Qituw JTriJtsdjf (ioumiif
De
g van Dacfiau
i: 1 April
1920 -15 October 1941
ZATERDAG 16 JUNI 1945
2e serie: Ie Jaargang vanaf 7 Mei 1945 - No. 33
:G»entsprijzen:
d^er week
tet|er maand
P *r kwartaal
'.Ai
nul
lacteur:
H. DIEMER
Ghültelyk-YlaUotiaat QxxqMxtd
mo-OA. £eiden en ÖJtnAiAeken
Bureaux Redactie en
Administratie:
HOOIGRACHT 35.
Telefoon 22778
Postrekening 5 8936
Redactie
B. VAN DER ROS
bei
ngi
rciringen van een predikant1
art
k E. den Hertog, Ned. Herv. pred.
ordwijlcerhout, heeft in een gebouw
iet St. Bavogesticht in zijn woon-
voor een talrijk gehoor het een en
verteld van zijn ervaringen in het
itratiekamp te Dachau, waar hij
aren gevangen gezeten heeft,
ring aan met op te merken, dat wat
Dachau ia geschied, bekend gemaakt
j. te worden. De zin van dezen oor-
las ook, dat er nooit meer in de ge
leiris een Dachau zou komen. Dachau,
igfras een systeem, een modelconcen-
oifkamp, een weerspiegeling van den
ty welke het nationaal-socialisme be-
4
c, werden bijzondere en algemeene
indelingen toegepast, welke enkelen
Tien moesten ondergaan, daar heersch-
"i onmenschelijkheid, de geest van
'jlnti-Christ.
de buitenwereld scheen het best in
te zijn, wat betreft orde, netheid
pgiëne, maar dit was uiterlijke schijn,
-I het doel bleek te zijn onvolwaardige
^ers op te voeden. Voor den mensch
pin Dachau geen plaats. De dagorde
ikende voor allen terreur, kwelling.
T jrgens 4 uur moest men opstaan en
>.30 tot 11.30 en 12.30 tot 19 uur ar-
2 n zonder rust. De Zondag werd bij
I® !k gebruikt voor kwellingen.
esel en kleeding waren zeer onvol
le en na drie maanden in Dachau te
^'geweest, leed men aan hongerpsy-
;t In 1943 kwam hierin verandering,
^nler, in wiens' brein dit modelkamp
15 ontstaan, kreeg een helder oogen
ic De partijkas zou immers meer ge-
r| Ministerraad bijeen.
r Het transport vraagstuk.
rflerdag heeft de ministersraad weder
nderd. Deze kabinetszitting werd ook
fwoond door den minister van Buiten-
'jfiche Zaken, Mr. van Kleffens. die
5ag uitbracht over de conferentie van
-4 Francisco. Over deze conferentie
"te zijner tijd een publicatie verschg-
jninisterraad heeft voorts een zeer om-
^jrijke agenda afgehandtfld, waarbij
"voorname plaats innam, de vraag hoe
'de snelste wijze onze door Duitsch-
1 gestolen goederen kunnen worden
Hggevoerd. Hiervoor werkt reeds een
'Vloopige organisatie, terwijl een defi-
4ve wordt ingesteld. Alles wordt op
gezet in den huidigen gang van za-
"j verbetering te brengen omdat deze
Je op 't oogenblik niet naar den wensch
SiTegeering verloopt.
*dit verband kan gezegd worden, dat
het kolentransport te wenscheü over-
Er wordt dan ook hard aan gewerkt
allereerst onze transportmiddelen te-
i te krijgen, welke naar schier alle
iflen van Europa vervoerd waren om
ir de Duitschers te worden gebruikt,
j'geldt ook voor onze schepen, waar-
t er vele o.a. in Noorwegen aangetrof-
j werden, evenals vele koopvaardijsche-
I op den Donau.
na alle ministers hebben thans hun
»eid in Londen geliquideerd of zijn nog
sig dit te dóen. Zij hebben zich nu ook
■soonlijk in Nederland gevestigd.
