"ue mmüdorngepiant
Menno van Coehoorn
Krijgsman en Vestingbouwkundige
„De luwe luchten doen de knoppen breken"
IN het „war'lend vooijaarelicht" ontvouwen d©
boomen en struiken de jonge, zijden blaadjes
en naarmate de wispelturige Aprilmaand ver
lijdt, wordt het verlangen naar de „lieflijke Mei"
©terker.
Van de ouden wae het vooral Ovidiu©, die zich in
bespiegelingen, omtrent de schoone Meimaand
verloor, met name van den eereten Meidag.
De kom9t van de Mei wordt aangevoeld ale iets
faecineerends, iets overweldigends. Vandaar, dat
de Meidag sleede een dag van vroolijkheid en
verwachting, van vreugde en hoop is.
De oude volksliederen spreken hier duidelijk van
en hel was vooral voor den plattelandsbewoner,
wiens bestaan toch afhankelijk was van een rijken
oogst, dat de Meimaand, waarin zich de verjon
ging van het natuurleven op het schoonst demon
streert, wel de grootste beteekenis had.
Dan trok de jager in het groen uitgedost met
groen versierde boog de wijde velden in. De op
gewonden jeugd trok naar de wouden voor bet
vollen van een meiboom. Onder het gejuich werd
deze op een met kransen behangen wagen naar
het dorp of de stad gereden. Hier werd hij onder
uitbundige vroolijkheid kwistig versierd met
lovertjes van zilver- en goudpapier. Grappige en
humoristische spreekwijzen werden tusschen de
takken geslingerd en eindelijk werd de boom op
het n'orp9plein of de gemeenteweide opgericht.
In Den Haag waren het vooral de schutterijen,
volgens dr Schotel, die veel werk van zulke boo
men maakten. Dienaangaande sprak e«n toen ver
schijnend blad van 1 Mei 1671, volgens denzelfden
schrijver, ongeveer als volgt: „Den morgenstondt
wiiK naeulijckx in Den Hage op den laten Mei
gertwen, of m«n sach noch de oude fluxbeyt der
H&genaers door t oprechte van ses meyboomen,
als een voor den Heeren Staten van Hol landt ende
West-Vrieslandt, met het advijs in oen wimpel:
„hoewel ongenoegt, past evenwel op", voor de
Stalen Generael: „in fulcrum pacis" (tot verzeke
ring van den vrede moet men voorzien zijn van
wapenen); yoor den Prins van Oranje: „de voet
stappen der doorluohtige voorouders te volgen".
Het planten van den Meiboom hao' vaak des
nachts voor don eersten Mei plaats of heel vroeg
in den morgen van dezen dag. De Meiboomplan-
tin.g heeft zich weten te handhaven tot den tijd
der Fransche ReVolutie.
Van Stadhouder Willem V lezen wij nog, dat hij
naar de schutterszaal ging, waar hij geruimen
tijd bezig was, met het bekijken der prachtige
versierde Meiboomen en met het leaen der aange
brachte spreuken.
Grooter en dieper nog was de blijdschap, wan
neer door het zachte weer reeds op 1 Mei de boo
men in bloei stonden. Allerwegen waren dan de
straten met eerebogen versierd. Meidansen werden
uitgevoerd en lentezangen klonken. De hooge boo
men waren overladen met bloemen en groen,
kleurige doeken en linten. De meisjes droegen
kransen om het hoofd en hadden bloemen m het
haar gestoken. Soms ook wisselde zang met
muziek af. Toen evenwel de vroolijkheid ontaard-
do in te groote ruwheid, werd de „May-viering"
verboden. Het planten van den grooten levenden
boom, symbool der ontwakende natuur, ging over
in het plaatsen van een staak, die de rijkelijke
en kwistige versiering van den oorspronkelijken
Meiboom miste en tegenover dezen slecht© een
povere figuur maakte.
Eigenaardige gebruiken gingen met de Meiboovn-
pdanting gepaard. Zoo was het te Lage Zwaluw©
gewoonte, dat de jongelieden op den Isten Mei
dag heel vroeg opstonden, om op het dak van
hun geliefde een aantal takjes te plaatsen net
•ooveal als er meisjes waren in de plaats, terwijl
elders weer op de daken der huizen van „oude
(vrijsters" vogelverschrikkers werden geplaatst,
in Limburg komt het Meiboom-planten nog vrij
veel voor. Dan siert men, volgens Dr Knippen
berg, plaatselijk nog de huizen met meitakken
maar wierp zich over den muur. Zonder op of om
te zien greep hij de werktuigen.
