ON DAGSBLAD
IMKïltlïIMluÉÖtóMHE
m»
'i f
Mei-regen
t,;s 5 >s c
SS3I? a tfftï"LS3iS?S
De kinderen van Soetewey
Ze trekken ter scliole ter halveracht,
Het dorpje ligt ver van 't gehucht.
Om 't even of lieflijk 't zonnetje lac'
Voor wind noch regen beducht.
Met blauw banen rokskens}
De blinkende blokskens
Van Zaterdags vers gevernist.
Zo trekken ze zwijgend,
De koppekens nijgend,
Door regen, door sneeuw of door mist.
Dan spreken de boerene gespeelkens geen
woord,
De groteren trekken de kleineren voort
„Klikkerdeklakker"zo kliefren de rijen
De blokskens voorbij langs de grauwe
kasseiën.
Op gnootmoeders neusdoek, met kopspeld
gehecht
En kleurig met bloemen bestikt
De stroogele haren, heel stevig gevlecht
Met vuurrode lintjes gestrikt;
Bol rode gezichtjes
En ogen als lichtjes,
De handekens fris en gezond,
Hoe lief en hoe gekjes
Die boerene bekjes
Met koffierandeken rond.
Zo stappen ze fier en als waren ze rijk,
Hun neusdoekje sleept met z'n tippen door 't
slijk.
„Klikkerdeklakker"zo kloefren de rijen
Op blokskens voorbij langs de grauwe
kasseiën.
Des zomers dan lopen de jongens voorop,
Ze knabbeln aan raap of aan pee,
De meiskes die zeggen hun lessen luidop,
De kleintjes die zeggen ze mee.
Soms doen ze hun blokskens
En lichtgrijze sokjes
Aan 't oude kapelleke uit,
Dan klinkt langs de wegen
Het joelen U tegen
En 't plif-pleffend voetgeluid.
Maar zien z' in het deurgat hun moederke
staanf
Gauiv schieten ze sokjes en blokjes weer aan.
,Klikkerdeklakker"zoo kloefren de rijen
Op blokskens voorbij langs de grauwe
kasseiën.
ALICE NAHON.
Marijke-Mui
ONZE jongens en meisjes weten wel wie met
deze naam genoemd werd. Het was Maria
Louisa, Prinses van Hessen-Kassei, die in 1709 de
gemalin werd van Jan Willem Friso.
Twee jaar later kwam deze bekende Friese Stad
houder op droeve wijze om 't leven.
Met zyn gevolg aan de Moerdijk gekomen, wilde
Jan Willem Friso zich naar het Strijen Sas laten
overzetten. Reeds had hij zich in de veerschuit
begeven, toen plotseling opkomende regenvlagen
hem deden besluiten, om in de schouw over te
stappen, opdat hij in zijn daarop gelaten koets
tegen de regen beschut zou zijn. Reeds was de
schouw dicht onder de Hollandse wal. De Prins
stapte uit zyn koets. om zich te land te begeven,
toen.... een hevige rukwind de schouw over zy
sloeg en den Vorst te water deed geraken. Pogin
gen tot redding mochten niet baten; hy ver
dronk
Twee jaren dus slechts was Maria Louisa met
haar gemaal in een gelukkige echt verbonden,
toen ze reeds weduwe werd. En zes weken later
werd zij moeder van Willem Karei Hendrik Friso.