De dood van Rost van Tonningen.
ar A.N.P.-Aneta verleemt, wordt een
eng onderzoek ingesteld naar hetgeen
ichied is ten aanzien van het geval
st van Tonningen. In 't bijzonder
irdt nagegaan hoe het mogelijk is ge
test, dat deze aarts-landverrader zich
een verdieping van de gevangenis te
aeveningen heeft kunnen laten vallen.
spekt worden, indien de 60000 inwoners
van het kamp aan het werk gingen, dan
door hen langzamerhand te laten uit
hongeren. Zoo werd het mogelijk, dat
familieleden pakketten met voedsel kon
den zenden en dit beteekende het behoud
der gevangenen. Door het work, dat
steeds staande moest geschieden, raakten
velen uitgeput. In Dachau zijn hield dan
ook in een voortdurend vechten voor zijn
leven en altijd maar in angst leven. Men
strafte willekeurig zonder eenig proces
en de straffen waren vreeselijk, bijv.
25 slagen en 100 kniebuigingen; de
boomstraf, waarbij de armen uit 't gelid
sloegen (later afgeschaft); de bunker
straf, d.w.z. drie dagen staan of vier
dagen celstraf. Velen overleefden dit niet.
Wie ziek werd, onderging een mishande
ling en wie niet mee kon, ging op trans
port en werd in het Jodenkamp te Aus-
witz vergast.
Ook nam men proeven op gezonde mën-
schen, zooals' de malaria- en de luchtdruk-
proef. Onmenschelijk was het leven en
ook het sterven in Dachau. Deze on
menschelijkheid ging echter gepaard met
den geest van den Anti-Christ. De geeste
lijken waren 't meest veracht en op hen
mochten de communisten de haat, welke
zij tegen den Christus hebben, botvieren.
Het lijden van Christus herhaalde zich
en de houding der Kerk werd hier ge
wroken. Van de 40 Nedcrlandsche predi
kanten zijn er 16 in Dachau om het leven
gekomen.
De Bijbel en het gebedenboek waren ver
boden ^dingen en mochten beslist niet
worden verspreid. Later verkreeg men
wel zgn. privileges en werden kapel- en
godsdienstoefeningen toegestaan, doch
dit moest met kwelling duur worden be
taald.
Toch is er de taak van de Kerk vervuld,
temidden van het systeem van bezeten
heid en demonie. En wie God loslaat, kan
moeilijk tot een andere consequentie
komen, want wie God eert* eert ook den
mensch. Wie zich aan het nationaal socia
lisme uitlevert, is voor niets' meer veilig
en dit is dan ook de tragedie van Duitseh-
land. Men liet God los en vond Hitier,
maar een compromis was hier onmogelijk.
Nooit meer Dachau, aldus spr., dat houdt
in, dat er andere wapenen gebruikt
moeten worden dan tanks en kanonnen.
Geen materieele, doch geestelijke strijd
moeten wij strijden. Niet den oorlog, doch
dev vrede dient gewonnen te worden.
Naast het eerherstel van den mensch,
moet er bovenal komen een eerherstel
van God door krachtig apostolaat van de
Kerk. Want over goddeloosheid en on
menschelijkheid heeftv Christus aan het
Kruis getriumfeerd.
Bijzondere raad van cassatie en
bijzondere gerechtshoven.
Tot president van de thans ingestelde
bijzondere raad van Cassatie ter berech
ting van de landverraders is benoemd Mr.
H. Hage, raadsheer in het gerechtshof te
's-Gravenhage en tot proc.-fiscaal Mr. A.
M. baron van Tuyll van Serooskerken,
president der rechtbank te Alkmaar;
tot president van het bijzonder gerechts
hof te 's-Gravenhage is benoemd Mr. A.
L. M. van Berckel, raadsheer in het ge
rechtshof te 's-Gravenhage; tot president
van het bijzonder gerechtshof te Amster
dam is benoemd Prof. Dr. J. A. van
Hamel, oud hoogleeraar, tot procureur-
fiscaal bij dat college -Mr. N. J. G. Sik
kel, substituut-officior van justitie bij de
rechtbank te Haarlem.
