Kieurdiimesun Duiiemaiiti huwelijksinzegening Jour dominee Doren, wcru bei ouilp mannetje ernet u ungteteid. Zijn werk werd door een anriei waargenomen en dat wnfi eon harde strijd voor riem geweest Ren ander in zijn plants 1 Niet dij moer des Zondags om de mensclien een p.aatsje le wijzen, maai een an der Als een indringer beschouwde hij hem, dien nieuwen kostei. Ook de nieuwe koster was bij van Da'en om inlichtingen gekomen maar hem had hij niet inet zijn breedvoerigheid te woord gestaan Neen eigenlijk gezegd had de oude den nieuwen b ts toegesnauwd ,.Dn moi je zelf maai zien. want zoon* ik het doe. k.fu jij hei toch niet", had hij gezegd en do nieuwe kiwter had begrepen, dal hij verstandig deed niet te zwijgen. Toch vroeg van Dalen vaak naar dien ander, al leen mnui om te weten te komen, wat er veran derd was Rn ja. hij had het gehoord, die nieuwe koster had op een nieuw trouw-meubilair aan gedrongen, en het was er gekomen ook. „t l«- toch schande", had van Dalen toen onte vreden gezegd. ..zoon nieuweling zal me daar a.les verundere „Dominee had hij er aan toegevoegd, toen do minee Doren hem aan zijn ziekbed opzocht „hoe vindt u dat nou, al hel ouwe weg, ik weg, dat ouwe trouwkleed weg, alles. Dominee, dat is de ijdelhPid, die hier binne komt. As ik nog weer beter word, zet ik geen «tap meer in mijn eige kerk, die ik drieënveertig jare diende. Geen stap, dominee, want ik zou geen ander op mijn kos- tcrsplantsje wille zien zilte". Toen zuchtte de oude koster, die zijn plaatsje op aarde niet door een ander vervuld wenschte te zien. met een diepe zucht Vermoeidheid belette hem enkele oogenblikkcn verder te spreken, waarom dominee het woord nam. „Van Dalen denk toch eens aan: drieënveer tig jaar hebben de kerkgangers jou in je arbeid gezien, en geloof maar, ze hebben het gewaar deerd ook. je hoorde zoo bij die allen, ik zou kunnen zeggen, koster, je was één met je kerk. En nu weet ik het wel, van Dalen: alle scheiden is zwaar, vooral als er zooveel jaren achter den rug liggen. Maar ik houd me aan Gods tijd' om heen e gaan, ook een tijd om hetwer^ in do hand van een ander te leggen. En bovendien, van Da en God heeft een andere taak voor je weg- gelegi in al die jaren heb je de kerkgangers het Hu <- l«v Heeren mogen ontsluiten, thans gaat God dp hemelpoort voor je openen en daar vind je meer dan al die oude dingen, waaraan je zoo gehecht bent. Daar is ook een bruiloft, maar daar behoeft onze koster het oude trouwkleed en zijn oude knielbanken niet neer te zetten. Eenmaal zu' je aanschouwen, dat ook daar een nieuw kleed is, e«n kleed door den Bruidegom Zelf be reid, neen, niet om neer te leggen, maar veel schooner, een kleed, dat onze kosler zelf mag aan doen Ie weet dat wel, van Dalen, het kleed van de reinheid en hei'ighcid des Heeren". „Ja, dominee, zoo is het: ik mot alles 'oslaten: mijn kerk, mijn werk, en ik mot een plaats gun- ne an de nieuwe. Het kost me strijd, dominee, maar..., het mot". „Juist, van Dalen, strijd is noodig, strijd om in te gaan, maar je kan dat zelf niet, wou je zeggen. Zeker niet door eigen kracht, maar door des Heeren hand is er behouden aankomst in het Va derland". „Dat weet ik dat weet ik. God heeft me verloet". „En hoe vaak heb je niet meegezongen, van Da len, dien bekenden vijfentwintigstcn psalm „Wi« heeft lust den Heer te vreezen „En óf ik, dominee, juist een psalm, dien ik zoo graag hoor 1" En zonder één woord er tusschen