Diep geschokt was het Friese volk, dat met zijn
Stadhouder zo had meegeleefd en in de roem
deelde, dien hij op de slagvelden in de Spaanse
Successie-Oorlog behaalde. Ja, Prinses Maria
Marijke noemden haar de Friezen toen al voel
de zich getroost, als ze ie bewijzen van aanhan
kelijkheid harer onderdanen zag. Harer onderda
nen: want voor den jeugdigen Prins nam zij het
bewind waar. En dat deed ze op voortreffelijke
Wijze: zo, dat er één roep in Leeuwarden en in
heel het gewest opging over de goedheid en de
wijsheid der Voogdes
In tegenstelling met de andere delen der Repu
bliek, waar het vuur der burgertwisten smeulde
en soms fel oplaaien ging, verkeerde Friesland in
een staat van welvaren en bloei. En dat dankten
ze aan Prinses Marijke
Neen, zij was voor hen 'niet meer een vreemde,
maar Friezin was zij met alle Friezen; deel was ze
van het éne grote Friese volk, voor hetwelk bur
gertrouw tot één der meest beoefende deugden
behoorde; ze was lid van de familie, lid van het*
gezin. Men kreeg haar lief en de erenaam MUI
was het, met welke zij voortaan werd genoemd.
Als Marijke-Mui zich in een draagkoetsje door
de stad liet dragen, omringde haar een stoet van
juichende kinderen. En „Marijke-Mui I Marijke-
Mui riepen ze dan als in Koor en het joelde en
krioelde om haar heenOok de Friese jeugd
kende haar als Mui en ze wisten het van de
ouders, dat ze deze Mui hadden te eren.... wat
ze dan op hun wyze zó het beste meenden te
doen.
Met een glimlach ontving de Prinses vaak deze
kinderlijke hulde. Doch spms hinderde haar die
uitbundige kinderdrukte. En dan stak ze haar
hoofd buiten de draagkoets en zei ze in 't mooie
Fries, dat zy zich eigen had gemaakt
„BerrltsjesGean gou nei hüs I Jimme mem
bakt strou
En dan wisten de „berntsjes", dat Marijke-Mui
rust verlangde. En als een pijl uit de boog, zo
snel verspreidde zich dan de kinder-menigte. Mis
schien stond dan inderdaad wel de „strou", als ze
thuis kwamen, gereed
In 1759 verzochten de Staten van Friesland Ma
rijke-Mui ten tweede male het bewind op zich te
nemen. En weer waardeerden de Friezen haar
kloeke verstand en de voorbeeldige ijver, waar
mede ze de belangen van haar volk behartigde.
Groot en innig was de rouw, toen in 1765 de mare
door Friesland zich verspreidde: „Maryke-Mui is
dea
Heel het volk verkeerde in droefheid. En man en
vrouw, rijke en arme weende om het gemis dezer
edele Vorstin....
Nóg spreekt men in Friesland van Marijke-Mui 1
Men kent er „Uz Heit" en men vereert nog de
nagedachtenis van dezen wijzen vorst. Maar ook
de heugenis aan de edele Maria Louisa leeft nog
voort onder de Friezen.
En ook Holland, heel Nederland, mag en moet
het weten, dat er eens in het Noorden van ons
land een Vrouw van edel bloed het bewind voer
de op zo uitnemende en verstandige wijze.
Niet in marmer of metaal is voor deze hooge
Vrouwe een gedenkzuil opgericht.
Dat dan in het hart van ieder recht-geaard Neder
lander een dankbare en eerbiedige hulde worde
gebracht aan de nagedachtenis van Prinses Maria
Louisa, van Maryke-Mui I
„Kinderen ga spoedig naar huis; Moeder
bakt pannekoeken I"
„Tante Marie is dood 1"
Knutselwerkje
Een bloc-note omslag
Dit -ardige knutselwerkje werd door ons overge
nomen uit „Ons Verbondsblad", het orgaan der
Federatie van vereenigingen van Chr. vrouwen
en meisjes.
We maken deze omslag van een vrolijk gebloemd
katoentje. Zijde is niet aan te raden, omdat we
bij voorkeur een gebruikt lapje nemen en zijde
niet zo sterk is.
We hebben nodig: een stuk stevig karton van 30
bij 45>/2 c.m.; een lapje katoen van dezelfde af
meting van het karton (binnenvoering); een
lapje van 30 bij 47i/2 c.m.; een lapje van 22 bij
22 c.m.; een lapje van 30 bij 13 c.m., terwijl overal
naden aangeknipt moeten worden.
