde lichamen met zeer ingeperkte bevoegdheden en daar tegenover een sterke uit breiding van de bevoegdheden van Cle Kroon en het uitvoerend gezag. In deze sfeer is eigenlijk het tegenwoordige wetsontwerp geboren al is het Kon. Besluit dat dit alles bevatte, nimmer afgekondigd. Ook in het Zuiden van ons land heerschten soortgelijke denkbeelden en in het bijzonder het laatste kabinet-Gerbvandy was beslist anti-democratisch. Het was de tegenwoordige minister van Binnenlandsche Zaken, de heer Beel, die te Eindhoven een adres van de omschreven bedenkelijke strekking verde digde en onderteekende en aan de Regee- ring verzond. Vlak voor de bevrijding be dreigde ons in dit opzicht groot gevaar. Van deze zelfde sfeer is in het wetsontwerp en zijn geschiedenis nog allerlei terug te vin den in toelichting en een interview van den minister in Augustus in de Maasbode. De heer Beel zal, dunkt ons. heel wat zeep en schuurpapier noodig hebben om zich *an deze besehuldigingen te zuiveren. Voorzich tigheidshalve laten we het hierbij. Voor het lidmaatschap van de Voorloopige Staten Generaal wilde de heer E f t e n d i (Comm.) ook Indonesiërs in aanmerking zien gebracht. Overigens aanvaardde hij het wets ontwerp. gelijk ook de heeren Bach (R.K.) en v. Maarseveen (R.K.) en Zandt (S.G.P.), die bijzondere aandacht schonk aan aanvulling uit de oude lijsten, de zuivering en, opdat de democratie niet tot tirannie zou worden, aan het lot der kleine partijen. Gaarne zouden we wat breeder nog stil staan bij de rede van Mr. de Wilde. Hij had het oor der Kamer toen hij betoogde, dat een Nederlandsche minister niet ongecontro leerd moet willen regeeren. Dit euvel is on middellijk te herstellen als de regeering wil. Zij moet ook haar handelen niet laten be palen door politieke motieven, die met de zaak niets te maken hebben. Inzonderheid minister Beel, die blijkens ziin Brabantsch manifest het oude politieke partijwezen wilde breken. Als persoon mag hij daarnaar stre ven, maar als minister is zijn taak Grondwet en wet uitvoeren. Alle willekeur moet wor den voorkomen. En vooral in een tijd van ellende als dien van thans, waarin velen slechts in hun geloof kracht en vastheid vinden om in den bajert van ellende het hoofd omhoog te houden. De groote staatsrechthoogleeraar Buys heeft Groen van Prinsterer, met wlen hij overigens wel eenige verschillen had. eens de eer ge- - .geven te zijn de groote kampioen voor het 4eo«n^van den Hoogen Raad aan de regee- parlementaire stelsel. Dat we daaraan moes hebben kenbaar gemaakt, dat ztj aan ten denken, kan niet verwonderen na de komen. welsprekende vertoogen van de heeren Schouten en de Wilde, die het als geestes kinderen van den grooten historicus-politi cus, met kleur en verve principieel hebben opgenomen voor de ongerepte handhaving van de positie van het parlement en de eer biediging van Grondwet en wet in het be lang der burgerij, die er recht op heeft, dat het staatsstuk, waarin de verhouding tusschen Kroon, overheid en volk belichaamd is. ge ëerbiedigd wordt en dat haar voornaamste bescherming niet gebreideld en machteloos gemaakt wordt. Want wat gebeurde er op dezen merk- waardlgen dag? In den loop van den middag werd een nota van wijzigingen der regee ring rondgedeeld, welke de inleiding bleken tot een wijziging van het nu welhaast be ruchte Kon. besluit van 2 Aug. 1945 De be doeling is het mogelijk te maken de tijde lijke Staten-Generaal mede te betrekken In het overleg in zake daarvoor in aanmerking komende onderwerpeen van zeer urgenten aard. Altijd weer subjectivisme! In verband hiermede is het noodzakelijk den zittings duur van de tijdelijke St.-Generaal te ver lengen. Ook zal een regeling worden getrof fen voor de benoemingscommissie als de Nat. Adviescommissie na de totstandkoming van de voorloopige St.