te plaatsen, ving dominee Doren aan te zingen met zijn mooie sonore stem. Moedig en vol zeker heid k'onk deze psalm in het kleine kamertje van den ouden koster. En van Dalen, ja, hij zong mee, gebroken, soms naast de juiste toon, maar dat hinderde den predikant niet, want hij wist het, hier zingt een kind des lleercn, van wie het aard«n vat op breken staat. Met ontroering nam de dominee afscheid, voor het laatst Dominee, één ding mot Ik nog vrage, rfie nieuwe, vraag s of ie bij me komt. want ik mot hem mijn schuld belijden Zeker, van Dalen, dat doe ik. God zij je nabij I" Uitgeput viel de oude koster in zijn kussens te rug. moe, door het vele praten. Maar in zijn ziel lachte en jubelde het. Twee uur later stond de nieuwe koster aan de. sponde van zijn voorganger. Geen woord meer kwam er over de lippen van den oude. Geen woord ook kwam er over de lippen van den Hieuwen. Tusschen hen was een diepe k'oof.... van Dalen was niet meer. Hier moesten woorden verstommen, omdat de laatste ademtocht aan van Dalen ontsnapt was en beklemming zich van den nieuwen koster had meester gemaakt. Aan de open groeve kon dominee Doren getuigen van Dalen heeft plaats gemaakt voor onzen nieu wen koster. Met veel strijd heeft hij die plaats ingeruimd, omdat hij gehecht was aan n| het oude, dat hij beter achtte. Maar mij heeft hij kort voor zijn heengaan betuigd alle bandon te willen ontbinden en den nieuwen koster als zijn w«-.SCu> S&gSfi I Ë«^Q^,u^35,0'0»l'liCalr1 's-f tlIJL^IIs iJllislMljLL: s .s s=5 Panorama van ten groot bloembollenbedrijf. Links de rietschelften waarmee des winters de bloembollen worden gedekt. Op den achtergrond de torens van Sassenheim en links de ruïne van het Slot Teylingen, in de wandeling „de Stomp" genoemd. (Foto J. W. de Gruyter, Sassenheim) HOE gaat het nü toch wel in de bollen is de stereotype vraag die mij gesteld wordt als ik mijn oude kennissen in de stad nog eens ontmoet. „Zeker niet al te best", zijn zij mij dan voor als het antwoord aarzelend (want wie loopt er nu graag met zyn tobberatiec te koop) uitblijft. Ja er zijn altijd menschen die het naadje van de kous willen weten en dat is in dit geval lastig. Want het naadje van de kous die gebreid wordt in de bollenwereld komen zij nóóit te weten. Al jaren geleden ben ik naar de geestgronden van de bollenwereld overgeplant, ik ben al wortel vast, maar nóg voel ik dat de rasvakmenschen, die al op vader's arm door de bollenvelden gingen, mij nog niet altijd voor vol aanzien. Niemand hebbe dus de illusie dat tijdens een luchtig over-en-weer-praatje de nevelen waarin het vak voor den buitenstaander gehuld ligt, vol ledig op zullen trekken. Wordt mjj evenwel om dezen tijd van het jaar naar het welzijn van het mooie vak gevraagd, dan is het antwoord niet moeilijk: „De bollen bloeien weer 1" Dat antwoord zegt alles. Het biedt troost in dezen benarden tijd en vermag den mensch voor een wijle boven zijn zorgen uit te tillen. Een bloeiend bollenveld stopt voor een oogenblik de onveranderlijke kringloop van onze gedachten en van de bloemen gaat de blik naar boven: Hoe groot zijn Uwe werken o Heere Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt. Het antwoord aan de vragers „De bollen bloeien weer!" was vroeger voor allen, thans nog maar voor enkele getrouwen, een uitnoodiging om hun jaarlijksch bezoek te komen brengen. De meesten haddden de aardigheid er gauw af. Dat zijn niet de echte