De beide laatste lapjes nemen we liefst dubbel
voor de stevigheid, want hiervan worden de zak
jes gemaakt.
Op het karton trekken we 2 potloodlijnen op 22
cm. van beide kanten, zodat we in het midden
1VI» cm. overhouden. Deze lijnen worden met een
heel scherp mesje doorgesneden tot op 2/3 van de
kartondikte. Netjes werken en vooral zorgen dat
het karton helemaal doorgesneden wordt, want
op de breuk wordt het dubbelgevouwen, zodat
Wie graag sterk wil zijn en groot,
Groeien wil terdegen,
Loop maar met zijn hoofdje bloot
In de zoete regen
Wees niet angstig voor een spat,
Fris er ingesprongen,
Vrees niet voor een drop of wat,
Dreumes van een jongen.
Zie de bloemetjes maar aan,
Hoe ze 't buitje drinken
Kijk maar goed, hoe op de blaan
Al die druppels blinken!
In dat lekk're, zoete nat
Ligt des Hemels zegen;
Daarom dreumes, rep je wat,
Loop 'reis in de regen.
J. P. HEYE.
een rug ontstaat. We plakken om het dubbelge
vouwen karton een reepje katoen, om de rug van
de omslag steviger te maken.
Nu kunnen we beginnen aan de omkleding. Eerst
naaien we de zakjes op het lapje dat de binnen
voering vormt. Voor deze binnenkant kan ook
een effen tint gekozen worden. In het grootste
zakje wordt het karton van de bloc-note gescho
ven, dat enigszins bijgeschuind wordt voor het
makkelijker schuiven. Van het andere lapje
maken we 2 zakjes voor enveloppen en brief
kaarten, terwijl ertussen een klein zakje voor
postzegels wordt gemaakt.
Het karton blijft dubbelgevouwen als we het
grootste lapje nemen, dit om de omslag vouwen
en de naden aan de binnenkant vastplakken. Nu
wordt het omslag opengelegd en de binnenvoering
op de rand tegengezoomd. Veel succes
Raadsels
I. In vul raadsel. (Ingezonden door K. de Klerk te
Den Haag.)
I. De uitvinder van de Morse-code; 2. Hoofd
plaats van Nederland. 3. Jongste dochter van
Laban. 4. Ontdekkingsreiziger van de NoordpooL
5. Christenvervolger uit de tyd der Apostelen. 6.
Koning uit de tijd van Elia. 7. Ontdekker van
Tasmanië. (Groninger). 8. Nederlands ontdekker
van de zeeweg naar N.O.I. 9. De diersoort waartoe
de gorilla behoort
De voorste letters vormen van boven naar bene
den voor velen een bemoedigend woord.
II. Rivierenraadsel. (Ingezonden door K. de
Klerk te Den Haag).
X Vul het nevenstaande figuur zó
Xdat op de kruisjesrij de naam
X komt te staan van een rivier in
X Afrika.
X 1. Rivier in Nederland. 2. Rivier
X in Nederland. 3. Rivier in Ne-
X derland. 4. Rivier in Nederland.
5. Rivier in Duitsland. 6. Rivier in Frankrijk.
7. Rivier in de Oostmark.
OPLOSSING
van de raadsels in de vorige Kinderkrant.
I. Kruiswoordpuzzle. Horizontaal: 1 dis; 3
basis; 5 ter; 6 gul; 8 aak; 9 enfin; 11 Almeria;
13 pop; 15 nogal; 17 fer; 19 beloven; 21 rozijn;
23 kil; 24 sem; 25 ten; 26 genot; 27 Nel. Verti
caal: 1 dar; 2 signaal; 3 beken; 4 suf; 5 tam; 7
lip; 8 aller; 9 eigen; 10 novel; 11 Aaf; 12 robijnen;
14 pan; 16 loket; 18 ros; 20 vin; 22 zeg; 25 tol.
II. De verborgen plaatsnamen zyn: Diemen, IJlst,
Raalte.
