2Ïf EEN ONBEKINDE SCHAT Radioprc fiel oocfterSfftar d mfln <®oUt (joogty ge-. 1T—<y~i\ 1» m u aitm hot Pic Dagfr /3Pat ich ftocb bp p fal PAiWOENSDAG 2 JULI 1941 40,Psalmzingen op de rlyh miserie melodieën uit j| Calvijs tijd actie onder de jeugd js niet deeerste keer, dat wij in pleiten voor de verbetering van gezang in de richting welke Ds Hi daarvoor gewezen heeft, eer we daarvoor thans opnieuw de ;ht vragen, dan doen we dit omdat ej nieuwc aanleiding - EN 'dat teni8en tijd geleden in het leve» pen is: de „Stichting tot verbeterin iet Psalmgezang in de Gereformeerd .andtxJ"1 Nederland' slcentn isumpti )eze stichting, gevormd door de heeren astgestq j F e r w e r d a, voorzitter; Prof, Dr Dijk, Prof. Dr F. W. G v«, A- Bouman- H B sumpti e r en J a c- Kort, secretaris, ht zich in de eerste plaats op de prac- van het verbreiden van de kennis trent het „Psatrr 1936" (anders gezegd Psalmen van Hasper). zijn er van pvsrtuigd, dat ze daarm» ste greep doet, want ondanks het velt •er deze .nieuw» berijming-i t-Hebreeuwsch in de Pers ?rscht daarover nog altijd een ontstel ebrek aan kenais, zelfs in kringen dctl'e zlch uit hoofde van hun maatschap- taak we denken hier inzond fredikanten in de eerste i kort relaas moge in dit artikel Calvijn kon, in tegenstelling met Luther, niet putten uit een bestaanden voorraad geestelijke liederen, omdat die in de romaan- 'ssche landen, waar het priestergezang de over at hand had en het geestelijk volkslied volledig PSALM XLII. hiertoe aangetiokken moesten gevoelen, j 1 Een onbekende schat ind ipvoeders ind 'erschi melk. Ie mei met j tekend maakt onbemind dat geldt kaas i foor deze zaak die b g voor ons Chri.-telijk namelijk tnze eigen il ieder, die zonder vooroordeel rr- deze 100 berijmingen en met den zang egin- berijmingen o| de rhythi uit den eerstrn tijd der Calvinistis e6in" Jmatie kennismaakt kennis maakt i e r, door z° róle- te 8aan ziigen er vanzelf voor estdrift geraak. Het is alsof ons róle- doek van de oogen valt nu we plotseling beseffen hoe rijk en schoon de groote lefsche Hervormer zich ons psalmgezang - t gedacht* en hce een armelijk en ver- n" Igen wanproduct het is, dat onze voor- Fs en wiJ da5r gedurende vier eeuwen [gemaakt hebben. e weten wel, dat -dit een zeer hard óle- leel schijnt, maar het is gemakkelijk de practijk :e staven. De samensteller :ole" I het Psalter 1936. „de - I zon- r op de oorsIron'cehjke rtielodieën uit de lende eeuw", heeft een onvermoede .-cnal "fons opgedohen en wie dezen schat maar aan l aanroert, cïe weet tegelijkertijd, dat rtoe psalmen zooa's wij die thans nog ge- ten h zijn te zhgen, niet meer dan een e verpakking van een overs -enen lu iere f ziJn- of een grove bolsti ^[I9ecnl)ertgbfwrgbt/<&lflmc/ ®at Drrf/cIjfiDaferliegbmt: &lf0 öoiftrmjit rrrt.df nö fpie echt bp Ijaecmrt grhlagb:<& 9>Ö~A■*--I Hoe is het goud verdonkerd behoeven niet opnieuw in den bi n te zetten hoe het gekomen is, da* t van Jan Calvijn's van leven tintelen nen in onze Nederlanden zoo verdo ik -rd a fittit acnftbijn gbppief"1* J~Ht m möf mijn hlacbten/ ;>if ii S bic mp fïeeöte ooröf Hlfim* aiargbtmrtPfracbttn/ l'iff/ ifennü<toDtfogort? Psairn 4? uil Datheen's berijming is een typisch voorbeeld van hel niet overeenstemmen der woord en muzieli-eccrnten. De eerste en de derde regel van vers 1 zijn weliswaar goed, maar meer dan één van de andere regels, b.v. de tweede $n de vierde geven een zot eWect wanneer men zingt wat er staat. Van de regels 1 en 3 van het tweede vtrs geldt hetzelfde. Dergelijke fouten zal men in Haspers' psalmboek nimmer tegenkomen. (Eigen foto). op den