-Generaal zich zal ontbinden. Deze amendementen en toezeggingen vorm den het preludium op de rede van minister Schermerhor n. die nog aan het woord kwam om in het algemeen het standpunt van het kabinet te verdedigen. Het was een rustige, goed voorgelezen rede. welke ook in stylistisch opzicht wel kon worden gewaar deerd. Het kabinet was niet doof gebleven voor de hartekreten van de heeren Schouten en de Wilde. De botsing met den heer Schou teen noemde hij een bijna pijnlijk conflict. Want ziin opponent was een erkend leider van de jeugd en van het verzet. Een harts tochtelijk beroep werd op hem en de zijnen gedaan om de regeering te volgen. Zij had het onderwerp bezien üit den gezichtshoek der verzetsbeweging en kon daarom niet de rechtlijnige beschouwingen van den heeren Schouten en de Wilde volgen. Deze beweging voelde zich een tijd lang de eenige en recht vaardige vertegenwoordiging des volks en wil niet afgescheept worden met het onder eind van de Kisten van 1937 bij de aanvul ling der St.-Generaal. De regeering heeft synthese gezocht en bereikte die in het wetsontwerp. De ontwik keling der omstandigheden geeft de i*egeering echter vrijmoedigheid de wijzigingen aan te brengen, weltke zij aankondigde De volgende week kunnen we don reeds over Indië spre ken. Wij beoogen. aldus de minister, uitein delijk hetzelfde als de beide heeren: een volksleven op de basis van recht en gerech tigheid. Al wil de regeering geen Invloed uit oefenen op de vormgeving van het politieke leven, met de verschijnselen, die zich voor doen. wil zij wel rekenen. We apprecieeren de tegemoetkomendheid van de regeering. maar betreuren, dat zij niet wil Inzien, dat staatsrechtelijk haar hou ding eigenlijk onverdedigbaar is Dat had zij kunnen doen met behoud van haar opportu nistisch standpunt, dat we kunnen begrijpen, maar niel deelen, Vanwaar stamt de sug gestie van de verzetebeweging? Met erkenning van al haar verdienstelijkheden zouden we de wel eens gehoorde vraag willen overbren gen: is hier ook niet een beetje auto-sug gestie aanwezig? Hoe dit zij. de sterke argu menten hebben in ieder geval indruk gemaakt, al gelooven we niet dat de Ingediende anti- rev. amendementen er door zullen verdwij nen: het regeeren met besluiten duurt voort en de linkerzijde blijft er zich bil neerleggen. Omdat zij in wezen met een linksch kabinet te doen heeft? We hadden de heeren wel eens willen hooren als de signatuur van het kabinet een andere was geweest. We herin neren ons nog wel hoe snel men soms met Grondwetschennis klaar stond. Dan werden de kleuren op het palet roetzwart. Vandaag zal minister Beel aan het woord Droogmaking Wieringermeer vordert snel Vruchtbaarheid van den bodem heeft weinig geleden Op een persconferentie heeft Dr. Ir. Z. V. v. d. Meer, alg. coram, voor cLen wederopbouw medegedeeld, dat de datum van droogvallen, van de Wieringermeer, die bepaald was op 20 December, waarschijnlijk eenige weken, vroeger zal zijn. Wanneer de 11 reeds aange komen Amerikaansche pompen ook' in ge bruik zijn zal het water met 6000 m3 per minuut vei minderen. Omdat vrijwel alleen zoet water in den. polder is geloopen, ?ai de vruchtbaarheid van den bodem niet veel hebben geleden. NED. CHR. GRAFISCHE BOND In een te Amsterdam onder leiding van den heer J. Hofman gehouden vergader;ng van den Ned. Chr. Grafischen Bond is af scheid genomen van den bondspenningmees- ter, den heer H. A. van Ineen Schenau, die vordt opgevolgd door den neer W. Nooma.i Azn., te Alphen a.d. Rijn. De voorgestelde statutenwijziging werd aangenomen, terwijl de vergadering bekrachtigde de aanstelling van den nieuwen bondssecretaris, den heer Jon. A. Conjong. Betaal op dezelfde wijze als voorheen En verlang geen contanten als gireeren normaal was. Er is zoowel bij het publiek als bij de win keliers een abnormale voorkeur voor con tant geld', waardoor het betalingsverkeer zeer wordt bemoeilijkt. Van hen. die steeds hun huur, e.d. in contanten betaalden, word! verwacht, dat zij dit ook thans zullen doen, terwijl anderzijds een winkelier, die altijd overschrijvingen accepteerde, nu niet mug weigeren zijn waren af te leveren, als hem geen betaling in contanten wordt beloofd. Alle onredelijke afwijking van bestaande be- talingsgewoonten wordt geacht te zijn een saboteeren der geldsaneeiingsmaai regelen. Schuldigen kunnen worden opgegeven aan cle afd. Geldwezen van het Ministerie van