Een patroontje
Onder de KnutselwerKjes l:wam meermalen een
bonbonbakje voor. Wellicht zijn er mesjes, die
daarvoor een aardig kleedje willen maken.
Het volgende patroontje werd daarvoor ingezon
den:
1. 8 steken opzetten.
2. 1 toer recht; 3. omslaan 1 recht; 5. omslaan 2
recht; 7. omslaan 3 recht.
9. omsl. 1 r. omsl. 1 r -omderen. zo de he* toer.
11. omsk 1 r. omsl. 2 r. minderen, enz.
13. omsl. 1 r. omsk 3 r. minderen, enz.
15. omsl. 1 r. omsl. 2 r. omsl. 2 r. minderen, enz.
16. 7 st. r. minderen, enz.
17. omsl 1 r omsl. 2 r. omsl. 3 r. minderen enz.
18. 8 st. r. minderen.
19. omsl. 1 r. omsl. 2 r. omsl. 4 r. minderen enz.
20. 9 st. r. minderen.
21. omsl. 1 r. omsl. 2 r. omsl. 5 r. minderen, enz.
22. 10 st. r. minderen.
23. omsl 1 r omsl. 2 r. omsl. 6 r. minderen, enz.
24. 11 st. r. minderen.
25. omsl. 1 r. omsl. 2 r omsl. 7 r. minderen., enz.
26. 12 st. r. minderen.
Zo kan men vo.ortgaan, tot het voor het doel
groot genoeg is en dan met een haaktoer afmaken.
Daartoe maak je van 3 st. 1 vaste steek, telkens
met 7 losse er tussen.
168
O "2
a s r*.
if I-
I 4m-y
DE ROTTERDAMMER
NIEUWE HAAGSCHE COURANT
NIEUWE UTRECHTSCHE COURANT
NIEUWE LEIDSCHE COURANT -
ÉH DORDTSCH DAGBLAD
Opzien naar den hemel
Welke ook zeiden: Gij Galileesche
mannen, wat staat gij en ziet op
naar den hemel Deze Jezus, die
van u opgenomen is in den hemel,
zal alzoo komen, gelijkerwijs gij
hem naar den hemel hebt zien
lienenvaren.
Handelingen 1 vers 11.
STILLE aandachtige beschouwing van den
hemel doordringt de ziel van Gods groot
heid en majesteit. En Gods Woord roept er
ons herhaaldelijk toe. Denk maar aan Ps. 19.
De hemelen vertellen Gods eer en het uit
spansel verkondigt Zijner handen werk. En
aan Jesaja's bemoedigend: Heft uwe oogen om
hoog en ziet wie deze dingen geschapen heeft,
die ze alle bij name roept vanwege de groot
heid zijner krachten en omdat Hij sterk van
vermogen is; er wordt ér niet één gemist
(Jes. 40 26). Terugslag op het woord tot
den vader der geloovigen eens gesproken: tel
nu de sterren, zoo gij kunt: alzoo zal uw zaad
zijn (Gen. 15 5).
Het is zoo. die hemelen openbaren ons niet
het geheim van onze verlossing. Hoe rein ze
ook zijn boven deze bezoedelde aarde, hoe
vredig het firmament zich welft over het ge
woel van ons aardsche leven, het ontdekt ons
niet den weg tot den vrede met God.
Maar wie uit Gods bijzondere openbaring
dien weg en dien vrede heeft gevonden, voor
dien stort de hemel een nieuwe spraak uit,
die aan het getuigenis des Woords beeldende
kracht bijzet.
Opzien naar den hemel wordt dan nog iets
anders dan het bewonderen van sterren
pracht of zonneglans of wolkenstapeling of
kleurenspel bij avondstond en ochtend-
vroegte.
Van onzen Heere Jezus lezen we bij herha
ling, dat Hij opzag naar den hemel, bij het
zegenen der wonderbaar vermenigvuldigde
brooden, bij het „effatha". waarmede Hij den
doofstomme genas, bij de opwekking van
Lazarus. En als Hij Zijn discipelen voorzegt
de teekenen die aan Zijn wederkomst zullen
voorafgaan, dan voegt Hij daaraan toe ATs
nu deze dingen beginnen te geschieden, zoo
ziet omhoog en heft uwe hoofden opwaarts,
omdat uwe verlossing nabij is.