achtergrond" was geraakt, nu een maal niel bestond. De Geneefsche Hervormer zette daa'om de beste geleerden en kunste naars vaa zijn tijd aan het werk en, om kort te gaan, zoo ontstond de Geneefsche psalm berijming van 1562, die (in tegenstelling met de z.g. Souterliedekens) een uitgesproken Calvinistisch "karakter droeg. Geen wonder, dat een met apostolischen ijver be.ield prediker als Petrus Dathe- r.us tea onzent, het schoone Fransche voor beeld zoo snel mogelijk wilde volgen. Hij meende blijkbaar, dat men volstaan kon met een rijmende vrije overzetting van de Fran sche teksten, geschreven onder de Fransche melodieën^ Hoe goed ook bedoeld met Da the-r.; pëtijming is, helaas, de grondslag gelegd vo<±- alle narigheid, die ons volk sinds dien metjzijn psalmen heeft moeten door maken. Fy>e' diep betreurenswaardig is het, dat het slordige haastwerk -van Datheen, met zijn ondeftige taal, slechten- zinsbouw en ge wrongen rijm en waarin boven alles het v oord-rhythme menigmaal niet klopt op het muziek-rhythme, destijds in de Gereformeerde Kerken in de Nederlanden is ingevoerd. Had men slechts een paar jaar kunnen wachten, totdat Ma mi.' van Sint Aldegonde met zijn voortreffelijke en kunstrijke vertaling direct uit de Hc- breeuwsche teksten en die bij het rhythme van de Fransche muziek aansluit, gereed was! 't Is al tevreën. op God na Het volk was, volgens een puntdicht van Constant ij n Huygens, in ons land te vreden met Datheen's psalmen, die beschouwd werdén als „het oudste kind en daarom goed en zoet". Dat menschen, die iets meer in hun inars hadden er anders over dachten, bleek o.a. uit Huygen's vrees, dat alleen God zelf er vel niet mee tevreden zou zijn: ,maar ik vrees, 't is al tevreên. op God na". Oitevredenheid met Datheens haastwerk, dat n 1574 door de Synode werd ingevoerd als let eerste kerkboek onzer vaderen, is in den oop van den tijd wel in groote mate ge- blekm, maar wat eenmaal in de kerk inge- voerl is en den eenvoudigen vrome gegrepen heef; laat zich niet gemakkelijk meer ver- drinjén. De tijd weeft er een aureool om, waaaan men moeilijk kan rakea H<t heeft dan ook tot het jaar 1776 ge- duud alvorens er in de Gereformeerde Kerk een ïieuwe berijming kon worden ingevoerd: de .oogenaamde Staatsberijming van 1773, welk een keus bevat uit de talrijke psalmen- berijningen, die door verschillende dichters warn vervaardigd, met Óe bedoeling de niet aan de eischen voldoende berijmingen van Datleen te vervangen. Qput werd o.a. uil een werk van Hendrik Ghyen, die in het eind der zeventiende eeuw uit zeventien dichters een eigen berijming had „samengeflanst". Hij deed dit niet door gehele psalmen nu eens van den een en dan wee van den ander over te nemen, maar zóó.iat een vers van b.v. acht regels uit acht verahillende werken geput was! Ghysen zette de nmen van zijn bron er bij. Dus acht dich ters naast acht regels! Rederijkers-smaak Heaas trof het alweer ongelukkig, dat dit juistgeschiedde in een tijd waarin de smaak beherscht werd door de gekunstelde en hoog- dravnde rederijkerij. Typeerend voor dien tijd tag heeten de opdracht van de uitgeef ster ier Psalmen uit het jaar 1776 aan de „Edee Mogende Heeren", die aldus aanvangt: „Op onze zeer ootmoedige bede hébben X Edele Mogendheden ons wel willen ver- gnnen, om dit kunstkeurig Psalmboek, aan welk wij geen moeite noch kosten ge gaard hebben, daar wij het tot een pron- knd gedenkstuk der alomberoemde Psalm- vrbeteringe schikten, ook met de afbeeld- sls van TJ Edele Mogenden te mogen ver- ijken. Gewisselyk! niets kon aan dit werk reer gewichts, meer sierlijkheids met eenige