Financiën, Kneuterdijk 22, Den Haag. met vermelding op de enveloppe: „Afwijking be taling «gewoon ten". De Nederlandsche Bank Toekomstige positie wordt onderzocht. Er i6 een Kon. besluit afgekondigd waar bij de nat. soc. wijziging der Bankwet onder Rost v. Tonningen ongedaan is gemaakt en de oude verhouding is hersteld met enkele aanvullende bevoegdheden voor de Regee ring. Het zijn er in hoofdzaak vier. Ter coördinatie van de monetaire en financieele politiek kan de minister van Financiën de directie der Bank aanwijzin gen geven. Voorts wordt een Bankraad in gesteld met den Koninklijken commissaris als voorzitter en 8 leden uit bedrijfsleven en wetenschap. De minister van Financiën moet' in den vervolge de benoeming van directeu ren goedkeuren. Ten slotte wordt een com missie benoemd om te advi6eeren inzake den overgang der bank van particulieren en publiekrechtelijken of semi-publiekrechtelij- ken eigendom. Omtrent de definitieve positie van de Bank zullen uiteindelijk de Staten-Generaal be slissen. Het Bankoctrooi is opgezegd ten einde de positie als circulatiebank na 1 Jan. 1946 te kunnen herzien. De werkkring van de bank is uitgebreid met de bevoegdheid tot aan- en verkoop van overheidspapier ook van derden, waarmede een openmarkt politiek ter versteviging van den rentestand kan worden gevoerd. De door den bezetter benoemde leden der directie, zijn thans formeel uit hun functie ontzet met verlies van alle financieele aan spraken. De president en de secretaris worden ge acht met ingang van 7 Mei 1945, wieder in functie te zijn getreden. De eerstgenoemde, mr Trip, die den wensch heeft te kennen gegeven zijri functie neer te leggen, heeft zich desgevraagd bereid verklaard zijn ambt te blijven bekleeden, tot de regeering het tijdstip gekomen acht om aan zijn verzoek te. voldoen. DEBLOKKEERINGSMAATREGELEN Binnenkort wordt door de Ned. Bank een deblokkeeringsregeling getroffen voor hen. die van hun kapitaal plegen te leven, van welke regeling ook gepensioneerden ge bruik kunnen maken. Ook particulieren kunnen voortaan hun teJceden op geblokkeerde rekeningen, ont staan door de aflossing van schatkistpapter. herbeleggen in geblokkeerd schatkistpapier. Het koopen van schatkistpapier blijft t.m. 16 Oct. mogelijk. De f 10.000 grens voor girale rekeningen is voor het bedrijfsleven opgeheven. Oude postwissels van minder dan f 50, welke voor 26 Sept. werden uitgeschreven, woröen in contant nieuw geld uitbetaald. Bedrijven met ongebruikte volmachten kunnen ook een bijzondere vergunning tot öfcblokkeering van max. f 300 verkrijgen, Door den grooten toeloop bij het afha len van nieuw geld op de geldkaart zijn üe pos tinrichtingen ook de volgende week geopend. Geoensionneerden. wier pensioen niet maandelijks wordt uitbetaald, kunnen tha.is bij hun bankrelatie maximum f 100 per week opnemen. De Ned. Bank heeft aan de banken een algemeene vergunning verleend tot het uitkeeren in Ned. betaalmiddelen aan be woners van ziekenhuizen, sanatoria, e.d. van de tegenwaarde van gedurende 12 Sept t/m 2 Oct. 1945 bij de banken t.b.v. genoemde bewoners gestorte bank- en muntbiljetten, tegen overlegging van de geldkaart. PROF. DR. H. TH. COLENBRANDER t In den ouderdom van ruim 73 jaren is te Leiden na een korte ongesteldheid overleden Prof. Dr. H. Th. Colenbrander, oud-hoog- leeraar in de Vaderl. Geschiedenis aan de R. U. te Leiden. De overledene was een ge leerde van groot formaat en van zijn hand zagen tal van boekwerken het licht. NIEUWS UIT INDIË Bij de Gen. deputaten van- de Soemba- ze.oaing der Geref. kerken is bericht binnen gekomen, dat dr. J. Berg, ds. W. van Dijk, ds. Luyendijk, dr. L. Onvlee dr. H. Ber genia en de heer Krijger in leven zijn. Van dr. J. G. Wisse, hoofd van de T.B.C.- bestriiding in Indië, die een zoon is van prof. G. Wisse te Middelburg, kwam eveneens be richt binnen, dat hij in goeden welstand verkeert. UITREIKING BONNEN VOOR WERK SCHOENEN. De distributiediensten zullen deze maand op nader bekend te maken dagen bonne* voor beroeps- en werkschoenen uitreik**.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1945 | | pagina 2