Hier is het opzien naar den hemel, gelijk ge
verstaat, telkens de uiting van het vertrou
wend inwachten der hulp van Hem, die in
den hemel woont. Daarom staat er in de
gelijkenis van den farizeër en den tollenaar,
dat deze in zijn bange verslagenheid ook zelfs
de oogen niet wilde opheffen naar den hemel.
Het doet u daarom eenigszins vreemd aan
uit den mond der engelen, die na Jezus'
hemelvaart aan de discipelen op den olijfberg
verschenen, deze woorden te hoorenGij
Galileesche mannen, wat staat gij en ziet op
naar den hemel
Maar het is ook duidelijk, dat deze engelen
niet zonder reden hen daarvan afmanen. De
reden ligt ook voor de hand. Ze hadden Jezus
zien henenvaren. Toen onttrok een wolk Hem
aan hun oogen. Maar ze blijven hun oogen
naar boven houden, of mogelijk die wolk zal
wegdrijven en hun nog eens de gelegenheid
zal laten Hem te zien. Doch dit zal niet meer
gebeuren. Het zien is voorbij. Eerst aan het
einde der dagen komt Hij wederdan zullen
ze Hem weerzien.
Daarom moeten ze nu niet langer blijven
staan en opzien naar den hemel. Hij is in den
hemel opgenomen, en daarmee ook van hen
weggenomen. Dit hebben ze ten volle te aan
vaarden. De aanbidding, waarin ze Hem na
zagen, mag en moet blijven. Maar de licha
melijke en zichtbare tegenwoordigheid, die ze
zochten vast te houden, moeten ze loslaten.
Toch sluit dit woord der engelen nog iets
anders in.
Jezus' discipelen waren nog bevangen in de
gedachte, dat het werk huns Heeren op aarde
niet was afgeloopen. Ze verwachtten nog
altijd een zichtbaar koninkrijk in Israël. Dat
is gebleken uit hun vraag Heere, zult gij in
dezen tijd aan Israël het koninkrijk weder
oprichten
Op die vraag heeft de Heere hun geen ant
woord gegeven van ja of neen, maar hen nog
eens gewezen op de taak, die hen wachtte
in Zijn dienst.
Maar dan moeten ze ook niet blijven staan
en opzien naar boven. Neen, dan moeten ze
uitgaan in de wereld met den blik vooruit
gericht.
Zoo is het in heel de geschiedenis der Kerk,
in de worsteling van het Koninkrijk der he
melen in deze wereld. Zoo is het ook in uw
eigen leven.
Nu eens wordt ge geroepen de oogen op te
heffen naar den hemel, dan weer wordt ge
geroepen voor u uit te zien in het leven en
den levensstrijd. En welk van die beide ge
hebt te doen hangt niet af van uw eigen nei
ging of stemming, maar van den wil des
Heeren, die alleen weet wat gij noodig hebt
en wat goed voor u is.
Er is toch een werk des Heeren, dat Hij aan
zich heeft gehouden. En dit vraagt van u een
biddend hart en ten hemel geslagen oogen.
Maar Hij heeft ook u een werk te doen ge
geven, dat gij niet van u moogt afwentelen,
Uit psalm honderddertig
Naar de berijming van Vondel.
O, Heer, om noodhulp riep
Ik U uit 's afgronds diep.
O, Heer, aanhoor ons schreien,
En luister toch, en let
Met aandacht op 't gebed,
Waardoor wij hulp verbeien.
Wilt Gij ten oordeel gaan
Op 't geen hier werd misdaan,
W ie kan zijn zaak verweren
Maar Gij verzoent de smet
Door Uw genadewet
Geen misdaad kan mij deren.