bloemenliefhebbers. Vroeger had ik ook nog de illusie dat iedereen die ik volgens een van te voren nauwkeurig opge maakt plan de campagne langs de mooiste plekjes zou voeren, in stijgende opgetogenheid zijn tocht zou volbrengen. Die illusie is intusschen al lang ter ziele. De gekleurde prentbriefkaarten die ik met kwistige hand had rondgezonden hadden hun het dubbele aangezegd in plaats van de helft: bloemenvelden aan bloemenvelden tot zoo ver het oog reikt. De ontvangers moeten wel de ge dachte gekregen hebben dat in de bollenstreek de bloemen zelfs tusschen de straatsteenen groeien. Een van de eerste bezoekers die ik, nog zijnde in de periode van mijn eerste ijver zou rondleiden, was mijn oud-oom Gruttema, een welgedane kruidenier uit het Geldersche. Deze Grultema gaf direct al de grootste knak aan mijn te hoog gespannen verwachtingen. „Waar staan nou die bollen van honderd gulden per stuk was zijn eerste vraag toen wij op den tuin arriveerden, en langs een prachtveld ..dood- opvolger te willen erkennen. Mij heeft hij zijn «rliuld heieden, narist God: zijn Onverdraagzame houding jegene den nieuwen koster, en al het nieuwe, is hem lot zonde geworden. Nu hééft God hein ook vernieuwd: in het nieuwe Jeruzalem zingt hij mee het nieuwe lied. want, a) het oude is voorbij gegaan. Diep ontroerd had dé nieuwe koster toegeluis terd. Hij was te laat gekomen om de echu'dbolij- denis \an van Dalen aan te hooren, maar God was op tijd en Hij had gehoord. Velen vergaten spoedig den ouden koster, want och. hij wa« maar kosler. Maar hij ging heen, meer gerechtvaardigd don gewone" Couronne d'or tippelden van twee en een halve cent per stuk. „O, die komen wij straks wel tegen", zei ik onverschillig nadat ik een leelijk woord achter zijn breede rug had gemompeld. „Wat kosten die nou?", vroeg hy, plotseling stil staande. Hij wees met zijn stok naar de Couronne d'or's. „Vindt U ze mooi?" vroeg ik ontwijkend. „Gaat wel, een beetje korte steeltjes". Deze opmerking was nog zoo gek niet en ik veerde weer wat op. „Die worden door de bloe menwinkels ook niet als snijbloem gebruikt, maar voor het opmaken van bloemenmanden", gaf ik terzake kundig terug. Ik knoopte er een heele vakkundige beschouwing aan vast, maar Grutte ma luisterde maar half. Ik zag het aan zijn afwe zige blik. Het woord „bloemenwinkels" had zyn gedachten weer met één sprong naar zijn toon bank-la gevoerd, daar ligt voor hem het centrum van het wereldgebeuren. „Wat doet die kerel hier eigenlyk?" ging het door myn hoofd toen hij van bed tot bed wan delende een opsomming gaf van de trucjes die hij toepaste om oude schuld binnen te krijgen. Een laatste poging om hem te imponeeren deed ik aan het eind van onze wandeling, toen wij bij de bollen arriveerden die vanwege hun fabel achtige prijs zijn belangstelling hadden gewekt „Dat zijn ze nou Hij begreep mij direct en stond met een schok stil. Zijn kwebbel klapte dicht Bijna eerbiedig staarde hij naar het voor hem on doorgrondelijke worden, een mooie langstelige tulp, die achter een juten windscherm bijna on merkbaar heen en weer wiegde. „Snap jy het dat ze daarvoor één honderd gulden geven?", vroeg hij uit zijn starende houding en eerbiedig stilzwijgen ontwakende. „Ja, luister eens hier oom. Maar oom luister- Hij hield het maar liever by zyn koffie, rijst en havermout van zooveel centen per pond. Daar had hij meer houvast aan vond hij. Vroeger dan het program aangaf waren