Bovengenoemde heeren zullen Maandag
in het gebouw van den Hoogen Raad den
eed afleggen in handen van den minister
van justitie, minister-president Prof. Mr.
Gerbrandy, die daartoe door H.M. de
Koningin is gemachtigd.
Het eerste schip
in de Anisterdam?che haven.
Gistermiddag meerde het eerste Ned.
schip, tevens het eerste koopvaardijschip
sinds 1940 aan de Fordhaven te Amster
dam. Het was de 1700 br. reg. ton groote
„Titus", dat merkwaardigerwijze ook het
schip was, dat op 12 Mei 1940 het laatst
Nederland verliet, geladen met goud van
de Ned. Bank. De „Titus" was1 nu al even
zoo voor dezen tijd kostbare produc
ten geladen: landbouwwerktuigen, tabak,
dekens, voedsel voor de hospitalen, auto's
Ons Zondagsblad
Eenmaal, zoo hopen wij, zal ons Zon
dagsblad weer aan de krant worden
toegevoegd. Wij weten, dat dit zijn
eigen stempel dragend bijvoegsel zeer
geliefd was. Natuurlijk viel het eene
nummer naar onze eigen critische op
vatting wat beter uit dan het andere,
doch in de gezinnen van onze vele dui
zenden lezers was het onmisbaar ge
worden. Wij willen er naar streven,
dit doel weer te bereiken. Geen in
spanning zal hiervoor te groot zijn.
Zoodra de papierpositie in ons land
dit toelaat, kan men het weer tegemoet
zien. Misschien eerst in verkleinden
vorm, doch het komt. Het was een on
ontbeerlijk deel van
de Nieuwe Leidsche Courant
en met niet3 minder zullen wij straks
tevreden zijn.
Het einde der conferentie te
San Fransisco.
President Truman zal op 22 Juni a.s. naar
San Francisco vertrekken waar hg op 23
Juni 'a avonds de conferentie zal toespre
ken.
Op persoonlijk verzoek van Truman trach
ten de gedelegeerden ter conferentie in
San Francisco tegen 23 Juni met hun werk
zaamheden gereed te zijn
Een Canadeeseh-Braziliaansch voorstel om
over 5 of 10 ja^r een nieuwe wereldcon
ferentie bijeen te roepen voor de eventu-
eele herziening van het handvest der vol
keren kon ter conferentie niet de ver-
eischte meerderheid van 2/3 der stemmen
verkrijgen. De verhouding was 28 voor en
16 tegen.
(Vervolg van kolom 4)
nen. Wij willen altijd weer een God,
die naar ons beeld gemaakt is. Dat
noemt de Bijbel: afgoden. En zulke af
goderij ligt voor het grijpen, wanneer ons
volk alle heil verwacht van de machten,
krachten, die uit onszelf opkomen.
Wie zulke afgoderij dient, niet de critiek
en de belofte van -den levenden God aan
vaardt, blijft in den dood liggen.
Juist omdat de profeet zgn land zeer
liefhad, riep hij zgn volk op om te hooren
naar het Woord van God wij mogen
zeggen: naar het vleeschgeworden Woord:
Jezus Christus. Want de strijd tusschen
God en de afgoden is niet voorbij, die
strijd gaat volop door. Wee den mensch,
het volk, dat dan geen oog heeft voor de
hoofdzaak om de geesten te onderschei
den. Het is maar niet vanwege de stich
telijke toon, doch uit het hart van de
profetische en apostolische verkondiging
gegrepen, wanneer ik herinner aan het
bekende psalmvers: „Hoe zalig is het
volk, dat naar Uw klanken hoort". Zulk
hooren naar het Woord van God, hooren
met hart en ziel, laat ons niet het zelfde.
Neen, de levenswandel is dan in het licht
van Gods aanschijn een levenswandel, be
paald door de geboden van den Heer,
onzen God en door het gebed: „Ik ben een
vreemdeling op aarde, verberg Uwe ge
boden voor mg niet." J. de W.
i<? gtjcüieben
mijn ïjert in tegljcnjSport"
VOOR DEN ZONDAG.