Mijn ziel betrouwde op 't woord
Van God, die mij verhoort.
Mijn ziel beval haar zorgen
Aan God. Al Gods geslacht
Prtrouwt zich op Zijn wacht,
Tot 's nachts toe, van den morgen.
maar met alle inspanning hebt te verrichten.
In Zijn kracht, zeker, maar dan toch zoo dat
gij het hebt te doen. En hierbij moeten uw
oogen recht voor u uitzien, in het vertrou
wen op zijn almachtige hulp.
Dit tweeledige van de juiste levenspraktijk,
waartoe ge als Christen gehouden zijt, en
werken zijn en blijven onderscheiden, kunt
ge aanduiden met de woorden: gebod en ge
bed. Zoo tot het een als tot het ander roept u
des Heeren Woord. Maar bidden en werken
zijn en blijven onderscheiden.
Toch grijpen ze telkens in elkander. Wie een
van beide verwaarloost, zal ook in het andere
tekort schieten.
Dit gaat door voor heel de praktijk van ons
leven.
Het oog ten hemel, waar God woont, waar
Christus is ter rechterhand Zijns Hemel-
schen Vaders. Vandaar is onze hulpe.
Maar dan toch weer het oog gericht op den
arbeid waartoe we geroepen worden.
Totdat de Heere ons aflest van onzen post.
Als Hij komt en ons tot Zich neemt. Dan mo
gen we voor het laatst onze oogen ten hemel
heffen. Om altoos met den Heere te zijn.
De wonderlijke juweelen
Een dame, die haar gansche gezondheid ver
loren had in het najagen der vermaken van
de grooie wereld, lag te bed en verlangde naar
het gezelschap en het genot, dat zij eens ge
smaakt had.
Zij verzocht haar verpleegster, het kistje te
ha'cn, waarin haar juweelen bewaard werden,
opcfat zij zich mocht vermaken met in haar
herinnering terug te roepen de feesten, waarop
zij die kostbare steenen gedragen had tot be
wondering van zoovelen.
„Nu zuster'*, zei ze, „zou je niet gaarne enkele
van deze juweelen hebben
„Neen, mevrouw, in het geheel niet, want ik
heb veel fijnere juweelen".
„Hoe is dat mogelijk, zuster? De mijne zijn
de fijnste juweelen van het land. Waar zijn do
uwe 1 Je draagt ze nooit".
De verpleegster nam haar Bijbel op, zeggende
„Mijn juwee'en zijn hierin".
„Neem ze er eens uit en laat ze me eens zien I"
„Wel mevrouw, mijn juweelen zijn zoo kostbaar,
dat ik er u slechts één te ge-ijk toonen kan".
Toen sloeg ze baar Bijbel open en las: .,Ik heb
geleerd vergenoegd te zijn met wat ik ben".
(Phil. 4 11).
Zij vertelde toen van den 6chat, dien zij in
den hemel had; hoe zij, ofschoon arm, een lief
hebbenden Vader had, die voor haar zorgde hoe
groot het ee'uk was, dat zij had in Hem, en hoe
zij nu geduldig wachtte op het komende
Koninkrijk.
„Nu. zuster, ik heb nooit zooiets gehoord: boe
gelukkig moet het zijn, zoo gezind te zijn als
gij t Ik wou, dat ik het ook kon".
Den volgenden dag zei de dame„Zuster, ik
zou graag een andere van uw juweelen zien;
d'e eene. die je me hebt laten zien. was zeer
schoon".
De verpleegster opende weer haar Bijbel, en
las„Dit is een getrouw woord en alle aan
neming waardig, dat Christus Jezus in ds
wereld is gekomen om zondaren zalig te maken".
(1 Tim. 1 15).
Door de weinige woorden, die vo'gden, werd
het hart der dame geopend voor het besef, dat
zij een zondares was. en dat Christus Jezus haar
Zaligmaker was. En spoedig vond zij rust, vrede
en vreugde in het geloof en vertrouwen in
Jezus Christus als haar Zaligmaker.
161