wij thuis, 's Middags zijn wij naar Noordwijk getramd, want nog nooit van zyn leven had hij de zee gezien. Samen zaten wij, ons koesterend in het voorjaarszonnetje, op een duintop. En wat de bollenvelden op hem niet vermochten, vermocht op hem de aanblik op de qneindigheid van de dei nende zee. Tegen zóó'n onmetelijkheid kon hij niet gapen. Zoo lang wij daar zaten was en "bleef hij sprakeloos. Ik geloof dat hij voor het eerst van zijn leven de waarde van zijn geldla voelde ineenschrompelen en onder den indruk kwam van God's groote schepping. De volgenden morgen aanvaardde hij de terug reis. Ik bracht hem naar de tram. Zónder een bosje tulpen. Dat vond hij te lastig onderweg. Wat zijn er toch een rare kostgangers in de wereld. Na hem volgde mijn vroegere collega uit de stad, Constantijn Puntneus. Een veel dragelijker type op de bollenvelden, maar ook nog lang^iiet ideaal. Dat is er nu een die van alles het naadje van de kous wil weten. Hij wroet met zijn neus net zoo lang tot hij op de bodem van alle problemen is doorgedrongen. Hij heeft het aardig ver gebracht in de wereld, maar de collegialiteit heeft er niet onder geleden. Wij jij-en en jou-en tegen elkaar naar hartelust en zeggen als het zoo moet el kaar nog ongezouten de waarheid. Ik verdacht er hem in het begin van dat hij de moei ü.uet treden. Van die gedachten is hy gauw genezen. Ik duwde hem drie lyvige buitenland- sche prijscouranten in de moderne talen in de hand, en vertelde hem dat de practische kennis van die talen en ook van de Noo che talen, wel licht nergens zoo verbeid waren als juist in de bollenstreek. Ik liet hem ook lezen een bericht in een vakblad van enkele jaren terug waarin werd medegedeeld dat een rechter in Engeland, tijdens een rechtzitting een compliment maakte tegen een Hollandschen bollenreiziger die als ge tuige het woord voerde, over zijn correcte uit spraak, waardoor hy nauwelijks van een geboren Engelschman was te onderscheiden. Zie aoo. die zat. Gewapend met zijn prijscouranten vergezelde hij mij naar den tuin. Hy vroeg my honderd uit over de interne aangelegenheden van het vak, maarkeek alleen naar de bloemen als ik zijn aandacht er op bepaalde. De namen van de bloemen vond hy interessant. Hij bladerde in de prijscouranten en maakte er een sport van om de bloemen die hij op het veld tegenkwam ook in de catalogus te vinden. Zijn wijsheid speelde hem ook daarbij parten. Hij ontdekte een fout in de prijscourant. „La Tulipe Noire", een Fransche naam, met een Engelsche kleurbeschryving, dat lijkt niks", sprak hij met de air van iemand die een heele ontdek king doet. „Dat moet natuurlijk zijn „The black Tulip". Mis! Puntneus. Ik bracht hem aan zijn verstand dat de eigen-nameji der bloemen nooit veranderen. „Net zoo goed als jouw naam altijd Narcissen met oranje cup, die vooral de laat ste jaren de vroeger meer algemeen bekende Trompetnarcissen in populariteit naar de kroon steken. Foto J. W. de Gruyter, Sassenheim onveranderlijk Puntneus zal blijven en nooit zal veranderen in Nez-pointu, op welk plekje van de aardbodem je ook verblyf houdt, net zoo min veranderen de bollen van naam, onverschillig of zij naar Stockholm of naar Pretoria gaan." Als ik hem nog eens spreek zal ik hem het laatste bericht laten lezen in het vakblad, waarin de redactie berichtte dat in den laatsten tijd sommi ge exporteurs, door de gewijzigde omstandighe den, waardoor de handel meer dan voorheen