De vader zag het, want de vader werkte altijd
het eerst en het laatst. Hij sprak niet: nu be
hoeft het niet meer! Nu mag jij niet meer. Dat
zegt een vader nooit, een vader laat steeds plaats
©pen voor berouw. In zijn hart jubelde het: Mijn
kind, m ij n zoon
In wie van die twee jongens is ons beeld getee-
ker.J? Leg niet te ras uw vinger bij dengene. die
den wil des vaders gedaan heeftZeg niet
te gauw: Dat ben ik, Pa! Want helaas er is veel
e h ij n-gehoorzaamheid bij de kinderen van den
Heinelschen Vader. Daar is dikwijls een gedaante
van godzaligheid waar het wezen ontbreekt. En
dit is het gevaarlijke van zulk een toestand: zoo
lang de schijn standhoudt, kan er van werkelijk
berouw geen sprake wezen. Wij zeggen zoo ge
makkelijk van onszelf: wij dienen God natuur
lijk! Gelukkig de mensch die het berouw kent en
yan wien geschreven staat: „Daarna, berouw
hebbende, ging hij henen".
De Meimaand is op 't platte
land de maand van bruiloften
en feesten. Dan worden stoe
len en tafels per schuit van
den kastelein gehaald en naar
de schuur gebracht, waar de
pret kan beginnen.
(Pax-Holland)
en trekken de bewoners van Venlo, onder vroo-
lijke muziek naar het kapelle-tje Genooi. Bij hun
terugkeer zijn de opgetogen muzikanten om
kranst met het jonge loof van den heerlijken
Mei.
Ook uit Kalffe „Het Lied in de Middeleeuwen",
kan men opmaken, dat het meiboom-planten al in
de 15e eeuw voorkwam.
Dr Schrijnen merkt op, o'at het steken van mei
takken op de daken, zooals hierboven is vermeld,
tot voor kort nog voorkwam m Sittard, Heeze,
Valkenburg, Waalre, Hooge Mierde enz. Daarbij
wijst fijne mast op gbedheid, een berkentak op
goedheid en schoonheid, een dennetak, ole altijd
groen is, op gestadige liefde. Een kersentak echter,
waaraan ieder plukt, op verander'ijkheid e«n
hagerfoorn (met stekels) op een „katje".
Op het eiland Texel werd op tfen laatsten April
een groot lentevuur gestookt, terwijl men op
Terschelling tegen het donker worden een bran
dend vlot de ondiepe wateren bij de kust liet
indrijven, dat een' spookachtig licht verspreidde,
Het stoken der lente-vuren heet op Marken: boo-
ker-branden. In feilen gloed brandde dit op den
Zeedijk en vroolijk zong de dorpsjeugd, die om
de vlamimen danste:
„Vanavond is het Meien-avond,
En morgen is het Meien-dag
Dan zullen we de mijt verbranden
Den heelen ganschen nacht".
Volgens H. Grolman heeft in het Zuiden van Lim
burg het kiezen van de Meiliefste plaats. De „ka
pitein van ó'e jonkheid" moet haar uitroepen.
„Op den Isten Mei of wel op den ©er©ten Zondag
in Mei, worden de huwbare meisjes door de jon
gelieden onder elkaar verdeeld, of zooals te Berg
en Terblijt, bij hoogste bod aan d'e jongens toe
gewezen".
Over de Meinachtviering te Valkenburg (L.) ver
scheen van tfe hand van den bekenden folklorist,
D. J. v. d. Ven, indertijd een interessant artikel.
Nadat de Meiboom geplant ie, vertelt deee, trekt
de ongetrouwde Jeugd naar de grot van Valken
burg Hier worot aan eiken jongeling een Mei
liefste toegewezen I
Onder Meiavond heeft men te verstaan den avond
van den 30sten April. Volgens de opvatting van
de oude Germanen was „de naoht de moeder van
den dag". Daar d© naoht hij het vallen van den
avond inging, behoorde ó'e avond bij den volgen
den dag. Als men dus sprak van den eersten Mei
avond, bedoelde men den avond' van 30 April.