Ylaodig, appe£.
De boodschap der Kerk aan ons volk
was in de voorbije oorlogsjaren menig
maal het onderwerp van den dag, al kon
daarover weinig ronduit in de krant wor
den geschreven. De Kerk appelleerde
daarbij op recht en waarheid, die zoo
jammerlijk vertrapt werden. Er zal mis
schien wel vroeg of laat een samenvat
ting verschijnen van hetgeen de kerken
in dit opzicht hebben getuigd en gepro
testeerd; het nageslacht zou dan lezen
wat het appèl der Kerk is geweest in
dezen wereldoorlog. De boodschap der
Kerken in Gods naam en op grond van
Gods Woord trok in die oorlogsjaren zoo
sterk de aandacht, dat het haast een
publieke aangelegenheid was. De oorlog
is oorbij de tyrannie is opgehouden
de voedselnood nijpt niet meer; voor
menigeen genoeg aanleiding om zijn leven
op den ouden voet van vóór den oorlog
probeeren in te richten. En de Kerk
hoeft zich niet meer zoo druk te maken
over de aardsche dingen, denkt menigeen,
laat die zich maar weer op haar eigen
terrein, op het hemelsche richten.
Wie goed in den Bijbel leest, bemerkt
voor en na, dat volk en enkeling telkens
bij den kraag gegrepen, wakker geschud
worden, dat daar een appèl wordt gedaan
in oorlogs- en zoogenaamde vredesdagen.
Zulk een noodig, blijvend-noodig appèl
is het woord van den profeet Jerenria:
„O land, land, land, hoor des Heeren
Woord" (22 29). Een woord niet zoo
maar terloops, doch met grooten ernstigen
nadruk. Het klinkt of een slapende drie
maal bij zijn naam wordt geroepen of
wanneer aan iemand, die op een afgrond
toeloopt, een halt wordt toegeroepen. In
dit woord wordt het land, heel het volk
opgeroepen, een appèl van grooten om
vang.
Is 't nog wel noodig? Ons volk is toch zoo
goed wakker? Ons volk heeft toch aan
den lijve ondervonden, wat verdrukking,
de leer der afgoden, beteekent in het
openbare leven? Wie denkt er nu al aan
om weer in te slapen?
De profeet Jeremia is er niet mee tevre
den, wanneer zijn land maar actief ergens
mee bezig is. Ook de heidensche boer is
actief. Neen, wat hij wil is dit: Zijn land
moet hooren het Woord van den leven
den God. En dat spreekt niet vanzelf.
Ook voor ons volk spreekt het niet van
zelf. Al heeft ons volk misschien meer
dan andere volken geleden onder den be
zetter, het heeft daardoor, of om welko
reden in geen enkel opzicht een streepje
bij God voor. Ook ons land moet zich on
der de critiek stellen van het Woord
van God. Wij gingen vroeger zoo
makkelijk om met het woord: christelijk!
Wij wisten zoo precies waar de scheids
lijn liep tusschen christenmensehen en
dusgenaamde wereldlingen. Wij haddon
de dagelijksche practijk min of meer rus
tig aanvaard als een practijk, die door
God gewild waè'. En zoodoende waren wij
wel niet in theorie, maar in den dage-
lijkschen levensgang vergeten, dat levend
geloof met zich meedraagt een smartelijk
besef van de tegenstelling tusschen de
wereld, die God wil en de wereld, zooals
zij nu is. WatcGod van ons, van ons volk
wil, kunnen wij niet aflezen in de situatie
van liet oogenblik, noch uit den afloop
van de vijf oorlogsjaren.
Zeer nadrukkelijk appelleert Jeremia op
het Woord van God.
En dit Woord van God is niet naar den
mensch, wet voor den mensch.
Een mensch, een volk wil uit zichzelf, van
nature geen God Die oordeelt, maar een
God, over wien wg beschikken kun-