op het vaste land van Europa is aangewezen, de neiging vertoonden om Engelsche en Fransche namen te gaan vertalen. De redactie was gemach tigd te verklaren dat dit door niemand op prijs wordt gesteld en dat dit slechts aanleiding kan geven tot verwarringen. Maar nog voelde hij zich niet verslagen. Hij nam weer een duik in de catalogus. „Hier dit is toch zéker een fout, Madame Krelage staat gerang schikt op de „K" van Krelage" Wéér mis Punt neus. Bloemen-namen worden onveranderlijk ge catalogiseerd op de allereerste letter van den naam, onverschillig of die eerste letter het begin is van een lidwoord, een titel of hoe dan ook. „Le Rêve d'or" (De gouden droom) staat op de „L" en niet op de „R", „The President" op de „T" en niet op de ,,P", „Joh. Seb. Bach", op de „J" en niet op de „B". Maar ik was het al lang zat en verzocht hem dringend nu maar verder zijn mond en zijn cata logus dicht te houden en zijn oogen wijd open te zetten. Daar was hij toch per slot van rekening voor gekomen. Dit hielp I Wij vielen ergens aan de slootkant neer met het gezicht op een pracht veld parkieten (papegaaitulpen), wat zijn aan dacht een tijdje gevangen hield nadat hij de naam in de lijst had opgezocht. De bnasknecht kruiste ons pad en bood aan om voor den bezoeker een „bossie blommen" te sny- bossie „Fikken", besliste Gideon en hij liep recht op het veld af waar, naar ik Puntneus had ver teld, de narcis Bicolor Victoria stond te bloeien. Hy keek mij vragend aan en het begon hem te duizelen toen hij bemerkte dat vele bloemen namen naast hun officieele naam er ook nog een op nahouden voor het dagelijksch gebruik. Hyacinthen „Gertrude" zijn „Truien", Couleur de Cardinal zijn „Kleuren", Poeticus-soorten in de narcissen heeten in de wandeling „Porreke", enz. Zoo peddelde 's avonds dus Puntneus naar de stad met een bosje „Fikken" en „Porreke" achter op zijn fiets, namen die hij nooit in de catalogus zou vinden. Toch moesten Gideon en ik erkennen dat wij van hem ook nog wat hadden geleerd. „Bicolor" van Bicolor Victoria beteekende Twee-kleurig (gele trompet en wit dekblad) en „Albo Pleno Odorato", een dubbele narcis, in de wandeling Pleno's ge noemd, beteekende letterlijk vertaald „Wit, dub bel, welriekend. Puntneus mag dan aanmerkelijk dragelijker ge weest zijn dan Gruttema, een ideale bloemenlief hebber is hij nog niet. „Neen, geef mij dan mijn tante Belia maar!" Ieder jaar, reeds in het begin van Maart komt er stee-vast een briefkaart, met haar verzoek of ik ze toch vooral wil schrijven wanneer de velden op z'n mooist zijn en of ze dan weer een middagje kan komen. 24 is een eenvoudige hartelijke ziel en ondanks ftsur welgedane vormen, een en al bedrijvigheid. Zij heeft geen kinderen en sinds den dood van haar man leeft zij voor haar talrijke neven en nichten, haar kanarie-pietje en.... voor bloe- En wat my welkom is, over de saneering van het vak, invoerrechten en contingenteeringen, kikt zij niet. Zij leeft wat dat betreft in een voor ons wederzijdsche weldadige onwetendheid. Het was ideaal voorjaarsweer toen wy de laatste keer onze ronde langs de bloembedden maakten. „Zyn die mooie rooiertjes er weer waarvan ik verleden jaar een bossie mee naar huis kreeg?" Ja dat was in orde. „Ik heb ze verleden jaar twee weken en drie dagen goed gehouden". Van de namen trekt zij zich niets aan, haar onderschei- dingsaanduidnigen blijven beperkt tot „gelertjes, wittertjes" enz. Maar