Deze oud-Germaansche opvatting ging over op
Christelijke- en verchristelijkte gebruiken. De
Weihnacht of Kerstnacht valt op den avond van
24 December en St. Nicolaasavond op den avond
van oen 5den December, terwijl 6 December de
herdenkingsdag is".
Volgens Lippert verzamelden de jongens zich op
Meiavond onder den dorpslinde. Hier zongen zij
hun Meiliederen. Daar had ook de verkiezing
plaats van den Meikoning, die door Meigraven
werd geassisteerd als rechters. Wanneer de
„koning' eenmaal zijn Meikoningin had gekozen,
werd de lijst van de jongelingen en johgeóoohters
opnieuw opgemaakt. Alle nieuwe huwbaren wer
den er opgeplaatst: de overledenen en gehuwden
werden geschrapt.
Het toewijzen der meisjes had als volgt plaats.
Volgens ó'e lijst riep de eene Markgraaf aMe na
men van de jongelingen af, waarop de vergade
ring vroeg, wie hem zou worden toegewezen. Die
naam werd nu door den anderen Markgraaf af
gelezen.
l)e verhuisdag valt in u'e provincie Friesland op
12 Mei. Dan beginnen volgens H. Grolman de
huurcontracten en eindigen deze ook op genoem
den datum. Op vele dorpen kunnen de dienst-
boo'en een paar dagen voor dezen datum uit hun
dienstbetrekking en treden op 13 Mei in hun nieu
wen dienst.
Er wordt wel van den Ouden en Nieuwen Mei
gesproken. De eerste valt op den 12den dezer
maano', onder den laatsten verstaat men den Eer
sten Mei I Onder „tusschen de beide Meien" is
alzoo te verstaan de tijd, die verloopt tusschen
1 en 12 Mei. Hiervan is de 11de Mei de Mei
avond.
Wanneer luen vee naar de markt bracht te Fra-
fci -5 c
nek er op Mei-avond, zooaLs dat de boeren noem
den, bedoelde men daarmede den llden Mei. En
het gebruik van de benamingen Oude- en Nieuwe
Men werd nog langen tijd onderscheiden, rooale
bij de huur van woningen, personeel, enz.
De M*ventienó'e-eeuwsche jongelieden zonden
elkaar op den eersten Mei de zg. Meigiften, be
staande uit bloemen, galanterieën, enz.
Op den avond van den 30en April had tevens de
Meivaart plaats.
Op plechtige wijze werd de zomer ingehaald en
ingehuldigd.
De jongens ie 's Heer Arcnskerke komen op d'en
avond van den eersten Zaterdag in Mei in een
huisje samen, midden in het dorp. Dit huisje,
dat gewoonlijk voor vischafslag wordt gebruikt, is
dan met groen versierd. De vloer is bestrooid'
met een dikke laag zand en ieder, die de jongelui
met hun kar tegenkomt, wordt medegenomen. Zoo
vieren ze samen het Meifeest. Hierin is misschien
te zien een herinnering aan het Mei-rijden in den
ouoën tijd.
In Zeeuwsoh-Vlaanderen wordt in den Meinadht
een als man aangekleede stroopop opgehangen in
een boom in de buurt van de woning van een
oude vrijster. Heeft een meisje op Zuid-Bevcland
een jongen een blauwtje laten loopen, dan plaatst
men een strooien pop voor haar deur. Komt het
meisje naar buiten, dan valt deze pop tegen haar
aan.
Elder© had het planten van een Meiboom plaats,
zooals in Gelderland en Overijsel, onder toezicht
van het Meigilde.
„Zoodra de boom was geplant, plaatste de Mei
graaf zich als hoofd van het gilde voor d'en Mei
boom. Hij droeg een gToenen krans op het hoofd,
in de hand had hij een tweeden groenen krans,
dien hij op een der meisjes wierp, dat hierdoor
tot Meigravin of Mei-inne gekozen werd en niet
zelden later zijn bruid werd. Het Vlaamsche kin-
der-rondedansliedje herinnert ook nog aan dit
gebruik:
„Ik Heb een Meiboom (of een Meiken) in mijn
hand,
Aam wie xal ik hem (het) geven
Aan deze iffra (juffrouw) nevens mij,
Zal ik hom (het) presenteeren.