rogelijkheid bijzetten". en suit met „ernstige en welmeenende ver- zuchingen tot den nooit volpreezenen Koning der Cerke" „dat Hij. U Edele Mogenden genadiglijk verstroome met de keure zijner dierbaar- se zegeningen, en dat U Edele Mogende boge persoonen en edele geslachten, tot ut van 't Vaderland, den Godsdienst, en heilig Recht in lengte van dagen be baard blijven: en hier namaals eenen aan- ienelijken rang bekleeden, met David en lizkia in de reijen der eeuwigjuichende lemelingen". De Staatsberijming voldeed slechts ten deele Ut de bij deze pruikerige opdracht be- hooBnde „beknopte historie der nieuwe Psakiberijming" v^lt op te maken en dit is in eik geval te prijzen dat men zich eindelijk' diep was gaan geneeren ovei Datheen's product, dat „oe kerkelijken in beroering bragt, naardien zij, met recht, oor deelden, dat hierdoor, met een voornaam deel van onzen openbaren Godsdienst de draak gestooken werd." De afschuw van de „onverschoonlijke ge breken, lompe misselijke en aanstootlijke ge zegden" in die oude berijming heeft de deftige vaderen van de Staatsberijming van 1773 zoo zien we het thans ten minste wel wat teveel ingenomen gemaakt met hun eigen „kunstkeurig" werk. Hoe dit echter ook zij, de Staatsberijming heeft sleohts voor een gedeelte aan den eisch van een bruikbaar psalmboek kunnen vol doen. Dat blijkt uit het onomstootelijk feit. dat er tot nu toe slechts een klein gedeelte van werkelijk in den eeredienst wordt ge bruikt en het overgroote deel nooit of zelden gezongen wordt, hetzij omdat de liturgische leiders de teksten niet bruikbaar vinden, hetzij omdat de zangwijzen te weinig bekend zijn en daardoor tamelijk veel psalmen van dezen bundel eenvoudig van onzen eeredienst uitgesloten zijn. Melodieën zonder ziel Wie zich zet tot veelzijdige kennismaking met het werk van Ds. Hasper, die komt wel dra tot de ontdekking, dat die oorzaak van het onbruikbaar zijn van talrijke psalmen uit de Staatsberijming tweeledig is: 1. Ongeschikte teksten en 2. Ontmanning van de oorspronkelijke krachtige, bloeiende zangwijzen tot een lijzig gedreun van tonen van gelijke lengte en melodisch afgesloten regels. Ds. Hasper leert ons, dat zeer zeker de teksten van primair belang zijn. Vandaar, dat hij geen genoegen heeft genomen met het karakter van de berijmingen uit den regenten- tijd, waaronder verscheidene zijn, die eerder vrije geestelijke gezangen genoemd kunnen worden dan psalmen, maar tot een nieuwe vertaling uit het Hebreeuwsch is overgegaan hetzelfde wat indertijd Marnix heeft ge daan en na dezen niemand weer had onder- Maar Ds. Hasper leent ons ook, dat wij onmogelijk kunnen komen tot een be zielend psalmgezang, waarbij alle hon- derd-en-vijitig psalmen uit de Heilige Schrift ons gelijkelijk ten dienste staan, wanneer niet het rhythme van den tekst nauwkeurig past op het rhythme van de oorspronkelijke muziek, die Cal vijn's kunstzinnige medewerkers daar voor hebben uitgezocht en geschreven. 6.45 Gramofoonmuziek 650 Ochtendgymnastiek 7.00 Gramofoonmuziek 7.45 Ochtendgymnastiek 8.00 BNO: Nieuwsberichten 8.15 Dagopening (Voorbe- bereid door het Vrij zinnig Protestanlsch Kerkcomité) 8.25 Gramofoonmuziek 9.15 Voor de huisvrouw 9.25 Gramofoonmuziek 11.00 Voor den boer 11.20 Gramofoonmuziek 12.00 Omroeporkest 12.40 Almanak 12.45 BNO: Nieuws- en oecn- nomische berichten 1.00 De Ramblers 1.30 Orgelconcert 2.00 Stedelijk orkest van Maastricht <3.003.20 Voor de vrouw) 4.00 Gramofoonmuziek 4.30 „Galerij van heden- daagsche Italiaansche zangers", causerie (m. gramofoonmuziek) 5.15 BNO: Nieuws-, oeco- nomische- richten 5.30 Omroeporkest 