niettemin neem ik voor haar intuïtieve smaak mijn hoedje af, die meestentijds aardig overeenkomt met de vakkun dig beredeneerde beoordeeling. Zij komt in een oprechte verrukking als zy hal verwege den tuin haar rooiertjes van het vorige jaar ontdekt. Ze laat zich voorzichtig op haar knieën vallen om de zoete geur te ademen. Als zij op haar schuchtere vraag hoort dat zij ook nu weer hiervan een bosje mee kan krijgen, is haar middag door niets meer te bederven. De menschen van het vak kijken die bepaalde „rooiertjes" waar zijhaar hart nu eenmaal aan schijnt verloren te hebben, bijna niet aan wan neer zij voor eigen huiskamer gaan snijden. „Het is zoo'n ouderwetsch soort". Maar juist dat „Ouderwctsche", doch niet verouderde, is een be wijs dat de keus van tante Belia zoo gek nog niet is. Veel variëteiten toch beleven het niet om ouderwetsch te worden, „zij halen het rit niet" zegt de vakman, doch verdwijnen van de markt nog voor zij algemeen bekend waren. Voor het najaar beloof ik haar wat tulpen voor op een pot en wat hyacinthen voor glas. Dood-moe, maar ziels-gelukkig met de groote bos tulpen op haar schoot, zwaait zij mij 's avonds ln 't vredig stil bij myrthen en olijven, wier zoete geur zonlichte lucht doorzweeft, waar wazig witte lichte neev'len drijven en weemoedsstemming 't wachtend hart doorheeft, rijst s Menschenzoon, bevrijd van aardsche banden, zijn jong'ren zeeg'nend van de aard' omhoogf ze zien Hem na. met opgeheven handen en met een van ontroering vochtig oog; ze zien Hem langzaam voor hun blik verkleinen Hij vaart door d' ether naar de Hemelsfeer een wolk doet Hem vóór 't starend oog verdwijnen, der jong'ren hart, vol spanning, bidt „Keer weer Wat staat gij en verwacht Zijn wederkomen Ja, éénmaal keert Hij op de wolken weer; dan zal Hij voeren alle oprechte vromen in 't land van eeuw'ge rust, bij God den Heer l O, Jezus, Die ons plaats bereidt daarboven, blijf ons met Uw Gena en Geest nabij, Laat onze ziel Uw lout're liefde loven en maak ook ons vari aardsche banden vrij. H. W. AALDERS. vanuit de vertrekkende tram het laatst vaarwel Het recept om de tulpen de eerste nacht over in de krant te laten staan kent zij al van jaren her. En een paar weken lang zal in haar huisje in de „Zeeheldenbuurt" een uitbundig lentefeest de schoonheid van God's schepping verkondigen. Alles wat zijn brood moet verdienen in de bloe men en de voor-producten daarvan moet het tenslotte hebben van de menschen van het genre van tante Belia. Het vak zal nooit rijk worden van de Gruttema's en de Puntneuzen, maar van de huismoeders die op den Zondag net zoo hard behoefte hebben aan een blommetje in huis, als de man aan zijn sigaartje. Ik kan ieder raden om la tante Belia een bezoek aan de bloembollenvelden te brengen. De meeste bezoekers zien vaak, een bekend spreekwoord omdraaiende, door het bosch de boomen niett Zij zijn altijd op jacht naar de groote, grootere en grootste velden. Het is inderdaad indrukwek kend wanneer de kleurenpracht van het bollen land als een dik tapijt voor ons ligt uitgestrekt, maar vergeet ook niet de regels van Guido Ge- zelle: Stop eens een keer op een eenzaam plekje langs de slootkant en geniet in stilte van een paar bed wiegende darwintulpen of geurende hyacinthen. Dat is bloemen-kyken. ten mooie groep Darwintulpen aan den vijver-rand. (Foto J. W. de Gruvter, Sassenheim) tl 56 151

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 12