Iffra dans jjj8
Iffra, neem den Meiboom aan",
In Vlaanderen trekt de jeugd er op uit, om „d©
Mei te gaan zingen", terwijl op andere plaatoen
in ons land het 9troomend water op den eersten
Mei voor geneeskrachtig wordt gehouden, zoodat
men b.v. te Oldemarkt de schapen door het water
dreef, om ze te vrijwaren voor schurft.
Al die nog overgebleven resten van oude cere
moniën en gebruiken, wijzen heen naar de her
nieuwing der natuur en hoe schoon klinkt het
liedje, dat vooral in Oost-V laanderen gezongen
werd:
„De koude winter is nu verdwenen
Den zoeten zomer die komt er al aan.
Dam ziet gij al de bottekens en boomen,
Te bloeien staan".
„Syt vrolic, groot en cleyne
met deeen Meyentyt,
Hij brengt ons alghenuyne
syn bloem kens met jol ijl»
Syt vrolic, leeft sender nyt,
gheetadigh im 't verbeyden,
Wat ghi boet of waer ghi syt
syt vrolic metten Meye I
Is 't overdenken goed, het overdenken niet,
Hij ziet zich zelve uit, die al te lang doorziet,
Die altijd wilde doen en nooit en heeft
gedaan
't Schaaltongetje moet eens in 't huisje blijven
[staan.
CHR. HVYGENS
04*
ONDER de beroemde Nederlanders uit vroeger
eeuwen neemt de vestingbouwkundige Men
no van Coehoorn een zeer vooraanstaande
plaats in.
Hij werd in 1641 op het Friesche platteland niet
ver van Leeuwarden uit een oud en adelijk ge
slacht geboren. Zijn vader, een oud-kapitein van
een compagnie voetvolk, onderwees hem in het
heuvelachtige terrein, dat het vaderlijke goed om
gaf, in de eerste grondbeginselen der krijgskunde
en toen Menno langzamerhand tot jongeling was
opgegroeid oefende hij zich daar in het maken van
vestingwerken, het opwerpen van wallen en het
aanleggen van loopgraven en mijnen.
Aan de hoogeschool van Franeker doceerde in die
jaren een zekere Bemardus Fullenius, een in
vestingbouw eri wiskunde uitblinkende persoon
lijkheid, die ook Jan Willem Friso onder zijn
leerlingen geteld had. Van hem leerde van Coe
hoorn zoovele zaken, dat hij later in de vesting
Bergen op Zoom aan een door hem aangelegden
versterkten doorgang den naam „Fullenius" gaf.
In den loop der jaren was de roem van den leer
ling in dier mate toegenomen, dat Hendrik Casi-
van Keizersweerd en Bonn dbor den keurvorst
van Brandenburg .Door zyn aanwijzingen name
lijk werd tydens de belegering van Bonn van tak-
tiek veranderd en waar het eerst niet lukte ging
het thans wel. Hem werd toen den titel van
generaal-majoor aangeboden als hij in dienst
van den keurvorst wilde blijven. Dit voorstel is
echter door hem van de hand gewezen, zijn eigen
vaderland had hem dringend noodig. Bij dit be
leg deed van Coehoorn zich van een andere zijde
kennen. Zijn offensieve geest, gepaard aan het
uitbuiten van fouten in een verdedigingsstelsel,
kwam tot uiting.
Het jaar daarna diende hij als brigadier in den
slag bij Fleury en voerde acht bataljons aan.
Hier was hij bijna aan het einde van zijn roem
volle loopbaan gekomen. Omsingeld werd hij van
alle kanten belaagd, en zou gevangen genomen
zijn, als zyn dienstknecht hem niet gered had.
Kort daarna verliet hij, verongelijkt als hy zich
gevoelde door gemis aan promotie, den dienst.
Teruggeroepen, werd hij aan het hoofd van een
regiment gesteld waarvan het commando door den
dood van Graaf van Styrum opengevallen was.
Hij kreeg als opdracht het kasteel van Namen in
beteren staat van verdediging te brengen.