7.15 Musiqu 7.45 Sport 8.00 BNof N 8.30 Amuser ver Dri 9.30 Berichi 9.45 BNO: X ïo.oo— ïo.r u 6.45 Gram i iofimczicK 6.50 Ochtendgymnastiek 7.0' Granv i orur.uzifck 7.4 ;i Ochtendgymnastiek 8.00 BNO: Nieuws'?richten 8.15 Gramo'oonm viek 10.00 Morgendiens (Voorbe reid door de Christe lijke Radio Stichting) 10.20 Gramofoonmuziek 10.40 Declamatie 11.00 Musiouette 11.35 Graniofoonmuziek beursbe- 12.00 Berichten 12.15 Groot Amusementsor kest neportage 7.00 BNO: Persoverzicht voor binnen- en bui tenland 7.15 De Melodisten 7.30 Causerie „Ik was er zelf bij" 7.45 De Melodisten 8.00 BNO: Nieuwsberichtcr a 15 Voor den boer 8.30 Groninger Orkestver- eeniging en solist en gramofoonmuziek 9.45 BNO: Nieuwsberichten 10.00—10.15 Gramofoonmuz. Calvijn heeft precies geweten wat hij wilde met de invoering van zang dier gemeente, als belangrijk onderdeel van den eeredienst. Hij wilde: tempo, zingen in de maat, het kerk volk moest op zijn kerkliederen kunnen mar- cheeren, als soldaten Christi. Wat is er van deze bedoeling terecht gekomen, dank zij het zoo slordige werk van Datheen en het gebrek aan voluioende inzicht bij de deftige heeren van de Staatsberijming! Immers ook de Staatsberijming hield geen rekening met de duicjelijk uit het notenbeeld der oude kerkboeken blijkende bedoeling om cfe psalmen op noten van ongelijken duur te doen zingen. Maar al handhaafde men het notenb e e 1 d, men gaf toe aan de meer en meer burgerrecht verkrijgende gewoonte om de psalmen op noten van gelijken duur te zingen, waardoor de oorspronkelijke melodieën van hun ziel beroofd werden. a fl^jn fcrê/ mtc cpg^ebm fcinbm/ fclimm' boo? uto 3 Zet/ een toacljt boo? mtjne lippen: 25etjoetr be Ook ki de Staatsberijming van 1773 kloppen woord en murlek-accent menig maal niet. De eerste vers regels van Psalm 141 geven daar een frappant voor beeld van. (Eigen foto). i a**/ --r Vliehtelingen uit het grensgebied ven de Sovjet-Unie verdringen zich In grooten getale langs de wegen en op de stations ie de gevechtszone (Atlantic-Holland) v». - jLfa. «t - hooge Zuiderzeedijk nabij den proefpolder te Andijk wordt afgegravei. De hierbij vrijkomende assa i klinkers en keien wordn voor wegenaanleg in de omaeving aangevend (rax-Holland) oer»;.-neer, gemeente dia reeds 13 jaren son 16 jaren bulten werkln? -H..t Hoiiand) Restauratie en wederopbouw Wij mogen echter niet bij Je scherven blijven staan, nu het voor onzen tijd weg gelegd is geweest om Calvijn's Psalmen in Nederlandschen trant te restaureeren. Het restauratiep 1 a n en het restaurgtie-m ate- r i a a 1 ligt voor het grijpen. Deze weder opbouw kan zonder eenig bezwaar yoortgang vinden, wanneer de voor dit werk verant woordelijke personen slechts hun scfaoonen plicht in dezen bewust worden. Het is nu de tijd om kernen te vormen, kernen van rtten- schen, die in geestdrift zijn geraakt voor'de schoonheid, die hier voor het Christenvolk in ons taalgebied is ontsloten. Ds. Hasper heeft in 1936, toen hij zijn Psalmboek in het licht gaf, in dit verband -ge schreven: „Wanneer eerst eens honderd menschen, na eenige oefening, een aantal van deze me lodieën tezamen hebben gezongen, zal het hun haast niet mogelijk zijn met net zingen op te houden. Er zal een geestdrift ontstaan, die men niet meer voor mogelijk hiela; eene bezieling in het roepen tot God, eene aan doenlijkheid in den klaagzang, die in den Protestantschen eeredienst is verluien ge gaan. Juist in het tempo zit eane meeslee- pende kracht, die de ziel omhoog voert, zoo dat zij te beter den lof en de aanb'driJng ver staat. Omdat nu het tempo mc= cl? zielsge steldheid te maken