Het bewijs van de deugdelijkheid kon reeds het
jaar daarop gegeven worden toen, nadat de stad
zelf door de kunde van Vauban in drie dagen
tijds door de Franschen veroverd was, het kasteel
het nog acht dagen vol hield. Van Coehoorn ver
dedigde het met 1500 man tegen 15 vaandels en
7 bataljons. De laatste twee dagen duurden de
aanvallen van 9 tot 2 uur. De versterking zou
nooit overgegeven zijn als er geen munitiegebrek
geweest was. Na de overgave groette Vauban zijn
tegenstander met de woorden: Zevenmaal heb ik
de batterijen van het geschut veranderd voordat
ik een aanval op Uwe verschansingen durfde
doen.
De benijders van van Coehoorn sic. ,ou echier
munt uit deze nederlaag, doch hadden weinig
succes, want toen Namen drie jaar later door den
Stadhouder zelf belegerd werd volgde deze na
van Coehoorn geweigerd, omdat zijn zoon nog
slechts een jongeling was.
Eveneens weigerde hy het gouverneurschap vait
Breda en kreeg daarna opdracht de vestingwer
ken der bijzondere gewesten te versterken, omdat
men Lodewijk XIV niet heelemaal vertrouwde.
Hij versterkte Groningen met te stellen inunda
ties en legde nieuwe werken aan tusschen Maa»
en Waal en om Bergen op Zoom.
Tijdens het beleg van den bisschop van Munster
bleek de deugdelijkheid en de onneembaarheid
der eerste vesting; die van de stelling van Maas
en Waal tegen den hertog van Bourgondië; en
Bergen op Zoom was het behoud van Zeeland.
De grootste roem heeft hy echter met een eigen
handig geschreven brief geoogst, waarin hij
voorstellen deed, die volgens hem van belang
waren in verband met den op handen zijnden
oorlog. Had men dien raad bijtijds opgevolgd, dan
ware o.a. Nijmegen niet in het grootste gevaar
gekomen, zoo schrijft „Ons Leger", waaraan wij
dit artikeltje ontleenen.
Ook in de krijgsbedrijven van 1702 speelde Van
Coehoorn een groote rol, doch toen hij in 17Q4
bij Marlborough ontboden werd, kreeg hij een
beroerte en overleed op 63-jarigen leeftijd als
luit-generaal van het voetvolk, gouverneur der
artillerie en directeur-generaal der vesting
werken.
Menno van Coehoorn werd in de kerk te Wijckel
(Fr.) begraven. Een groote graftombe wijst zijn,
laatste rustplaats aan.
ZOU DIT KUNNEN 7
Ik las eens van een regeeringspersoon in Indië,
d«t hij in een druk bezochte winkelstraat van een
of andere stad een dubbele rij boomen wiln'e
planten, opdat de voorbijgangers tegen de bran
dende zonnestralen beschut zouden zijn. En hf
koos voor dat doel jonge Pu pulboom en, een soort,
dat d'oor de Hindoes voor heilig gehouden wordt.
Maar toen dit plan bekend werd, protesteerde al
de Hindoe-kooplieden, zeggende, dat als dit zou
geschieden, zij allen hun winkels zouó'cn moeten
verlaten, want onder die boomen zouden ze geen
enkele onwaarheid, geen enkele overdreven eisch,
geen enkele valsche verklaring kunnen spréken
cn„hoe zouden wij", zoo zeiden ze, „d&n nog
handel kunnen dr ij' *n
W« dunkt u, Winkelt.™ en hanoelnlieden in Ne
derland, mag men voor uw huiken rulkc boomen
P1"1*6" Dr J. H. GUNNING
Lentejubel
Ik verheug mij over kleine dingen,
Wonderen, klein en toch groot,
Over bloemknoppen die openspringen,
Over het uitspruiten van een jonge loot.
Ik verheug mij over kleine dingen,
Wonderen, klein en zoo prachtig,
Over kleine vogels die zingen,
Wat is toch het scheppingswerk machtig l
sempracht vertraagd, doch langzaam aan komt
nu in bloei. (Pax-Holland)
Ik verheug mij over groote dingen,
Wonderen, velerleit
lk dank voor de zegeningen
En verootmoedig m\j.
ANNA VAN ZETTEN