heeft, zal het ook menig maal verschillen. Soms bij de verzen van eenzelfden Psalm. Deze nuanceering moet ieder aanvoelen. Daarvoor zijn geen regelen te geven". Calvinistisch psalm zingen is: volkszang Ook in dezen heeft Jan Calvijn ons het voorbeeld gegeven. Hij wilde de Psalmen als volkszang beoefend heboen en sparde daarom de schooljeugd ervoor. Schoolklassen werden in deze godsdienstige liedkunst ge oefend en traden dan als voorzang-koren in den dienst der gemeente op. De kinderen zongen vóór en de ouderen volgden en namen de keur van nieuwe liederen gaandeweg in zich op. Zoo heeft ook onlangs de redacteur van „De Heraut" het nieuwe psalmzingen bij de Christelijke scholen aanbevolen, er aan toe voegende, dat de jeugd er wel voor zou zorgen, dat het in de K e r k komt. Hetzelfde wil de Stichting tot verbetering van het Psalmgezang in de Gereformeerde kerken ook, tenminste in principe en zij volgt daarmee weer niet anders dan den gedachten- gang van ds. Hasper, die van den beginne gezegd heeft: „Deze uitgave van Het Boek der Psal men in eene Nederlandsche bewerking voor den volkszang is bedoeld als een 1 dienst aan de Nederlandsche jeugd". Het was Pinksteren 1936 toen ds. Hasper dit schreef en drukken liet. Het in de stilte, met verbazingwekkende volharding voortge brachte werk van dezen geharnasten strijder voor een hersteld Psalmgezang hteft, als alle baanbrekende arbeid, veel bestryaing onder vonden. De Nedenandsche Hervormde Synode heeft het, op advies van hare desKui .digen. aange durfd om, ondanks het ieit, dat Hasper's voortreffelijke arbeid voor liet grijpen lag, de voor haar rekening liggende kerk voor zeker een kwart eeuw nogmaals te binden aan de berijming uit den regententijd. Wij, die ds. Hasper kennen, weten welk een groot verdriet dit besluit voor hem geweest moet zijn. Wordt hij tot zijn onvermoeide werkzaamheid voor het geestelijk lied niet juist gedreven door de overtuiging, dat althans het gemeenschappelijk gezang de kerkelijk ge scheiden levende kinderen Gods vereenigen kan? Synode en „Stichting" werken naar elkander toe De laatste Generale Synode der Gerefor meerde Kerken heeft begrepen ,dat zij een dergelijke verantwoordelijkheid met op zich mag nemen en heeft daarom besloten een de- putaatschap op te dragen „een nieuwe, al thans herziene psalmberijming en een verantwoorde notatie der melodieën zoo mo gelijk voor te bereiden. De meergenoemde stichting nu werkt de Synode in dezen geheel tegemoet Zij zegt: wij bereiden den arbeid, die toch niet van boven af kan worden opgedragen, vrijwillig voor. Vandaar haar bereidverklaring om niet min der dan 20,000 studie-exemplaren ter beschik king te stellen tegen een lagen prijs (f 0,60 per ingenaaid of 1,50 per gecartonneerd en doorschoten exemplaar) voor jeugJvereenl- gingen, kerkeraden en scholen, voor klassi kaal gebruik. Dit is een voor de toekomst v?n het psalm gezang in Nederland moedgevend plan. Reeds is de Unie van Baptisté Gemeenten de Gere formeerde Kerken vóór geveest met de in voering van een keuze uit het Psalter 1936, als onderdeel van haar zangbundel. Wij ver trouwen,- dat wanneer een belangrijke ker kengroep als de Gereformeerde eveneens in deze richting gaat de nieuwe (doch e ig e n - 1 ij k oude) psalmer onweerstaanbaar zullen blijken te zijn. Laten vooral dr betrokken onderwijzers be grijpen welk eei groote verantwoordelijkheid hiermede voor hun rekening ligt Het adres van de Stichting is: Jac. Kort, secretaris. Prinsengracht 251. Amsterdam. Q^t^n.ner van stiidie-exemDlaren (porto voor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 5